Uphense ,Club "66" alleen als het niet draait vriest Kortom Gé Hofenk 't Roefje actief dominee en zyn worgengel TOPPERS Financiële zorgen O Fd 3 P O >-3 O Stap voor stap Schiedam Knap boek L.D.-EXTRA 6 Vier Alphensc jongelui gaan de jeugd voor de televisie weg halen, tenminste op zaterdagav t INDS enige weken is Al- I phen aan den Rijn een J jongerensociëteit rijker, ioprichters (Harry de Jong. izitter. Theo Looys. pen- Wesfer. Henk Langerak. ietaris en Wim Verkerk, al leen adjunct) wilden deze teit oorspronkelijk de „Nou N" geven, maar lat zij meendendat deze de opzet misschien niet goede zou komen hebben rsloten hun jeugdbeweging ib '66'' te noemen. lurende de afgelopen zomer", ;elt Henk Langerak, „hebben lesloten de jeugd wat anders ien dan het televisiekijken op ^idacavond. Katholieke jongeren Igjhen hebben al een iegen yaarom wij dan niet?". Vrij |g na dit eerste plan wilde !lub '66" in september een (dansavond geven. Dat ging ttiet door, omdat de zaal, luurd was, geen drankver - ig had. Na meer dan zes uur met de Alphense politie be- die ook warm te lopen voor plan van deze doortastende rise jongeren, maar ondanks steun kon nog steeds niets ondernomen vanwege het lebrek. Na lang zoeken en veel •n kon de „Club '66" uiteinde- eel[ het IJsclubgebouw aan de Bernhardlaan huren (verlof i'fmaar daar zat weer een ander aan vast: als het zou vriezen en er zou ijs liggen P6! het feest niet doorgaan. ,,'t Zwaantje" uit Hazerswoude, maar daaromtrent bestaan nog geen vaste plannen. Op 22 januari wil men opnieuw een dansavond in het IJsclubge bouw houden. Daar komt heel wat voor kijken, want eerst moet op nieuw een vergunning van de po litie worden aangevraagd, vervol gens moet men de zaal weer hu ren en dan mag het niet vriezen Pas wanneer aan deze drie voor waarden is voldaan, kan men zien of de belangstelling voor deze jon gerensociëteit voor Alphen en om geving zo groot zal blijven. Het is nu al bijna weer een half jaar geleden (3 augustus 1965) dat in Leiden de Jazz society Beat 14 werd opgericht. In de afgelopen aanden heeft deze enthousiast ge leide jazz-vereniging een zestal suc cesvolle avonden georganiseerd. Maar, ondanks deze succesjes, is het opnieuw duidelijk geworden: jazz blijft in Leiden een financiël zorgenkindje Folk Beat 14 met op het ogen blik by na honderd leden en een maandelijks verschijnend eigen blad „Jes", heeft, de minder flori- sante kaspositie ten spijt, toch grootse plannen. Niet alleen blijft men eens per drie weken een avond geven in de sfeervolle kantine van het sportpark „Roomburg" maar daarnaast hoopt men ook, al dan niet met medewerking van de stichting „Jazz in Nederland", gro tere avonden te organiseren. De toekomst van Folk Beat 14 biedt overigens voldoende perspec tieven. Daar is het enthousiaste bestuur Eric Faber, Rolf Kug- geleijn, Pim Ziegelaar en Cees Zirk- zee va n overtuigd. Men zoekt op het ogenblik naarstig naar mo gelijkheden om de financiële situ atie van de vereniging te verbe teren (eventueel door het organi seren van allerlei avonden voor verenigingen). Daarnaast wil men het ledental drastisch proberen te verhogen. Want, en dat staat de bestuurderen duidelijk voor ogen, alleen dan is het mogelijk een ge zonde jazz society te krijgen. Spanning ealol spanning wachtten de vier let iense jongens de 18de december dan zou de eerste avond worden ouden. Zou hun club zoals pje lie andere na haar eerste ac- feiten weer ten onder gaan? Het mee. „Het viel zelfs by zonder i", zegt het bestuur in koor. „Wij cn nu, dat wij bestaansrecht ben", voegt voorzitter Harry de g daaraan toe", want op 18 de- tber zyn maar liefst 190 jonge- kornen dansen in het „IJsclub- ouw" Het is de bedoeling, dat ,Club '66" een vaste kern van aekers krijgt, daartoe moet men worden van dezé