ULSTER Volgebouwde Maasvlakte7. één grafzerk Kom er ACHT-er IBS*' 2ATERDAG 29 OKTOBER 1960 LEÏDSCH DAGBLAD lijkheid van het toenmalige zeil schip van wind en stroom. Groot is ook het aantal strandin gen geweest sinds de opening van de waterweg door het door de ja ren heen steeds groeiende aantal schepen die van deze nieuwe vaar weg naar zee gebruik gingen ma ken. Vele van deze schepen ver gingen met man en muis, ondanks de dikwijls dappere pogingen wel ke de reddingboten van Maassluis, Brielle en Hellevoetsluis deden om de opvarenden te redden. De „Groningen" was het eerste schip sinds de opening van de Wa terweg op de Maasvlakte zyn eind vond. Drie jaar later kwamen er in één winter niet minder dan vijf strandingen voor. Twee schepen wisten vlot te komen, maar de Franse bark „Abdel Kader", de Britse schoener „Louisa" en het Britse stoomschip „Luna" vonden er hun eind. Van de „Luna" kon den alle opvarenden door de Maas- sluise reddingboot worden gered. Twee uur na de redding was het schip in de golven verdwenen. In 1880 strandde de stoomsche pen „Schiedam" en .Amsterdam", maar zij wisten vlot te komen. Een jaar later werd een Engelse vis- sloep het slachtoffer van de Maas vlakte en weer een jaar later ble ven de Zweedse bark „Solid" en het Engelse stoomschip „Fenham" op dit bankencomplex. Tussen 1884 en 1900 moesten zeven schepen de meerderheid van de elementen er kennen. zy werden tydens storm weer op de ondiepte gedreven en gingen onder. beurtenis. Daarna volgden het Spaanse stoomschip „Salvadore", het Nederlandse stoomschip „Ruur- lo", de Engelse driemastschoener „M&rgaret Murray", De ïyst eindigt niet en dreigt eentonig te worden. In 1928 nog een fel drama rond het stranden van het Let landse schip „Valka". De redding boot „Prins der Nederlanden", uit gevaren om de opvarenden te red den, werd door een grondzee ge grepen en kapseisde. De gehele be manning kwam om. Erg vers in het geheugen ligt nog het stranden van de „Radmar" op de Maasvlakte waarby twee sleep boten ook in nood raakten, de schipper van de Hoekse redding boot overboord sloeg en verdronk. Voor het overgrote deel zal de Maasvlakte nu worden ingedamd. Deze wordt buitengesloten en de perszuigers zullen de terreinen op spuiten waar industrieën en opslag zich zullen vestigen en mammoet schepen aan kaden zullen meren. Metersdik zal de zandlaag zyn die het schepenkerkhof zal bedekken. Alleen daar waar baggermolen en zandzuigers een vaarweg naar de nieuwe terreinen zullen maken, zal weggehaald die sinds eeuwen wrakken bedekt. Dan wordt de rust van een oud scheepsgraf verstoord, maar men zal er niets meer van merken dan wrakhout dat de baggerwerktuigen zullen bovenbrengen met een en kele maal wellicht een oud stokan- het land van de grote stilte NAAMBORD De nieuwe eeuw zette niet onfor- tuiniyk in. Het eerste slachtoffer was het stoomschip „Holland", dat echter wist vlot te komen, maar een half jaar later op de noordex-pier van De Hoek liep en verging. Op 7 augustus 1900 liep een schoener op de Maasvlakte. De reddingboot vond slechts wrakhout en een naambord waaruit bleek dat het de Noorse schoener „Sleipner" be trof. In de loop der jaren werd het aantal stranders groter Een Franse logger, een Duitse viermas- ter, twee Britse stoomschepen, een Maassluise logger, een bak en nog veel meer. zich zullen vestige en mammoet- De eerste wereldoorlog gaf een sterke vermindering van de scheepvaart te zien en het aantal stranders nam sterk af. Maar in de twintiger jaren verging de Franse lichter „Falaise" op de Maasvlakte, sloeg het kleine stoomschip „Meerdrecht" fortuin- ïyk over de hele vlakte heen en bereikte, dankzy de hoge vloed, het Brielse gat, voorafgegaan door de