PRom Van water tot land van land tot water van water tot laiK Gé Hofenk Kom er ACHT-er TOPPERS ZATERDAG 19 MAART 1966 LtXroCK DAGBLAD v JLF Over s&sxfr f mensen Jf:y .^A; mJMcï en dingen /dicht bij huis Gemeentesecretaris J. J. Roovers van Nieuwveen schreef onder staand artikel over de wordings geschiedenis van zjjn dorp en de streek waarin het is gelegen. Uiter aard neemt in dit verhaal Nieuw- veen een centrale plaats in, maar veel van het geschrevene is ook van toepassing op tal van andere plaat sen ln de omgeving, zoals Aarlan- d er veen, Korte raar, Nieuwkoop en Zevenhoven. Want een groot deel van de Rijnstreek zoals wij die nu kennen, is enkele eeuwen geleden by wijze van spreken één grote v eenpias geweest. Een ansichtkaart van de Dj straat in Nieuwveen uit 1900, k eeuw nadat de derde fase in de mora- geschiedenis was voltooid: waterwas land geworden. Van water tot land tot water tot land. Kernachtiger kan de wordingsgeschiedenis van Nieuwveen niet worden gety peerd. Duizenden Jaren voor onze Jaar telling had wat wij nu westelijk Nederland noemen, zich ontworsteld aan de Noordzee. Door duin vorming, een proces van eeuwen, wae een uitgestrekt meer ontstaan, dat allleen ln het noorden nog ln open verbinding met de zee stond. Door toevoer van rivierwarer (Ryn, Maas en Schelde) werd het water ln dit meer langzamerhand zoeter en ontstond er plantengroei. Door afsterving en rotting van deze planten vormde zich op de bodem van het meer een laag veen, welke ln de loop van vele Jaren steeds dikker werd. Lisdodden, biezen, ruigte en riet deden tenslotte het meer dichtgroeien en zo ontstond er op den duur een moerassig land oppervlak, waarop o.a. wilgen en elzen konden ontwikkelen. Plantenresten en ontwortelde bo men en struiken hoogden de bo dem intussen steeds verder op en brachten deze zelfs boven de wa terspiegel van het vroegere meer. De vele bossen, welke ln dit moe rasgebied ontstonden, kregen de naam van „reigerbossen", omdat vooral deze watervogel zich daarin veelvuldig nestelde. Sommige van die „reigerbossen" bestaan nu nog, het Haagse Bos b.v., de meeste werden echter gekapt. Diverse plaatsnamen herinneren nog aan de vroegere woudrijkdom ln deze streek: 's-Gravenhage, Hazerswou- de, Zoeterwoude, Rijnsaterwoude, Woubrugge, Abcoude enz. Zelfs Holland schijnt zijn naam aan die bossen te hebben te danken: „Holtland". In deze wildernis, welke werd doorsneden door talloze wateren (Vecht, Amstel en Spaarne b.v.) die het overtollige water uit het gebied afvoerden, was nog geen plaats voor de mens. Alleen dieren als oeros, bever, wolf en hert konden in de ze onherbergzame streek standhou den. Intussen hebben we dus grond onder de voeten gekregen: het wa ter is land geworden. Algemeen wordt aangenomen, dat voor het Jaar 1000 zich nog geen mensen in dit gebied hadden gewaagd. Pas daarna werden, aan de rand van deze moerasachtige wildernis, aar zelend kleine nederzettingen geves tigd door vissers en jagers. Alleen waar de bestaansmogelijk heden groter waren (op de geest gronden achter de duinen en de ri- vierklei langs de Ryn en de Vecht), ontstongen al eerder nederzettingen. Vanaf deze centra drong de mens het moerasgebied binnen. Hy be gon de gronden te ontwateren en in cultuur te brengen. Uit die tyd ook de twaalfde of dertiende eeuw dateert het ontstaan van Nieuwveen. Door harde arbeid en met be hulp van primitieve gereedschap pen slaagde de mens er in de moe rassige grond te ontdoen van het overtollige water en verder te cul tiveren. Hy verkreeg goede weide plaatsen voor het vee en akkers voor de teelt van landbouwgewassen en groenten. Kunt u de acht afwükingen in de beide bovenstaande tekeningen vinden? De juiste oplossing vindt u elders in dit nummer. De eenvoudige middeleeuwer uit west-Nederland was gauw tevre den met zyn lot. Hy werkte hard en zou een goede toekomst tegemoet zyn gegaan, indien er maar geen turf in de grond was aangetroffen. Want door die omstandigheid raak ten de mensen hier van land tot water. De aanwezige houtopstanden voorzagen tot dusver de haarden en stookplaatsen van brandstof de steenkool was nog niet ontdekt. Inmiddels had men echter gemerkt, dat de afgestorven plantenresten en vergane bomen in de grond een zeer bruikbare brandstof vormden. Romeinse legeraan voerders die in het begin van on ze jaartelling in dit land vertoef den, maakten hiervan reeds mel ding. Om nu te kunnen voorzien in de steeds toenemende behoefte aan brandstof van de zich uitbrei dende bevolking, begon men ook in deze contreien de veenlaag af. te graven. In die tyd duikt ook de naam Nieuwveen op (dat „Nieuw- wellicht omdat hier later dan b.v. in Nieuwkoop en Zevenhoven met de afgraving werd begonnen). Het veen werd tot turf gestoken, in wind en zon te drogen gezet en ver volgens per schip vervoerd naar de opkomende steden, 's-Graven hage o.a. Door dit afsteken verdween ge- lijktydig het bouw- en