van boze reacties
Psychologie in de Nederlandse detectiveroman
jVa criminele onthullingen
n
over Noord-Brabant:
ATERDAG 19 NOVEMBER 1966
LEIDSCH DAGBLAD
Om na te gaan wat drs. Zaat -precies heeft misdreven, moeten i
^eruggaan tot het voorjaar. Toen verscheen van zijn hand in
jVoord-Brabant'', het orgaan van het provinciaal Economisch-
j 'echnologisch Instituut, een tiental kernachtige artikeltjes onder
verzameltitel ,firabantse ontledingen". De onderwerpen waren
eer gevarieerd: bejaardentehuizen, hotelgasten en sport ziedaar
ten willekeurige greep.
Mi
in die artikeltjes handel-
de jeugdcriminaliteit in
da rabant. „Hebben onze tieners te
ek iel criminele pep?" vroeg drs. Zaat
efljiih daarin af, om meteen te
jlgen: „Men zou dat wel zeggen,
men de jongste cijfers
'63 bestudeert". Hij schreef
■r onder meer: „Tilburg blijft elk
kr beduidend onder het tiener-
oirainaliteitsniveau van de grote
ifeüen. Maar de seksuele misdrij-
Ten nemen daar althans "*1
«i «53 een omvang
(een andere Nederlandse grote
tod. Eindhoven en vooral Breda
torenen echter hoog uit boven het
all triminele grote-stadsgemiddelde
lindhoven legt het (in '63) nog af
legen Arnhem en Nijmegen. Maar
«tlreda staat (in '63 en '61) aan
S »p van de grote steden met
de Hener-criminaliteit, die meer dan
lee keer zo hoog is als het ge
middelde".
ds! Het waren passages als deze, die
ifitoen al sommige Brabanders niet
zaten.
criminaliteit te bereiken van Til
burg. Dat onder de grote Neder
landse steden de laatse negen jaar
vijf maal de eerste en vier maal
de tweede plaats bezette
Ook mishandeling „zonder zwaar
lichamelijk letsel of dodelijk ge
volg" vindt in Brabant regelmatig
meer aftrek dan in de meeste an
dere provincies. Tilburg en Breda
mishandelen ver boven de groot
stedelijke norm Het gehele pak
ket van ingevolge allerlei wet
ten begane misdrijven overzien
de, moeten wij concluderen, dat
dit in deze provincie aanmer
kelijk zwaarder is dan in Neder
land
Toen barstte de bom.
BEDUUSD
„EERSTERANGS"
Vier maanden later ging de heer
echter verder met ontleden,
beurt waren toen o.a. de-
il, toneel, vakantiegangers,
vers enmisdrijven. Het
onder het veelzeggende
topje „Eersterangs criminaliteit".
We citeren weer:
„..Breda, dat jarenlang een be-
«heiden seksueel misdadige rol
ipeelde, heeft zich de laafsCé ja-
'en in volle lengte opgericht, als
ware om toch maar de seksuele
„WAANZINNIG"
Zuidelijke bladen publiceerde
uittreksels uit Zaats artikel.
Hoofdcommissaris Eissens van Til
burg kon zyn woede nauwelijks
bedwingen, toen hem door de pers
om commentaar werd gevraagd.
„Het is waanzinnig wat die man
schrijft", verklaarde hij. „Onze
mensen hebben een hoog normbe
sef. Nou ja, er wordt hier natuur
lijk wel's iemand afgetuigd en
langharige jongelui maken ook
hier wel's wat teveel lawaai met
hun brommers, maar voor de rest
is mijn stad volkomen rustig".
(Kort na deze verklaring werden
drie Tilburgse agenten door circa
driehonderd jongelui zo met stoel
en tafelpoten bewerkt, dat ze in
het ziekenhuis terechtkwamen.)