reddingboot. Een ongewone ge- Noord-Ierland is een leeg land. Er wonen en werken 75 mannen, vrouwen en kinderen op elk van zijn twintigduizend vierkante ki lometers. Maar in werkelijkheid is Ulster (Uladh was de naam van een oud koninkrijk, dat eeu wenlang door de oorlogzuchtige familie van de O'Neills werd ge regeerd )nog veel leger dan dit getal van de bevolkingsdichtheid aangeeft. Want in de twee grote steden van dit zichzelf besturen de deel van het Verenigd Ko ninkrijk de hoofdstad Belfast en het beroemde Londonderry woont reeds een half miljoen van de nog geen anderhalf miljoen inwoners van Noord-Ier land. Een zaamheld en stilte, ook op de uitstekende wegen, zijn de karakte ristiekste kenmerken van dit land. Die eenzaamheid vindt men op de onafzienbare met honderden, veelal onbewoonde eilandjes bezaaide, vis rijke meren. Die absolute rust onder gaat men als een weldaad op de hoge tot aan de einder reikende hei devlakten, op de groene glooiende heuvels, in de buurt van de donkere loodrecht in zee .dalende rotsen, op de door de paars-groene zee bespoel- de stranden, aan de oevers van de snelstromende rivieren en in de ro mantische glens, de naar zee hellende dalen, die sinds vele eeuwen mens en dier bescherming bieden. De zes graafschappen van Ulster droegen namen die herinneringen oproepen aan een ver verleden. Ze zijn geladen met legenden over hei dense erediensten, drieste verover- raars, koene zeevaarders en chris telijke zendelingen: Down, liefiyk en welvarend, de boomgaard van Ulster; Antrim, manneiyk, sterk gericht op de zee; Londonderry, doortrokken van de roerige historie van het land en door de Ieren zelf steeds Derry genoemd, eikenhout; Fermanagh, arm, beheerst door het unieke merengebied van Enniskil- len, een paradys voor sportvissers, een landschappeiyke parel aan de kroon van Europa; Tyrone, ryk aan oudheidkundige be zienswaardigheden, in het noorden beschaduwd door het van natuur schoon overvloeiende Sperrin-ge- bergte; Armagh, zetel van twee aartsbis schoppen, met een geschiedenis die vele eeuwen ouder is dan die van het christendom. Het grondgebied van Ulster omvat slechts een zesde van het eiland Ier land. In 1920 gingen de wegen van de Ierse republiek en Noord-Ierland uit elkaar. Het overwegend protes tantse noorden koos voor het lid maatschap van het Verenigd Ko- nlnkryk. Donegal, Monaghan en Cavan kozen voor wat nu de repu bliek is. Er bestaat, nog steeds, een diepe kloof tussen deze twee Ierlan- den. De gewelddaden behoren echter tot het verleden In het noorden èn het zuiden begint langzaam het be sef door te dringen dat samenwer king op verlerlel gebied een dringen de noodzaak is geworden in een we reld, die zich nauweiyks Interesseert voor de tweedracht tussen de twee Terlanden. Vlak na de afscheiding, in de ja- ien -'20 was het voor een „republi kein" een groot stuk zelfoverwinning jm de grens van Ulster te overschrij den. Dat gevoel van onbehagen gaat ^erdwynen. Maar het is voor heel vat Ieren aan beide zyden van de jrens nog steeds onverteerbaar dat ir „twee Ierlanden" zyn. Velen hun ner steken niet onder stoelen of ban ken, dat ze Belfast verafschuwen en Dublin de hoofdstad vinden van ge heel Ierland. Noord-Ierland is een land van te genstellingen. Er is nauweiyks spra ke van welvaart. Toch is de bevol king er uiterst vriendeiyk, steeds be reid te helpen en immer gereed voor een gesprek. Zelf zeggen ze, dat ze de grootste „praters" van de wereld zyn. Maar ergens schuilt in de zie van elke Ier de grote tragedie van zyn geliefd land, dat miljoenen geen bestaan kan en kon bieden en dat velen van zyn beste zonen en doch ters voorgoed zag vertrekken naar de Verenigde Staten. Daar wonen nu meer Amerikanen