Synthese van nieuw en eeuwig TORPEPO Misrekening Oostende (4) Definitief? Kom er ACHT HOE WERKT HET 1 1 B 1 I springstof 200 kg schokbuis hydrostatische dieptemeter gyroskoop voor stabilisatie- regeling Weet opende met één harten, noord één schoppen, ooet twee klaveren, mid paste, west twee harten noord paste, oost vier harten, allen pasten. Waarmee was u als noord uitgekozen? Had niet een speler met het in zicht van Slavenburg op de noord plaats gezeten, dan waren hier vermoedelijk vele matchpunten ver loren gegaan. De gehele uitslag van het spel waa namelijk de volgende: A V 9 7 6 0 O 8 4 O 9 5 •f. H 10 5 H 10 84 v 2 O A H V 9 6 w B 5 2 OS O AV10 743 BT6 A 4 3 4 B 2 O 10 7 S O H B 6 3 4 V 9 8 3 Stel, dat noord tegen vier harten zou uitkomen met ruiten negen. Een goede westspeler heeft dan geen moeite vast te stellen dat zuid eéker Heer-Boer in die kleur heeft, waardoor het spel als volgt zal ver lopen: slag 1 ruiten negen, tien, boer en acht. Zuid speelt klaveren Overrompelend debuut van F. ten Harmsen van der Beek F. ten Harmsen van der Beek. Geachte Muizenpoot en achttien andere gedich ten. De Bezige By, Amster dam. Komt het mogelijk door de eentonige toonloosheid in de verzen dei na-vijftigers, die dove regels met van schraalheid kra kende ideeën die op mij werken als een slaapmiddel, dat ik in eens rechtop hen gaan zitten bij de stem van deze debuterende dichteres? Of kwam het door de zucht van verlichting die ik sla ken moest, toen het tot mij doordrong: ,J)e poëzie is nog springlevend en niet onderge gaan in het zelfbeklag dat „mo dern levensgevoel" pleegt ge noemd te worden". Hoe het ook zij de poëtische stem van F. ten Harmsen van der Beek is van een onmiskenbare oorspron kelijkheid. Een grote merkwaardigheid van die stem is in de eerste plaats de welluidendheid. Geen - sprake van atonaal in deze regels vol assonan ties, binnenrijmen en letterlijk golven van alliteraties. Die fantas tisch volgehouden alliteraties schij nen haar volkomen natuurlijk uit de pen te lopen. Alliteratie moge dan traditioneel zijn; deze is niet traditioneel, om de vorm niet en ook niet om wat er mee bereikt wordt. Want het gaat bij deze dichteres niet om het oude effect van schoonheid, neen, zij bereikt er iets heel anders mee. Iets dat ik het beste tederheid kan noemen. Ook zitten deze verzen vol klas- siek-poëtische termen zoals „groot- BoekennuRkt ogigen", „de verlegen bleke regen", „te vallen als zwakke vlinders". Hoe durft ze, zal men zeggen. Dat is het nu juist. Ze durft het om de regelrechte drang die er achter deze woorden zit. Ze gebruikte de enig juiste voor wat ze tot uit drukking wilde brengen. En door dat te doen heeft zy deze woor den een geheel nieuw doel, een eigen betekenis, gegeven die door de verworteldheid in de oude oor sprong zo overrompelend aandoet. Naast deze quasi-traditie staat evenveel dat poëtisch nog niet ge ijkt is. Met haar Muizenpoot, de zitvertrekken, hee popelepee, oog haarloos, reddingswezen tot en De torpedo is een ruim 6m lang cilindervormig lichaam,dat grotendeels bestaat uit een reservoir I met samengeperste lucht voor het aandrijven der motoren, enuit de verschillende apparaten voorl stabilisatie en besturing. In de kop is de springlading I met de schokbuis aangebracht. De eerste, zich zelf aandrijvende torpedo, werd