Ridder
zonder
glimlach
£2*
Grondhaai genoegen 7
ZATERDAG 29 OKTOBER 1966
LEIDSCH DAGBLAD
LD-Ejw'iRA
„IK WIL NIET
OP HITWEEK"
In het restaurant werkt hy snel
zijn groentesoep naar binnen. De
eerste ronde sigaretten weigert
hij, later rookt hy stug mee. Hij
trommelt zenuwachtig met zyn
vingers op het tafelkleed. Wekt de
indruk dat hy liever weg zou wil
len. Hy praat snel, maar zegt wei
nig over zichzelf. „Ik denk veel na
over het leven, maar waarover kan
ik niet precies zeggen. Ik ben geen
beschouwend type. Als ik niets te
doen heb, lig ik 24 uur gedachte
loos op m'n bed. Maar dat komt
by na nooit voor". Om de haver
klap dreigt hy over zyn woorden
te zullen struikelen. „Vroeger
sprak ik nog vlugger. Maar ik heb
mezelf afgeremd, ik was voor nie
mand meer te volgen".
„Tja, Hitweek. Het is voor my
misschien maar tydelyk. Ik kan
er nu nog niet uitstappen, dan zou
de zaak in elkaar ploffen. Hitweek
doe ik er eigenlijk by. Het is één
van myn bezigheden. Al die be
langstelling is wel leuk. Maar ik
houd er niet van vastgeprikt te
worden op Hitweek. Als ik niet op
pas raak ik het niet meer kwyt.
Willem van Hitweek, dat moet
niet".
De Ridder komt uit Den Bosch.
Hy groeide op in hetzelfde groep
je, dat Ewald Vanvugt opleverde.
HBS-A niet afgemaakt geëin
digd met een mulo-diploma.
„Daarna heb ik aan alles gero
ken. Industriële vormgeving, wat
schilderen, wat pantomime". Hy
werd de organisator van een groep
jonge componisten. Public-rela-
tion-man voor de
groep Fluxus, speciaal
Europa. Hy doet e
Praat er liever niet
Alles moet zich nog ontvouwen.
Hy werkt in een groep mensen die
ideeën leveren voor industrieën. Hy
zegt: „Het bedryfsleven zit te
ideeën. Maar als wy
irmee komen
wordt het niet ge-
We drukken onze
in via Jan, Piet of
Kees die wél geaccepteerd worden".
Zakelyke De Ridder borrelt over
van ideeën. Een ervan kreeg hy
vorig jaar. Dat werk Hitweek.
„Ik wilde een vriend helpen, die
bezig was een tienerblad in elkaar
te prutsen. Het lukte niet goed,
omdat de drukker volgens my hem
bedonderde. Ik ging naar een an
dere drukker (Augustin en Schoon-
man in Halfweg). Die wilde wel.
Voor ik het wist, maakte ik die
krant zelf. Ik noemde hem Hit
week".
internatier
roor Noord-
vaag over.
zegt hij.
springen
(jonge
aandragen,
accepteerd.
ideeën er i
OUDERS
AMSTERDAM Een kwartier later dan was afgesproken
hinkt hij het redactielokaal van Hitweek binnen („verkeerd te
recht gekomen na een speelse sprong over een vuilnisbak"). Hij is
lang. een groene colbert over de gebogen schouders. Een smalle
mond tussen ingevallen, pokdalige wangen. De donkere bril met
zwart-hoornen montuur verbergt zijn ogen. Hij geeft gehaast en
nonchalant een hand: geen lach, geen verontschuldiging. Dat had
Marjolein (alle vraagstukken) al voor hem gedaan. Zij regelt
alles voor de drukbezette Willem de Ridder, geestelijke vader van
Hitweek. Hij meet zich een wrevelige houding aan. Poseert vlug
voor de fotograaf, nog steeds zonder glimlacht-
doen. En dat deden ze. Maar het
werk te gortig. Zo zou het een
rotzooitje geworden zyn. Er kwam
geen lyn in. De interviews worden
door een vaste kern medewerkers
geschreven. De Ingezonden brie-
venpagina loopt vanzelf vol. We
hoeven daar niet eens zo erg veel
aan te schaven. De lezers trach
ten zelf al in de Hitweekstyl te
schryven. Er zyn ook vaak brie
ven van ouders by. Zowel positie
ve als negatieve. Na dat interview
met Irène Donner en mevrouw
Zeldenrust Noordanus hebben we
wel kwaaie reacties gehad 't Zal
je als ouders ook maar gebeuren:
over sexuele problemen altyd wat
vaag gebleven en dan ineens duwt
zoon of dochterlief je ineens zo'n
krantje onder de neus, zo van: hoe
zit dat Die ouders schrijven
meestal anoniem. Kun je begrij
pen.
