JO VAN DOVEREN WORDT 14 MEI 65 JAAR E ZONDER DE LICHTJES EN DE MUZIEK VAN HET THEATER" In het bloed Hagenbeek Sarrasani Strassburger Circus-expert nu zelfstandig ondernemer op theatergebied,, loon Thuisblijvers Reizi ZATERDAG 23 APRIL 1966 LEIDSCH DAGBLAD LJD.-EXTRA „Echt klassiek circus hebben we in Nederland niet meer." „Vroeger, toen hadden we hier twee echte circussen: een groot. Strassburger, en een klein. Van Beveren. Ze zijn allebei verdwe nen en wat we nu nog hebben Begrijp me goed, ik vind Bol- tini een harde werker, die heel wat presteert, maar wat hij brengt, is voor mij niet het ware. Nu kan meneer Boltini wel zeggen, dat het klassieke circus ouderwets is, maar dat is niet waar. In Dene marken. Duitsland en Spanje vind je nog wèl van die echte cir cussen met zestig, zeventig paarden. Daar trekken ze nog steeds genoeg publiek. En hierDe mensen weten het niet meer. Een jaar of vijf geleden hebben we het in de RAI geprobeerd met het Circo Americano, het beste sinds de oude Sarrassani van 1931. en ook nog met Althoff in Carré, maar het bezoek was niet ge weldig. Misschien is het Nederlandse publiek wantrouwig ge worden Aan het woord: Jo van Do- veren, de man die, om met Alex de Haas te spreken, in ons land de circusmode er ln heeft ge bracht. De man, die achtereen volgens voor Hagenbeek, Sar rassani en (rond een kwart eeuw) voor Strassburger als perschef optrad, voordat hij vier jaar geleden piste en paarden, temmers en trapezewerkers, kortom dat hele aparte wereldje waarmee hij leek te zijn ver groeid, voorgoed vaarwel zei om „een van de weinige zelfstandige ondernemers op theatergebied in Nederland" te worden. Die oq^mezwaai is anders dan velen denken, die in de loop der Ja ren deze circus-expert hebben le ren kennen Van Doveren niet zwaar gevallen. De verklaring „Ik had in mijn jeugd twee hobby's: circus en muziek. Ik was eerst van plan violist te worden, ik heb nog een muziekopleiding gehad en in strijkjes gespeeld langs de Rijn en in Dtisseldorf, maar 't circus heeft me er van afgehouden. Niet dat ik daar ooit spijt van heb gehad, hoor, en ik was ook niet uit het circus- bedrijf gestapt, als Carl Strassbur ger was blijven leven. Maar nu hij er toch niet meer is, ben ik wel blij, dat het zo is gegaan. Ik ver dien nu geld met mijn andere hob by, muziek, en dat bevalt me best". „Ik heb altijd verschrikkelijk veel van klassiek gehouden. Ik ben een van de grootste Mengelberg-fans die er bestaan. Als jongeman nam ik iedere zondagochtend de trein van Den Bosch naar Amsterdam voor de matinee van het Concert gebouworkest. Ik had net genoeg geld voor een retourtje, twee gul dien veertig was dat toen. Op het studentenabonnement van een vriendje kwam ik dan binnen". Maar allang voordat hij een viool van een cello had leren onderschei den, was de jonge Jo van Doveren in 1901 in Wijk, bij Heusden aan de Maas, geboren als zoon van een boer al verknocht aan het circus. „Het zit me in het bloed, denk ik. Mijn moeder kwam uit een familie van kunstschilders. Ik had een tante. <he schoolrijdster was en zich Reg als noemde. Zij heette eigenlijk Slager, maar had haar naam omgedraaid. Een broer van mijn grootvader had de eerste reizende bioscoop in Nederland. Je zou dus kunnen zeggen, dat ik een tikje erfelijk belast was. Als kind was ik al zeer bedroefd, als het circus wegging. En als het circus kwam. ach, dan was ik helemaal van de kaart. Ik ging ze van de trein halen en hielp met opbouwen, dacht dan niet aan school, ik kwam veel te laat of Weef gewoon de hele dag weg". Toch duurde het nog tot 1929, voordat Jo van Doveren zijn pro fessionele entree in de circuswe reld maakte. .Door bemiddeling van NRC-redacteur Lamping, een emeritus predikant, die voor zijn krant boksen, godsdienst en circus deed. Uit Hamburg was hem ge vraagd, ©f hij niet iemand wlat. <üe voor Hagenbeek de publiciteit in Nederland kon verzorgen". Eén jaar Hagenbeek was beslis send voor Van Doverens verdere le ven. „Sarrassani zei altijd: als je in het circus één paar zelen hebt versleten, kom Je