De kerstverrassin; waar Leende niet van af kan 7 H- f j O GOED ALS HET OPTUIGEN VAN EEN DENNEBOOM, het zingen van stemmige liederen en het verlangen naar vrede, zo («d hoort bij Kerstmis het uitwisselen van ge- denken. Ze variëren van een paar nieuwe sokken w pa (van ma) tot de jaarlijkse gratificatie voor irt personeel (van het bedrijf) en daartussen liggen 0zoveel vormen van cadeaus als er mensen zijn. !en t>an de vreemdste echter ontvangen, elk jaar ner, de bewoners van het Brabantse dorp Leende, i:tno0 niet zo lang geleden een rustig Kempendorpje tas, maar nu is opgenomen in de bruisende welvaart het hele gebied rond Eindhoven. - \M IETS VAN DE RARE LEENDSE kerstverrassing J I te kunnen begrijpen moet u weten, dat door de j nevelen van Leendes historie de^ schim van een vertwijfelde freule waart. Of nee, ae wéart eigenlijk a t, ze rijdt in een koets. Of ze kg is en aanvallig, dan wel lelijk en jaren, vak moeilijk uit te maken, él, dat ze de wanhoop nabij is, want de buurt van het gehucht Oostrik daaromtrent is haar paard op hol plagen. Roekeloos voert het beest iar over de landelijke wegen; de betsier ligt al lang ergens in het zand. rjjtuig botst en slingert en de luie botst en slingert mee. Steeds ir schieten de dennestammen dj; steeds stoffiger wordt de stof- »lk, waarin de kreten van de freule aoren har wanneer de nood het hoogst i... enfin, u weet het. En om dat iicv,ijzen wachten iets verderop haar sHers: een stel wakkere landslieden, ihomstig uit de Leendse gehuchten btrik, Boschhoven en De Ven. Zij -tngen het paard tot staan, behoeden e:( b freule voor een droevig lot en be ogen dit verhaal bijna een voortijdig j "»ppy end. Bijna, want het hééft geen 's ad. Het wordt nu, honderden jaren br, nog steeds vervolgd. En dat het ilemaal zo „happy" was, wat er verder «1 gïbeurde, dat kunnen ze in «nde ook niet zeggen. iji i, AD ZE HET ER ZO MAAR BIJ GELATEN", menen velen nu. Want wat deed ze, die freule van wie men Wws niet weet of ze mooi of lelijk Opgelucht, en door gevoelens van ^baarheid overmand, schonk ze ja alle bewoners van de gehuchten i Wrik, Bosohhoven en De Ven het •wig gebruik van een stuk grond. 'mochten er hun vee laten -grazen, 'JSpen' turf ste^en en baggeren. gedoelde het ongetwijfeld goed, de èdio f''e' maar as schonk haar redders TDl L n®komelingen niet alleen een 1 grond, ze bezorgde hun ook een ^'ige twistappel. Hele generaties m Pfonaren hebben over deze lap gebakkeleid. Tot moord en Pjhg is het daarbij niet gekomen, jjtt het scheelde zo nu en dan maar Reeksen processen zijn er gevoerd en ook vandaag 'dag sluimert hiér en daar nog kil en koud het wan den. En de vrees, dat de een of ander er weer eens j*r k>u willen beginnen ook heden ten dage ontvangen nog tal van Leen den het loon voor de moed van hun voorvaderen, is het bedrag voor velen van hen nu geslonken tot en schrijve tachtig centen 's jaars, het wordt hun U* r* steeds in de week voor Kerstmis door gemeentebode Essers thuisbezorgd. Die tachtig hele centen, hoe f™ ls er om gevochten! En wie kreeg er de schuld van *nuies? De goede freule. En dat, terwijl het arme mens 5*hijnlyk nooit geleefd heeft. 