van moord geen grapje meer W' Weekelndbljtage Leldsch Dagblad Het nieuwe tijdschrift ter stimulering i korte, Nederlandse detectiveverhaal. in het proefschrift over de detectiveroman, dat dr. P. H. de Vries in 1956 als „Poe and after" liet ver enen, was er ternauwernood beschikbaar voor een be dring van de Nederlandse jctivelectuur. Het werd de •*-tervlakkigste pagina in een ■pgens goed gedocumenteerd Zetstuk. „Moord op de Plas", prof. Geyl in het concen- iiekamp schreef, kon er naar maatstaven van dr. De Vries v mee door, maar Ivans gaf iliooguit de lof enkele „rede- boeken te hebben gepro- fcerd. Van de overigen noem- 'fjdr. De Vries zonder veel Jrdering Havank, Eckraar, _)y Corsari en Van Eemlandt daarmee was het wel beke- En nu verschijnt er een ;(1|w tijdschrift van Ab Visser (bbel M" (Misdaad en Myste- Kruseman, Den Haag), jrin aandacht wordt ge jaagd voor het korte Neder- jse detectiveverhaal, dat nog Is e.e" St,-Mfkind iS' terwijl de ""rotc" Nederlandse detective- atWtUIn ,,JOfifiCen' st1atusJheeft bereik'- Er schijnt dus tus- 3%a en 1966 een totaal andere positie voor de Nederlandse jctiveroman te zyn ontstaan, opklimmend van iets, wat in een scbnft ",et ee" achteloze vermelding kan worden afgedaan fat een kenner als Ab Visser doet uitroepen, dat wij trots ■fcn Zijn op de bereikte resultaten. Een steeds groter publiek inc. t steeds gretiger naar steeds beter-geschreven Nederlandse pi ctiveromans. Wat heeft die ommekeer zowel in de stijl van de schrijvers als in de waardering van het publiek ver lakt DE VRIES gaf in zijn proef- ichrift een pessimistische kijk op ïekomst van de Nederlandse iveroman: „Tot op heden werd Nederlands auteur voldoende nuleerd door de misdaad van and om een waar kunstwerk te pen". fer" bedoelen, dan heeft hij gelijk, 'datzelfde geldt voor alle buiten werken in dit genre. Meer- reeds werd er op gewezen, dat detectiveroman nooit tot de atuur-met-een-hoofdletter kan en gerekend, al was het alleen door de gedwongen constructie, [biet de vóór-wetenschap van de |r en het geheim houden van de —pteit van de dader samenhangt, als geen enkele detectiveroman iet peil van de Echte Literatuur behaald, dan is het evengoed dat menig detectiveverhaal als tuk meer waard bleek dan wat ls literair wordt aanbevolen, site willen detectiveromans niet zyn dan een in woorden ont raadsel, dat aangenaam en g wordt opgediend. De wijze >P dit raadsel wordt gepresen- kan soms quasi-literair zijn, behoeft het niet altijd onder Tjtostandigheden te zijn. Het is n «Waad zo, dat de detectiveroman,- ch al gebruikt hij soms haar pro- vin® kivloed van de- tectiveverhalen op bet Nederlandse pu bliek heeft soms tot -Om een mooie af sluiting te maken van *Un G.G. serie Kon digde Ivans in nr. 11 J>e eerste schreden" «an. dat hü in nr 12 «De donkere poort" de dood van Geoffrey Gill zou beschrijven. De reactie daarop was •verstelpend en Ivans overdreef stellig nau welijks, toen hg in *ijn voorwoord van nr. 12 schreef: «Die brieven bevatten bijna alle het verzoek G.G. toch vooral niet te laten sterven. Een enkele hield zelfs het dreigement in, dat men mg dat „bepaald nooit ver geven" zou. „Laat u hem toch 'lever met pensioen ergens naar buiten gaan", schrgft mg iemand. Helaas, hoe kan ik dat, waar er lo werkelijkheid voor hem, op cédés, alle problematiek van de wer kelijke literatuur afwijst, maar juist daarom is hij nooit Kitsch of schijn kunst", lezen wij in de speelse dia loog over de detectiveroman van Dresden en Vestdijk „Marionetten spel met de dood". „Maar", zegt dr. De Vries, „misdaad gedijt niet in het Nederlandse klimaat". En daar