jeugdsociëteit. afgelopen weken hebben zich al tr dan 70 jongelui als lid opge- en. „Club '66" wil haar activi- en niet beperken tot het organi- tn van dansavonden. De oprich- hebben de bedoeling om te «r tijd als er genoeg belang- ling voor bestaat ook jazz- nden te organiseren. De moge- beid is geopperd om dit laatste doen in samenwerking met Vanavond midwinterbal ,,'t Roefje' 'is één van de sociëteiten van de Leidse CJV „Rehoboth" die tot nu toe aardig draaide, maar om nu te zeggen: het gaat fyn, nee. En daarom heeft zich binnen deze sociëteit een enthousiast bestuur gevormd dat van plan is in 1966 het Roefje te maken tot een gezellig ontmoetings centrum voor jonge mensen van achttien jaar en ouder. In september van het vorige jaar begon deze sociëteit als een van de onderdelen van het toen geheel vernieuwde Rehoboth-programma. In de afgelopen maanden werden vele sociëteitsavonden (op zaterdag) georganiseerd, waarvoor ook wel flinke belangstelling bestand, maar het aantal „echte" leden van ,,'t Roefje" bedraagt pas dertig. Een bestuur, bestaande uit Jan-Piet Warnaar, Arthur Kriek, Rikus Rubingh, Jan Kuylaars, Gerda van der Horst en Henny Koppelaar gaat de zaken nu flink aanpakken en van avond gaat een van de eerste resultaten van die nieuwe aanpak van stapel: een midwinterbal, waaraan de cabaretiers Peter en Donald mee werken en waar het West End Combo voor de muziek gaat zorgen. Het Roefje wil voor jonge mensen een gezellige ontmoetingsplaats zijn en daarom is het bestuur van plan om nooit een avondvuilingprograimma te gaan brengen. „Het moet gewoon een plezierig komen en gaan zijn, een praatje maken, een biljartje leggen of dansen", meent het bestuur en voor zulke activiteiten leent zich de totaal gerestaureerde grote zaal van het gebouw „Rehoboth" aan het Rapenburg 10 in Leiden uitstekend. Daarom ziet het van activiteit blakende bestuur de toekomst van het Roefje met veel optimisme tegemoet. Het midwinterbal begint vanavond om 8 uur. De zangeres Sandra en de paro dist Klaas Koomen werken mee aan een feestavond van de Fellow-fan- club", die vanavond in het club huis „De Zevensprong", Bernhard- kade 35 in Leiden wordt gehouden. De feestelijkheden beginnen om half acht. In café-chantant „De Ruif" in de Leidse Janvossensteeg treden vanavond en morgenavond enkele speciale gasten op. Dat zijn: Donald (van het bekende duo Donald Peter). Henny Goemans en Hans van Wouw. Voor cabaretliefhebbers een aantrekkelijk programma. In het jeugdontmoetingscen- trum „In de Moriaen", Hooglandse Kerkgracht, Leiden begint van avond om acht uur een discobal. De Leidse jeugd is in het begin van deze week de dupe geworden van de laksheid van de Sportstich ting: hoewel het al sedert vorige week vrijdag stevig vroor ging pas dinsdag de eerste Leidse ijsbaan open. In alle dorpen rondom Leiden werd toen al volop geschaatst. Op 29 januari organiseert de schoolvereniging „Ende dispereert niet" van de Louise de Coligny-hbs in Leiden het jaarlykse grote bal. „Koninklijk Genootschap Ma thesis Scientiarum Genitrix" is de mooie naam van een Leidse tech nische school, die in het bezit is van een goed geredigeerde school krant „UTS-actueel" heet het blad, dat regelmatig verschijnt en waar van de redactie kennnelijk niet over gebrek aan kopij heeft te klagen. Het jongste nummer van de school krant bevat een artikel over de Ne derlandse BVD, de Binnenlandse Veiligheidsdienst. De auteur daar van heeft zich goed geïnformeerd, getuige een stortvloed van gegevens, die hij over de lezer uitstort, maar als hij aan het eind van het artikel het werk van de BVD vergelijkt met „dat van een domme kleuter tegenover het werk en de prestaties van buitenlandse tegenstanders" lijkt ons zijn oordeel wat lichtvaar dig. UTS-actueel: maak niet de fout, die