van Ierse afkomst dan er Ieren in de beide Ierlanden zyn. Of ze trekken naar Engeland of Schotland om een bestaan op te bou wen. Ze biyven dan dichter „by huis* keren als het enigszins kan terug Zo is het ook met dokter Lascelles en zyn vrouw. Zyn hele leven werkt hy in de sloppen van Londen. Het kostte hem zyn gezondheid. Nu woont het echtpaar in een kleine cot tage op een heuvel, die uitziet over Strangford Lough by Kitlinchy. Waarom hy terug is gekomen? Hy aarzelt even. Zyn vrouw glimlacht. Zy kweekt bloemen. ,Ach". zegt hy, „al die jaren in Londen heb ik ver langd naar Ierland, naar de stilte, naar het ruisen van de wind, naar de aarde doordrenkt van de historie van myn geboorteland, die myn historie is Ik ben nu weer thuis. Hier zal ik ongetwyfeld de rust vinden om te schrijven over myn ervaringen als arts in de armste wyken van de hoofdstad van het Britse imperium". Kunt u de acht afwykixigen in de beide bovenstaande tekeningen vinden? De Juiste oplossing vindt O elders op deze pagina Als het Maasvlakteplan werkelijkheid zal zijn geworden, zal deze gigantische ligplaats voor mammoetschepen de zandige grafzerk zijn voor honderden vaartuigen die in de loop der eeuwen hun eind hebben gevonden op dit grote complex van zandbanken. Zij zijn er, voortgejaagd door de felle westerstormen, op gedreven, door de zware grondzeeën stuk gerammeid en snel door de dagelijkse wisseling van eb en vloed, die onafgebroken en grillig het zand verplaatste en weer neer- sloeg, bedolven. Dat was in de tijd toen Rotterdam als havenstad in opkomst kwam en de zeilende vrachtvaarders de toen brede Maasmond bij Den Briel binnenvielen. Dat was ook in de laatste honderd jaar toen Calands geniale plan tot doorgraving van de Hoek van Holland Rotterdam zijn nieuwe Rotterdamsche Waterweg schonk. En nog maakt deze beruchte zandplaat, gelegen vlak naast de in gang van de Waterweg, bij tijd en wijle slachtoffers. Maasvlakte berucht schepenkerkhof zolang ér op Rotterdam gevaren werd. De Maasvlakte strekt zich uit van de ingang van de Wa terweg tot ongeveer dwars van het Voornse dorp Roc- kanje. Zij is een complex van bakken en ondiepten, waar slechts de niet veel diepgang hebbende reddingsboten en vissersschepen kunnen varen, maar dikwijls ook nog niet zonder het risico van aan de grond te lopen. Tekent men de z.g. vijfmeterlijn als grens, dat wil zeggen de lijn waar bij laag water nog een diepte van vijf meter wordt gemeten, dan strekt de Maasvlakte zich voor de kust van Rozenburg onge veer twee zeemijlen in zee uit. Voor het ei]and Voorne is de Maasvlakte nog breder, n.I. ongeveer drie zeemijlen. Aan de zuidzijde sluiten op de Maasvlakte onmiddellijk een serie ondiepten aan, die de Hinderibben worden genoemd. Zij vormen eigenlijk één ge heel met dé Maasvlakte, maar zijn ervan gescheiden door een ondiepte niet betonde geul die de naam het Gat van Hawk draagt. Dit gat loopt van het Hollands Diep naar zee. Schepen die de Waterweg verla ten en koers zetten naar het Ka naal, zullen eerst enkele mylen recht in zee moeten stomen om dat als een dreiging aan bakboord zijde de Maasvlakte zich ulstrekt. Pas een goed eind in zee kunnen zy meer koers naar het westen zet ten. Vrybiyven van de Maasvlakte Dat is een eerste zorg van iedere zeeman die met zyn schip op de Waterweg aanloopt of deze ver laat. Het is niet overdreven te zeg gen, dat zy by honderden onder het zand liggen, wrakken van 16de en.17-de-eeuwse houten schepen, yzeren stoomschepen toen een eeuw geleden de stoomvaart in zette, wrakke viskotters en moder ne motortrawlers. By kalm weer is de zee er vlak, maar als de wind opsteekt en breder dan het zuid westen wordt, begint het er te brui sen. De immense