raken we één der kernpunten van de speciale moeilijk heden, waarvoor een vaderlandse detectiveschrijver zich gesteld ziet In een uitstekend essay schreef C. Buddingh': „De Nederlandse detec tive hoort, wil zij een eigen sfeer en karakter hebben, m.i. in een Neder landse omgeving, onder Nederlandse mensen te spelen, en de door een Nederlander gepleegde moord moet door een Nederlander tot klaarheid worden gebracht" Deze strenge eisen lijken Inderdaad de mogelijkheden van de „eigen" detectiveschrijvers te beperken. Mitrailleur op 't IJ Meermalen bleek al, dat de intrige en sfeer van buitenlandse detectiveverhalen niet zonder meer in een Nederlandse omgeving kunnen worden overgeplant. Reeds in 1922 liet de schrijver J. Davids in „De Avonturen van Detective Jackson" zijn held naar Amsterdam komen. waar de Engelsman een geheime in gang onder een oude toren ontdekte :net luiken, die vanzelf sloten en een supermisdadiger, die als „De Scheeve" bekend stond. Het was in de Neder landse sfeer nauwelijks geloofwaardig te maken, net zomin als in 1939 het eerste Paal Vlaanderenhoorspel, dat voor de AVRO-microfoon werd ge bracht. Directeur Willem Vogt wilde de Paul Temple-verhalen, die voor de BBC succes hadden gehad, niet zomaar laten vertalen, doch naar Nederlands grondgebied overbrengen. „Spreek met Vlaanderen" begon dus in café „De Kleine Korporaal" in Ouderkerk met Theo Frenkel en Lily Bouwmeester in de hoofdrollen. Jan van Ees (die later jarenlang de titelrol zou ver vullen) was in die eerste serie „Gare Toontje". In het tweede avontuur „De Mannen van de Frontpagina" hielp Paal Vlaan deren de Amsterdamse rivierpolitie. Pijnlijk werd regisseur Kommer Kleyn zich ervan bewust, dat het uiterste van de goedgelovigheid van het publiek werd ge.ëist als ellendige schurken zich met knallende mitrail leurs op 't IJ verdedigden tegen weer galoze speurders. De volgende hoor spelen na de oorlog uitgezonden werden wijselijk in hun eigen om geving gelaten, zij het dan dat de naam Vlaanderen (tot verbazing van auteur Francis Durbridge) gehand haafd bleef. De meeste auteurs van voor de oorlog gingen de specifieke problemen uit de weg door hun boeken in het buitenland te situeren, zoals Herman Middendorp, Jan Apon en later Havank. Toch waren er al schrijvers, die zich juist door de aparte moeilijk heden van het in Nederland spelende detectiveverhaal aangetrokken voel den. We noemen slechts Willy Cor sari. mr. A. Roothaert. Herman Heijermans, Ben van Eysselsteijn of de „Dennenbergserie" van Ivans, welke evenwel op geen stukken na zo populair werd als zijn De dood van Geoffrey Gill, tekening uit Ivans: „De donkere poort". aarde althans, geen rust na de arbeid is geweest?" Niet zodra was het tot de radio luisteraars doorgedrongen dat Ina, de vrouw van Paul Vlaanderen, in verwachting was of er kwamen aanbiedingen los voor baby-kleer- tjes. Bg een optreden op Palei9 Soestdgk van het gezelschap Floris Meslier kwam een prinsesje op Jan van Ees toe om te vragen of Paul Vlaanderen niet vroeger kan wor den uitgezonden, vóórdat het bed tijd was. Acteur Paul Huf werd in de oorlog voedsel aangeboden, toen men zijn stem herkende als die van radioheid Inspecteur Vlijmscherp. De nazi's ten slotte, die het propa- gandavak kenden, kozen in de oorlog de Nederlandse detective serie „Philip Raack" om giftige propaganda tegen de Joden te spuien. In „Philip Raack bijna ver moord" werden de Joden aan sprakelijk gesteld voor een moord aanslag: „Ze zullen alle dagen vervloeken, waarop ze niet aan hartverlamming, rode hond of acute blindedarmontsteking zijn overleden". Zodra het