Bijna verdubbeling van aantal plezierboten
verwacht in de komende vijf jaren
Door Piet Kienhuis
I a* a 3
V*!
„Ik heb een nieuwe zeilboot gekocht.
Kunt u me enige adressen opgeven van
jachthavens in de buurt, waar ik een
permanente ligplaats kan vinden?"
Dergelijke verzoeken krijgt het bu-
watertoerisme van de ANWB
in Amsterdam herhaaldelijk en in steed3
grotere frequentie. In de meeste geval
len zal bet antwoord dan moeten luiden
vooral als het de randstad Holland
betreft „We kunnen u er helaas niet
aan helpen. Alles is vol".
Natuurlijk, Nederland is rijk aan wa
ter, rijk mét dit water en het zal in dit
opzicht nog „gefortuneerder" worden.
Plaats om te varen met een zeilboot,
motorjacht, kano of pieremachochel zal
er voorlopig dan ook nog wel zijn. Som
mige meren, plassen of vaarten mogen
dan in de weekends af en toe al wit
zien van de vaartuigen, voor „filevor- "1
ming" zoals op de wegen behoeft
gelukkig nog niet bevreesd te zijn. Maar
een parkeerprobleem om nog
de termen van de „landrotten" te spre
ken kent men te water al evenzeer.
Het is dan ook zaak, alvorens tot de
aanschaf van een of ander jacht over te
gaan, zich ervan te vergewissen: waar
laat ik die boot. Dat geldt niet alleen
voor het hoogseizoen in de zomer
maar evenzeer, misschien nog wel meer,
voor bet „gesloten seizoen", de winter.
MEER WATER
Het ruimteprobleem te land grijpt ons
dat is bekend hier en daar al naar
de keel, vooral wat recreatiemogelijk
heden betreft. Op het water is dus nog
plaats en er komt het moge met alle
inpolderingen en dijkenbouw misschien
wat vreemd klinken nog steeds meer
water bij dan er af gaat.
Denk bij voorbeeld aan de Zeeuwse
stromen en aan de Zuidhollandse wate
ren, die worden of zijn afgedamd, waar
door unieke gebieden voor de watersport
worden ontsloten. Om er een paar te
noemen: de Brielse Maas, het Veerse
meer. Straks de Grevelingen, het Ha
ringvliet en het Zeeuwse meer.
Verder de Biesbosch, die nog enorme
mogelijkheden heeft. Dit waterrijke ge
bied krijgt de grootste jachthaven van
Nederland, met plaats voor twaalfhon
derd schepen. En om nóg wat nieuwe
plekken aan te stippen: het is mogelijk,
dat de Reeuwijkse plassen er een nieu
we polder bijkrijgen; bij de Rotteme-
ren wordt overwogen weer een polder
onder water te laten lopen.
Het enorme Grevelingengebied is in
voorbereiding, voor recreatie te water
én te land. Er is momenteel nog niet
veel te beleven. Het zijn in hoofdzaak
dijken, water en modder wat men er ziet
maar dit gebied kan een prachtige uit
wijkmogelijkheid worden, met o.m. eilan
den, en men is er verzekerd van een
constant waterpeil. De recreatiecapa
citeit zal daar straks in hoofdzaak wor
den bepaald door de toevoerwegen
wat die in de weekends zullen kunnen
verwerken.
Om kort te gaan: als de Deltawerken
eenmaal voltooid zijn zullen zij een wa
tersportgebied hebben opengelegd tot
een gezamenlijke oppervlakte van
52.000 hectare.
EXPLOSIE
Klinkt dat allemaal nogal hoopvol,
Nederland zal de eerstvolgende jaren
zonder twijfel een flink plasje water
kunnen gebruiken, want het bureau voor
watertoerisme verwacht niets minder
dan een „jachtenexplosie", die het aan
tal „pleziervaartuigen" binnen vijf jaar
tijd van 80.000 tot 150.000 zal opjagen.
Deze „uitbarsting" zal o.m. sterk in
de hand worden gewerkt door het feit,
dat Nederland weinig gelegenheid heeft
tot landrecreatie. Vooral als men dit
laatste gaat vergelijken met het buiten
land; met Amerika en Zweden bij voor
beeld. Het is niet moeilijk zich voor te
stellen dat Nederland wat ruimte (te
land) betreft dan eenvoudig nergens is.
Maar in de Ver. Staten vindt men per
centsgewijs tienmaal zoveel jachten als
in Nederland en in Zweden 5 k 6 keer
zoveel.
