De kerstverrassin;
waar Leende
niet van af kan
7
H-
f j O GOED ALS HET OPTUIGEN VAN EEN
DENNEBOOM, het zingen van stemmige
liederen en het verlangen naar vrede, zo
(«d hoort bij Kerstmis het uitwisselen van ge-
denken. Ze variëren van een paar nieuwe sokken
w pa (van ma) tot de jaarlijkse gratificatie voor
irt personeel (van het bedrijf) en daartussen liggen
0zoveel vormen van cadeaus als er mensen zijn.
!en t>an de vreemdste echter ontvangen, elk jaar
ner, de bewoners van het Brabantse dorp Leende,
i:tno0 niet zo lang geleden een rustig Kempendorpje
tas, maar nu is opgenomen in de bruisende welvaart
het hele gebied rond Eindhoven.
- \M IETS VAN DE RARE LEENDSE kerstverrassing
J I te kunnen begrijpen moet u weten, dat door de
j nevelen van Leendes historie de^ schim van een
vertwijfelde freule waart. Of nee, ae wéart eigenlijk
a t, ze rijdt in een koets. Of ze
kg is en aanvallig, dan wel lelijk en
jaren, vak moeilijk uit te maken,
él, dat ze de wanhoop nabij is, want
de buurt van het gehucht Oostrik
daaromtrent is haar paard op hol
plagen. Roekeloos voert het beest
iar over de landelijke wegen; de
betsier ligt al lang ergens in het zand.
rjjtuig botst en slingert en de
luie botst en slingert mee. Steeds
ir schieten de dennestammen
dj; steeds stoffiger wordt de stof-
»lk, waarin de kreten van de freule
aoren
har wanneer de nood het hoogst
i... enfin, u weet het. En om dat
iicv,ijzen wachten iets verderop haar
sHers: een stel wakkere landslieden,
ihomstig uit de Leendse gehuchten
btrik, Boschhoven en De Ven. Zij
-tngen het paard tot staan, behoeden
e:( b freule voor een droevig lot en be
ogen dit verhaal bijna een voortijdig
j "»ppy end. Bijna, want het hééft geen
's ad. Het wordt nu, honderden jaren
br, nog steeds vervolgd. En dat het
ilemaal zo „happy" was, wat er verder
«1 gïbeurde, dat kunnen ze in
«nde ook niet zeggen.
iji i,
AD ZE HET ER ZO MAAR
BIJ GELATEN", menen
velen nu. Want wat deed
ze, die freule van wie men
Wws niet weet of ze mooi of lelijk
Opgelucht, en door gevoelens van
^baarheid overmand, schonk ze
ja alle bewoners van de gehuchten
i Wrik, Bosohhoven en De Ven het
•wig gebruik van een stuk grond.
'mochten er hun vee laten -grazen,
'JSpen' turf ste^en en baggeren.
gedoelde het ongetwijfeld goed, de
èdio f''e' maar as schonk haar redders
TDl L n®komelingen niet alleen een
1 grond, ze bezorgde hun ook een
^'ige twistappel. Hele generaties
m Pfonaren hebben over deze lap
gebakkeleid. Tot moord en
Pjhg is het daarbij niet gekomen,
jjtt het scheelde zo nu en dan maar
Reeksen processen zijn er gevoerd en ook vandaag
'dag sluimert hiér en daar nog kil en koud het wan
den. En de vrees, dat de een of ander er weer eens
j*r k>u willen beginnen
ook heden ten dage ontvangen nog tal van Leen
den het loon voor de moed van hun voorvaderen,
is het bedrag voor velen van hen nu geslonken tot
en schrijve tachtig centen 's jaars, het wordt hun
U* r* steeds in de week voor Kerstmis door gemeentebode
Essers thuisbezorgd. Die tachtig hele centen, hoe
f™ ls er om gevochten! En wie kreeg er de schuld van
*nuies? De goede freule. En dat, terwijl het arme mens
5*hijnlyk nooit geleefd heeft.