Jullie de BVD verwijten. LDTOPTIENLDTOPTIENLDTOPTIEN 1 We can work it out (Beatles) 2 Till the end of the day (Kinks) 3 Yesterday (Paul McCartney) 4 This strange effect (Dave Berry) 5 Here it comes again (Fortunes) 6 I'm gonna take you there (Dave Berry) 7 My generation (The Who) 8 To whom It concerns (Chris Andrews) 9 Get off of my cloud (Rolling Stones) 10 Wasted words (Motions) O -3 T) N3IldOiaiN3UdOiaiN3IJ.dO.Lai Van Anne-Wopke Vlieger uit Leiderdorp ontving de Jong-redactie onderstaande gedichtjes. Anne-Wopke Vlieger woont in de Anna van Saksenstraat 36, studeert in Utrecht en is achttien jaar. Goede nacht Goede nacht wenst mij de zuster in haar donzen jas de bruidsuikers spatten open, de lichten springen kapot de gordijnen rafelen taferelen in een nacht boordevol stikstof, granieten pijlers met onafgemaakte goden knikkebollend naar de lachende derde de dood. Advertentie DE ZAAK VOOR LEI UTT VOORRAAD LEVERBAAR DE ZAAK VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Muziek- en grammofoonplatenhandel HAARLEMMERSTRAAT 66 Astrid Te laat bedenk ik hoe het was bij haar de trillende handen in mijn schouders voel ik nog met een vlaag van afschuw naar de rozen ontspringen weer in haar lokken. ANNE-WOPKE VLIEGER JRJ R is onlangs een biografie van Francois Haver- Schmidt verschenen onder bo venstaande ietwat tendentieuze titel, waarvan het laatste woord echter ontleend is aan Haver- Schmidt zelf. uit een preek van 1885: ..Hij, de worgengel, ver staat geen scherts" Deze nieuwe biografie van de hand van R. Nieuwenhuys steekt verre uit boven de levensbeschrij vingen die, te beginnen in 1908 van Johs. Dyserinck en vervolgens dr. Liezenberg, conrector van het Stedelijk Gymnasium te Schiedam en dan met een hele sprong: in 1947 van Godfried Bomans en de pocket van Hans van Straten in 1961 onder de titel „Nagelaten snikken van Piet Paaltjens" zijn verschenen. En nu die van R. Nieu wenhuys. Waarom steekt deze laatste ver uit boven de talrijke anderen? Om dat de meesten het oog hebben ge richt op de min of meer leutige versjes van Piet Paaltjens, leutig maar toch met een bittere onder stroom, zoals: Op 't hoekje van de Hooigracht En den Nieuwen Rijn Daar zwoer hij, dat hij zijn leven lang Myn boezemvriend zou zijn. En halverwege tusschen De Vink en de Haagsche Schouw Daar brak hij, zes weken later zoowat Den eed van vriendentrouw. Gaan we echter verder met de laatste biografie. Nlewenhuys is daarom zo ongemeen interessant, omdat hij dieper boort dan een van zijn voorgangers en het zwaar tepunt legt niét in de dichter Piet Paaltjens, maar in de diep-tragi- sche figuur van ds. HaverSchmidt, die het leven niet langer aankon en op 19 januari 1894 te Schiedam door strangulatie daaraan een ein de maakte. De melancholicus, die bij al zijn „leuke" versjes toch met zelfkennis zijn steeds groeiende droefgeestigheid bewust was: Als ik een bidder zie loopen, Dan slaat mij 't hart zo blij. Dan' denk ik, hoe hij ook weldra Uit bidden zal gaan voor mij. Waar het bij Nieuwenhuys niet zo zeer gaat om de dichter Paal tjens als wel om de dominee Haver Schmidt, leggen wij eens even zijn „Snikken en Grimlachjes" en „Fa milie en Kennissen" opzy. Nog nimmer hebben we een zo velleddg levensbeeld van Haver Schmidt gehad als nu door Nieu wenhuys gegeven. Stap voor stap, met beklemming opstuwend naar het catastrofale einde, legde deze biograaf het leven van zyn „ob ject" bloot. Volgen wij hem dus op de voet. HaverSchmidt, geboren te Leeu waren op 14 februari 1835, had wat men doorgaans noemt een „zonni ge jeugd". Hij was reeds als jon gen hoogbegaafd, want op zyn 16- de jaar deed hij zelfs „magna cum laude" zyn eindexamen gym nasium, waarvan het getuigschrift thans berust in de „Collectie Ha ver Schmidt" van de Maatschappy der