science... economics!'
That dismal
Studie voor schei-
<undig ingenieur
3.500
'Peurwerk
Vorming
Fiscaal
Variatie
Afwijkend
door dr. P. W. Klein
door prof. dr. ir. P. M. Heertjes
HET is zo langzamerhand wel
Igemeen bekend, dat het synthe-
sche chemische produkt niet
teer weg te denken is uit de mo-
samenleving. Minder alge-
wordt geweten, dat mede
gevolge hiervan, de scheikun-
5 ook in Nederland in
toenemende mate aan bete-
wint; dat een bijzonder snel-
opkomst van het aantal chemi-
;he fabrieken in Nederland in de
iatste tientallen jaren heeft
aatsgehad en dat nu één derde
in de Nederlandse industrie
pelt op de scheikunde. Nog min-
is men zich er algemeen van
wat voor de realisering en
tvoering van dit gebeuren nodig
palet van beroepen, nodig om
synthetisch chemisch produkt te
innen maken is zeer genuanceerd. Op
tversitair niveau: de chemici, de
kici eh mathematici; op technisch ni-
au: de scheikundig ingenieurs, de
ffktuigbouwkundig ingenieurs, de eco-
men en daarnaast nog zeer velen
n niet academisch niveau, zoals de
de analisten, de chemiciëns,
I technici en de arbeiders,
de opleiding tot scheikundig in-
pieur en daarnaast over de taken, die
scheikundig ingenieurs kunnen ver
moge hier iets worden medege-
j)e duur van de opleiding voor schei-
idig ingenieur is nominaal te stellen
|5 jaar, dat wil dus zeggen, dat men
I studie kan volbrengen 5 jaren, na-
Lmen het diploma van de middelba-
fcchool heeft verworven. In werkelijk-
duurt de studie langer, het gemid-
pe ligt op het ogenblik bij bijna 8
Daarbij zij aangetekend, dat dit
uiteraard geldt voor dege-
die de studie volbrengen en dit
zestig procent van de zich aanmel-
'de studenten. Over het verschil tus-
werkelijke en nominale studieduur
|il zeer veel geschreven. Het moge
flelijk zijn, dat het verschil op het
fnblik te groot is, al mag niet worden
[geten, dat de opleiding tot academi-
meer vraagt dan het zich eigen ma-
i van vakkennis en dat daarnaast
moet worden besteed aan de
van de persoonlijkheid. Het zij
te erkennen, dat ook dit tijd kost
dat in het studieprogramma daar-
geen tijd is ingeruimd.
Ie kosten van de studie bedragen
men behoorlijk kunnen studeren,
1 behoorlijk voeden en redelijk kle-
i, kunnen deelnemen aan het „gezel-
een noodzakelijkheid-,
per jaar circa 3500. Er zij graag
dat er veel studenten zijn,
het voor mir.der doen. Evenwel kan
daar dikwijls bij constateren, dat
voeding en kleding niet die aan-
wordt besteed, die wenselijk moet
geacht. Er moge wel worden
bnstateerd, dat de studentengroep
tien onze gemeenschap een bevoor-
hte groep is, maar dit geldt zeker
t voor haar financiële situatie. In
e is armoede troef. In vele geval-
hoeft genoemd bedrag niet alleen
geldmiddelen van de ouders of ver
gers te worden opgebracht. De Re-
verleent een zeer uitgebreide
in de vorm van beurzen en rijks-
Meer dan veertig pro-
van de studenten kan met gedeel-
financiële steun van de Overheid
deren.
)e studie is ingedeeld in drie delen,
afgesloten worden met respectieve-
het propaedeutisch examen na twee
r, het kandidaatsexamen na weer
jaar en het ingenieursexamen na
ineens weer 1 y2 jaar.
propaedeutische studie geeft de
tot de scheikunde, de natuur-
en de wiskunde. Van de veertig
falende studenten vallen verre-
g de meesten af gedurende de pro-
studie. In de studie voor
kandidaatsexamen wordt verder ge-
iwd aan de scheikunde, ten dele nog
i de natuurkunde en de wiskunde en
an de technische vakken hun intrede.
z'jn de chemische technologie, de
ische technologie en de werktuig-
nwkunde.
n de studie, leidende tot het inge-
doet in volle omvang het
speurwerk zijn intrede en bekwamen de
studenten zich via deze experimentele
studie, in een van de gedoceerde on
derdelen.
