Ian Pampus wijst de weg naar vrijheid en ruimte STEDEN MAKEN VOOR EEN SAMENLEVING .keindbijlage Leidsch Dagblad fg/ÊKÊM ZATERDAG 16 APRIL 1966 e minister van Volkshuisvesting kan het en naar ons gevoel ook zo nood- bej jk mededelen, dat de woningproduktie '8$ ig moet en dat de toename van het na- 2 p e woningbezit met 125.000 per jaar een nale eis is, omdat de achterstand, maar snelle groei van de bevolking deze e vergen. Doch in de jubelstemming =jjiet halen en zelfs overtreffen van de voor- Sjiproduktie per jaar vergeten we maar al [Unakkelijk dat die woningen ergens moe- Torden neergezet, en dat nog wel in een ^Uwaar grond een schaars artikel is gewor- En we vergeten bovendien dat de onom- ren onvrede van velen met hun bestaan Li te danken is aan de wijze waarop hun i*Se omgeving vorm of gebrek aan - heeft gekregen. De mate waarin die kle wordt gevoeld of domweg bestaat, is, psychologen kunnen vertellen en naar ar- iten emotioneel weten, veel groter dan uit dij leken omtrent woonwensen of wooneisen unnen worden afgeleid. Helaas blijkt tot te de sociologie ons voornamelijk inzicht schaffen in de formuleerbare onvolkomen- achteraf, doch zich nauwelijks een plaats innen verschaffen als vertaler van onbe- of onderbewuste ervaringen met het wo- iaeen stedelijke gemeenschap en evenmin lfl. Éffl profeet voor toekomstige gewenste 'vl timen. Dat laatste is misschien maar pok, omdat de woonvorm iia sterke mate bepaald door de ruimtelijke gevoeligheid l|| e ontwerper en dus nooit op een weten- 'II telijk onderzoek kan berusten, doch daar T- ens gebruik van maken. Gelukkig heeft merhand de mening door psychologen toond dat allerlei secundaire maat- lelijke eisen, waaronder zelfs en juist de uit onvrede met de materiële ing voortkomen, een dieper fundament [en. Hierdoor is het inzicht gegroeid dat materiële voorwaarden beter en anders worden voldaan. De resultaten van dat A it zijn tot nog toe niet erg bemoedigend ^st, omdat de vormentaal waarin men hen bij een ander inzicht paste, moet de architecten Van den Broek lema bijzonder dankbaar zijn, dat zij als studie voor het eigen bureau en als rerp voor algemene discussie een plan en gemaakt voor een deelgebied bij Am- am waar zij ca. 350.000 mensen zouden laten wonen. Afgezien van het plan zelf, feit van de studie d.w.z. van de tijd nen voor eigen inkeer en beschouwing heeft ttrokken al een buitengewone daad in een rerppraktijk waarin de haast veelal het ka- er van het ontwerp mede moet bepalen, plan voor Pampus, opgesteld voor een^ ar- ectenconferentie en nadien aan de geïnte- eerden in Amsterdam ter kennismaking en commentaar toegestuurd is kort geleden in mm" mèt het ontvangen commentaar ge- Kceerd. De betekenis rijst zó overweldigend ten het belang van tot nu toe bekende ste- fouwkundige plannen uit, dat de ruime aan- |bt die ik er aan besteed, volledig gerecht- is. Want het is niet in de eerste voor een uitbreiding van Amsterdam, is een plan voor een nieuwe organisatie van samenlevingspatroon en van de mogelijkhe- om zich zelf te zijn en tot een gemeen- lap te behoren en van vrijheid en ruimte te lieten. U it gangs pun ten Het belangrijkste uitgangspunt voor het L"ipusplan een uitgangspunt dat overigens Bakema en zijn kring al veel langer be- inde betekenis had is de wil om aan bewoner van een nieuwe stad een duide- 6, herkenbare en zodoende eigen plaats te Dat is in perste instantie een stedebouw- lige kwestie. De anonimiteit niet van mens, maar van de wijk en de straat bet huis in die straat en wijk, achten zij van de belangrijkste tekorten van de gang- vormgeving en een van de grote oorzaken bet onbehagen dat mensen in nieuwe wij- tonen. Om dit te volbrengen moet de stad een dui- ']ke geleding, en een herkenbare vorm bezit- j o» waarin zich ruimtelijke climaxen voordoen geen kwalitatieve betekenis behoeven te ben. |J^n volgend stedebouwkundig uitgangspunt is ^reëren van een openbaar terrein in de van plein en straat, waar men elkaar weer ontmoeten en evenzeer herkennen. De en de eenzaamheid die soms ry