Voor niet-lezers van Hitweek een
brieffragment:
„Ik vind Hitweek beregoed. Maar
ik zou wel protesteren tegen uitla
tingen van Hitweek die tegen de
ouderdom zyn. Er zyn vele oudjes
die Hitweek lezen, die krijgt u nu
allemaal tegen u. Denk er eens over
SPOORBOEKJE
Willem is nu 26. Voelt hy zich
niet te oud?
„Nog geen last van. M'n ideeën
slaan aan. Wel willen we langzaam
maar zeker naar „meer volwassen"
onderwerpen toe. Het is nu hoofd-
zakeiyk beat en mode. We heb
ben nu al boekbesprekingen. Daar
komen de meest uiteenlopende
boeken in. We behandelen b.v. het
nieuwe spoorboekje. Als de tyd
rijp is, gaan we wat met politiek
doen en andere algemene onderwer
pen".
Willem de Ridder schryft zelf
maar weinig. Hy stelt meer sa-
„Buiten vier vaste mensen op de
krant (voor een weekloon) werken
we met gratis medewerkers. Er is
'n vaste ploeg die om de veertien
dagen by elkaar komt. Daarnaast
kan iedereen die denkt dat hy
een stuk kan schryven, z'n gang
gaan. Als hy of zy zelf een lay
out wil maken, kunnen ze dat by
ons doen. De lezers krijgen zo meer
het gevoel dat het hun eigen Hit
week is. Die woorden platelaar en
twiener zyn ook van my. Ze wor
den nu in de advertenties opgeno
men. Ik krijg er geen cent voor".
Willem zegt persoonlyk niets
aan Hitweek te verdienen. Zyn in
komsten komen uit andere bron
nen. Die bedryf sad vieze n en zo
De oplage van Hitweek is nu 36000
en stygt, aldus De Ridder, met de
dag. „Deze zomer hebben we even
een inzinking gehad. We drij
ven voor het grootste deel op los
se verkoop, jongens die het blad
overal verspreiden. Maar 's zomers
gaan ze met vakantie".
MODE
Willem de Ridder wordt spon
taner als zijn mening over ande
ren gevraagd wordt. Hy is dan
niet vaag, maar beslist.
Over mode: By de fabrikanten
dringt nu eindelyk het besef door
dat de mode ook een hitpa
rade heeft, die snel verandert. De
mode is flitsend geworden. Kyk
maar naar de opart. In Neder
land dachten ze, ha dat is het.
Ze kochten grote voorraden in.
Maar na een paar maanden was
het al weer voorby. De modezaken
moeten jonge inkopers aantrekken.
Ze moeten by de tyd blijven en
ieder ogenblik kunnen omschake
len. Jonge mensen kopen geen kle-
kopen 't omdat ze het gewoon leuk
vinden. Morgen kan dat weer wat
ding meer als statussymbool. Ze
anders zyn. Op het geld wordt niet
zo nauw gekeken.
Over het Grand Gala: Hebben
we uit principe weinig aan gedaan.
Met dat schijnheilige gedoe laten
we ons niet in. Zo'n feest wordt
betaald uit de winst die platen-
maatschappyen maken op beat-
muziek. Laten we wel wezen, daar
ligt de grootste omzet toch. Maar
op het feestje zelf wordt de beat
weggedrukt. Dat vind ik huichel
achtig.