gekonstrueerd door Robert Whitehead in 1868. Sindsdien is het een van de belang rijkste marinewapenen geworden. lucht (ISO kg/cm1) De explosie volgt door de tegen een scheepswand of door magnetische werking. In beide gevallen moet de torpedo precies in de richting van het doel worden gelanceerd. In de laatste oorlog werden de torpedo's geperfektio- neerder ontstonden o.a.akoestische torpedo's, die zich richten op het ge luid van scheepsschroeven. De torpedo wordt met een lanceerbuis, door middel van samengeperste lucht weggeschoten. Ook vlieg tuigen zijn veelvuldig voor het lanceren gebruikt. Direct na het verlaten van de lanceerbuis begint de motor te werken en gaat de schroef draalea De diepte wordt geregeld met een diepteroer. met „een kat wijk in zee" en nog heel veel daar tussenin toont de dichteres, dat zy ook deze on-poëzie nodig heeft. En het wonderiykste is, dat zy deze zo verschillende za ken tot een eigen harmonie weet te vormen, zo vast dat er geen ont komen aan Is. Zy ontziet zich ook niet om aan de literatuur ontleen de beelden zoals „hanen voor de esculapen" en „driemaal om myn muren rondgesleurd" te gebruiken als haar dat te pas komt. Opval lend zyn ook de lange volzinnen, die by hun afbreken by de vers regel met een stuk woord soms even aan Guido Gezelle doen den ken: een eigenschap die zowel by de een als by de ander vokomen functioneel is. Waarom ik speciaal Gezelle neem, terwijl ik dit verschijnsel ook by andere oudere dichters zou kunnen aanwyzen, zal ik later ver klaren. Wat deze dichteres te zeggen heeft, is wat ik met grote woorden het eeuwige probleem van het men- seiyk bestaan zou willen noemen. De dingen waar de goede dichters van oudsher over gesproken heb ben: de onvervulbaarheid, de rus teloosheid, de verwarring, de aar- degebondenheid, de korstondigheid van de liefde (hoop, geloof en sek sualiteit, zegt deze), eenzaamheid en dood, nederigheid en weemoed. De aanvangsregel van deze bun del luidt: „Wat een ding en ben ik in goed en kwaad?" Men hoort het, ik heb Gezelle niet voor niets gekozen. Er ligt nameiyk in deze twee eerste verzen, die een beken tenis en een poging tot zelfportret inhouden, een toon van nederig heid en tederheid verwant aan deze dichter voor my een van de mooiste. Verwant ook is haar ge voel voor de se izoens wisselingen voor bloemen en bomen, voor re gen en wind. In het vers „Inter pretatie van het Uitzicht" een van de mooiste uit deze gave bun del, komt een stemming door die om zyn tederheid en treurnis doet denken aan die van „Hoe zeere vallen ze af, de zieke zomerblaren". Er is de vereenzelviging met de stervende tuin, maar wat er na- tuuriyk niet is dat is Gezelles ge loof in de wederopstanding. F. ten Harmsen van der Beek is een we zen van haar tyd en daarom is de wanhoop haar meer naby dan de hoop. Een gebondenheid met de natuur en de elementen komt evenwel in ieder vers ergens te voorschyn. Nu ik dit vers genoemd heb. wil ik even wyzen op het beeld van de dood, beter misschien het sterven: „een oude man, die daar gedurig rond loopt zonder/ hoed, zwart als een krent in grauw gebak van licht en landschap/ Ja een man van ziekte. Zwak maar taai en onbeschoft. Hy draait, de afgeleefde/ kreeft in kringen om myn vy vers.zy gaat dan ver der met: „Het is te hopen dat de mooie rode autobus/ die alle oude mensen later af komt halen, hem nu spoedig/ over rydt naar onge nadiger terreinen, naar jachtvel den van/ eeuwig asfalt". Een in grijpend beeld waarby ik alleen die rode bus niet thuis kan bren gen, daar die my aan de posterijen doet denken en met de beste wil van de wereld aan niets anders. Een voornaam element in deze verzen is de spot resp. de zelfspot. Deze is duideiyk het on verbreek bare tegenwicht van de poëtische gevoelens, maar de spot is op zich zelf weer poëzie geworden. In „De Poëtische Avonturen van Polsmofje en het poesje Fik" hoofdstuk I, II, in en IV, viert deze poëti sche spot hoogty en een wonder is het bovendien, om een poes aan het woord te laten over zyn dron ken en ziek thuiskomende meeste res en van zoiets en van alle gevolgen vandien een waar ach tig vers te maken. De vier verzen vormen een soort boosaardige hu moreske, vol humoristische tra giek en uitlopend op een erotisch en sarcastisch tafreel by „een zee, gevoed door haar niet te slepen tranen en aan de oevers een soort strand /leven tegen een wazige achtergrondeiykheid van uitkyk-/ torens en herenhuizen tot hun stoe pen toe in die vloed". Uit de veelheid en de verschel- denheid der elementen waaruit deze verzen zyn ontstaan, kan men eigeniyk maar één conclusie trekken: dit is de poëzie van de overvloed die voortkomt uit het al oude „teveel" in een mens. Om die overvloed is het, dat de dichteres behoefte had aan alle middelen die zy vinden kon: van de poëti sche formulering tot en met de praattaai, van de verhevenheid tot en met de krasse uitdrukking, van de barokke versificatie tot en met de vloek, om tot uiting te bren gen: „Wat een ding en ben ik in goed en kwaad?" Ik ben er mij van bewust dat ik niet de helft gezegd heb van wat er over deze overrompelende poëzie te zeggen zou zijn. Het is nu eenmaal moeilijk oorspron kelijkheid zowel van vorm als van inhoud te bewijzen. Alleen de ervaring met verzen kan een lezer de overtuiging geven hier te doen te hebben met de enige oorspronkelijke dichter (es) na 1950. CLARA EGGINK Wit vervolgde met 2. h6—h7, f3— f2t; 3. Kei—fl, Kf4—f3. Nu dreigt mat door Tal. Wat hiertegen nog te doen? Verrassend antwoordt de wit- speler: echter met 4. Th8a8i, Tal x a8; B. h7—h8 D, Ta«xh8 ende witte koning staat patl Deze redding was niet mogeUjk ge weest, indien zwart met de eerste zet Tg2b2l had gespeeld. Dan zou het zo zyn gegaan: 1Tb2!; 2. h7, Kf3; 3. Tb8, Txb8; 4. h8 D, Tb8bl mat. IL De stelling van diagram II is uit de party MarshallLasker, New York 1924. Wit speelde 1. Kg2—f3 en na Ke8 a8 de toch voor de hand liggende zet 2. Kf3e4? Maar dat was nu Juist de enige zet, die de kleine kans op winst met een slag teniet deed gian. Lasker antwoordde n.1. met 2Dd6e6t want op 3. DfBxeö staat de zwarte koning alweer pat! III. 4 4 ïs 'M v.: 11 W 4 In de stelling van diagram Hl lijkt de situatie voor wit hopeloos. De zwarte raadsheer op h2 moet wel in staat zyn de a-pion te stop pen. Maar toch, wit zoekt en vindt een uitweg. 1. dBd6l, e7xd6; 2. Ke4d3! Belet d4d3 waarmee do diagonaal 91a7 zou worden ge opend voor de loper; de a-pion dreigt door te lopen. 2. Lh2xg3; 3. a4—a5, d8—dB om d« loper naar b8 te kunnen laten komen. 