Opleiding
brandweer
gewenst
PANDA EN DE YINX
zijn verhoor ook de naam van No-
huda door de modder had gehaald.
Een briefje, dat ik haar wist te doen
toekomen en waarvan ik zeker wist,
ze het in handen moest hebben
gekregen, bleef onbeantwoord. Maar
zeker was het, dat het politie-onder-
zoek een gevaarlijke wending nam.
Nohuda dreigde betrokken te worden
in het publiek schandaal. De oude
Hadsji Selim moet er lijdend hebben
uitgezien. Met diepe rimpels en saam-
getrokken lippen, zo werd mij ver
teld, spoedde hij zich van de ene
autoriteit naar de andere om een
familieramp af te wenden. En ik,
die dit alles vernam en er machte
loos tegenover stond, werd verteerd
door een knagend schuldgevoel. Nog
zond ik een geheime bode uit
met een briefje aan Nohuda, maar
nu kwam de bode terug met het
verpletterende bericht dat Nohuda
spoorloos verdwenen was. Schande
had ze gebracht over het huis van
haar vader.
Haar verhouding tot die christen
edelman bleek namelijk meer dan
een voorbijgaande passie te zijn ge
weest en snikkend had ze dat haar
vader bekend. Hadsji Selim, fanatiek
moslim, als hij was, had daarom zijn
dochter verstoten. Als een vlam voel
de ik de woede in mij opljaien. Die
vervloekte jonker! Dat riep om
wraak. Ik greep mijn revolver en
zou zeker de politie ten spijt, de
jonker zijn gaan neerschieten, maar
de bode hield me tegen.
Allah ma una. Sidi, blijf. De
jonker is niet meer in Edreneh. Te
ruggeroepen door zijn regering. Eer
gisteren met de nachttrein vertrok
ken.
De lafaard!
Bertram zweeg. Hij staarde zwij
gend voor zich uit en het kwam mij
Pieck kuchte.
O Ja, zei Bertram, alsof hij
wakker schrok. Pardon, ik was
een ogenblik verdiept in mijn her
innering, maar nu zal ik verder ver
tellen, want dit was, eigenlijk gezegd,
nog maar de voorgeschiedenis. Het
vervolg hoorde ik in Parijs. Ik wan
delde daar in de nazomer van het
vorige jaar in het Bois de Boulog
ne, toen mijn oog viel op een donker
uitziende man, die een fez droeg. Hij
herinnerde mij aan de Balkan, ik
ken dat type. Hij zat op een bank,
met 'n schetsboek en een potlood, en
blijkbaar verdiept in een teke
ning. Ik ging naar hem toe en zei,
op zijn tekening wijzende:
- Bonjour monsieur, c'est pittores-
que ici, n'est ce pas?
Hij keek me aan en glimlachte:
Oui, certainement. Merkwaardig
zijn oogopslag en zijn glimlach rie- j
pen opeens pijnlijke herinneringen
mij wakker, een onbewust gevoel j
in herdenking, waar had ik die r
gezien? Bent u.. U komt zeker
de Balkan?
Rillerig? Onprettig?
Pas dan op voor griep!
Neem direct 2 'ASPRO's.
'ASPRO' bevat alles om
een opkomende griep
snel en doeltreffend te
bestrijden.
1/etóloMS op
(Van onze Bossche correspondent)
Nederland kent nu sinds enkele
jaren een opleiding voor beroeps-
brandweerofficieren. Een opleidings
school voor het brandweerpersoneel
is er echter nog steeds niet. Voorzit
ter ir. S. van de Wal van de Neder
landse Vereniging van Brandweer
commandanten, die deze klacht gis
teren in Den Bosch uitte bij de ope
ning van een groots opgezette brand
weertentoonstelling, hoopt dat mi
nister Smallenbroek er aan mee zal
werken deze school spoedig te reali
seren. De voorzitter van de 20-jarige
vereniging, welke ter gelegenheid van
haar vierde lustrum ook een congres
in Den Bosch houdt, sprak er voorts
zijn teleurstelling over uit, dat de
gemeentelijke hang naar autonomie
vaak zo groot blijkt, dat regionale
brandweerkorpsen maar moeilijk van
de grond komen. Burgemeester mr.