wordt begeerd komt uit het ontbreken j. achteloze ontmoetingsplaatsen voort. En eit dat men er zich bij neerlegt en het s wenst om niemand te kennen, zal mede °°rzaak vinden in een oud Nederlands ge- Door A. Buffinga Detail derde wooneiland. zegde: onbekend maakt onbemind; onbekend heid leidt tot eenzaamheid en zelfs afkeer en wantrouwen. De straat en het plein zijn niet alleen de natuurlijke, want ongedwongen plaat sen om elkaar te treffen, maar ze zijn ook de zichtbare verbindingen tussen de omringende bebouwing dat wil zeggen: de woningen en tussen de buurten en wijken, kortom tussen de mensen veraf en nabij. Zodoende kunnen ze ook als technische verkeersapparatuur een architectonische, ruimtelijke rol spelen, die de verbondenheid van de gemeenschap onder streept. Om die rol zo duidelijk mogelijk te maken en om een snelle verbinding met het hoofd- verkeer autoweg, sneltrein en lokale trein (beide monorail), secundaire weg, fiets- en bromfietspaden en voetgangerspaden tot stand te brengen, voerden Van den Broek en 'Bakema een enkele verkeersstreng door het lange gebied in, waarop dwarsaansluitingen al leen maar naar buurt en huis behoeven te voe ren. Naast de stedebouwkundige en verkeerskun dige uitgangspunten beide door een sociale visie beheerst en geconditioneerd vinden we ook architectonische uitgangspunten. De be langrijkste is de visie op het wonen. De archi tecten willen de mens en de familie laten wo nen op het „midden" tussen ruimte en gemeen schap. De woningen behoren zich, wat hen be treft, aan de ene zijde te richten op de buurt, en aan de andere zijde naar de wijde, totale ruimte, die op zijn hoogst op het aardvlak na der is gedeeld door park, sportveld en in- steekhaven. Zoals de straatgalerij al deel is van de buurt, zo wordt het woonbalkon over gang tussen de beslotenheid van eigen huis en eigen familie en de openheid van de vrije ruimte. Vier eilanden De architecten gingen uit van het feit dat Amsterdam zich steeds verder moet uitbrei den zoals elke stad in de Randstad en daar buiten en dat een voortgaan met concen trische uitbreidingen alleen maar tot amorfe resultaten kon leiden. Naar één richting was de weg nog vrij: naar het IJselmeer. d.w.z. naar het toekomstige IJmeer toe. Daarheen wenden zij hun voorstel voor een deelcity van 350.000 inwoners. Het IJmeer wordt bestemd voor recreatie, doch de stadeilanden die zij er in één lijn in willen bouwen, tasten die bestemming niet aan. Integendeel: de grootte van het meer zou voor de kleine boten een belemme ring zijn. Door de splitsing, waardoor onge veer een vijfde deel van het meer zou worden gedempt, zouden de twee delen met hun enorme uitbreiding aan aanlegcapaciteit voor iedere vorm van watersport geschikt wor den. De ophoging hopen de ontwerpers door ver dieping van de rest van het meer, dus door zandwinning uit het meer te bereiken. Van de stad uit nadert de verkeersstreng dan het eerste eiland, waar het grote circuit voor de kruising met de ringweg om Amster dam moet worden gemaakt aan de rand van het Amsterdam-Rijnkanaal. Op het eerste eiland zou men 55.000 mensen kunnen laten wo nen (Zwolle ca. 57.000). Het volgende eiland waar de streng naar toe leidt, zou nog iets groter zijn (65.000 mensen). Het derde, dat dicht bij de deelcity komt te liggen, wordt het kleinst (30.000; Kampen heeft ca. 32.000 inwo ners). Het laatste eiland zou winkel- en cul tureel centrum moeten worden voor deze deel- stad met zijn 350.000 inwoners en het zou zelf naast die voorzieningen woonplaats moeten bie den voor 200.000 mensen (Haarlem: 170.000). Als we nu het plan bekijken aan de hand van de omschreven uitgangspunten, komen we tot de volgende kenmerken. De duidelijkheid en herkenbaarheid wordt in eerste instantie bereikt door de grove ver deling: vier eilanden, elk van eigen grootte. Het tweede eilatad groter dan de beide ande re, omdat het meer kleine voorzieningen moet kunnen bevatten, aangezien het het verst van oud stadscentrum en deelcity afligt. Na dat be trekkelijk grote eiland juist het