4. a5a8, Lg3—b8; B. a6— a7I, Lb8xa7en wit staat paté. N.B. In diagram V van de lad- derwedstrijd staat op g3 een loper te veel. Die letterstand is Juist. In diagram IV is D op ol wit (letterstand juist). Zaterdag 30 oktober 1965 Pagina 2 Weekeindbijlage L.D. Extra Kunt U de acht ahvykingen in ae beide oovenstaande tekeningen vinden? De juiste oplossing vindt U elders in dit Bijvoegsel. SCHAKEN Bridge vraag van deze weekt Noord gever, NZ kwetsbaar, viertallenwedstrijd. De zuidspeler heeft: 4 10 9 7 4 - O V 10 8 B 4 4 A 10 6 2 Noord één harten oost één schoppen zuid past west past noord twee har ten oost doublet wat moet zuid doen? Antwoord elders op deze peglna. In de 15de ronde van het toer nooi te Oostende stond de be langrijke wedstrijd Finland-Ne- derland op het programma. Het jonge Finse team had het voor dien uitstekend gedaan en het stond met 66 punten op de twee de plaats, gevolgd door Neder land met 64. Zeer groot was de publieke belangstelling in de open taal, waar Slavenburg- Kreyns het moesten opnemen tegen de fanatieke Gutwerth met tdjn rustige partner Kajaste. Het begon als een hard gevecht om de betere resultaten, maar halverwege de eerste helft be gonnen de Finnen terrein te ver liezen toen bleek dat onze land genoten zich niets van alle lis ten en lagen van hun tegenstan ders aantrokken. Typerend was de volgende situatie. West was gever, niemand kwets baar. De noordspeler had: 4 A V 9 7 6 6 C> 8 4 <>9 5 4 H 10 5 BRIDGE na een noords klaveren tien for ceert oosts klaverenaas. In slag 3 moet ruiten tien van tafel (oost) worden gespeeld, die zuid het beste niet kan dekken west ruimt een klavertje op. Hierna volgt een kleine ruiten uit ooet, west troeft hóóg in, speelt dan drie randen troef, eindigend in oost en incas seert ruitenaas (de heer valt) als mede het restant der vrije ruitens. Daar west nog één troef overhoudt, Is het contract gewonnen. Slavenburg, in noord, vroeg zich echter af, waarom oost zo nodig klaveren moest bieden, terwyi hy kenneiyk tóch vier harten wilde spelen. Hy concludeerde, dat oost slechts klaveren en goede ruitens moest hebben en kwam uit met klaver vyf! Zoals men ziet, is er nu geen enkele kans het spel te maken, want de dummy (oost) komt entrees tekort om de ruitens vrij te maken en ze daarna te in casseren. Aan de andere tafel, waar Boen der-Oudshoorn een voortreffeiyice party speelden, werd óók vier har ten bereikt, echter na een ander bied ver loop: want één harten noord één schoppen oost drie ruiten west drie harten oost vier harten. De uitkomst in klave ren was nu minder moeiiyk voor noord te vinden en het resultaat Kom er ACHT-er 1. lantaarnpaal 2. steen in muur links 3. gesp van man die op de grond ligt 4. mond vrouw 5. trottoirrand 6. snor van man die ligt 7. band van auto 8. haar man links Antwoord op bridgevraag: In dit spel, ontleend aan een mees ter klassewedstrij d, was het biedverloop aan beide tafels gelijk tót het moment, waarop oost doubleerde. En merkwaardig genoeg besloten beide zuidspelers te .redou bleren" als verzoek aan de partner één der twee on geboden kleilren te bieden. In principe is dat in deze situatie onjuist: noord biedt op eigen houtje twee harten, m.a.w. hy laat het na, zyn partner met een „doublet" te verzoeken iets anders te bie den. Er is dan geen reden te veronderstellen, dat een nieu we kleur „beter" kan zyn nog geheel afgezien van het feit, dat het geenszins zeker is, dat west op oo6ts doublet zal passen. Het zuidspel is bovendien niet zó slecht voor een hartencontractzowel klaverenaas als ruitenvrouw kunnen elk van veel hulp voor noord zyn en noords hartens zullen voldoende sterk zyn om deze, zonder hulp van zuid, te herbleden. DAMMEN de laatste beginnen. 