NIET DUUR
Een andere belangrijke factor, waar
om wordt verwacht dat talrijken hier te
lande zich op de watersport zullen wer
pen, is dat men met deze sport relatief
niet duur uit is. Weliswaar liggen de
aanschaffingskosten van een jacht vrij
hoog, maar een boot gaat veel langer
mee dan bij voorbeeld een auto. Op
een degelijk gebouwd vaartuig behoeft
weinig of niets te worden afgeschreven.
Boten hebben een zo lange levensduur
15 20 jaar, soms nog belangrijk lan
ger dat in de afgelopen jaren de af
schrijving ongeveer gelijke tred heeft
gehouden met de waardevermindering
van de gulden. Het is natuurlijk de
vraag of dat zo blijft. De vervangings
waarde stijgt vanzelfsprekend wel.
En de kosten van het varen? Die zijn
ook nog altijd zeker voor de dure tijd
van het ogenblik aan de lage kant.
De wind blaast een zeilboot nog steeds
pro Deo over het water en wat een nor
male motorboot verstookt kan ook geen
beletsel vormen. Het ovemachtings-
vraagstuk kent men bij de watersport
bijna niet. In de meeste gevallen kan
aan boord worden geslapen.
AFGEREMD
De explosieve ontwikkeling kan alleen
maar worden afgeremd door het nijpen
de gebrek aan jachthavens. Dit is het
grootste probleem waarmee de „water
sport-officials" hebben te kampen.
Begrijpelijk, dat dit facet van de wa
tersport de tendens heeft de kosten op
te jagen. Een ligplaats is en wordt
steeds meer een kostbaar bezit. Sommi
ge grote plassen, vooral in het westen
des lands, zitten wat capaciteit aan
bergruimte te land en te water
betreft propvol. Neem de Kagerplassen,
waar de meeste Haagse waterrotten
naar uitzwermen: de provinciale over
heid houdt wat je noemt de boot af. Zij
vindt het wenselijk, dat daar nog slechts
een enkele jachthaven bijkomt. Niet in
de eerste plaats omdat men door de bo
ten het water niet meer ziet (dat is al
leen in de Kaagweek gelukkig nog maar
het geval), doch „domweg" om de na
tuur te beschermen. En dat beschermen
zal elke rechtgeaarde watersportliefheb
ber alleen maar willen eerbiedigen om
dat hij er zelf ten slotte ook profijt van
trekt.
In de buurt van dergelijke drukke me
ren en plassen wordt sporadisch nog wel
eens vergunning verleend voor het gra
ven van een jachthaven, maar dan toch
het liefst niet aan de plassen zelf, maar
aan kanalen of vaarten in de buurt,
waar steigers en winter-opslagplaats het
landschap en de watersportbeoefenaars
minder storen.
NIET ZO URGENT
Gelukkig is nog lang niet overal de
vraag naar ligplaatsen zó urgent als in
het westen: op de Westeinder, op de
Braassem, de Kaag of op de Loosdrecht-
se plassen. Maar het is toch wel zo, dat
overal elders waar een jachthaven
wordt gebouwd al spoedig een armada
komt aanzeilen om bezit te nemen van
de nieuwe ankerplaatsen. En in het kiel
zog volgen dan spoedig vele anderen,
want dót is zo langzamerhand in de wa
tersport ook een vaststaand feit gewor
den: een nieuw aangeboord' watersport-
gebied moge nog zo ongunstig liggen, als
er eenmaal jachthavens worden aange
legd en de trek is eenmaal begonnen,
dan volgen er steeds meer. Watersport-
beoefenaars zijn immers gezellige men
sen, die elkaar opzoeken en niet gauw
zijn uitgepraat over de gezamenlijke
hobby.
Er zijn dus nog voldoende watersport
gebieden, die minder centraal gelegen
zijn en waar de mogelijkheden voor va
ren en voor het aanleggen van jachtha
vens nog ruim voorhanden zijn. Maar
het is niet zo eenvoudig mensen te krij
gen, die een dergelijke haven willen be
ginnen of een vorm te vinden waarin
men de exploitatie kan gieten, ook al zijn
het rijk, de provincie of de gemeente
genegen voor de bouw subsidie te ver
lenen.
TE WEINIG
Gemiddeld komen er in ons land zo'n
vijftien jachthavens per jaar bij. Dat is
de laatste tien, vijftien jaar al een te
laag aantal gebleken. Het valt dus niet
moeilijk te raden wat er gaat gebeuren
als de verwachte „explosie" losbarst.
