ZEE IS RIJK HET NU PAS EEN BEE ALVIFT leeft schietstoel- beveiliging WE GAAN TJE ZIEN DOORL. ORANJE Het duiken naar grote diepte is iet zonder gevaar. De Alvin be lt dan ook een aantal veilig- aidssy sternen, die onafhankelijk elkaar werken. Zo kan de be- lanning, wanneer de pompen uden weigeren het gewicht van Bt duikbootje verminderen door drie zware batterijen af ie sto- Is dat niet voldoende, dan San ook nog het stabilisatiesys- i worden gedropt. Zou door of andere oorzaak de mecha nische arm hopeloos vast blijven P] <Men, dan wordt hij eenvoudig losgekoppeld. Doen er zich plot- ling ernstige moeilijkheden voor lefect in de zuurstofvoorziening, brand of iets dergelijks), dan kan 'de bemanning haar toevlucht ne- tot het laatste redmiddel: het loskoppelen van de drukcabi- n de romp. De ooi, die lich- dan water, vliegt dan als schietstoel naar het zee oppervlak. Door zijn vele mogelijkheden is it Alvin het troetelkind van de Amerikaanse oceanografen. De bolvormige drukcabine heeft vier patrijspoorten, die samen een voortreffelijk uitzicht geven op ïe omringende zee. Alle onderde- 1 ten, zoals motoren, batterijen, be- tturings- en onderzoekingsappara- tuur, zijn ondergebracht in de romp, die van polyester is ge maakt. Het zeewater heeft vrij loegang tot de romp, het spoelt ais het ware tussen de motoren en apparaten door. Er zijn drie schroeven. De gro te schroef bij de achtersteven is vendbaar; de besturing daarmee gebeurt precies eender als met een buitenboordmotor. De beide kleine propellers aan de boven kant kunnen in elke stand wor den gezet, zodat de Alvin daar mee zowel vooruit als achteruit fean varen en ook kan stijgen en dalen. De propellers kunnen ook afzonderlijk worden bediend, waardoor de Alvin letterlijk om lijn as kan draaien. Voor de stabilisatie van de Al fa dienen twee kwikreservoirs, waarvan een in de boeg en een ia de achtersteven. Beide teser- voirs zijn via een pijpsysteem ver bonden. De elevatiehoek van het duikbootje wordt geregeld door hwife van het ene in het andere (si f reservoir te pompen. |IHI| Het systeem voor het variëren fai de opwaartse kracht is vol komen nieuw. Zes met olie gevul de atuminium bollen staan elk in verbinding met een rubber zak. Voor het vergroten van de op- Maartse kracht wordt er olie uit |j d( bollen in de flexibele zakken gepompt. Het volume neemt daardoor toe, terwijl het gewicht 'an de Alvin gelijk blijft. Het duikbootje stijgt dus op. Naast de besturing langs visue- Ie weg kan ook gebruik worden gemaakt van de scanning sonar, een soort akoestische radar, die Waarschuwt voor obstakels. Bij het ontwerpen is er reeds tekening mee gehouden dat de Alvin door de lucht moet kunnen tor den vervoerd. Afmetingen en gewicht zijn daartoe laag gehou den. Links: vis en schaduw, 2100 m. diep; daarnaast; diepzeeërs kunnen voor bergingswerk samenwerken met robots: hierboven: men had nooit anders dan dode benthosaurussen gezien, met „voelsprieten" maar het blijken lange voorpoten te zijn!; rechts: de Aluminaut; onder: de Alvin. wateroppervlak. Terwijl miljoenen mensen de laatste jaren gefascineerd de ruimtevaartprestaties volgen van oost en west, is er een ander wetenschappelijk project in uit voering, Jat even uniek is: men sen dalen af naar de zeebodem, duizenden meters onder het kenden de ichtyologen (viskundigen) vrijwel alleen dode' diepzeevissen, die uit de diepte waren opgehaald. Met de bathyscaaf is het mogelijk om de dieren in hun eigen diepzeemilieu op te zoeken en daar hun leefwijze te be studeren. Zo gaf de duik naar elfdui zend meter al meteen uitsluitsel op de dikwijls gestelde vraag, of er dierlijk leven mogelijk is op zeer grote