Gedurende de gehele studie neemt het
laboratoriumwerk, naast het bestuderen
van de theorie, een zeer belangrijke
plaats in. Ongeveer vijftig procent van
de studie wordt aan dit laboratorium
werk besteed en ongeveer vijftig pro
cent aan de theorie. Gedurende de stu
die aan de Hogeschool vindt eveneens
een toetsing plaats naar de geschiktheid
om en waar later in de praktijk werk
zaam te zijn, door middel van het
praktisch werken". Dit gebeurt in de
industrie of in laboratoria van deze in
dustrie, in binnen- zowel als in buiten
land.
De studie is niet voor alle studenten
uniform. Na het propaedeutisch examen
kan men differentiëren naar bepaalde
richtingen, die verschillen in de aan
dacht, die aan onderscheidene vakken
wordt gegeven. Zo is er bij voorbeeld
gelegenheid om zich meer in de tech
nische richting te bekwamen of om
meer aandacht aan de pure wetenschap
pen te besteden.
Na het kandidaatsexamen is deze
differentiatie nog groter. Het gevolg
hiervan is, dat het aantal mogelijkhe
den voor een werkkring bijzonder groot
is. Deze werkkring kan variëren van
het zijn van leraar aan een middelba
re school of HTS tot aan het leiding ge
ven aan een chemisch bedrijf. Zonder
overdrijving kan men zeggen, dat een
scheikundig ingenieur overal waar che
mie wordt bedreven nuttig werkzaam
kan zijn.
Belangrijk voor het zojuist gestelde
is, dat de Technische Hogescholen in
hun opleidingen wel een duidelijke dif
ferentiatie tonen, maar dat nergens
van enige specialisatie sprake is.
Om dit te adstrueren zij als voor
beeld genoemd, dat voor Nederland o.a.
belangrijk zijn de textielindustrie, als
ook de petroleumindustrie. Er wordt
echter niet opgeleid voor textielinge-
nieur, noch ook voor petroleuminge-
nieur. Men wordt scheikundig ingenieur
en kan als zodanig in alle chemische
industrieën zijn plaats vinden. Het bo
venstaande houdt natuurlijk in, dat na
indiensttreding in een bepaalde indus
trie een zekere inwerktijd, te schatten
op twee tot drie jaren nodig is om zich
de details van de desbetreffende indus
trie volledig eigen te maken.
DIE sombere, urtzichtskxze we
tenschap der economie! Zo scham
perde in de 19e eeuw een wereld
beroemd Engels historicus min
achtend over deze, toen nog zeer
jonge, loot aan de boom der we
tenschappen. En ruim honderd
jaar later luidde de nog altijd wei
nig vleiende titel van een boek
over de geschiedenis van het eco
nomisch denken: „De filosofen
van het dagelijks brood". Wie an
ders dan saaie klerkenfiguren en
uitgeloogde dorknopers zouden er
aan denken zich in deze platvloer
se en laag-bij-de-grondse weten
schap te storten? Het antwoord
laat zich voor wat Nederland be
treft gemakkelijk geven. In het
kader van het wetenschappelijke
onderwijs volgt thans niet minder
dan ongeveer 11% der studenten de
economische studie. In de maat
schappijwetenschappen econo
mie, recht, sociologie, geschiede
nis, aardrijkskunde, e.a. be
draagt hun aantal méér dan één
derde van het totale aantal studen
ten. Het valt niet aan te nemen,
dat op hen allen bovenstaande de
nigrerende diskwalificaties var
toepassing zijn.
Vanwaar de grote belangstelling voor
de economie? Zij is misschien gedeel
telijk te verklaren uit de vrij ruime
toelatingseisen.