publiek de ware aard van deze verhalen herkende liep de verkoop zo terug, dat de schrij ver uiteindelijk zelf Philip Raack aan een einde hielp door hem dronken in een Amsterdamse gracht te laten stappen. Niemand, die er om weende.... Geoffrey Gill triomfen behaalde en de Nederlander mr. Hendriks slechts de Watsonrol was toebedeeld. Mede doordat de oplossing in vele gevallen zwak was. wilde het publiek er maar moeilijk aan. Als dan tóch een schrijver een detectiveroman in Nederland liet spelen, vermomde hij het meestal als een parodie, opdat niemand hem ervan zou verdenken het genre ernstig te hebben genomen. Mannetjes HET GEHEIM VAN Dr. LING" vail Piet Bakker was er zo één. een roman van Hugo Koerts over geheime stralen, die boven Den Helder vlieg tuigen neerhaalden („Het Vliegtuig- raadsel") was eveneens met de tong- in-de-wang geschreven en een story als „Middernacht" van P. Kloppers, waarin een detective principieel pas na middernacht in Amsterdam ging speuren, was ook niet erg aanneme lijk. Zelfs Jan de Hartog deed in zijn komische detectiveverhalen onder pseudoniem F. R. Eckmar duidelijk uitkomen, dat men vooról niet moest denken, dat hij serieus was geweest. De commissaris heette dan ook Poe- siat en de brigadier Dolleboter als mannetjes in de Snip en Snap revue. Als de schrijvers ze zelf niet ernstig namen, hoe konden zij dat dan van het publiek verwachten? Na de tweede wereldoorlog verander de het beeld radicaal. Wel kampten we nog steeds met een ongeloofwaar dige overdrijving in boeken als „De Moker en het Vierde Rijk" van Jac. Ho j ems, waarin Hitier een nieuw leger nabij Nunspeet opbouwde met mannen in onzichtbaar makende overalls, of „Rumoer in Rotterdam" van Jan de Winter, waarin een dokter aan de Mathenesserlaan een kamer vol afgesneden hoofden van zijn slachtoffers bleek te bezitten. Maar het publiek ontdekte auteurs als (de dames) Martin Mons, Van Eem landt, Eline Capit, Joop van den Broek en vele anderen. Veelbetekenende veranderingen deden zich voor. Schreef een Joop van den Broek in het begin „harde" verhalen met een buitenlands decor, al spoedig probeerde hij het als „Jan van Gent" in Nederlandse omstandigheden en onder eigen naam kwam hij verras send voor de dag met het in Breda spelende, ook verfilmde „Kermis in de regen". Liet professor Presser zijn eerste detectiveroman „Moord in Meppel" nog onder de studentikoze schuilnaam Haggi Mami Reis ver schijnen. onder de volgende, serieuzer geschreven detectiveromans mocht zijn eigen naam al prijken. De psy chologie werd degelijker in de boe ken van Van Ruler, Tjalling Dix of alwéér Willy Corsari. Typische Neder landse onderwerpen als het Sint Nico- laasfeest werden in de plot betrokken („Ijsvogel en de Schijn-Heilige" door Bob van Oyen). Onder pseudoniem Pim Hofdorp schreef de grote ijveraar voor de Nederlandse detectiveroman, W. G. Kierdorff. ziin Haagse topogra fische mysteriereeks naar het voor beeld van zijn Franse vriend Leo Malet En niemand minder dan Prins Bernhard vertaalde een boek van grootmeester Van Gulik in het Spaans. Inspiratiebron JIE ONS TEGENWERPT, dat Van Guliks Rechter Tie verhalen in het buitenland spelen en een Chinees tot hoofdpersoon hebben, kunnen we wijzen op „Een gegeven dag, Amster dams mysterie" van dezelfde auteur, dat op minstens hetzelfde peil staat en ook in het Engels een succes is geworden. Nederland was hem als inspiratiebron niet te min, en zo dachten vele buitenlanders er over. Simenon creëerde Maigret nabij Delf zijl en liet de grote man enkele malen naar Nederland komen. Victor Can ning situeerde zijn verfilmde „Het Huis van de