8. 24-30; 9. 35x24, 19x30; 10. 11-7, 21-27; (op 30-35 volgt 7-2, 14-19, 2-16 met re mise) 11. 7-2, 14-19; 12. 25-20 re mise door de dreiging 20-14. We ne men nu de voortzetting 8. 18- 22; van de diagramstand uit. Dus 8. 18-22; 9. 11-7, 21-27; (Indien 19-23 dan volgt 7-2, 14-19; 2-16 of 33-29, 24x33; 25-20) 10. 7-2, 27-31; 15. 11-6. 29-1; 16. 2-16, 19-23; 17. 16-38, 23-28; 18. 38-20. 14-19; 19. 20-47, 26-31; 20. 47-41, 19-23; 21. 41-36, remise. We nemen nu de voortzetting 8. 19-23; 9. 11-7, 14-19; (Indien 23- 28. 33x22; 18x27 dan volgt 7-2, 14- 19; 2-16 remise) 10. 7-1, 21-27; 11. 33-28, 23x41; 12. 2x46, 34-39; 13. 46x 10. 39-44; 14. 10-15, remise. We nemen nu de voorzetting 8. 18-23; 9. 11-7, 21-27; (Indien 9. 34-40; 10. 35x44. 24-30; 11. 25x 34. 23-29; 12. 34x23. 19x50; dan volgt: 13. 7-2. 13-19; 14. 2x30. 50-11; 15 30-48, 21-27; 16. 48-25. 14-19; 17. 25-9 remise) 10. 7-2, 27-32; 11. 37x 28. 23x32; 12. 2-11! Niet direct 2-7 wegens 32-38. Ook deze stand kan zwart niet tot winst brengen. En nu de laatste voortzetting: 8. 21-27; 9. 11-7, 27-31; (Indien 9. 19-23; dan volgt: 10. 7-2, 14-19; 11. 33-29, 24x33; 12. 26-20 remise) (Indien 18-23 dan de variant zoals by 8. 18-23 aangegeven) 10. 37-32, 31-36; 11. 7-1, 18-22; (op 34-39 volgt 1x9! 39x37, 9x48) 12. 1x45, en ook dit kan zwart niet winnen. Op b.v. 12. 36-41; volgt 33-29, 25-20 en 35-30. Dit volgt eveneens na 26-31. Wit slaat dan 45x26 en heeft dan de ruil 23-27. En dit is dan de re mise van Koeperman in de Wol- douby-positie. Ia dit definitief? Of.._ F. GORDIJN. Stand na 5. 7-12; wy vervol gen nu met 6. 22-17, 12-18; 7. 32- 28! In plaats hiervan zou wit met 7. 37-31 als volgt verliezen: 7. 26x28; 8. 17x26 ,23-29; 9. 33x22, 18x 27; 10. 39-34, 29x40; 11. 35x44, 19- 23; 12. 38-32, 27x38; 13. 26-21, 38- 42; 14. 21-17, 42-47; 15. 17-11, 47- 29; 16. 11-7, 24-30; 17. 25x34, 29x49; 18. 7-2, 14-19; en zwart wint. We vervolgen met 7. 23x34; 8. 17-11, waarna de volgende stand is ont staan: Van deze positie üit heeft zwart 5 voortzettingen: 21-27, 18-22, 18- 23, 19-23 en 24-30. Laten we met Het eindspel vereist de uiter ste preciesheid. Het kan voorko men, dat bij het verplaatsen van een stuk 't weinig uitmaakt, naar welk veld dit zal gaan, doch even later blijkt, dat het gekozen veld nu juist het ver keerde was. Het volgende voor beeld (diagr. I) moge het boven staande verduidelijken. Zwart, aan zet, speelde 1 Tg2—afl. De bedoeling is duideiyk: pion f3 gaat opspelen en daarna komt de witte koning in een mat- situatie. van het spel was, dat geen der partyen er iets op won. Had Sla venburg echter niet de list van de Finse oost doorzien, dan had dit spel gemakkeüjk vele punten kun nen kosten en vermoedeiyk had het dus tevens een keerpunt betekent in een wedstrijd, die nu met grote cyfers door Nederland (142—76) werd gewonnen. In onze vorige rubriek waren we met de analyse van Koeperman van de Woldouby-positie gekomen tot de volgende stand: s

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1965 | | pagina 10