Over provo's: Vind ik sympa
thiek. Maar die Bernard de Vries
ligt my niet. Is my te veel een
politieke intrigant. Geef my maar
Roel van Duyn.
Over schrijvers: Een boek
schryven om het boek, een af
geronde roman of zo, is voor my
uit de tyd. Ik zie schryven uit
sluitend als een hulpmiddel, een
uitgangspunt om iets anders te be
reiken. Harry Mulisch ligt my
wel.
Over Peter Schat en zijn Laby
rinth: Een misgreep. Ik zou er
een rol in gespeeld hebben. Maar
het ging niet door omdat Peter
echte acteurs wilde gebruiken. Hy
wilde een meesterwerk maken, zei
hy. Nou, als mensen hun werk
zo belangrijk vinden hoeft het voor
my niet meer. En wat hebben die
acteurs er nou van terecht ge
bracht. Ze deden maar wat. Niet
dat zo'n Ko van Dyk daar iets aan
kan doen. Maar de man moet je
daar niet voor gebruiken, die weet
er geen raad mee.
Dat is dan dat.
Willem de Ridder springt op.
Weer die vluchtige handdruk. Hy
haast zich naar buiten, naar het
volgende idee.
Nog steeds zonder glimlach.
iiwiiiiwiiiiiiniiuiiuiwttnuiiiiwiiiiiiiwiiiioiHiwwiinwniwwwuiiHi
DE zeevisser in het bijzonder
heeft altijd een sterke
drang tot expansie gehad.
Toen de handlijn en de
bamboehengel evolueerden
tot werphengel en werpmolen
waarmee men zo maar honderd me
ter en meer kon werpen steeg de
populariteit enorm, maar de vis
soorten die men ving bleven, helaas,
dezelfde: bot, schar, schol, tong en
af en toe wat gul of zeebaars. Dat de
zeevisserij desondanks duizenden
aanhangers kreeg is o.a, te danken
aan het grote spelelement dat optrad
en aan de behoeften tot recreatie.
Men begon de Waddenzee te exploite
ren; boot na boot verscheen en het werd
een bedoening van belang. Maar de vis
soorten die men ving bleven dezelfde.
Vele sportvissers begonnen periodiek
naar Engeland te gaan en naar Helgo
land. Voor grondhaai en gul, voor blauwe
haai en zeepaling. Vrij kostbare onderne
mingen.
Al jarenlang wordt er, in artikel, boek-
hoofdstuk en reclame, gespeeld met de
gedachten aan een eigen haaivissery; aan
wegvaren vanuit een vaderlandse haven
om terug te komen met haai.
Nieuw
Tot voor kort echter, alle reolame en
suggestie ten spyt, was het nog niet
voorgekomen dat men h^ai aan wal
bracht. Behoudens dan misschien op een
enkele uitzondering na, die weinig pers
pectief opende. De wens bleef vader van
de gedachten. Maar begin september zou
de zeevissery definitief een nieuw aspect
verwerven. Zeer vroeg in de ochtend, of
De bedoeling was, naar de z.g. „vuile
gronden" te gaan, waarvan men hoopte
dat het de plaats zou zyn waar de grond
haai zich ophoudt.
Om een lang verhaal kort te maken:
men trof tameiyk zwaar weer; twee man
bleven op de been en waren in staat te
vissen. Slechts enkele uren. Maar ze vin
gen zeven grondhaaien, benevens een aan
tal zeer grote ponen, de zwaarste ruim
drie pond. Een en ander was ruim vol
doende om, zy het dan ook in kleine
kring, een laaiend enthousiasme te ver
oorzaken, want dit was het nu waarvan
men al Jaren droomde.
Enkele dagen later vertrok dezelfde kot
ter weer naar de visgronden. Met andere
vissers aan boord, die heel ander weer
troffen. De herfst toonde haar stille, gave
kanten; de zee was vlak als een spiegel,
de vangst zeer overvloedig.