De poort der studie staat immers
wijd open voor de abituriënten van
gymnasium zowel als hbs, zulks in te
genstelling tot b.v. de studie in de rech
ten. Bovendien staat een betrekkelijk
groot aantal instellingen van weten
schappelijk onderwijs de student ter
beschikking: de Rijks Universiteit te
Groningen, de Gemeentelijke en Vrije
Universiteiten te Amsterdam, de Neder
landse Economische Hogeschool te Rot
terdam en de Katholieke Economische
Hogeschool te Tilburg nemen alle aan
staande economisten onder hun hoede.
Aan deze, de toeloop stimulerende om
standigheden kan nog worden toege
voegd, dat de studiekosten betrekkelijk
laag zijn. Zij zijn uiteraard in belang
rijke mate afhankelijk van persoonlijke
inzichten en omstandigheden, maar va
riëren in het algemeen met inbe
grip van huisvesting, kleding, college
geld, zakgeld, verzekeringen e.d. rond
een bedrag van 4.000 per jaar.
Dit is in vergelijking tot b.v. de na
tuurwetenschappelijke of technische
studierichting niet veel. De toetreding
tot de markt om maar eens de eco
nomische terminologie te gebruiken
is dus betrekkelijk gemakkelijk. Maar
daarnaast is het goed te bedenken, dat
van de economie als wetenschap een
welhaast traditionele aantrekkingskracht
uitgaat op diegenen, die in het bijzon
der zijn geboeid door de problematiek
van het heden. De vraagstukken, waar
op de economie haar licht tracht te
werpen, wortelen immers van oudsher
in sterke mate in de actualiteit.
Toen in de 19e eeuw de moeizaam op
gang komende industrialisatie de maat
schappelijke nood der arbeidende klas
se aan het daglicht bracht, stond in de
economie als vanzelf het vraagstux dei
inkomensverdeling centraal in de aan
dacht.
Toen in de jaren dertig van de 20e
eeuw een structurele economische de
pressie produktie en consumptie in
grauwe kluisters gevangen hield, wier
pen de economisten zich als één man
op de studie van het conjunctuurver
schijnsel, met als gelukkig resultaa*.
dat wij thans met enig voorbehoud kun
nen vaststellen, dat dergelijke langdu
rige crises kunnen worden voorkomen.
Na de tweede wereldoorlog drong
zich de problematiek van de ontwikke
lingslanden op de voorgrond met als
gevolg, dat zich thans overal ter we
reld de piekerende hoofden der econo
misten buigen over het vraagstuk van
de economisohe groei. Bij alle koele ob
jectiviteit, die de economie gelijk elke
andere wetenschap nastreeft, is zij der
halve toch een wetenschap voor hen,
die zich maatschappelijk geëngageerd
voelen.
Afgezien van haar aantrekkelijkheid
als wetenschap biedt de economie haar
discipelen een goede voorbereiding voor
de toekomstige werkkring, hoewel zij
slechts in zeer beperkte mate een be
roeps- of vakopleiding pretendeert te
zijn. Wat dit betreft wijkt zij in be
langrijke mate af van bij voorbeeld de
studie in de theologie of de medicij
nen. De afgestudeerden van deze stu
dierichtingen zullen immers ongetwijfeld
hoofdzakelijk werkzaam zijn als res
pectievelijk dominee en arts. Aan de
studiekeuze is hier tegelijkertijd de be
roepskeuze gekoppeld, terwijl de econo
mie haar alumni in dit opzicht een
veel grotere mate van vrijheid laat.
Deze omstandigheid brengt met zich,
dat de aankomende student, die liefst
zo nauwkeurig mogelijk is ingelicht
omtrent zijn toekomstmogelijkheden,
zich ziet afgescheept met wat verdacht
veel lijkt op een dooddoener.
Hij krijgt te horen, dat hij vele kan
ten op kan. Als doctorandus zal hij
zijn werkkring kunnen vinden in het
rijk geschakeerde bedrijfsleven, bij
overheids- en semi-overheidsinstellingen,
bij internationale organisaties, bij ver
enigingen als die van werkgevers of
werknemers, bij het onderwijs op ver
schillend niveau. Ook in de sector der
vrije beroepen of die der journalistiek
zal hij terecht kunnen komen.