diepte. Toen Piccard Jr. en Walsh zachtjes op de bodem van de Marianentrog neer daalden, vonden ze het antwoord: in de schijnwerperbundel zwom bedacht zaam een vis, die met bolle ogen voor zich uitkeek. Een vis, levend on der een druk van 1000 atmosfeer. Evenmin als het met de auto gebleven is bij de Spijker en de T-Ford, is men met de diepzeeërs blijven stilstaan bij de bathyscaaf. Tijdens het intensieve gebruik van de Trieste traden al spoe dig bepaalde tekortkomingen aan het licht. Met zijn twee schroeven kan de bathyscaaf slechts een afstand van 1,5 km varen. De accu's zijn dan uitge put. Deze geringe horizontale beweeg lijkheid is bij oceanografisch en zee biologisch onderzoek een grote handi cap. Er werd overlegd, er werden suggesties gedaan, daarna kregen de plannen om een nieuw, doelmatiger type diepzeen- boot te bouwen vaste vorm. Het resul taat is de „Alvin", een kleine twee- persoonsdiepzeeboot, met in beginsel alle voördelen van de bathyscaaf, maar met een veel grotere manoeuvreer baarheid en een horizontale actiera dius van 45 km. Dit is een belangrijke vooruitgang in vergelijking met de 1,5 km actieradius van de bathyscaaf. De „Alvin" is gebouwd voor het Ame rikaans Oceanografisch Instituut te Woods Hole, maar de Amerikaanse Marine, die het meeste belang heeft bij het oceanografisch onderzoek, hielp bij de olarmen en financierde ten slotte het hele project. De „Alvin" is met zijn zes meter lange kiel heel wat kleiner dan de bathyscaaf; de waterverplaat- sing van dertien ton bedraagt slechts ZATERDAG APRIl 1966 Weekeindbijlage Leidsch Dagblad De Atumfaant is ook ontworpen afs bea*» gingsvaartuig en kan ook gezonken schepen opsporen. Reynolds Aluminium Int., die het scheepje heeft laten bou wen, verwacht dat de drie miljoen dol lar die in het project zijn gestoken er royaal uit zullen komen, indien men de Aluminaut gaat gebruiken voor het ber gen van de lading van de duizenden schepen, die in de beide wereldoorlogen zijn vergaan. De Aluminaut kan wor den uitgerust met twee ^mechanische Het diepzee-onderzoek begon op 23 janua ri 1960, toen vroeg in de morgen een klein konvooi arriveerde in het zeegebied dat bekend staat als de Marianentrog, een zeediepte in de buurt van het eiland Goeam. De aardkorst in de Marianentrog vertoont een diepe kloof en op deze 23e januari zal er een poging worden gedaan om af te dalen tot de bodem van de trog. Met zijn elfduizend meter is deze plaats het diepste punt van de oceaan. De duik, die zal worden uitgevoerd met de bathy scaaf „TRIESTE" een diepzeevaartuig uitgevonden door de Zwitserse profes sor Auguste Piccard, begint om 8 uur 's morgens. Nadat Jacques Piccard, zoon van de uit vinder, en duikbootofficier Don Walsh het luik van de drukcabine achter zich hebben gesloten, verdwijnt de bathy scaaf langzaam in de golven. Negen uur lang blijven beide mannen onder water, dan duikt de bathyscaaf weer op. De krachtproef is volbracht: twee mensen zijn tot de diepste plek van de oceaan doorgedrongen. Een schitterend succes voor de Ameri kaanse Marine, die de bathyscaaf in 1958 van professor Piccard heeft over genomen. Voor de Zwitserse geleerde zelf is het méér dan een succes. Het is de kroon op zijn werk, de rehabilitatie na veel miskenning. Eindelijk heeft hij kunnen bewijzen dat het principe van zijn bathyscaaf bruikbaar en betrouw baar .is. Bij het afdalen naar de zeebodem neemt de hydrostatische druk snel toe met één atmosfeer per tien meter, waardoor voor het afdalen naar grote diepte de conven tionele duikmethoden volkomen onbruik baar zijn. Een duiker in duikerpak komt niet veel dieper dan honderd meter, en zelfs een atoomonderzeeër brengt het