Men bleef twee dagen op zee en toen
men terugkeerde werd aan alle twyfel en
aan al het pessimisme, dat sprak over toe
val een uitzondering, radicaal een eind
gemaakt. Voorgoed.
De Zwaardvis stoomde binnen met zes
entwintig grondhaaien aan boord. En met
enkele honderden makrelen, wat ponen
en wat wyting. Vissoorten die, met be
trekking tot de haaivissery, plotseling wa
ren gedegradeerd tot aassoorten.
Na die dag heeft men nog enkele tocht
binnenkort veel en veel grotere haai zal
worden gevangen. Het bewys was er zelfs.
De vis werd verspeeld, na zich tot vlak
by de boot te hebben laten zien. Maar er
moet gezwegen worden.
Al was het alleen maar om niet in de
fout te vervallen van hen die over haai
schreven, op een tydstip dat drie Jaar op
de feiteiykheden achter lag.
stuk wyting gebruikt5 ook wel een klein»
via in zyn geheel; een en ander van de
hoofdgraat ontdaan.
Om de haai te lokken werd, zoals men
algemeen in Engeland doet, een reuk-
spoor gelegd door middel van fyngemalen
vis in een net. Maar ik geloof dat dit eer
weinig effectieve methode is voor grond
haai. Voor roofhaai werkt het buitenge-
Voorbij
Grazer
jes ondernomen. Om enkele uren of een grondhaai aan boord. In totaal zyn er
dag te vissen. En tot op heden is het schip tientallen gevangen tot een lengte
geen enkele maal binnengelopen zonder 1.10 meter, maar het ziet er naar uit,
De grondhaai wordt ook wel gryze of
ruwe haai genoemd. De mannetjes kun
nen een lengte tot 2 meter bereiken. De
grondhaai heeft de gewoonte zyn prooi
langs de bodem te zoeken. Hy eet makreel,
wyting, zandspiering, inktvis en haring,
maar het is een bhjft een „grazer". Hy
stoot de vis, die langs de grond vertoeft,
op en pakt ze dan. Zonder zich daarby,
zoals de roofhaai dat doet, op de zykant
te werpen.
Dit houdt in dat men hem moet vangen
met het aas boven de grond, hetgeen, in
verband met de stroomsterkte en het ge
wicht aan lood om die stroom te over
winnen, op een speciale manier moet ge
beuren.
Men heeft een vry flinke haak nodig,
gemonteerd op drie meter staaldraad.
Iedere haaisoort houdt er nameiyk de ge
woonte op na, zich in de lyn te wikkelen
en iedere haaisoort heeft een huid die
met een nieuwe vyl kan worden verge
leken. Vandaar die lange stalen onderiyn.
Als aas wordt een stuk makreel of een
Dit was dan een summier verslagje
wat er de laatste weken en dagen op dl
Noordzee aan het gebeuren is. Wy kun
nen zeggen: de moeilykheden zyn voorblji
Want, even terzyde, de door my opgesom
de vangsten, in enkele dagen gemaakt,
overtreffen de jaarvangsten aan haai, dil
men vanaf Helgoland plaoht te maken.
Verstaat u dat wel...
We doen dus niet zo maar mee, we doen
byzonder goed mee. Ik zwyg over de dag
tochtjes, waarby men niet verder uit gaat
dan drie of vier kilometer en ws
vangsten geboekt werden die tot aa
twaalfhonderd makrelen kwamen, Makre
len, bevist met d- verenpaternoster, 350 of
500 gram lood, een boot-hengel en een
draaiende reel. Want iedere werpmolen en
iedere hengel met bussen knappen kapot
Maar dit is, neem ik aan. oude koek.
Het ging hier momenteel om de haafi
een vis die we tot dusver alleen van
plaatjes kenden of van de buitenlands»
vissery, maar die biyk geeft ir groten ge
tale voor te komen op onze eigen, bereik
bare visgronden.
De tyd is gekomen, dacht ik, onze bot
en aalhaken om te smeden tot grover ma
teriaal en ten stryde te trekken.
Reken maar, dat het gedaan wordt.*
JAN SCHREINES