Zijn werkzaamheden binnen de een
maal gekozen beroepsrichting zijn al
even gevarieerd als deze, bij lange na
niet volledige, opsomming. De econo
mist moet immers door de aard van
zijn scholing in staat worden geacht de
meest uiteenlopende functies met be
trekking tot beleid, advies en onder
zoek te vervullen. Wie er dan ook de
adreslijst van afgestudeerde economis
ten op na slaat ziet zich geconfronteerd
met een verbijsterend groot aantal
beroepen en functies: de hoogleraar
prijkt naast de conrector, de referenda
ris van het ministerie van financiën
naast de secretaris van een gezond
heidsorganisatie, de commerciële staf
functionaris naast de belastingadviseur,
de directeur van een handelsonderne
ming naast die van een sociaal-cultu
rele instelling.
De studieopbouw tracht tegemoet te
komen aan de veelzijdige eisen, die de
praktijk aan de afgestudeerde econo
mist stelt, doordat de studie in hoofd
zaak is ingedeeld in twee fasen.
De eerste fase, die een tijdsduur van
2y2 k 3 jaar vergt, omvat de studie
tot en met het kandidaatsexamen. Ge
durende deze periode is de studie op
enkele uitzonderingen na voor alle
studenten gelijk. Op deze wijze ver
krijgt de student de algemeen vormen
de basiskennis, waarop hij zijn verdere
studie kan voortzetten. Sommige facul
teiten hebben in deze fase een propae-
deuse ingebouwd, die reeds na het eer
ste jaar van studie met een examen
wordt afgesloten. Deze regeling, be
doeld als zeef voor ongeschikte studen
ten, verlengt de studieduur voor het
kandidaatsexamen niet.
Na de kandidaatsstudie kan de stu
dent zijn vorming in verschillende, min
of meer gespecialiseerde richtingen
voortzetten. Wil hij een snelle, sterk
op de praktijk gerichte afronding van
zijn opleiding verkrijgen, dan kan hij
terecht bij de Gemeentelijke Universi
teit van Amsterdam, de Nederlandse
Economische Hogeschool te Rotterdam
of de Katholieke Economische Hoge
school in Tilburg, waar hij een half
jaar na zijn kandidaatsexamen de
graad van baccalaureus in de economi
sche wetenschappen kan verwerven.
De ervaring wijst echter uit, dat de
meeste studenten de voorkeur geven
aan het volgen van een doctorale stu
dierichting, die hem na een studieduur
van 3 k 3Vj jaar als doctorandus aan
de maatschappij aflevert. Feitelijk doet
thans de tweede studiefase haar intre
de, omdat in het doctoraal een zekere
specialisatie in verschillende richtingen
wordt verkregen. Hierbij dient men
echter te bedenken, dat niet elke facul
teit der economische wetenschappen ook
werkelijk alle hieronder genoemde stu
dierichtingen in haar onderwijsprogram
ma heeft opgenomen. Men zal er dus
goed aan doen er zich zo spoedig moge
lijk van te vergewissen welke faculteit
welke specialisaties ter bestudering open
stelt.
In het algemeen kan worden ge
zegd, dat thans een zestal wegen naar
een verschillend geaard doctoraal-exa-
men voert. De algemeen-economische
richting, primair bedoeld voor studenten
wier belangstelling uitgaat naar de
centrale thema's van de economische
wetenschap, verschaft zoals de naam
al aangeeft de meest algemene op
leiding tot een grote verscheidenheid
van functies bij overheid en bedrijfsle
ven.
De bedrijfs-economlsche richting is
bestemd voor degenen, die een functie
in het bedrijfsleven ambiëren, waar
voor een grondige administratieve en
boekhoudkundige scholing vereist is.
Deze richting biedt tevens de aanslui
ting op de post-doctorale accountancy-
studie.
Als pendant van de bedrijfs-economi-
sche richting fungeert de staatkundig-
economische doctoraal-opleiding, die
vooral bedoeld is voor degenen, die
een ambtelijke carrière verkiezen. Het
administratief- en staatsrecht drukt zijn
stempel op deze studierichting.