niet verder dan driehonderd meter (wat precies het dieptebereik is, wordt zorg vuldig geheim gehouden. Voor het wetenschappelijk onderzoek van de zeebodem wil men echter kunnen af dalen tot kilometers diepte, waar de hydrostatische krachten zo groot zijn dat we ze in tonnen moeten uitdrukken. Het was Piccard, die als eerste een diepzeeboot ontwierp die tegen de ver pletterende krachten van de diepzee be stand was. De bathyscaaf van professor Piccard ver raadt door zijn principe, dat hier een natuurkundige achter de tekentafel heeft gestaan met succes overigens. De diepzeeboot werkt volgens hetzelfde principe als de luchtballon. De luchtbal lon, die lichter is dan de omringende lucht, kan een zware gondel met be manning vrij in de lucht laten zweven. Geheel analoog bestaat de bathyscaaf van Piccard uit een grote, met benzi ne gevulde tank, die doordat hij lich ter is dan het omringende water een grote opwaartse kracht ondervindt. On der dit „drijflichaam" hangt de „gon del", een zware, bolvormige drukcabi ne. De opwaartse kracht van de ben zinetank is in staat het gewicht van de twaalf ton zware drukcabine en van de beide ballastreservoirs te dragen. Onder het zeeoppervlak zweeft de bathyscaaf in het water, net als een luchtballon in de lucht. Het manoeuvreren in die „ge wichtloze" toestand geschiedt op de zelfde wijze als in een luchtschip. Wil men opstijgen, dan wordt wat ballast gelost (ijzerschroot); wil men dalen, dan laat men wat benzine ontsnappen. Een bijzonder punt van Piccards bathy scaaf is, dat de grote drijf tank via een opening aan de onderzijde in directe verbinding staat met de zee. Daardoor is de druk binnen en buiten de vlotter- tank steeds gelijk. Dank zij de drukver- effening van binnen- en buitenkant kon de constructie van de drijf tank licht worden gehouden: de twintig meter lan ge tank heeft een wanddikte van slechts 5 mm. En dat terwijl de bemanning in de bolvormige drukcabine moet wor den beschermd door een smeedstalen wand van 12,5 cm dikte. Dat het eenvoudige principe van de bathyscaaf goed voldoet, werd overtui gend bewezen toen de Trieste het ab solute record diepduiken op zijn naam bracht De schijnwerpers van de Trieste waren de eerste die de eeuwi ge duisternis op de bodem van de Ma rianentrog doorbraken. Daarmee was tegelijkertijd de laatste proefduik van de bathyscaaf tot een goed einde gebracht De Trieste had zijn waarde bewezen en tevens de weg naar de oceaanbodem voor de mens ontsloten. De exploratie van de oceaanbodem is een onvoorstelbaar groot karwei. Drie kwart van de aarde is bedekt met water, maar van het maanoppervlak is meer bekend dan van de bodem van de wereldzeeën. Daar is het vraagstuk van de onderzee se golfstromen. Het water op grote diepte komt van de polen, maar van welke aard zijn die diepzeestromingen, welke snelheid hebben ze en welke weg volgen ze? Verder is er de studie van het geluid, dat zich onder water vijfmaal zo snel voortplant dan in de lucht. De kennis ervan is van belang voor het opspo ren van onderzeeërs. Hoever plant het geluid zich onder water voort en wat zijn de invloeden van druk, zoutgehal te en temperatuur? Maar het boeiendste aspect van het diep- zeeonderzoek is toch wel het observe ren van de diepzeefauna. Tot dan toe een tiende van die van de „Trieste". Dr. Robert Morse van het Marine Re search Laboratorium noemde de „Tries te", vergeleken bij de lichte, wendbare „Alvin" een „langzame, lompe, onhan dige diepzeelift". Niet erg complimen teus, maar toch wel raak uitgedrukt. De nieuwe diepzeeër heeft een duikbereik van bijna 2000 meter. Dit lijkt vrij weinig naast de elf duizend meter van de „Trieste", maar op het