R. Lambooy van Den Bosch laakte
de rijksoverheid, omdat deze de ge
meenten geen gelden beschikbaar
stelt voor de instandhouding van
brandweerkorpsen. Na de officiële
openingstoespraken volgde een spec
taculaire demonstratie op de uitge
strekte Bossche veemarktterreinen,
waar de komende dagen naast het
allermodernste, ook het alleroudste
brandweermateriaal te zien is.
Nieuwe uitgaven
Paul Gallico Omnibus: De sneeuw -
gans; Bloemen voor Ada Harris;
Thomasina; De Romeinse Boy; Or
kestratie voor Driekoningen; Verna;
Ludmilla; De reddende Hurricane.
Ui tg.: Wereldbibliotheek, Amster
dam.
Het gevecht met de muze, door
Bertus Aafjes. Uitg.: Contact, Am
sterdam.
Voetangels en rozen, door Mink
van Rijsdijk. Uitg.: J. H. Kok, Kam-
4585. Toen Panda en Jolliepop in de kamer terugkeerden,
waren er geen Yinx meer te zien. Maar al hadden zij zich weer
aan het gezicht onttrokken, hun aanwezigheid was nog steeds
voelbaar, althans voor Joris! Want toen deze zich moedeloos in
een stoel neerzette, kwam hij bovenop een punaise terecht, die
daar door onzichtbare handjes voor hem was klaargelegd.
„Ai!" kreet hij, opspringend. ..Waarom word ik zo gekweld
Waarom treft mij ramp na ramp?"
„Zo moet je niet praten, Joris!" riep Panda. „Dat trekt de Yinx
juist naar je toe! Je moet opgewekt zijn en je met een lach over die
kleine tegenslagen heen zetten
„Kleine tegenslagenherhaalde Joris bitter. Mijn geld is
weg. ik word lek geprikt en gij noemt dat kleinigheden?!"
„Maar ik zeg het voor je eigen bestwil!" hield Panda vol. „Als
je de enige bentdie jammertzullen de Yinx jou volgen .Je moet
er om lachen, net als wij!"
„Wel ja!" riep Joris verontwaardigd. „Lach maar om mijn
rampspoeden! Hoe kunt ge zo harteloos zijn?! En dan nog van
mij verlangen, dat ik in uw vrolijkheid deel! Dat is een toppunt!
Foei. ge valt me tegen, manneke! Ik blijf hier geen minuut lan-
ger!"
Terwijl hij verslagen heensnelde, ritselde het in duistere hoe
ken en Panda meende enkele rappe schaduwen te zien. die achter
Joris aan flitsten.
„Pas op Joris!" riep Panda hem na.
„Laat hem, meneer Panda", raadde Jolliepop aan. „Ons huis
wordt thans weer Yinx-vrij!"
„RECHTER TIE EN HET LEVENDE L IJ K" door Robert van Gulik
DE WONDERLIJKE AVONTUREN VAN BRAMMETJE FOK
Dagelijks vervolgverhaal
Op zekere dag kreeg ik een dagvaar
ding. Ik werd formeel beschuldigd
verduistering van gelden en
en document. Er
erdaad ook zoiets aan de hand,
moet dat ook weer in een
id er licht bezien. Wat ik deed zou
ander gedaan hebben. Het be
ien erfeniskwestie, 't was
raagstuk, groot lef. Het zou alle
slagen hebben gehad als die
llendige Hollander er zijn neus maar
in gestoken had Ik kocht een
getuigen om, legde meineden af,
het hielp allemaal niet. De
,k liep scheef en ik had spijt, dat
Schimmer's raad had opgevolgd
niet de revolver had gebruikt.
de dood maakt een vijand
ihadelijk. Maar het kon nog, nog
de zaak niet vóór geweest. Ik
tn eed de gevaarlijke plannen i
flmiddags stond ik uit te kijken uit
let raam van mijn kantoor,
'ik verwachtte iemand. Achter de
ioskee de Selimje was een pleintje.
beter, de huizen stonden daar
its verder van elkaar af, zodat
:n driehoekige ruimte open bleef, die
te blakeren in de middagzon. Be
en me stond een koopman in
ide kleren met zijn harde ronde
arte baard in de deuropening. Hij
ikte de hals en keek nieuwsgierig
individu, dat Juist de
k omkwam. Zijn houding drukte
uit en ik zag hem als het
fare denken: hoe heb ik het nu?
n«fc dat niet El Aszfar, die boef? Is
'e% weer vrij? Ik dacht dat hij nog
jchter slot en grendel zat.