De woede van de hoofdcommis-
V
Brabant Is tn opspraak gebracht. Vindt Brabant. In opspraak gebracht door drs. H. J. A. Zaat,
:tenschappelijk medewerker van het Provinciaal Opbouworgaan Noord-Brabant. ,,Een analfa-
in zijn eigen vak" volgens een woedende hoofdcommissaris G- Eissens van de Tilburgse
>litie.
Wat heeft de 45-jarige socioloog Zaat (van origine Hagenaar, sinds tien jaar inwoner van
Tilburg) op zijn geweten? ,,Hij heeft onze provincie afgeschilderd als een oord van misdaad",
jeggen vele Brabanders. Zelf zegt hij: ,,Ik heb alleen maar een overvloed van algemeen bekende
'jj totistische gegevens gekanaliseerd en in een leesbare vorm gegoten", t
saris kwam groot in de plaatse
lijke pers. Weekbladen als Elsevier,
De Nieuwe Linie en Vry Nederland
sprongen er onmiddellijk in. Een
landelijk dagblad interviewde in
Breda hoofdinspecteur A. Punt-
man („het gaat er om hoe je sta
tistieken interpreteert, je moet cij
fers goed lezen"), adjunct-di
recteur Jos Horst van de VVV („als
ik de heer Zaat een goede raad
mag geven: laat-ie zich dan voor
dat hy tot publikatie van wat dan
ook overgaat, eerst realiseren wat
er kapot kan worden gemaakt aan
zaken, waaraan een ander zoveel
jaar heeft gebouwd") en perschef
P. Oudejans van het Bisdom („wat
verstaat men onder seksuele mis
drijven?"), en bracht het resultaat
onder de kop „Breda neemt het
niet
Drs. Zaat („u bent de eerste
journalist die voor deze kwestie by
mfj komt") is lichtelijk beduusd
van de reacties die hij heeft ont
ketend. Van de reacties die hij
nog steeds krijgt. „Er bellen men
sen op die zeggen: bent u zo te
gen Breda, dat heb ik nooit ge
weten, of: bent u ook al tegen de
politie". Hij legt de krant met de
Bredase interviews op tafel. „Dit
gaat heel ver, hoor, je weet niet
meer waar je blijft. Je herkent je
zelf niet meer. Je naam wordt zon
der meer gekoppeld aan een be
paald verschijnsel: Breda-crimi-
neel-Zaat. Kom je in Breda
iemand tegen, dan kun je er ze
ker van zijn, dat je er over w<?rdt
aangevallen. Natuurlijk was het de
bedoeling van mijn artikel dis
cussies op gang te brengen, maar
niet dit soort discussies".
„En wat bedoelen ze met „sta
tistieken interpreteren". Ik heb
geen interpretaties gegeven. Ik
heb alleen statistische gegevens
omgezet in leesbare tekst. In een
enkel geval heb ik me wel aan
een paar vragen gewaagd, mits
ik gegeven had om die vragen te
stellen. Maar meestal had ik van
de onderwerpen waarover ik ge
gevens had verzameld, onvol
doende kennis om er bespiegelingen
aan vast te koppelen. Dat zou
trouwens afbreuk hebben gedaan
aan de hardheid van de gegevens
en de conclusies".
GEGEVENS
Anderhalf jaar geleden begon
drs. Zaat „als pure vrijetijds
besteding" een overvloed van
statistische gegevens, vooral af
komstig van het CBS, te catalogi
seren. Alle mogelijke gegevens die
betrekking hadden op maatschap
pelijke verschijnselen ln Brabant.
Criminaliteit was voor de Tilburg
se socioloog slechts één van die
verschijnselen. „Ik was niet spe
ciaal geïnteresseerd in criminali
teit en had me er ook nooit ex
pliciet mee beziggehouden".
