LEIDSflf DAGBLAD ZATERDAG 31 JULI PANDA EN DE BRON VAN DE RIJKDOM Geautoriseerde vertaling van C. van Eijsden Op de weg in de verte 'donken nu en dan nog wat gevechtsuitbarstin gen. Een enkel schot scheen alle ma chinegeweren in de buurt in actie te brengen en dan duurde het schieten zeker twintig minuten lang ononder broken voort. Maar in beide richtin gen klonk het geluid steeds zwakker, wat betekende, dat de Jappen het veroverde weggedeelte hadden ver groot en onze troepen terugdrongen naar Kohima en Imphal. Het bete kende ook, dat als ik ooit gelegen heid tot ontsnappen zou krijgen, ik verder weg zou moeten gaan. Er een groot aantal Britse vliegtuigen boven de gevechtszone en ik kon de hele dag horen. Éénmaal vloog één vlak over ons heen. Het was e Hurricane en ik zag de vier mitrail leurs uit de vleugels steken. Een de Jappen-soldaten, die in de top van een boom naar vliegtuigen zat uit te kijken, smeet zo hard hij kon een handgranaat naar beneden op het geluid van de knal rende iedereen tussen de bomen door de loopgraven. Ik werd door myn bewaker naar buiten gebracht, maar eer we de loopgraaf hadden bereikt, was de Hurricane al lang verdwenen. Ik hoopte, dat al die opschudding de aandacht van het vliegtuig had getrokken en dat het zou terugko men om ons te bestoken. Die kanon nen zouden grote verwarring stich ten in het hele kamp en daar wacht te ik juist op. Maar het geluid van de motoren stierf weg en we klom men allemaal uit onze schuilplaats tevoorschijn en dromden naar de hutten terug. 's Middags regelde ik het weer zo, dat ik om dezelfde tijd als de vorige dag mijn wandeling maakte. We wandelden natuurlijk langs de ra dio-installatie. „Mag ik weer luisteren?" vroeg ik. „Nee, het is niet toegestaan." „Ik zal het aan de luitenant vra gen," zei lk. „Ik zou u aanraden dat niet te doen." „Ik zal het wel degelijk doen." „Dan verzoek ik u, hem niet te zeggen, dat u al geluisterd hebt." „Ik zal er geen woord over spre ken," zei ik, „als u me dan nu weer laat luisteren." „Dat ben ik niet van plan. Ik zal ze!f luisteren en dan vertel ik u het nieuws wel." Hij draaide aan de knop en een ogenblik was hij verdiept in hetgeen hij hoorde, maar de koptelefoon zat strak om zijn oren en ik hoorde niets. „Ga nu weg, dan kunt u straks terugkomen," zei hij. We wandelden tien minuten rond en al die tijd hield de bewaker de punt van zijn bajonet in het smal le gedeelte van mijn rug. Toer we terugkwamen, zei ik: „En wat hebt u gehoord?" „De Japannezen hebben vier weg gedeelten tussen Imphal en Kohi ma in handen en ze zijn nu ook op de weg ten noorden van Kohima." „En de Britten?" ,Hij zei dat ze er niet bang voor warer. dat Imphal zou worden ver overd. maar dat kan niet waar zijn." „HU?" „De man, die het nieuws las." „Was het een man?" vroeg ik. „Ja, vandaag was het een man." „V/as er helemaal geen vrouw, die sprak?" „Nee," zei hij. „Gisteren was er een vi ouw De volgende dag mocht ik de hut geen ogenblik verlaten. Ik vroeg aan de bewaker waarom ik geen wan deling mocht doen. Hij zei dat hij het niet wist, maar dat luitenant Bakamura zUn bevelen had gegeven. Ik zag niemand dan de bewakers, die voor de hut op wacht kwamen staan, maar ik stond al gauw op goede voet met hen, want de mees sten waren eenvoudige boeren, die geen van allen langer dan een jaar in het leger waren. Het was niet moeilijk, door het vernisje heen te kijken, dat het leger hun had ge geven en toen ik eenmaal zover was, begonnen ze sentimenteel te praten over hun verlangen naar de dag dat ze naar huis konden gaan. Maar verwachten niet werkelijk dat dit ooit zou gebeuren; ze hadden allemaal het fatale denkbeeld, dat de dood hen in de wildernis