'ts, het lijkt er verdacht veel op dat de Leendenaren, P®&°nteerd met het onmiskenbare feit van die tachtig Mi fc/!i hebben gezocht naar een historische verklaring tir» en ^aarom een soort „goede fee" hebben "ff! hn°nnen' verzekerden zich op die manier bovendien 1 len on9evaarlijk personage om de schuld van het ilallk op af te sluiven. Het is een schoon verhaal. freule- en het zou eigenlijk zonde zijn als het v Waar was, maar de mannen van de heemkunde, de Lhet lokale verleden, die kunnen haar zogezegd e thuis brengen". Zij verklaren het ontstaan van het I zoals het betreffende stuk grond wordt genoemd, band van de stukken, de boeken en de akten. Die misschien wat saaier dan de freule, maar ze zijn tast- n**» op hun echtheid onderzocht. Die stukken nu hebben L^ een zekere Hodibaldus, van wie alleen met zeker- r bekend is dat hij Hodibaldus heette en die daarom turf k '•'e€n ze^ere" wordt genoemd en dat hij zo jaar 785 in Leende wel het een en ander voor het zeggen had. Hij schonk tenminste zonder blikken of blozen hele stukken van de tegenwoordige gemeenten Leende, Geldrop en Heeze (bij elkaar zo'n 12.000 ha) weg aan de abt van Echternach. In later jaren liggen de eigen domsrechten van al dat goed wel eens wat onduidelijk, maar vast staat, dat de grond ooit van de Norbertineesen- orde is geweest en rond 1325 toebehoorde aan de heren van Horne. EN DAN KOMT, IN HET JAAR 1624, de dag waarop voor het eerst officieel over het cijnsgoed gesproken wordt als een stuk grond van om en nabij de 200 ha, waarop de bewoners van de gehuchten Oostrik, Boschhoven en De Ven het recht van weiden, kappen, turven en baggeren hadden. Voor het hout moest een klein bedrag worden betaald, waarmee de door de bewoners aangewezen „rot meesters" de belasting (cijns) van het goed betaalden. In 1624 blijkt tevens, dat ook de bewoners van het toen malige gehucht Leende een zeker recht op de grond hebben. Zij mogen er één dag van de week hun vee laten grazen. Dat recht is zelfs op 24 september (een datum, die later in het verhaal nog eens terugkomt) 1624 schriftelijk vast gelegd. Het werd de inwoners van Leende namelijk betwist door de andere belanghebbenden en een doorluchtige com missie van arbitrage moest in het geschil een uitspraak doen. Het dokument waarin die uitspraak werd vastgelegd verdween in de archieventot 1924, toen het cijnsgoed opnieuw onderwerp van debatten, rechtszaken en ander soort onenigheid was. In dat jaar werd namelijk een van vooruitstrevendheid getuigende aanval op de instelling van de freule gedaan door Leende's burgemeester, de edelacht bare heer Vogels. „Kijk eens", zei de burgemeester tot de boeren, die het aanging, „jullie hebben tegenwoordig geen geiten meer om er te laten grazen, jullie hebben geen turf en geen hout meer nodig want er wordt nu met steenkool gestookt en in de stallen wordt geen bagger meer gebruikt. Wat hebben jullie dus nog aan dat stuk land? Ik weet iets beters: laten we het verkopen. Van de opbrengst bezorg ik jullie dan een goede weg, een kleuterschool en misschien nog wel meer." De boeren dachten daar eens over na en zeiden toen: „Nee, de rechten op die grond zijn van ons en niet van de gemeenschap." En toen de burgemeester aanhield zeiden ze nog eens „nee" en belegden op 24 sep tember 1924 op de dag af 300 jaar na diie eerste uitspraak over de zaak een protestvergadering in een Oostriks café. Het werd de eerste van een lange rij. Jaren duurde de strijd voort en in 1929 kwam de burgemeester met een andere suggestie. Die hield in, dat de grond zou worden verkocht en dat iedere belanghebbende daarvoor 500 gulden schoon in het handje zou krijgen. Dat voorstel lieek de boeren wel, maar er kleefde één nadeel aan: het behoefde de goedkeuring van alle betrokkenen, zonder één enkele uitzondering. U raadt het: by