iDe koopman volgde met klimmen-
ieHe belangstelling de richting, waarin
|e gestalte zich voortbewoog. Hij
gjomt dacht hij hierheen, zeker
te bedelen, laat ik oppassen. Has-
i, hij gaat de deur van Sidi Ber-
binnen.
was de situatie dus. Ik had
deze gelegenheid Schimmer met
boodschap uitgestuurd en was al
toen El Aszfar aanklopte. „El
ir" de gele, was de bijnaam van
magere Arabier, een verachte-
;e schooier, die voor geen enkele
lisdaad terug deinsde. Zo ver had-
en mijn woede en Jaloezie mij ge
l-acht, dat ik het niet meer beneden
>e achtte contact te zoeken met
F schurk.
Binnen.
Salem aleikum. De Effendi
h. leeft mij ontboden?
Ga zitten. Hier is een sigaar.
Alvorens een gesprek te beginnen
ttisterde ik op de gang. Alleen uit
|e drukkerij kwam enig gerucht,
«oen ging ik terug naar mijn kan
ttoren sloot de deur achter mij. Ons
esprek duurde een kwartier. Toen
11 as de zaak beklonken. Voor drie-
rnderd piaster zou de Arabier de
ollander uit de weg ruimen. Het
aide allemaal af als een film,
ar voor mij niet gunstig. Twee
igen later immers vermeldden de
anten het opzienbarende bericht:
Moordaanslag op Nederlands con-
lair ambtenaar. Dader reeds ge
resteerd, heeft volledig bekend",
lezelfde middag deed de politie een
in mijn kantoor. De oude
rjjfchimmer was er alleen. Waar zijn
eester was wist hij niet. De Ka
lde assen bleven tot de avond en nog
ie dagen stond het gebouw onder
renge bewaking maar Jacob
m ertram was en bleef weg. Wat dach-
n ze dan? Ik had geld en ik had
lenden, en voor wie geld en vri
«en heeft, heeft de stad Edreneh tal
kin schuilplaatsen. In zo'n verbor-
in schuilplaats, een soort archief
aven een handelskantoor, kreeg ik
!leJ$ijn berichten uit de buitenwereld
eerste bericht dat me bereikte,
dat El Aszfar, die schurk, bij
Ik ben Bulgaar.
Bulgaar, ah, ?a, uit Edreneh
misschien?
Eindelijk kwam de dag. dat hij door de rivier, welke door hem
was teruggevondenkon wegvaren. De Pharao wilde hem ge
schenken geven, maar dat wees Bram beslist af.
„U zou me alleen een groot genoegen doen", zei hij deftig, „als
u de professoren Sonnebol en Barrekou zou loslaten. Zij hebben
hun straf al geheid".
„Dat zal gebeuren", beloofde Pharao geroerd en hij schudde
Bram langdurig de hand.
De wind deed de zeilen bollenhet anker kwam omhoog
en daar voer het goede schip Kokanje zeewaarts, nage
wuifd door de gehele dankbare bevolking.
Het raadsel van de piramide was opgelost!
EINDE VAN DIT VERHAAL
Ik ben daar nooit geweest, zei
hij, maar mijn moeder is er ge
boren.
Als een openbaring drong het plot
seling tot mij door, wie ik in hem
herkend had. Ik voelde mijn hart
kloppen en vroeg:
Heette uw moeder Nohuda?
Als door een pijl getroffen sprong
de man overeind. Zijn schetsboek viel
op de grond en het bloed steeg hem
naar het hoofd.
U bent Hollander
Ja, zei ik kalm, maar niet dege
ne die u denkt.
Kent u hem?
(Wordt vervolgd)
326. Enorm was het gejuich van de woestijnbewoners, toen
na al die jaren van droogte eindelijk weer de rivier door het land
begon te stromen. Vlak bij de piramide vormde zich een meertje
en alsof de rivier de weg nog kende, zocht hij zich een weg door
de oude bedding.
In het hele land kwamen de spaden en de mestvorken en de
schoffels voor de dag. Hoe meer de dagen vorderden, hoe meer
een groen waas van planten en gras over het eens zo dorre land
werd uitgespreid.
Brammetje en zijn vrienden zagen het met groot genoegen aan.
Dagelijks maakte Bram een wandeling naar de rivier. Dat was
trouwens niet alleen om het groen te zien groeien, maar ook om
de diepte te meten. Want ze werden door Pharao wel erg ver
wend. maar Bram wilde dolgraag weer varen