wachtte. Ik zei: „Als jullie naar voren sluipen, waar om geef je je dan niet aan de En gelsen over? Jullie zuilen goed be handeld worden en behoorlUk te eten krijgen." Ik dacht, dat als <k hen hiertoe zou kunnen krUgen, zU mU mis schien ook wel wilden helpen ont snappen; maar het was een nut teloze poging. Ze waren minder bang voor kogels dat voor de schande, welke een dergelijke daad volgens hun mening op hen zou laden, en aangezien ik zelf een gevangene in hun handen was, kon ik hen niet van die gedachten afbrengen. Omdat ik nu niet in staat was, weer met de radioman te praten, haalde ik een van de bewakers over dit voor mij te doen. Ik verzocht hem naar het nieuws te informe ren en meteen eens te vragen, wie de berichten had opgelezen. De vol gende dag was het weer een man nenstem. Ik begon wanhopig te wor den en de hele nacht fantaseerde ik de vreselijkste verklaringen voor Sab- by's afwezigheid. Mijn allereerste reacties op de brief van Margaret en Jennifer kwamen weer boven, maar in deze ongelukkige omstandigheden waren nog heftiger. Dat ene donkere, versufte plekje in mUn hart begon te branden. Het was een sensatie, die ik nooit eerder had gekend en bovendien de ellendigst? sensatie die nt gekend had omdat het zowel geestelijke als lichamelijke pijn veroorzaakte. In mijn verwarring woer ik, dat als ik twee dagen lang liet hoorde, dat Sabby weer door de radio sprak, ik zou proberen 's nachts weg te komen, hoe hope- os mijn kans op succes ook scheen. De volgende dag was het weer hetzelfde: het nieuws werd door een gelezen. Ik kreeg onmiddel lijk neiging om uit te breken, weg 'nnen uit het kamp bij daglicht, zoals de Sikh had gedaan. Maar ik beheerste me en het leek alsof ik mezelf weerhield van braken of blijk geven van dronkenschap, wetend dat een enkele seconde van zwakheid funest zou zijn. Ik ging op de aarden vloer zitten, klemde mijn handen om de bamboestokken achter mijn schouders en tuurde door de deuropening naar buiten in plaats van naar de muren, die me engtevrees bezorgden. (Wordt vervolgd). Engeland wijst Rus uit Engeland heeft de tweede secreta ris van de Russische ambassade in Londen. Bojarow, tot „ongewenst persoon" verklaard. Hij moet zo spoedig mogelijk het land verlaten, zo heeft het Britse ministerie van buitenlandse Zaken bekendgemaakt. Hoewel geen reden voor de maat regel werd genoemd, betekent het be sluit, volgens welingelichte kringen in Londen, een represaille voor de j uitwijzing van de tweede secretaris van de Britse ambassade in Moskou, Bishop, wiens naam was genoemd in het proces-Brooke. Vorige week werd Brooke, een lector uit Londen, in Moskou tot vijf Jaar hechtenis ver- oordeeld omdat hij zich schuldig zou j hebben gemaakt aan anti-Russische I activiteit. Engeland heeft ontkend I dat Bishop iets met deze zaak te ma-1 ken zou hebben gehad. DIERENPARK WASSENAAR Kerkelijk Leven Ned. Herv. Kerk. Beroepen door de Gen. Syn. tot p. v. b. w. (voor kerk en strijdkrachten) G. Spilt te Utrecht. Aangenomen naai i.) H. A. v. Slooter naar Stellendam M I. te St. Maartensdijk. Aalst (Gld.). Brandwijk de evangeliebediening de heren O. Th. Boonstra te Gorlnchem, B. de Graaf te Oud-Vossemeer, M. A. Janeens te St. Maartensdijk. J, J. Kooman te Middel burg en A. G. v. d. Linden te Sldikker- veer. Beroepbaar gesteld de heren H. P. Bos te Blerum, B. de Graaf te Oud- Vossemeer, N. M. A. ter Linden te Den Haag en A. G. v. d. Linden te Slikker- Westduitse theoloog: „Kerken faalden in nazi-tijd" Een vooraanstaande Westduitse protestantse theoloog, prof Gollwit- heeft gisteren als zijn mening te kennen gegeven, dat zowel de pro testantse als de rooms-katholieke kerken volkomen in gebreken