Na het tijdrovende schiften en
groepen kwam het schrijven, voor
de heer Zaat die lang geleden
anderhalf jaar aan de journalis
tiek heeft geroken, maar nog al
tijd graag de pen hanteert het
prettigste onderdeel van het kar-
„Ik wilde kort zijn, gefundeerd
n leesbaar. Ik kon dus niet gaan
allerlei voorbehou
den gaan maken. En dat hóéfde
ook niet. Want met opzet had ik
het tijdschrift „Noord-Brabant"
uitgekozen om ln te publice
ren. Dat blad heeft een beperkte
lezerskring, het zjjn mensen die
wetenschappelijk zjjn onderlegd,
die gewend zjjn met statistische
gegevens om te gaan, die weten
dat elk gegeven relatief Is".
„Die artikeltjes werden zo be
knopt, dat er niet alleen geen één
woord uit kan, maar dat er eigen
lijk zelfs een heleboel by moeten.
Had ik ze voor een krant moeten
schrijven, voor een groter lezers
publiek dus, dan waren ze ook
aanzienlijk langer uitgevallen.
En wat is er gebeurd? Die feite
lijk toch al te korte artikeltjes
zijn nog eens verkort in de kran
ten gekomen, zonder zelfs de
schyn van relativering. Nou,
dan weet je niet meer waar
je biyft. Je produkt wordt ver
minkt op straat gebracht en je
wordt gedwongen het op straat uit
te vechten". En daar voelt drs.
Zaat niets voor. „Ik wil er wel
over discussiëren, maar op niveau,
in het blad .Noord-Brabant" by
voorbeeld".
„En nn kun je wel gaan roepen
van „analfabeet", maar waarom
niet ingaan op de gegevensT Een
redelijke kritiek zou zjjnt hU heeft
de verkeerde gegevens gebruikt of
die man kan niet optellen"»
„Ik geloof", vervolgt hy, „dat
veel van de mensen die boos reage
ren, niet de oorspronkelijke
tekst hebben gelezen. Uit de le
zerskring van .Noord-Brabant"
heb ik dan ook geen enkele afkeu
rende reactie gekregen".
„PRIKKELEND'
Overigens vat de heer Zaat de
hele affaire met een „Brabantse"
gemoedeiykheid op. „Och, het zal
wel weer goed komen. En die reac
ties zijn ook wel te verklaren,
want de styl die ik hanteer, is
nogal prikkelend. Terwille van de
leesbaarheid. Luister maar".
Hij pakt een .Noord-Bra
bant" en leest dan voor uit eigen
werki
En terwijl de Nederlandse
curve (van seksuele misdrijven
red.) duidelijk afzakt, als het wa
re min of meer beschaamd het
hoofd laat hangen, tiereliert de
Brabantse curve met opgeheven
hoofd daar lustig bovenuit, alsof
«ij de laatste jaren pao goed d«
•maak van deze misdrijven te
pakken heeft...*
.Maar ja, dat kan voor een le*
zerspubliek zoals „Noord-Brabant*
heeft. Het genre is natuurlijk dis*
cussiabel. maar als je aan de be*
zwaren toegeeft, moet je op we
tenschappelijk niveau gaan wer
ken en dan wordt de groep lezers
die je bereikt, nog kleiner!"
NIET VERWACHT
Maar goed, al kan drs. Zaat de
reacties wel verklaren, de storm van
verontwaardiging die thans in
vooral Tilburg en Breda is opge
stoken, had hy toch echt niet
verwacht. En hy niet alleen. Hoe
wel de heer Zaat zyn „ontledingen"
in zyn vrye tyd heeft geschreven
(negentien stuks tot dusver, elk
kostte hem 8 tot 20, 25 avonden!),
liet hy ze, alvorens tot publikatie
over te gaan, lezen door de direc
tie van het Opbouworgaan. En die
had evenmin bezwaar.
