Student zijn - in 1966 Tegenspreken Verenigingen Afstuderen door C. J. M. Schuyt STUDEREN is een groot avon tuur. Studenten zijn de avontu riers, die in volstrekte vrijheid mogen doen en laten, wat z© wil- len. Ze bezitten hierbij een zorg- vukkg aangekweekte radheid van tong, waarmee ze iedereen, die Iop hun weg komt kunnen over stemmen met het opdissen van hun verhalen, avonturen en stu- I dentengrappen. En volgens caba- retier Paul van Vliet zijn het de ze verhalen, waar ze de gastvrij heid mee betalen. Toch wordt op deze manier de gast vrijheid grotendeels misbruikt, omdat de vriendelijke gastheer wordt achter gelaten met een bewonderende of afgun- stige blik op dit prinsenleventje, terwijl afgunst noch bewondering op zijn plaats is. Iedereen, die een poging doet het moderne studentenleven te beschrijven, is gedwongen met kracht het in vrijwel alle lagen der bevolking geromantiseer- I de studentenleven te ontluisteren: de I „Heeren" zijn aardige of onaardige jon gens geworden en het deemoedige cubi- cula locanda heeft plaatsgemaakt voor een brulaal-grote kamernood. j Getuige vroeger het zo beroemd ge- worden grapje „Studeert U?" „Pardon, mevrouw, ik ben student" van grote studentikoze snedigheid, de student anno 1966 zal op de vraag „Bent u student?" 1 met evengrote snedigheid antwoorden: „Pardon, mevrouw, ik studeer". En hiermee hebben we meteen het voor naamste kenmerk, waaraan de grote meerderheid van de 60.000 Nederlandse jongeren, die aan onze universiteiten en j hogescholen studeren, voldoet. De ge- I middelde student van tegenwoordig stu- deert hard, werkt hard, let zorgvuldig I op zijn of haar toekomstmogelijkheden en neemt er na gedane inspanningen zijn plezier van. De romantiek van het vaak negentiende eeuws aandoend stu- dentenleven van nog slechts één genera tie terug beeft plaats gemaakt voor een nuchter en verstandelijk opgezette stu- <he met een hierbij aangepast studenten leven. Trouwens ook in het studeren zelf heb ben zich vele veranderingen voorgedaan. Het is niet meer de hooggeleerde pro fessor, die in alle willekeur zijn wijsheid voor de studenten uitstrooit, zijn college afdraait en weer ijlings verdwijnt naar de hoge torenkamers der wetenschap, onbereikbaar voor zijn studenten. Nee, de hoogleraar moet, zoals onlangs prof. H. Gomperts bij zijn ambtsaanvaarding m oen interview verklaarde, worden'te gengesproken. Door wie? Door de stu dent anno 1966, die zich bewust is mede te werken aan de verantwoordelijke taak de wetenschap, aan wie de maatschap- Pij terecht hoge eisen stelt, mede voor- fit te brengen of in de maatschappij toe te passen. En de student, die vanuit dit besef studeert, zal zich er wel voor hoe den met open mond de hoogleraar hoog- eerbiediglijk toe te knikken of zijn stu dievrijheid te gebruiken door in het ge heel niet te studeren. Practica, werk groepen met een klein aantal studenten, seminars dwingen de student te komen tot een eigen oordeel en inzicht in de problemen, nog voordat de grote toets steen van het examen in zicht is. En wie met studeert vanuit een bepaald ideaal zich uit louter praktische overwegin gen aan een soortgelijk gedragspatroon ontormeren om hierdoor efficiënt en af te studeren on van een goede Portie in de maatschappij verzekerd te Zo is studie een bijzondere inzet van persoon, eist het concentratie en Drie beelden uit het studentenleven: de col legezaal, de kamer, de universiteitspoort. Inhoud van deze bijlage: Pagina 1: Student zijn in 1966. Pagina 2: Sociologie: werken op hechter doortimmerd niveau. Pagina 3: Automatische informatieverwerking. Metaalkundig ingenieur. Pagina 4: Delftse opleiding tot wiskundig ingenieur. Waar men wat kan studeren. Wie komt in aanmerking voor een rijksstudietoelagt Pagina 5: Studeren in de biochemie. Technische Hogeschool in Delft. Pagina 6: Scheikundig ingenieur. „Die ijselijke wetenschap economie". zelfdiscipline. Men moet zioh volledig verdiepen in de stof. Ook over deze con centratie bestaat nog in ruime mate .een geïdealiseerd en geromantiseerd beeld: het in zeer korte tijd door gewel dige krachts- en denkinspanningen eigen maken van een ontzaglijke hoeveelheid kennis. Zo is het niet. Concentratie wordt ver kregen door regelmatige inspanning van de geest. Zoals ook een sportprestatie gebouwd is op regelmatige oefeningen, zo moet ook het met succes afleggen van tentamens en examens worden voor bereid door nauwgezette dagelijkse oefe ning, waarbij de controle niet door school of universiteit, maar door de stu dent zelf wordt uitgeoefend. Studeren is iets voor wilskrachtigen met uithou dingsvermogen en wie zich niet aan zelfdiscipline wil onderwerpen zal vroeg of laat de gevolgen ervan in zijn studie ondervinden. Nu is het nog niet zo, dat elke student zich deze vorm van stude ren al heeft eigen gemaakt en dat er dus bijna geen „gesjeesde studenten" meer zijn, maar wel is het waar, dat deze manier op steeds grotere schaal is waar te nemen on bij voorbeeld in de en geestelijk isolement leidt, zoals is ge bleken, eerder tot vroegtijdig afbreken dan tot een sneller voltooien van de