de stemming kwam die éne uitzondering met zijn éne tegenstem op de proppen en torpedeerde het burgemeesterlijke plan. De tegenstemmer was Sjef van der Zanden, liefhebber van de heemkunde. Sjef had er het document van 1624 nog eens goed op nagelezen en was tot de conclusie gekomen dat er aan de „eeuwigheid" van de rechten niet te tornen viel. Opnieuw werd er nu een arbitragecommissie ingesteld en ook die kwam tot de over tuiging, dat de rechten niet konden worden vervreemd. Het Salomo'* oordeel, dat de commissie ten slotte velde, luidde, dat de grond zou worden verkocht, dat de opbrengst zou worden belegd in het „Grootboek der Nederlandse Schuld" en dat de rente elk jaar onder de belanghebbenden zou worden verdeeld. De gehuchten Oostrik en Boschhoven kregen samen 50 procent en het gehucht De Ven, dat de rechten inmiddels had overgedragen aan de gemeente Heeze (het was de enige van de betrokken gehuchten, dat bij de vaststelling van de gemeentegrenzen niet bij Leende was gekomen) kreeg 45 procent. De resterende vijf procent gingen, als vergoeding voor die ene weidag in de week, naar het dorp Leenda zelf. Aan het gemeentebestuur van Leende werd opgedragen zorg te dragen voor de verdeling van het geld. Tegen een bepaalde vergoeding overigens. De ambtenaar, die er tegen woordig mee belast is, heet Vogels. Zoals zijn vader, die in de jaren twintig in Leende burgemeester was. ELK JAAR OPNIEUW «tellen de tegenwoordige „rot meesters" lytten op van de gezinshoofden, die volgens het reglement voor een uitkering in aanmerking komen. Elk jaar komen er in Leende nieuwe inwoners bij en elk jaar worden die lijsten derhalve langer en de uitkeringen kleiner. Voor de bewoners van Oostrik en Boschhoven, die vijftig procent mogen verdelen, is het dit jaar nog zeven gulden (het vorig jaar acht en het jaar daarvoor negen) maar die van Leende krijgen voor hun vijf procent elk nog tachtig cent. Plichtmatig blijft de ge meente in september officieel bekend maken dat de lijsten ter inzage liggen en dat, wie er niet opstaat, kan protesteren bij de raad. „Ik heb al in geen jaren zo'n protest gezien", zegt ambtenaar Vogels. „Vroeger, toen was het bedrag voor velen nog een aardig presentje. Maar tegenwoordig Ik heb me wel eens laten ontvallen, dat het beter zou zijn de instelling op te heffen, maar geloof me, zolang er in Leende nog iemand leeft, die de strijd van de twintiger jarer heeft meegemaakt, gebeurt dat niet Want voor liqui datie zijn nog altijd alle stemmen nodig...." En daarom maakte Driek Essers (met z'n 74 jaar de oudste gemeen4rb<~de van ons land) ook dit jaar weer in de week voor Kerstmis zijn ronde. Ook ditmaal moest hij aan een aantal nieuwe inwoners van Leende uitleggen, waar dat geld vandaan komt en derhalve de freule ten tonele voeren. „Ze hebben het mij zo vaak verteld vroeger", zegt Driek, „en zo vertel ik het ook verder. En of het nu waar is of niet, ik blijf er bij. Want het verhaal is niet alleen heel geloof waardig, het is ook vlug verteld. Stel je voor, dat ik de nieuwkomers al die oude akten moet gaan ver tellen. Ze kwamen er nóóit uit. Ik zelf trouwens ook niet. En dat zou jammer zijn, want ik maak die jaar lijkse ronde graag. En echt niet alleen, omdat ik er altijd voor een paar maanden sigaren aan overhou..." PIERRE M. J. HEYBOER Diep onder de indruk van het feest van het licht: een kleine deelneemster aan het Luciafeest in Abbenbroek.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1965 | | pagina 15