er niet meer ntt." Dat het Van D«veren 33 Jaar later toch gelukte om het circusbedrijf uit te gaan, is niet helemaal toeval lig. „Ik ben er altijd met één voet buiten blijven staan. Max Tak had me dat aangeraden. Die zed: je krijgt anders zo'n bekrompen ge zichtsveld, je ziet dan alleen maar het circuswereldje". De journalistiek door hem als jongeman al beoefend voor bladen in Culemborg en Zaltbommcl A rai- son van een daalder per stukje moest hem behoeden voor een al te enge blik. „In mijn paspoort heeft als beroep altijd „journalist" gestaan." Hij heeft verscheidene boeken op zijn naam staan en legio artikelen, voornamelijk over het circus. Hij publiceert trouwens nog steeds in o.a. het Haarlems Dag- 'illllllilllllllllllllllillllllllllllllilllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII DOOR FRITS KOFFIJBERG liiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii blad, Het Parool en het Algemeen handelsblad. „Ik ben geen literator, ik schrijf niet mooi, maar ze zeggen wel van mijn stukken, dat ze ge tuigen van liefde voor en kennis van het vak". Na zijn periode-Sar rassani (van 1930 tot '33) is hij ook nog vier Jaar correspondent van „De Telegraaf" ln Den Bosch geweest, tot hfj werd gestrikt door StrasRburger. Zijn jaren bij Sarrassani noemt hij mijn mooiste tijd op circusgebied". hij reisde mee naar Scandinavië en Zuid-Amerika. „Het was een ge weldig circus. Tienduizend plaat sen! Zoiets zou nu niet meer kun nen bestaan. Laatst hebben we nog eens uitgerekend, dat de dagkosten van het oude Sarrassani in deze tijd een ton zouden bedragen! Het is jammer, diat over Sarrassani nog nooit een goed boek is geschreven. Ik ben het nog steeds van plan. Die man was zo boeiend, daar hoef Je echt geen fantasie over te schrij ven om er iets leesbaars van te maken". Over boeken gesproken: „In 1929 ben ik begonnen met het op bouwen van een circusbibliotheek. Ik heb nu vierduizend boeken in allerlei talen. Er zitten veel oude werken bij, heel oude. En ik ben nog altijd aan het verzame len, maar het wordt steeds moei lijker iets bij zondera op de kop te tikken. Ik heb speciale adresjes in Parijs en Londen die voor me uit kijken. Na mijn dood) gaat alles naar Parijs. Daar komt een circus- museum, waaraan ik de hele bi bliotheek vermaak". Als de „eeuwige" perschef van Strassburger („die had een band met het Nederlandse volk. zoals vroeger Carré die had") is Jo van Doveren vooral bekend geworden. „Het is me, geloof ik, in al die ja ren wel gelukt bij de pers, en daar door ook bij het publiek, belang stelling te wekken voor het circus. Tegenwoordig heeft bijna elke gro tere krant wel iemand) die een cir cus weet te beoordelen. Dat is wel eens anders geweest". „Een circus is net een fabriek, het moet even perfectionistisch worden geleMu Aan de ene kant mag je geen geld over de boeg gooi en. aan de andere kant moet je risico's durven nemen, investeren. Carl Strassburger was een vakman. Die wist in heel Europa prachtige nummers weg te halen, meestal voordelig ook, omdat ze dan nog niet bekend waren". Nadenkend: „Hij is helaas veel te vroeg gestor ven". Terwijl hij opstaat en door de kamer begint te ijsberen: „Dat is een heel triest verhaal En dan vertelt hij over de laatste ja ren van Carl Strassburger, met het dringende verzoek hiervan niets te publiceren. Na dit terzijde vervolgt hij: „Carl was een geweldig mens. Iedereen ging voor hem door het vuur. Hij gaf zelf trouwens het voorbeeld: kwam altijd als eerste op het werk en ging als laatste weg. Het was een vreemde man ook. In zijn circus was hij de koning, maar daarbuiten was hij zeer verlegen. Als je met hem had afgesproken in het Amstel- hotel, glng-ie niet alleen naar binnen, dat durfdie hij niet; hij bleef op de brug op Je wachten". „Het is het meest „cleane" be drijf diat ik ken", besluit Van Do veren zijn relaas over het circus, „met de minste menselijke rotzooi. Waar men ook minder verdient dan in de showbusiness, maar waar men liefde voor zijn werk heeft. Het is een hard vak vol discipline. De grote fout