Nederlandse Letterkunde ui Leiden. Begrypelyk dat dit „parade paard" van het gymnasium een belangryke rol speelde in het schoolleven. Van de gymnasiasten vereniging „Minerva nos jungit" was hy voorzitter en hield daarvoor verscheidene lezingen, die hy steeds, zoals gebruikelyk, met een geposeerd „Ik heb gezegd" eindig de de 16-jarige! zyn ouders vonden hem echter nog te jong om al naar Leiden voor zyn verdere studie te trekken, doch op zyn 17de zien we hem daar toch als „eerstejaars" ingeschreven. Over die periode schrijft hyzelf: „Myn studententyd, de ernstige tyd der dwaasheid, de tyd van de kluchtige ernst. De tyd der eerste vrijheid van het ouderhjk gezag, de tyd der beginselen van het zelf standig onderzoek, de tyd der rijp- wording van het karakter, de tyd der groote genietingen, groote deugden, groote verzoekingen, de tyd der dikke stokken, zeldzame petten, nog zeldzamer honden, hoo- ge rekeningen, benauwende exa mens, schitterende promotiepar- tyen, de tyd van het Io vivat. Weest gegroet nog eens uit de ver te, myn vyf academiejaren, gegroet met al de dankbaarheid en al de weemoed" (daar komt alweer de „weemoed" by hem boven!) „die glinsteren in het oog van den zwer- Het protestantisme ln Nederland was in 1852 overwegend orthodox van het vrijzinnige deel was Lei den de citadel. Van daaruit drup pelden de afgestudeerde vrijzinni ge theologen naar de schaarse ge meenten, hoofdzakeUjk in de noor delijke provincies. In Leiden maakte hy vele vrien den en wel in het byzonder A. van Wessem, een juridisch student, die verscheidene van H's gedichten in het Latyn „verwonderiyk goed" vertaalde. Doch waar het, zoals gezegd, Nieuwenhuys klaarblykelyk om te doen is de DOMINEE voor ogen te stellen, gaan we meteen over op zyn eerste standplaats, het Friese dorpje Foudgum: „Ik was pas stu dent af en zag mij byna plotseling overgeplaatst naar een heel klein afgelegen boerendorpje om daar predikant te wezen. Ik deed myn best, maarenfin, over mij zelf behoef ik hier te vertellen. Al leen wil ik u wel zeggen, dat ik dikwyls een erg verlaten gevoel had in myn oude pastorie, waar niemand my gezelschap hield be halve een dienstmeisje dat zeker niet minder haar best deed dan ik, maar die het daarom toch evenmin kon helpen als ze soms in haar een zaam keukentje een deuntje zat te huilen." Jaren later schreef hy over Foudgum: „Hoe wonderlyk kan het my zyn als ik weer eens denk aan myn eerste gemeente, aan het dorpje waar ik drie jaar ruim van mijn beste tyd in stille afzondering heb doorgebracht. Wat die jaren voor my geweest zyn en of ik ermee gedaan heb wat ik er mee had kunnen en moeten doen, dit zyn vragen waar een ander nu juist niets mee te maken heeft". Na die drie jaren van afzonde ring kreeg hy een beroep naar Den Helder, dat hy gretig aannam. Nieuwenhuys schryft hierover: „Omstreeks Kerstmis 1862 was Ha verSchmidt in Den Helder, waar dr. Johannes Dyserinck zyn latere biograaf, een van zyn collega's was. Het was een grote overgang voor Haverschmidt, van het stille Foud gum naar het drukke Den Helder. In zyn werk zyn slechts enkele re miniscenties aan het stadje waar van het karakter door de wind en de zee bepaald werd. Het levendige Den Helder, verloste hem overigens niet van wat hy zyn „tobberij" noemde, het kerkelyk leven nog minder". Op 6 augustus 1863, nog steeds in Den Helder, trad hy in het hu- welyk. Hy is daar, waar hy een inkomen had van f 500 per jaar, niet lang gebleven. Slechts twee jaar, waarna hy het beroep naar Schiedam aannam. „Hiertoe moe ten ook financiële overwegingen ge golden hebben. Misschien hebben ze zelfs de doorslag gegeven, want hy kon daar het dubbele verdie nen." Hy aanvaardde zyn bedie ning te Schiedam op 15 juni 1864. Als vrij zinnig theoloog had hy daar de grootste tegenstand van zyn orthodoxe collega's, wat zeer zeker van beduidende invloed is ge weest op zyn steeds zwaarder wor dende melancholie. Maar evenals Beets, Hasebroek, Ten Kate („Loof den Heer met snarenspel/Voor Ten Kate J.J.L."