Zeven Haviken" in ons land. „Europeaan" Nicolas Freeling raakte ook na zijn knappe debuut „Love in Amsterdam" voorlopig niet op ons land als bron van inspiratie uitgekeken. De Engelse detective schrijver Julian Symons, tweemaal winnaar van een prijs voor de beste misdaadroman, zei tijdens een bezoek aan ons land in november 1962: „Uw klimaat, uw levenssfeer bieden in spiratie genoeg. Daar is veel mee te doen". Ongetwijfeld bestaat er ln ons land nog een zeker snobistisch verzet tegen de Nederlandse detectiveroman, maar toch heeft een aantal faktoren samen gewerkt om de kring van welwillen de beschouwers en werkelijk ge- interesseerden de laatste tien, vijftien jaar aanzienlijk groter te maken. Een sterke duw in de goede richting werd ongetwijfeld gegeven door de Bruna-prijsvraag. welke indertijd talenten als Joop v. d. Broek, Eline Capit, Nellie Folpmers e.a. in het volle schijnsel van de publiciteit plaatste. Maar ook de radio gaf in vervolgseries naar werken van o.a. Van Eemlandt en Ewout Speelman een groot publiek een geheel nieuwe Kijk op „onze" detectiveschrijvers. Hierbii stond dikwijls de figuur van S. de Vries Jr. op de achtergrond, die zelf onder de naam Peter Goodman enkele „Dodenhuis" afleveringen schreef, toen de oorspronkelijke voor raad opraakte. Geen blos meer STIMULEREND WERKTE OOK een toenemende belangstelling van bevoegde critici in allerlei dag- en weekbladen of literaire tijdschriften. Hun aandacht werd getrokken door het stijgende peil van het werk, dat vroeger met enkele regels placht te worden afgedaan. Uitgevers raakten op hun beurt geïnteresseerd: de Zo- diacreeks bijvoorbeeld is een gedurfde poging om een aantal Nederlands- schrijvende auteurs, uitgaande van de tekens van de dierenriem, tot hoogst-origineel werk te inspireren. Politievakmensen grepen eveneens naar de pen. zoals de Rotterdammer Wim van Helden (het Coster-Mys- terie) of de Amsterdammer A. C. Baantjer. wiens De Cockserie goede beloften inhoudt. De zaak is definitief ;n beweging. Nog in 1936 schreef Ben van Eyssel steijn in „Rondom het Boek" hoe een jonge dichter een kleur als een boei kreeg, toen de auteur hem met een detectiveroman „betrapte". De ver zekering van de bezoeker, dat deze zelf enkele detectiveromans had ge schreven. had een averechtse uitwer king „Daarmede bereikte ik alleen, dat ik niet hém geruststelde, maar mijzelf als literator in zijn ogen voor goed verdacht maakte". Dat alles is nü wel definitief voorbij. Nederlandse detectiveschrijvers zijn geen muurbloempjes meer op het Boekenbal. Zij kunnen in de beste kringen onder eigen naam ontvangen worden. Thans doet Ab Visser een moedige poging om ook voor het korte detectiveverhaal een plaats te verwerven, welke slechts uit een wisselwerking tussen auteur en pu bliek kan ontstaan. Het is dit rechtstreeks kontakt tus sen „zender" en „ontvanger", welke de toekomst van het Nederlandse detectiveverhaal, kort of lang, zal bepalen. De uiteindelijke beslissing valt in die magische en eenzame con frontatie van schrijver en lezer, welke Ab Visser in „Dubbel M" tref fend onder woorden bracht in de slotregels van een kort gedicht: vermoorde en moordenaar ben ik en speurders speelgenoot. Het eind is onbetwist begin Maar dat ligt ver na middernacht; Ik heb goddank tot middenin Onschuldigen verdacht. COR DOCTER. Joop van den Broek alias Jan van Gent, ééns met ,J*arels voor Nadra" winnaar van de Bruna-prijsvraag. Pim Hofdorp, wiens boeken telken* ln een andere Haagse wijk spelen. Eline Capit in gesprek met mr. A. Roothaert,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1966 | | pagina 9