Aan het Veerse meer is ligplaats gecre-
eerd voor ongeveer achthonderd jachten.
Daar kan men voorlopig nog wel even
terecht. En aan de Gelderse Maas, zegt
de ANWB, is ook nog wel wat vrij. Aan
de Braassem zijn twee nieuwe havens
in voorbereiding; de Westeinder hééft
zelfs nog wat plaats voor jachthavens
en aan de Brielse Maas is nog ruimte.
Om nog even dicht in de buurt te blij
ven: bij Kaagdorp is juist een nieuwe
jachthaven gereed gekomen met plaats
voor ruim driehonderd schepen. De ex
ploitatie is een novum. Men kan daar
ligplaatsen kopen, net als een huis, met
hypotheek.
KOPPELVERKOOP
Het is begrijpelijk, dat bij deze nood
aan ligruimte „handel" wordt ge
pleegd. Dit betekent niet alleen dat de
prijzen stijgen meer bij particuliere
ondernemingen dan bij jachthavens van
verenigingen maar ook, dat koppelver
koop de kop opsteekt. „Als u bij mij een
jacht koopt heb ik wel een ligplaats".
Dit geldt ook al weer het meest voor de
provincies Noord-, Zuid-Holland en
Utrecht.
Het ligplaats-probleem brengt voorts
mee, dat steeds meer mensen hun boot
achter hun auto gaan meenemen. Dit
geldt in hoofdzaak voor (niet te grote)
motorboten en voor kleine zeiljachten.
Op deze wijze hakken zij de knoop een
voudig door en stallen hun vaartuig in
de tuin of garage. Maar men ziet ook
steeds meer boten ergens voor de deur
geparkeerd, hetgeen de buren en de po
litie waarschijnlijk minder aangenaam
zullen vinden. Het is in de steden wa
rempel al vol genoeg.
NOG NIJPENDER
Het ligt voor de hand, dat het pro
bleem van winterstalling bijna nog nij
pender is dan de zomerstalling. Het is
nl. lang niet altijd mogelijk of toege
staan bij een jachthaven een winterstal
ling te bouwen. Veelal eveneens uit een
oogpunt van bescherming van het na
tuurschoon. Ook dat maakt de exploita
tie van een jachthaven minder aantrek
kelijk. Sommigen laten hun boot in het
water overwinteren, hetgeen dus de weg
van de minste weerstand is, die in de
meeste gevallen niet is aan te raden. An
deren trekken hun jacht op de kant en
daar blijft het dan bij.
Het bureau voor watertoerisme is
vóór winterberging uit de buurt van de
watersportcentra. In de Ie plaats met
het oog op bescherming van het natuur
schoon, maar ook om de jachteigenaren
gemakkelijker in de gelegenheid te stel
len 's winters hun boten op te kunnen
kalefateren. De pakhuisachtige oevers
van de Loosdrechtse plassen zijn een
voorbeeld van hoe het niet moet en hoe
het nooit meer móg worden.
BUITENLANDERS
Het Is een bekend feit, dat het gebrek
aan recreatieruimte in Nederland nog
toeneemt door het vreemdelingenver
keer. Hiermee heeft de watersport na
tuurlijk ook te maken. Duitsers, Engel
sen, Belgen en Fransen komen in steeds
toenemende mate hier watersport be
drijven.
Er zijn al Britten die hun boot op
Loosdrecht hebben liggen en elk week
end komen overvliegen. Vele Duitsers,
vooral uit het Ruhrgebied, hebben hier
een boot. Zij zitten over alle wateren in
Nederland verspreid, tot in Friesland en
Zeeland toe. De Limburgse Maas is het
geliefkoosde doel van vele Britten die in
Duitsland gelegerd zijn.
Bij de snelle ontwikkeling van de wa
tersport ligt het voor de hand dat ook
het zeilen op het IJselmeer, op de
Zeeuwse wateren en op de Noordzee toe
neemt. Maar dan moet men wel een
„doortrapt" zeiler zijn. De zeewaardig
heid van de bemanning is daarbij nog
belangrijker, dan de zeewaardigheid van
het jacht, zegt de ANWB. Zeezeilers
zullen echter niet zo spoedig met de pro
blemen worden geconfronteerd waarmee
watersporters hebben te maken, die in
minder rustige omgeving plegen te varen.