Overigens is de heer Zaat door de
storm reacties niet aan het wan
kelen geraakt. Hy biyft doorgaan
met zyn „ontledingen". In het vol*
gende nummer van het ETI-or
gaan .Noord-Brabant" neemt hy
o.a. „Koekoek in Brabant" onder de
loep. Wie weet wat deze politieke
„onthullingen" zullen gaan bren
gen
Frits Koffyberg
I", e variaties kunnen nog zo bril-
jant zjjn, in wezen komt ie
der detectiveverhaa 1 op het
felle neer. Er Is een verbluffende
febaad gepleegd, er treedt een
'Peoder naar voren en er wordt
foor kunstig detectivewerk een
gevonden. Zo heeft het pu
in een eeuw tijd de „whodu-
leren kennen en waarderen,
rollen er elk jaar in binnen-
en buitenland miljoenen van de
Pttsen. By een dergelijke gigan
tische roofbouw op één thema is
tat niet te verwonderen, dat de
Mogelijkheden tot werkelyke ver
nieuwing steeds geringer w°rden.
De enige kans op nieuwe impulsen
toor een geliefd genre zien velen
'D de psychologische detectivero-
®an> de „whydunit". Niet het
»we" staat hierin meer centraal,
maar het
karakter.
Op het gebied van de „Whodu
nit" valt weinig meer te bedenken,
wat al niet eerder op de één of
andere manier in praktyk is ge
bracht. Om anders dan anderen
te zyn zochten auteurs krampach
tig naar variaties op de vier grond
vormen. De misdaad zelf bood na-
tuurlyk fantasieryker mogelykhe-
den dan het onvermydeiyke
blauwzuur („hy rook de geur van
bittere amandelen") of zomaar een
revolverschot („van dichtby afge
vuurd", zoals de kruitsporen bewij
zen") Moorden werden gepleegd
met muziek, of met yskogels (die
in themosflessen werden meegeno
men en in de wond oplosten) of
met medische middelen de chirurg
brengt tydens een operatie yzer-
vyisel in het evenwichtsorgaan, zo
dat hy later met een krachtige
magneet zyn vijand een dodelyke
val kan laten maken).
Andere schrijvers ga-ven hun
speurders een handicap mee, zoals
de blindheid van Max Carrado
(Ernest Bramah) of de geweldige
dikte van „luie speurders" als Ne
ro Wolfe (Rex Stout) of Gideon
Fell (John Dickson Carr). Het
derde element, de techniek van het
oplossen, gaf ook aanleiding tot
fraaie vondsten, van het laborato
rium van dr. John Thorndyke af
(R. Austin Freeman) tot onze ei
gen C. Buddingh' in „Vrijwel op
slag" toe, die het bestond om de
moordenaar een rebus te laten op
geven bestaande uit wat as, een
gulden in het knoopsgat en een
cirkel van lippenstift. Piek-as-O,
een kunstschilder is de dader! Het
boek is al zolang uitverkocht, dat
we dit „geheim" wel mochten ver
raden.
Ook de persoon van de dader, be
slissende factor in een detectivever
haal, was zelden normaal. Sinds
de aap van Edgar A. Poe hebben
we reeksen katten met giftige na
gels of gruwelyke insekten gehad,
maar ook menseiyke monsters, of
juist de aardigste en minst ver
dachte van allemaal (de post
bode in de Father Brown verhalen
of de schrijver van het boek zelf
in „Wie doodde Roger Ackroyd?"
van Agatha Christie).
De eis tot verniewing hjkt rede
ly k en noodzakelyk. Maar
het is de vraag of de psycho
logische detectiveroman daaraan
kan voldoen. Reeds Du Perron ver
klaarde zich in „Het sprookje van
de „misdaad" een tegenstander:
„Zodra een boek werkeiyk psycho
logisch is, wordt de aandacht van
het politiedrama afgeleid.
En verder: „Als de Prospero van
deze onderwereld ophoudt een to
venaar te zyn omdat hy een vol
ledig mens geworden is, interesse
ren wy ons in geen ander myste
rie meer dan in dat van zyn men-
seiykheid".