continenta le plat is er voor de „Alvin" voorlopig nog exploratiewerk in overvloed. Het duikbootje heeft een aantal holle aluminium bollen in de romp, die als drijvers fungeren. Voor het onderzoeken van een geaccidenteerde oceaanbodem is de „Alvin" geknipt. De beide kleine propellers aan de bovenkant kunnen in elke stand worden gezet, zodat de „Alvin" daarmee desgewenst als een helikopter kan stijgen en dalen. Dank zij de propellers behoeft er niet bij de geringste diepteverandering ballast of benzine te worden gelost, zoals bij een bathyscaaf. In hun nieuwe aanwinst kunnen de oceanografen de onderzeese golfstro- mingen sneller en nauwkeuriger bepalen dan voorheen. De Alvin laat zich maar zachtjes met de stroom meevoeren, ter wijl hij met zijn propellers de hoogte boven de zeebodem regelt. De Alvin heeft inmiddels een concurrent gekregen. In dezelfde tijd dat het Oceanografisch Instituut de Alvin liet bouwen, werd elders in de V.S. ge werkt aan de kleine driepersoonsduik- boot Aluminaut. Dit scheepje, dat even als de Alvin nu alweer een jaar in de vaart is, heeft door zijn commandoto ren en zijn hydrodynamische vorm de allure van een echte onderzeeër. In de tien meter lange en twee meter hoge cabine werkt de bemanning aanzienlijk comfortabeler dan in de benauwde ruim ten van de bathyscaaf of de Alvin. Een vijftien centimeter dik aluminium pantser geeft de Aluminaut een diepte- bereik van maar liefst 5600 meter. Te recht wordt hij dan ook 's werelds eer ste echte diepzeeduikboot genoemd. handen", die van bïnnenuït kannen wor den bediend. Daarmee kan zelfs een brander worden gehanteerd om scheeps wrakken open te snijden. Gelukkig is dit minder sympathieke trek je van het project Aluminaut niet het belangrijkste. Er liggen méér schatten op de zeebodem dan de met goud of zil ver beladen wrakken van oude koop vaarders. We bedoelen de grote rijk dommen aan delfstoffen op de oceaan bodem. Tijdens het Internationaal Geofysisch jaar vond de Horizon, een schip voor oceanografisch onderzoek, bij het diep- zeedreggen in het oosten van de Stille Oceaan grote zwartbruine klonten op de zeebodem, die bij analyse voor vijftig procent uit mangaan bleken te bestaan. Verder bevatten de klonten kobalt, ko per en nikkel. Nader onderzoek met diepzeecamera's leerde dat dit soort ertsvelden ook op de bodem van de Atlantische en de Indische Oceaan voorkomt. Vooral op grotere diepte blijkt de bodem letterlijk bezaaid te zijn met deze metaalbollen; naar schatting is de dichtheid gemiddeld 50 kg per m2. John Mero van het Institute of Marine Resources, een expert op het gebied van zeebodemonderzoek, meent dat de exploitatie van deze metaalbollen nu reeds economisch verantwoord zou zijn, vooral omdat bij de winning van het mangaan ook het nikkel, kobalt en ko per zou vrijkomen. Maar de zee kan méér dan alleen deze me talen leveren. Voor de vliegtuigindus trie zijn dagelijks tonnen magnesium nodig. Dit metaal vormt samen met aluminium de lichte, sterke legering die in vliegtuigen wordt verwerkt. Het' zee water bevat magnesium in grote hoe veelheden. Wat zich onder de bodem van de zee be vindt is nog nauwelijks bekend, maar uit de weinige boringen die tot nu toe zijn verricht is gebleken, dat er op som mige plaatsen radium in de zeebodem zit in concentraties zoals die nergens op het vasteland worden aangetroffen. De onderzoekingen van de diepzee zijn tot dusver maar steekproeven in het onme telijke gebied dat 71% van het aardop pervlak beslaat. Wat er bij meer syste matische zeebodemexploratie zal wor den gevonden, weet geen mens. De zee is rijk. gelukkig!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1966 | | pagina 9