weiland. En door steeds verdere en diepere afgravingen ontstonden al spoe dig grote waterplassen. Toch ging men door met afgraven, ge lokt door de goede prijs, welke de turf opleverde. Alle cultuurgrond verdween op den duur en toen er niets meer te steken viel, ging men over tot het uitbaggeren van de plassen om ook het laatste restje veen te bemachtigen. Het is moeilyk zich een Juiste voorstelling te maken van de ravage, die door deze „jacht" op turf werd veroorzaakt. Waar eens het vee graasde en het graan groei de, klotste nu het water van de veenplassen, welke door de afslag van de slappe oevers steeds groter werden en een gewaar gingen vor men voor het weinige land dat was overgebleven. (Enkele van die veenplassen bestaan nu nog: de Nieuwkoopse en de Langeraarse Plassen.) Er kwamen bepalingen welke de verveners verplichtten brede stroken grond te sparen langs dyken en wegen. Ook op andere manieren heeft men van overheids wege getracht overstromingsgevaar te beperken, met verdeeld succes echter. De fatale gevolgen van de roekeloze afgravingen openbaarden zich sneller dan men had gedacht. Gehele dorpen werden een prooi van het water. In de directe omge ving van Nieuwveen waren 't het dorp Schoot (in die dagen minstens zo groot als Nieuwveen) dat door het water werd verzwolgen (pim. ■nieuwe, Aftekening, 7tot Drootjinakiiure van del 'J Uytgevxenite Zanden I hynlasd. 'a^steii andx utrecirn 1 J >"ieitkoop. Sevenhoven. "Nicuveen. Schoot de Gr aailvkheyt IK orteraar. Aarlanderyeen j en tl Proosdy. (femreten Jwr\,. KnAAJCHomyt C&xdmitefrT JLairtinrtfl' J7Al 1750) en De Uiterbuurt in het te genwoordige Blokland (plm. 1790). Nieuwveen zelf bleef nauweiyks gespaard. Men kreeg vrystelling van belasting om de bedy kingen te kunnen bekostigen, want het water drong steeds verder op. Het gevaar bedreigde echter niet alleen Nieuwveen en omgeving. Het ge hele gebied van de tegenwoordige provincies Noord- en Zuid-Holland werd in de 15de en 16de eeuw voor een groot deel afgegraven en in wa terplassen herschapen. Enkele Jaren voor 1800 was de toestand ln Nieuwveen ongeveer zo, dat uitsluitend de tegenwoordige bebouwde kom nog boven het water uitstak. Dat wil dus zeggen, dat b.v. de Kerkstraat eindigde by de tegenwoordige brug achter de Ned. Hervormde Kerk. Vanaf dit punt zag men over een wyde wa terplas Nieuwkoop in de verte uit het water opdoemen, zo ook Ze venhoven, zo ook Korteraar. De huidige Dorpsstraat b.v. en de ver dere weg naar de Driesprong aan de grens met Utrecht waren om ringd door water, behoudens dan een smalle strook grond langs deze wegen waarop huisjes stonden. Een zelfde situatie strof men aan by de weg van het dorp naar de tegen woordige Kattenbrug. Men voorzag in zyn bestaan door de laatste resten veen uit de plas sen op te baggeren, terwyl ook de visvangst sommigen brood ver schafte. Men beteelde de overgeble ven stroken grond achter de hui zen en hield nog enig vee. Het is duideiyk, dat de bestaans- mogelykheden in Nieuwveen zeer gering waren geworden. Steeds meer inwoners vertrokken. Tegen 1800 woonden er in Nieuwveen krap vyfhonderd mensen en stonden er nauweiyks huizen. Maar inmiddels was elders d© stryd tegen het water al met kracht ter hand genomen. Rond Zoeter meer b.v. waren de veenplassen reeds in de eerste helft van de 17de eeuw drooggemalen. De Wassenaars© Polder onder Ter Aar kwam droog in de tweede helft van die eeuw. In Noord-Holland b.v. wa ren de Purmer, Beemster en Scher mer reeds eerder drooggemalen. In Nieuwveen en omgeving be gon men hiermee vry laat, name- lyk in het jaar 1800, in de tyd van de Franse overheersing dus. Toen begonnen de molens in de tegenwoordige Nieuwkoopse en Ze- venhovense Polder te draaien. Met dit werk was men in 1810 en 1812 zover, dat de drooggemalen gronden konden worden uitgegeven ter cul tivering. Nieuwveen kon eindeiyk weer groeien. Wederom was water land gewor den. Al in de eerste helft van de achttiende eeuw 1 plannen om de uitgeveende landen rond Nieuwveen, Nietui en Zevenhoven droog te malen. Bovenstaande kaart 1742 (het wit binnen de rasterlijn is water). Niettemin eerst nog het dorp Schoot (rechts van Nieuwveen op d0 ning) en de Uiterbuurt in het Blokland door het water 0 gen, voordat men -in 1800 tot droogmaking overgity LDTOPTIENLDTOPTÏENLDTOPTIfl CL. O E- q w êp Oh o E- q 1. Michelle (Beatles) 2. These boots are made for walking (Nancy Sinatra) Q 3. Glaasje op (SJakle Schram) 4. Baldheaded woman (Jay Jays) 5. Dedicated follower of fashion (Kinks) [>J 6. The 19th Nervous Break-down (Rolling Stonts) I 7. If you wait for love (Dave Berry) C 8. Mystic Eyes (Them) 9. That day (Golden Ear-rings) Q 10. Second-hand Rose (Barbara Streisand) tj N3IIdOiaiN3IldOJ,aTN3IIdOH DE ZAAK VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Muziek- en grammofoonplaten!^ HAARLEMMEBSW"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1966 | | pagina 14