Voor hen, die hun werkkring in de
sociale sfeer zoeken ligt de sociologisch-
economische studie open, waarin o.a.
de vakken sociologie en sociaal recht
zijn opgenomen. De sterk in betekenis
groeiende kwantitatief-economische rich
ting prepareert haar leerlingen voor die
functies, waarvoor een combinatie van
economische en mathematische kennis
vereist is. Vele sectoren van het maat
schappelijke leven maken thans met
name in toenemende mate gebruik van
de econometrie.
Van zeer jonge datum is ten slotte
de fiscaal-economische studierichting,
die tegemoet tracht te komen aan de
toenemende behoefte aan economisch
geschoolde belastingdeskundigen.
Ondanks deze specialisatie in het
doctoraal blijven de afgestudeerden van
de diverse studierichtingen in belang
rijke mate onderling verwisselbaar, zo
dat zelfs met de keuze van de doctora
le richting nog altijd een grote mate
van vrijheid met betrekking tot de uit
eindelijke beroepskeuze blijft bestaan.
Zo kan bijv. de staatkundige econoom
gemakkelijk in het bedrijfsleven worden
geplaatst, terwijl omgekeerd de over
heid zich gaarne bedient van de dien
sten van de bedrijfseconoom. Het feit,
dat de genoemde studierichtingen zijn
geënt op een gemeenschappelijke stam
wordt trouwens geïllustreerd door de
omstandigheid, dat zij kunnen worden
bekroond met het in juridisch opzicht
voor alle studierichtingen gelijke docto
raat in de economische wetenschappen.
Zo biedt de economie allerminst som
bere en uitzichtsloze toekomstperspec
tieven. Door haar rijk geschakeerde en
veelzijdige aard schept zij integendeel
voor haar discipelen de krachtige po
tentie tot ontplooiing van ieders eigen
kunnen en willen te midden van de
menselijke samenleving.
Het is nuttig om nog aandacht te be
steden aan de grote variatie in het
soort werk, dat men alleen al in indus
trieel verband kan doen. Allereerst dan
het leiding geven aan een bepaalde pro-
duktieeenheid om te zorgen, dat het
produkt in goede kwaliteit en zo goed
koop mogelijk kan worden gemaakt.
Daarnaast het uitvoeren van het ont
wikkelingswerk, dat moet leiden tot de
bouw van een chemische fabriek. Dit
werk is gebaseerd op in het laborato
rium verkregen gegevens en resulteert
in het vaststellen van de procesvoering.
Daarbij wordt tevens de vraag beant
woord of een bepaald produkt econo
misch te maken is.
Dan het laboratoriumwerk zelve,
waarin bestudeerd wordt het maken
van nieuwe verbindingen, die technisch
zouden kunnen worden toegepast, het
bestuderen van de stofeigenschappen
in verband met hun technische fabrica
ge en daarnaast het werk op het ge
bied van de chemische en fysische ana
lysetechnieken.
Ook mag niet worden vergeten, dat
produkten moeten worden verkocht en
dat deze produkten worden gebruikt en
dat dus ook aan de klant technische
inlichtingen moeten worden gegeven
over bestaande produkten en over de
vraag waar en hoe zij het beste kun
nen worden toegepast. Ook bij dit werk
kunnen scheikundig ingenieurs van gro
te dienst zijn.
Over het aantal scheikundig inge-
nieurs, dat in de toekomst nodig tal
zijn is met geen mogelijkheid een ver
antwoorde uitspraak te doen. Geconsta
teerd tij slechts, dat op het ogenblik in
Nederland aan de drie hogescholen
ruim 1500 studenten in de scheikundige
technologie staan ingeschreven. Gecon
stateerd zij tevens, dat in de laatste
tijd ieder van de afgestudeerden zich
een betrekking heeft kunnen verwerven.
En ten slotte tij vastgesteld, dat een
goede vrouw of man met liefde voor het
vakgebied altijd een plaats zal vinden.