Toch werden reeds voor de oor
log door gezaghebbende schryvers
pogingen in deze richting onder
nomen. In een openbare les over
„Schrijvers, sprekers en schurken"
op 25 februari 1947 zei dr. G. Th.
Kempe, privaat-docent in de cri
minologie aan de Ryksuniversiteit
te Utrecht: „Een schrijver stond op
het punt een fundamentele veran
dering in het gehele genre teweeg
te brengen. Ik doel hier op S.S. van
Dine. In zyn werk trad het politie
technisch element op de achter
grond ten behoeve van een Beer
merkwaardige, gedeelteiyk psy
chologiserende werkmethode van
de detective. De werkmethode had
in de eerste plaats ten doel na te
gaan, wie van de potentiële da
ders in technische zin op grond
van zijn psychologische persoon
lijkheid als dader in aanmerking
zou kunnen komen".
Hier vinden we de werkwijze te
rug van Chestertons' Father
Brown, Simenons Maigret, van en
kele van Willy Corsari's boeken, zy
was in Nederland de eerste, die die
per trachtte te graven dan de ou
de vormen toestonden. Daarmee
was zy in dit genre héér tyd voor
uit, al, ïykt het werk nu weer sim
pel en verouderd als we het ver-
geiyken met het boek van William
Wieg and „Atlas, mr. Tolliver"
waarin niet de misdaad zelf van
belang is, maar het motief tot die
daad. Het „waarom" is hier onein
dig veel belangryker dan het „wie"
Ook in Nederland bestaat een
neiging zoals o.a. Eline Capit
voorspelde om op de psycholo
gie een grote nadruk te leggen. A.
Defresne ging reeds voor met
„Moord", Dick Pointer, Van Ruler,
Klaas de Wit en Tsjailing Dix
vooral bewezen ook niet tevreden
te zyn met het aan wy zen van de
dader en daarmee uit. Interessant
is de in 1962 versohenen detective
roman „De dulvelstoren" door Jan
H. Eekhout, waarin de schryver de
indirecte werking van de duivel
door middel van mensen in het
geding brengt. Mede hierdoor wor
den de geheimzinnige fatale val
partijen van de dulvelstoren op
gelost.
In de moderne detectiveromans
mag de psychologie niet ontbre
ken, want de zwart-wit reke
ning van vroeger voldoet de mo
derne lezer niet meer. Maar zodra
de psychologie een hoofdrol gaat
spelen, kan en mag de indentiteit
van de dader niet meer tot het
laatste geheim biyven. Daarmee
wordt het puzzelelement naar de
achtergrond gedrongen. In enkele,
op zichzelf staande boeken, is dat
geen bezwaar. Maar wanneer het
regel gaat worden, betekent het
t einde van de speurdersroman. Er
kan een voortreffehjke roman uit
komen, een verhaal van grote klas
se maar een detectiveroman aal
het niet meer zyn.
Lang aal het dan niet meer du
ren of er zal in het geheel geen
moord meer gebeuren, geen speur
der meer nodig zyn, en geen da
der meer ontmaskerd behoeven te
worden. Dat boek is zelfs al ge-
sohreven, in 1964, door Marie- So
phie Nathuaius onder de alleszeg
gende titel „Inplaats van moord"
Dora pleegt de moord niet, maar
schrijft de daad van zich af in
126 bladzyden.
Laat ons de onbedorven moord
de afgerukte knoop en de voetspo
ren, de heerlyke bevrijding als de
vinger van de speurder op de al
lerlaatste bladzyde in de goede
richting wyst „De detectiveroman
is", zei dr. Kempe, „en moet krach
tens zyn aard blijven, wat hy on
danks een oneindige veelsoortig
heid, in wezen is geweest: het hei-
dendioht van de detective".
Zo niet, dan wordt het genre
langzaam en literair gewurgd. De
dader is ons by voorbaat bekend.
Cor Docte*