!) en andere predi- kant-schryvers, trok ook hy er in de wintermaanden op uit om over al in den lande lezingen uit eigen werk te houden, hetgeen hem de zo nodige afleiding van zyn gepie ker bezorgde. Stipte Nieuwenhuys reeds ter loops in het tydschnft „Tirade" H964) HaverSchmidts, men zou willen zeggen „dominerende" preek van oktober 1885, aan, in zyn bio grafie gaat hy op deze preek dieper in: „Meer dan alle andere ont hult deze (preek) HaverSchmidts doodsverlangen en zyn strijd hier tegen. Ze is een van de indrukwek kendste preken, vooral als men haar leest tegen de achtergrond van zyn dood. Niet alleen het eer ste deel dat openlyk op de zelf moord zinspeelt: „Dat alles zullen wy moeten achterlaten. En dan, wat voor ons immers honderdmaal meer beteekent dan al het overige: zy om wie te behouden wy al het onze gaarne over hadden: onze ouders, broeders, zusters, onze vrouw, onze kinderen. O, als wy daaraan denken, dat wy hen vaar wel zeggen kunnen, zonder afscheid van hen zullen scheiden. Eensklaps van hen verwijderd door een on metelijke, onoverkomelijke kloof. Vrienden, dit denkbeeld is ont zettend. Ik wil er niets op afdin gen." Nieuwenhuys gaat verder: „Maar ook om het slot, waarin hy de angst voor de dood tracht te bezweren met betuigingen van geloof in het leven. Hy spreekt tot zyn gemeente, maar alweer maken zyn woorden on weerstaanbaar de indruk dat ze in de eerste plaats voor hemzelf be stemd zyn als een byna wanhopige aansporing om zich de worgengel van het ïyf te houden". Nee, deze preek was niet zyn „zwanezang", want pas in 1894 kon hy het leven niet langer aan en maakte hy er zelf een einde aan. Nieuwenhuys besluit: „Een ieder wist eigenlyk wel dat het mis zou moeten gaan en ook de oppasser die hem moest verzorgen en bewaken, kon de laatste daad niet verhinde ren. Om tien uur in de morgen van de 19de januari 1894 hing hy zich aan het gordynkoord van zyn bed stede op. Een in 1871 geboren vrouw schreef enige jaren geleden (in 1960) in een brief „lang heeft ds. HaverSchmidt in het huis aan de lange Haven gewoond by de Sluis aan de Beursbrug, er was een bedstede in dat huis en daarin heeft hy zyn laatste strijd gestreden de teekenen waren zichtbaar doordat hy met zyn schoenen aan het be schot heeft bekrast. Toen hy dood was liepen alle dominis achter de baar", (dus ook zyn orthodoxe col lega's, die hem het leven zo zuur hadden gemaakt, er althans toe hadden by gedragen!) Het is een byzonder knap boek geworden deze biografie van de hand van Nieuwenhuys, die een ieder die meer dan totnutoe over de diep-tragische figuur van Ha verSchmidt wil weten, meer dan alleen over de „lollige" versjes- schrijvende student, moet lezen! Nieuwenhuys is waarlyl geen onbekende in de Nederlandse lite ratuur. Zo heeft hy 'n wetenschap- pelyk volkomen verantwoorde bio grafie geschreven over de grote taalgeleerde H. N. van der Tuuk. Van Nieuwenhuys verschenen reeds twaalf boeken o.a. de roman „Tus sen twee vaderlanden", voorts on der zyn pseudoniem Breton de Nys: „Vergeelde portretten" (1963-vyfde druk) en het fotoboek met com mentaar „Tempo doeloe" (1961), Wat zyn HaverSchmidt-biografie betreft: het is een prachtig werk. Overdenkt men tot slot Haver Schmidts leven, dan welt onwille keurig het gedichtje van Frederik van Eeden naar boven: Nu mocht ik liever hier van daan En slapen gaan en slapen gaan Bij mijnen lieven Heere - Het leeven wordt toch waar ik toef Naar mijn behoef wel veel te droef Dan dat ik 't meer begeere. Dolf Schn,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1966 | | pagina 13