zijn getf.even, toen de joden onder de nazi's hulp nodig hadden. Hij achtte het onrechtvaardig alle schuld te werpen op „die arme mensen die nu terecht moeten staan". „Niet alleen het Duitse volk heeft gefaald, maar ook de kerken", aldus prof. Gollwit- Hij sprak op het congres van de Duitse Eva ngelische Kerk in Keulen. Hij zei dat Oost- en West-Duits- land nog verantwoordelijk zijn voor de problemen van Israël. Hij deed beroep op de twee landen alles in het werk te stellen om een Ara bische aanval op Israël te voorko- „Als de christenheid weer wer keloos zou toekijken bU het vermoor- van joden, zou dat een beledi ging van God zijn", aldus prof. Goll- witzer. Nos; niet iedereen heeft f 110.- M'nister Veldkamp (Sociale Zaken en Volksgezondheid) weet, dat nog niet alle volwassen werknemers een minimumloon van f 110 per week ont vangen. Dit kan het gevolg zijn van de omstandigheid dat werkgevers en werknemers het bij een c.a.o. niet zijn overeengekomen. Als dit wel het geval Is, is er sprake van een overtre ding, waartegen kan worden opge- Dit zegt de minister in antwoord op vragen van het Tweede Kamer lid C. J. van der Ploeg (KVP). 61. ..Wel. wel", zei meneer Drom. „U bent dus in de Bron van de Rijkdom gedoken? Tja. dan begrijp ik. waarom u het goud verwierp. Nu wordt me opeens veel duidelijk". ..Mij niet", zei Panda. ..Wat heeft die bron ermeer te maken, dat hij opeens veranderd is?" ..Omdat die bron mij gezuiverd heeft", antwoordde Joris. ..Door die onderdompeling leerde ik de ware rijkdom kennen: de innerlijke rijkdom, die blijvend is". „We zullen zien", zei meneer Drom. Toen plonsde de pijl, die hem over de rotswand had gedragen, Panda en meneer Drom kwamen dagelijk weer boven, maar Joris bleef lang onder de oppervlakte. Panda begon zich al onge rust te maken, toen Joris eindelijk opdook. Maar opnieuw had hij een verandering ondergaan Verdwenen was de stille rust en zijn gelaat was smartelijk vertrokken. „Wee, wee!" zo kreet hij. „Wat heb ik gedaan?! Wat heeft me bezield, dat ik al dat kostelijke goud heb weggeworpen?" „Zie je?" zei de ontdekkingsreiziger tegen Panda. „Het bron water is van hem afgespoeld en daarmee ook zijn nieuwe levens beschouwing. Het was maar een dun, oppervlakkig laagje. Zijn innerlijke rijkdom kon dan ook niet blijvend zijn". RECHTER TIE EN DE ANTIEKE DOI K door Robert van Gulik DE WONDERLIJKE AVONTUREN VAN BRAMMETJE FOK 278. Dat kun je nu wel zeggen", gromde één van de matrozen, die Columbus overboord hielden, „maar wie zegt onsdat je de waarheid spreekt?" „Het is waar," zei Bram rustig. „Die vogel is een landvogel I we zijn vlak bij ons doel. Morgen hebben we misschien al land bereikt." „Als we maar zekerheid hadden." zei de matroos tobberig. „Ik weet zo weinig van vogels af Tutu zat inmiddels te kweteren en te praten met de vogeldie zo'n opwinding aan boord had veroorzaakt. En juist toen er een stilte inviel, klonk de krijsende stem van de papegaai: „Land voorrruitkoerrrs verrrkeerrrd tikje meerrrr bak- boorrrrd Bam lachte tevreden. Hij had dus wel gelijk gehad, toen hij ver onderstelde dat Columbus niet helemaal in de goede richting voer om Amerika te ontdekken. Maar zijn vreugde was nog niets ver geleken bij die van de matrozen, die eensklaps beseften, dat aan alle narigheid en dorst een einde zou komen. „Hiep. hiep. hoera we zijn er bijna!" riepen ze uit en ze sta ken hun armen van plezier in de hoogte. Helaas hadden ze er niet meer aangedacht, dat ze Columbus nog steeds over de ver schansing hielden en terwijl de manschappen juichten plonsde de ontdekkingsreiziger in het woeste water van de oceaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1965 | | pagina 15