studie. Het wonen in de universiteits stad is daarom nog steeds een belang rijk, hoewel niet absoluut noodzakelijk, hulpmiddel bij het vinden van het mi lieu, waar men eigen en andermans mo gelijkheden kan ontdekken in studie, geestelijke vorming en plezier. Hier spe len zich de contacten af met „de ande re en het andere", het zonder voorin genomenheid ontmoeten van vele nieuwe dingen. Doel van deze contacten is steeds het bevorderen van de zelfstan digheid en kritische gezindheid bij de toekomstige wetenschapsbeoefenaar. Ve le wegen leiden naar dit doel, bijna even zoveel wegen als er studenten zijn. Sommige studentengroeperingen en met name de Corpora streven hier naar door vooral de nadruk te leggen op het persóónlijke contact met de me destudenten. Een kritische houding je gens elkaar (groentijd) en nadien een in horizontale of verticale jaargroepen intensief beleefd gemeenschappelijk wel en wee zijn kenmerkend. Hechte ban den kunnen worden gesmeed en de ver scheidenheid in ervaring met andere personen, dikwijls nog van ander karak ter, opvatting of milieu geven velen de mogelijkheid zich m een bepaalde le vensstijl te ontplooien tot waardevolle academici. Bij de nieuwere stromingen in bet studentenleven kan men een consequen te gerichtheid op de inhoud der dingen en situaties waarnemen. Studenten raden, studentenvakbewe ging en sommige hernieuwde confes sionele of politieke verenigingen voeren de rij aan. Belangstelling voor en be trokkenheid op problemen, toestanden en feiten uit het universitaire, maatschap pelijke of politieke leven zoals deze in woord en geschrift duidelijk worden, zijn kenmerkend. Verbluffend is vaak hun kennis van zaken, waar ze soms zelfs ministers en kamerleden de loef mee af steken. En niet alleen maar voor de lol. Hun waardering voor en contact met andere studenten gaat vaak en soms uit sluitend via deze gemeenschappelijke betrokkenheid. Het zijn deze nieuwe be wegingen geweest, die gezorgd hebben dat de berichten in kranten en andere publiciteitsmedia over het kleine studen- stejóeafeeo «Ét één en desetfde studie richting verenigen, zaften dan ook» meer dan voorheen bet studentenleven gaan bepalen. De vroeger ao uitzonder lijk geprezen en benadrukte culturele of academische vorming wordt nu meer m de diepte dan m de breedte gezocht. Het is niet meer het drijven in een oeverloze vijver van citaten, en cyclopedische kennis en culturele ma nifestaties, maar veeleer een in de he dendaagse cultuur geworteld mens-zijn. De saillante kenmerken van deze tijd:1 eerlijkheid en openheid worden dan ook veelvuldig door de studenten nage streefd. De mogelijkheden om hiertoe te ko men zijn talrijk. Een eigen keuze uit al deze aanbiedingen, verlokkingen en verplichtingen zal de student na verloop van tijd (soms een hele tijd) het in zicht geven, dat hij langzaam maar ze ker in staat is moeilijkheden van al lerhande aard, zowel wetenschappelijke, beroepsmatige als geestelijke of soms maatschappelijke problemen, zelfstandig te overwinnen. En dit besef is dan te vens het sein, dat de datum van afstu deren niet zó ver meer van hem af kan liggen. En dat was ten slotte de bedoe ling. Blijft er voor de student dan nog wel vrije tijd over? Tijd om zich te ontwik kelen, voor academische vorming, tijd voor plezier en gezelligheid? Deze vraag kan volmondig met ja worden beant woord, tenzij men academische vorming ziet als „het overal alles van af weten" en plezier en gezelligheid uitsluitend vindt in het „dag en nacht bieren op de sociëteit". Studeren is niet iets strikt persoonlijks De studie is voor alle studenten het eerste bindingselement geworden. De studentenfaculteitsverenigingen, die alle bètafaculteiten al ruime tijd als van zelfsprekend is ingeburgerd. Van de kant van de universiteit staan steeds meer dan vroeger wetenschappe lijke ambtenaren en decanen klaar om de student bij zijn studie te adviseren en hem tot op de eindstreep te begelei den. Hoewel er nog geen vaste regeling in ólle faculteiten is, kan bijna iedereen ervan gebruik maken en men aarzele niet hiervan te profiteren. Immers ook in de sport is een topprestatie vaak te danken aan de goede leiding van de coach. tenwerekije in luttele jaren van studen tengrappen met biggetjes to Appelscha veranderden in serieuze meningen, com mentaren of rapporten op belangrijke gebieden. Collegegeldverhoging en nu weer de noodwet voor de medische fa culteiten zijn duidelijke voorbeelden. En niet in de laatste plaats door de ver anderde publiciteit is dit wereldje ont sloten en ontstond er een nuchtere oriëntatie op de wereld om ons heen. De studentenwereld is op weg een nieuw „image" te krijgen. Hoewel geen van beide vormen van studentenleven in hun eenzijdigheid is aan te raden en een Verstandige combi natie van beide voor iedere student mogelijk zou moeten zijn, is een positie ve keuze voor een of andere vorm van contact met andere studenten en leden van de universitaire gemeenschap vaak van doorslaggevende betekenis gebleken voor het voltooien van een studie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1966 | | pagina 7