'ts, het lijkt er verdacht veel op dat de Leendenaren,
P®&°nteerd met het onmiskenbare feit van die tachtig
Mi fc/!i hebben gezocht naar een historische verklaring
tir» en ^aarom een soort „goede fee" hebben
"ff! hn°nnen' verzekerden zich op die manier bovendien
1 len on9evaarlijk personage om de schuld van het
ilallk op af te sluiven. Het is een schoon verhaal.
freule- en het zou eigenlijk zonde zijn als het
v Waar was, maar de mannen van de heemkunde, de
Lhet lokale verleden, die kunnen haar zogezegd
e thuis brengen". Zij verklaren het ontstaan van het
I zoals het betreffende stuk grond wordt genoemd,
band van de stukken, de boeken en de akten. Die
misschien wat saaier dan de freule, maar ze zijn tast-
n**» op hun echtheid onderzocht. Die stukken nu hebben
L^ een zekere Hodibaldus, van wie alleen met zeker-
r bekend is dat hij Hodibaldus heette en die daarom
turf k '•'e€n ze^ere" wordt genoemd en dat hij zo
jaar 785 in Leende wel het een en ander voor
het zeggen had. Hij schonk tenminste zonder blikken of
blozen hele stukken van de tegenwoordige gemeenten
Leende, Geldrop en Heeze (bij elkaar zo'n 12.000 ha) weg
aan de abt van Echternach. In later jaren liggen de eigen
domsrechten van al dat goed wel eens wat onduidelijk,
maar vast staat, dat de grond ooit van de Norbertineesen-
orde is geweest en rond 1325 toebehoorde aan de heren
van Horne.
EN DAN KOMT, IN HET JAAR 1624, de dag waarop voor
het eerst officieel over het cijnsgoed gesproken wordt
als een stuk grond van om en nabij de 200 ha, waarop
de bewoners van de gehuchten Oostrik, Boschhoven en
De Ven het recht van weiden, kappen, turven en baggeren
hadden. Voor het hout moest een klein bedrag worden
betaald, waarmee de door de bewoners aangewezen „rot
meesters" de belasting (cijns) van het goed betaalden.
In 1624 blijkt tevens, dat ook de bewoners van het toen
malige gehucht Leende een zeker recht op de grond hebben.
Zij mogen er één dag van de week hun vee laten grazen.
Dat recht is zelfs op 24 september (een datum, die later
in het verhaal nog eens terugkomt) 1624 schriftelijk vast
gelegd. Het werd de inwoners van Leende namelijk betwist
door de andere belanghebbenden en een doorluchtige com
missie van arbitrage moest in het geschil een uitspraak
doen. Het dokument waarin die uitspraak werd vastgelegd
verdween in de archieventot 1924, toen het cijnsgoed
opnieuw onderwerp van debatten, rechtszaken en ander
soort onenigheid was. In dat jaar werd namelijk een van
vooruitstrevendheid getuigende aanval op de instelling van
de freule gedaan door Leende's burgemeester, de edelacht
bare heer Vogels. „Kijk eens", zei de burgemeester tot de
boeren, die het aanging, „jullie hebben tegenwoordig geen
geiten meer om er te laten grazen, jullie hebben geen turf
en geen hout meer nodig want er wordt nu met steenkool
gestookt en in de stallen wordt geen bagger meer gebruikt.
Wat hebben jullie dus nog aan dat stuk land? Ik weet iets
beters: laten we het verkopen. Van de opbrengst bezorg
ik jullie dan een goede weg, een kleuterschool en misschien
nog wel meer." De boeren dachten daar eens over na en
zeiden toen: „Nee, de rechten op die grond zijn van ons
en niet van de gemeenschap." En toen de burgemeester
aanhield zeiden ze nog eens „nee" en belegden op 24 sep
tember 1924 op de dag af 300 jaar na diie eerste uitspraak
over de zaak een protestvergadering in een Oostriks
café. Het werd de eerste van een lange rij. Jaren duurde
de strijd voort en in 1929 kwam de burgemeester met een
andere suggestie. Die hield in, dat de grond zou worden
verkocht en dat iedere belanghebbende daarvoor 500 gulden
schoon in het handje zou krijgen. Dat voorstel lieek de
boeren wel, maar er kleefde één nadeel aan: het behoefde
de goedkeuring van alle betrokkenen, zonder één enkele
uitzondering.