kleinste, in tieme overgang naar de nieuwe city. Veel pendelverkeer zal worden opgenomen door de monorail: de sneltrein heeft stop plaatsen om de 3 km, de stoptrein om de 500 m. Wil men de bewoners wennen aan dit soort vervoer, of aan openbaar vervoer in het alge meen, dan zal de afstand tot die stopplaatsen niet groter dan ca. vijf minuten gaans moeten zijn. Dus moeten de woningen die natuur lijk niet aau de verkeersstreng worden gesi tueerd, daar dwars op worden geplaatst. De afstand van vijf minuten beperkt de uitge strektheid. De architecten passen dan ook principieel hoogbouw toe, waardoor tevens de herkenbaarheid van het eiland wordt vergroot. Overigens wordt voor elke woning een parkeer plaats onder de gebouwen gereserveerd. Bij de halteplaatsen worden de buurtvoor zieningen de winkels etc. gesitueerd. Bij de stopplaatsen van de sneltrein kunnen de grotere warenhuizen worden gevestigd. Langs de verkeersstreng komen de kantoren, galerij en, baak en en dergl. Achter deze geluid-afslui tende wand ligt het terrein van de buurten, de „dorpen", waar twee woongebouwen een binnenplein afsluiten waarop zich school, kerk, kiosk, speelveld en dergl. kunnen bevinden. Aan de andere zijde is de afstand tussen de woongebouwen minstens 300 meter, zodat daar de beleving van de vrije ruimte ongestoord kan worden gevonden. Een insteekhaven uit het IJmeer dringt in het groen, waartussen zich sportvelden, een jachthaven en b.v. een restau rant bevinden. Geheel naar het meer toe blijft plaats over voor eengezinshuizen. Naar het vierde eiland toe sluit het beeld zich af: de treinen buigen af en de hoofdverkeersweg dringt naar Flevoland toe, tussen een „poort", ge vormd door twee hoge gebouwen terzijde van de weg, door. Op het vierde eiland is een gedifferentieer der leven: het centrum is uitgebreid met grote- stads-voorzieningen en het water stroomt er als een brede, doch bedwongen stroom doorheen. In het voorgaande is het verkeer al ter spra ke gekomen. De architecten denken zich dit als volgt: een diepe achtstrooks rijbaan voor het doorgaande verkeer, met om de drie kilome ter afslagmogelijkheid naar het secundaire ver keer dat aan twee zijden totaal zes rijbanen krijgt. Boven de snelverkeersweg komt in twee lagen de monorail. Deze gaat ook nog over het lokaal verkeer heen dat zelf weer krui- siogsvrij de hoofdweg kan passeren door via ducten. De voetgangers bevinden zich op het niveau van de lokale trein. Dit niveau sluit aan bij de benedenste straatgalerijen van de woongebouwen en voert bij voorbeeld ook naar de buurtpleinen en speelplaatsen waaronder de garages zijn aangelegd (een systeem dat o.m. in Frankfurt-Nordweststadt al wordt toegepast). De ontwerpers hebben bij de woningen hun eigen „splitlevel"-type getekend, doch zij me nen dat de feitelijke uitwerking daarvan aan de architecten die zo'n plan zouden uitwerken, moet worden overgelaten. Juist de verscheiden heid van architectonische vormen kan de iden titeit van elke buurt weer versterken. Doch ik mag hier wel aan toevoegen, dat dit systeem, waarbij van een „verdelerverdie ping" uit, die tevens een galerijstraat met toe gang voor bestelwagens betekent, woon opbouw wordt bereikt die elke woning in hoge mate zelfstandig maakt, bijzonder aantrekkelijk is. Ruige ontspanning Dit artikel wil ik niet afsluiten zonder een waardering, een beoordeling van het plan, om dat een summiere weergave, als boven werd gedaan, geen recht doet aan de kwaliteiten. Het Pampusplan is een van de meest grootse stedebouwkundig-architectonische ontwerpen uit onze eeuw. Dat is een gevaarlijke uitspraak ik ben me ervan bewust. Doch, ondanks alle goede bedoelingen van de stedebouwers sinds het ontstaan van het Nieuwe Bouwen, is er vóór dit plan nog nooit een voorstel gedaan dat boven een theoretisch gelijk uitkwam en waarin het levende denken compromisloos in dienst werd gesteld van een levende gemeenschap van mensen die in hun steden en woningen willen leven. Ik vermoed dat de lezer die de begrippen verkeersaders en hoge woongebouwen alleen