van tegenwoordig is, dat men te makkelijk is geworden". aan de kassa ontvangt, gaat 45 cent naar de belasting en zo. Je betaalt vermakelijkheidsbelasting, omzetbelasting, auteursrecht en te genwoordig ook loonbelasting voor buitenlandse artiesten. Als je in de schouwburg speelt, ben je zo doende al de helft van de recette kwijt. voorstellingen van binnen- ©n bi tenlandse klein- en grote kuw naars. „De laatste tijd doe ik i jlep Pepijn van Paul van Vliet aard vac' dingen. Dat vind ik het beste cal j tret van het ogenblik. Pepijn het niet altijd in van die nar gen als homofielen en de pil hoort tegenwoordig niet anden wordt er misselijk van". 2 (inn dere r\ plak vern men iter! itoei Al in zijn Strassburger-tijd, voor al de laatste tien jaar daarvan, deed Van Doveren dingen die nu tot zijn dagelijks werk behoren. „In '56 of '57 haalde ik Jacques Brei voor honderd gulden naar Ne derland, nu krijgt-ie negenduizend. Amont heb ik ook voor honderd gulden gehad. Gréco, die nu in dollars rekent, heb ik voor duizend gulden gehad. Ik heb ook nog twee Jaar Toon Hermans gedaan. Even kijken, dat moet in '54 en '55 zijn geweest. Toon was toen nog een arme jongen. Hij is een fijn artiest, maar om altijd met Toon te wer ken, nee, we zijn als goede vrien den uit elkaar gegaan". Ondernemingen van de laatste Jaren: de musical West Side Story („met z'n vieren namen we toen een risico van een half miljoen; als het was mislukt, waxen we fail liet geweest"), de musical Oliver, Gospelshow, do Georgiërs, het Bol- sjoi-ballet enz. „Ik ben tegelijker tijd ondernemer en impresario. Grote dingen <Üoe ik meestal samen met een paar anderen: die zijn te duur om alleen te doen". „Ik zet steeds mijn eigen geld op het speL Dat maakt dit vak ook zo spannend. Als je er eenmaal ln zit, kun je er niet mee ophouden. Rijk word je er niet van. 'k Wil niet klagen, maar vaak is het co: wat je de ene keer verdient, ver lies je de volgende keer. Aan de Georgiërs hebben we zoveel ver diend, dat we er allemaal een jaar van konden leven. Maar aan een Parijse musical die we hierheen hebben gehaald, waren we ln veer tien dagen met z'n tweeën 28.000 gulden kwijt. Ach ja, je gokt ook weieens verkeerd." Het toch al kleine groepje zelf standige ondernemers op theater gebied in Nederland wordt steeds kleiner. Een collega sterft en nie mand neemt zijn plaats in, vertelt Jo van Doveren. De meeste geld schieters zien er geen brood in „De lasten worden te zwaar, op ell gebied. Van iedere gulden die j< Het opschroeven van de entree prijzen tot, laten we zeggen, EEG- niveau, heeft volgens hem weinig zin. „Uitgaan wordt in Nederland nog steeds beschouwd als een luxe. Dat is misschien een calvinistisch trekje van ons volk. Men heeft er meestal geen geld voor over. In het buitenland vragen ze rustig tien, twintig gulden voor een plaats. Dat hoef je hier niet te proberen. Alleen de uitschieters, een show van Her mans of Kan. trekken volle zalen. Maar alles wat in de middenmoot ligt, is moeilijk te verkopen, diaar blijft het publiek bij weg. Neder landers zijn een volk van thuisblij vers. Ze zitten 's avonds voor de televisie, 'n Vreselijk medium!" Op het ogenblik verzorgt Jo van Doveren de publiciteit voor o.a. de Nederlandse Opera Stichting en het Nederlands Kamerorkest. Daarnaast organiseert hij dus zowel hier als over de grenzen Wat hem daarentegen nooit vervelen, is reizen. „Vooral treil vind ik heerlijk. Ik heb heel wat gereisd ln mijn circustijd en ikr nog veel. Parijs, Brussel, Spsi Italië. Een paar Jaar geleden wu in een heel Jaar één avond thi oudejaarsavond!. Ik heb het ene druk. Ik lig geen nacht voor tl uur in bed". Jo van Doveren wordt 14 md 11 jaar. Het bereiken van wat de P sioengerechtigde leeftijd wordt noemd, zal voor hem geen ven dering brengen. „Ik s mijn armen over elkaar kom11 zitten. Ik heb altijd heel hardl werkt en dat doe ik nog, dat ik heerlijk. En ik blijf dit doen ik doodga. Ik kan 's zonder de lichtjes en de muziek' ter?"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1966 | | pagina 10