U raadt het: by de stemming kwam die éne uitzondering
met zijn éne tegenstem op de proppen en torpedeerde het
burgemeesterlijke plan. De tegenstemmer was Sjef van der
Zanden, liefhebber van de heemkunde. Sjef had er het
document van 1624 nog eens goed op nagelezen en was
tot de conclusie gekomen dat er aan de „eeuwigheid" van
de rechten niet te tornen viel. Opnieuw werd er nu een
arbitragecommissie ingesteld en ook die kwam tot de over
tuiging, dat de rechten niet konden worden vervreemd.
Het Salomo'* oordeel, dat de commissie ten slotte velde,
luidde, dat de grond zou worden verkocht, dat de opbrengst
zou worden belegd in het „Grootboek der Nederlandse
Schuld" en dat de rente elk jaar onder de belanghebbenden
zou worden verdeeld. De gehuchten Oostrik en Boschhoven
kregen samen 50 procent en het gehucht De Ven, dat de
rechten inmiddels had overgedragen aan de gemeente
Heeze (het was de enige van de betrokken gehuchten,
dat bij de vaststelling van de gemeentegrenzen niet bij
Leende was gekomen) kreeg 45 procent. De resterende
vijf procent gingen, als vergoeding voor die ene weidag
in de week, naar het dorp Leenda zelf.
Aan het gemeentebestuur van Leende werd opgedragen
zorg te dragen voor de verdeling van het geld. Tegen een
bepaalde vergoeding overigens. De ambtenaar, die er tegen
woordig mee belast is, heet Vogels. Zoals zijn vader, die
in de jaren twintig in Leende burgemeester was.
ELK JAAR OPNIEUW «tellen de tegenwoordige „rot
meesters" lytten op van de gezinshoofden, die volgens
het reglement voor een uitkering in aanmerking
komen. Elk jaar komen er in Leende nieuwe inwoners
bij en elk jaar worden die lijsten derhalve langer en de
uitkeringen kleiner. Voor de bewoners van Oostrik en
Boschhoven, die vijftig procent mogen verdelen, is het dit
jaar nog zeven gulden (het vorig jaar acht en het jaar
daarvoor negen) maar die van Leende krijgen voor hun
vijf procent elk nog tachtig cent. Plichtmatig blijft de ge
meente in september officieel bekend maken dat de lijsten
ter inzage liggen en dat, wie er niet opstaat, kan protesteren
bij de raad. „Ik heb al in geen jaren zo'n protest gezien",
zegt ambtenaar Vogels. „Vroeger, toen was het bedrag voor
velen nog een aardig presentje. Maar tegenwoordig
Ik heb me wel eens laten ontvallen, dat het beter zou zijn
de instelling op te heffen, maar geloof me, zolang er in
Leende nog iemand leeft, die de strijd van de twintiger
jarer heeft meegemaakt, gebeurt dat niet Want voor liqui
datie zijn nog altijd alle stemmen nodig...."
En daarom maakte Driek Essers (met z'n 74 jaar de
oudste gemeen4rb<~de van ons land) ook dit jaar weer
in de week voor Kerstmis zijn ronde. Ook ditmaal
moest hij aan een aantal nieuwe inwoners van Leende
uitleggen, waar dat geld vandaan komt en derhalve
de freule ten tonele voeren. „Ze hebben het mij zo
vaak verteld vroeger", zegt Driek, „en zo vertel ik
het ook verder. En of het nu waar is of niet, ik blijf
er bij. Want het verhaal is niet alleen heel geloof
waardig, het is ook vlug verteld. Stel je voor, dat ik
de nieuwkomers al die oude akten moet gaan ver
tellen. Ze kwamen er nóóit uit. Ik zelf trouwens ook
niet. En dat zou jammer zijn, want ik maak die jaar
lijkse ronde graag. En echt niet alleen, omdat ik er
altijd voor een paar maanden sigaren aan overhou..."
PIERRE M. J. HEYBOER
Diep onder de indruk van het feest van het licht: een kleine
deelneemster aan het Luciafeest in Abbenbroek.