watermassa van de zuideiyke Noordzee wordt dan naar land gestuwd en tornt tegen de banken op. Een wilde branding begint over de Maasvlakte te rol len en zware grondzeeën kunnen elk ogenblik uit de toch al ruwe zee opkomen en hun vernietigen de kracht botvieren op het on gelukkige schip dat op lager wal is verdaagd. Het zyn dan zware brekers die kokend aanstormen en alles wat op hun weg komt drei gen te verpletteren, Zij duiken on verwacht op uit het wildschui- mende water en zyn door niets in hun stormloop te stuiten. Ze liggen er onder het zand, de schepen die in dit infernale water geweld ondier giingen. Soms zeer diep ingegraven door de steeds in hun loop wisselende stromingen. De zeekaart van dit kustgedeelte toont er verscheidene die nog niet geheel onder het zand bedolven liggen en de toch al geringe wa terdiepte plaatselyk nog minder maken, ze zijn nog gevaariykar voor de reddingboten en de vissers, de enige schepen die op de Maas vlakte worden gezien en, meestal hog met inachtneming van de geu len, op de Maasvlakte kunnen va ren. HARDNEKKIG Er was een wrak dat de stor men, die stromen. de branding en Stoomschip „Groningen", in 1876 gestrand op de Maasvlakte* De volgende anekdote windt daar geen doekjes om. In de republiek werd eens 'n prijsvraag uitgeschre ven; de eerste prijs was: een ver- bhjf van een week in Belfast, de tweede prijs was: twee weken gra tis vakantie in Belfast. het zand meer dan tachtig Jaar heeft doorstaan. Een roestige klomp staal, overbiyfsel van een scheepsketel, en een stuk van de voorsteven staken by eb nog bo ven water uit. Het wrak bevindt zich ongeveer midden op de Maas vlakte en de naam van het ver gane schip dat zo lang hardnekkig de elementen weerstand bood, werd door de bemanningen van red dingboot en vissersvaartuig met een heilig respect uitgesproken. De overblyfselen van het schip waren by helder en kalm weer overdag goed waar te nemen. De Maasvlakte-vaar dors keken altijd echter uit naair het stalen staket sel om niet die kans te lopen de scheepshuid op open te scheu ren. Vooral by vloed, als het wa ter het wrakstuk oversploede, bleef de visserman maar het liefst ver uit de buurt van de „Groningen". Ongeveer zeven jaar geleden heeft de Koninklyke Marine met spring stoffen deze „klip" op de Maas vlakte opgeruimd. Maar 83 jaar lang bleven de resten van het wrak zichtbaar. De „Groningen" was een stoom schip met zeilvermogen van de stoombootredery Rotterdamsche Lloyd, in 1874 te New Castle ge bouwd. Op 7 maart 1876 ving het schip zyn eerste reis naar Java Op de derde reis. een jaar later, ging het schip naar Antwerpen om te dokken. Terukkerend naar Rot terdam, vlak voor het binnenlopen van de mond van de Waterweg, waar vier jaar tevoren het eerste stoomschip was binnengekomen, liep het op de Maasvlakte. De be manning werd gered. De vele po gingen die werden ondernomen om het schip vlot te brengen, misluk ten. De winterstormen bewerkstel ligden een snel sloopproces, maar een klein dieel van de opbouw bleef als een waarschuwend baken mid den op de Maasvlakte boven water steken. Het aantal dramatische schip breuken op de Maasvlakte is legio en in zyn totaliteit niet meer na te gaan voor wat betreft de tyd tot de tweede helft van de vorige eeuw. Dat het aantal zeer groot is, mag men rustig concluderen als men in ogenschouw neemt de plaats die de vlakte, de eeuwen door, innam voor de monding van een veel ge bruikt vaarwater en de afhanke- Kom er ACHT-er 1. steen meer 2. raam huis rechts 3. t.v. antenne 4. rook sigaret man rechts 5. middelste man heeft tand meer 6. banlkbiiljet 7. strijkstok viool langer 8. strikje man reohts

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1966 | | pagina 13