nog maar in afkeurende zin heeft leren gebrui ken, enige verbazing zal tonen bij dit ongedeel de en onverdeelde enthousiasme. Dat komt omdat de lezer de genoemde termen in een be staand verband gebruikt en er bij voorbaat een zekere, onaangename, gevoelswaarde aan toe kent. Doch wonen op welke „verdieping" ook, kan onder alle omstandigheden wonen blijven, als er maar aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. En juist aan die voorwaarden wordt in het Pampusplan volledig voldaan. In de eerste plaats wordt de woning het karakter van een huis teruggegeven. Men begeeft zich niet hi huurkazernes, doch men blijft „op straat", zolang men de eigen voordeur niet heeft open gedaan. En als men dat heeft gedaan, dan sluit men ook werkelijk de straat achter zich. Maar bovenal wordt men er aan de an dere zijde van het raam uit niet mee gecon fronteerd. Door de schikking van de woonge bouwen aan de vrije ruimte krijgt elk huis zijn unieke karakter, zijn persoonlijk deel-hebben aan de „ruige" omgeving weer terug. Door de beknoptheid van het plan, en door de indeling in afzonderlijke eilanden die al een grove struc tuur aanbrengen die op elk eiland steeds ver der wordt verfijnd, ontstaat een mogelijkheid tot eigen plaats bepalen die we in onze nieu we wijken volledig waren ontwend. Men komt van volledig gemeenschappelijk in steeds fijner geledingen en kleinere gemeenschappen die voorbereiden op de laatste differentiatie: de gemeenschap van het huis, de familie. En bij de weg-terug wordt men bewust steeds sterker opgenomen in de gemeenschappelijkheid van buurt, wijk, stadsdeel, deelstad. De schijn baar dwingende eisen van een goed Ver lopend verkeer zijn hier zo serieus genomen, dat ze anderzijds teruggebracht zijn tot de func tie die ze behoren te bezitten, dienaars van de menselijke relatie zonder omwegen, en dat ze de duidelijkheid van de structuur verhogen. En hetzelfde geldt voor de hoogbouw: wait maar al te vaak noodzaak is en dan „compo sitorisch" wordt gebruikt is hier dienstbaar ge maakt aan de beleving van het privé-wonen en aan de persoonlijke verstandhouding tot de vrije ruimte en tot de wijde horizon. In een rapport van de Federatie van Woning bouwverenigingen wordt aan de stedebouwers gevraagd om meer mogelijkheden voor „ruige ontspanning" in de onmiddellijke omgeving van de woning. Hieronder kan worden ver staan: de ontspanning die het natuurlijk be schikbare als vanzelf biedt. Naar aanleiding van een vroeger plan van deze architecten (voor Noord-Kennemerland) heb ik er al eens op gewezen dat het geen bezwaar is als de koei en grazen aan de voet van de woontorens. Een kind speelt nog altijd liever tussen mest dan tussen heesters terzijde van de benzinedampen. En ook de „grote" zal gaarne met de elemen taire gang van zaken in de natuur worden ge confronteerd. Consequent hebben de ontwerpers dan ook, gelukkig, het water als direct pas sief en actief element in het wonen, het genie ten van buiten en het buiten genieten betrok ken. Maar bovenal, hebben ze laten zien dat ze hebben nagedacht over de vraag wat wonen is. Wat betekent wonen' voor u, voor mij en voor hen. Daarop kan geen socioloog antwoord ge ven, omdat hij in feite vertelt wat men niét wil en wat men zich wonend in het niet-ge- wilde dan maar voor paradijselijks droomt. Daar kan alleen hij antwoord op geven die zich bewust is van de tekorten in de huidige gang van zaken, in de oorzaak van die tekorten èn in de tekorten bij hem zelf, ontstaan door de deprimerende toestand. Pampus lijkt een plan voor Amsterdam, maar het is in de eerste plaats een plan dat leven brengt en dat getuigt van een weg die we moe ten gaan in een land waarin we (moeten) wo nen. Ringweg om Amsterdam] le wooneiland (55000 mensen)] 2e wooneiland (65000 mensen) [IJmeer voor stadsrecreatie 3e wooneiland (30000 mensen) 4e wooneiland (City met 200-000 mensen; ff Ir 'tgÉksars .winkel- en cultureel centrum) Verkeersstreng (Monorail met 14 verkeersbanen)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1966 | | pagina 9