LEIDS STUDENTE
BEATRIX VAN ORANJE:
ZE ZIJN SCHATTIG
VOOR MIJ GEWEEST
BIJ DE
FOTO'S
Links boven de Prinses op de
eerste dag van haar Leidse stu
die voor de deur van haar wo
ning, Rapenburg 45. Daaronder
een opname van de Prinses als
juist geïnaugureerde eerstejaars
van de VVSL tussen clubgeno
ten tijdens het zingen van het
clublied in het clubgebouw.
Daaronder in gezelschap van
haar privé-secretaresse op de
Nonnenbrug met het Academie
gebouw op de achtergrond.
Rechts boven de Prinses als
amazone, deel uitmakende van
de erewacht bij de ontvangst
van reünisten tijdens de viering
van het zestig jarig bestaan van
de VVSL in 1960, het lustrum
dat zij als studente meemaakte.
Daaronder gearmd met haar
moeder nadat zij geslaagd was
voor haar doctoraal examen.
Onder in het midden tijdens
een diner in de commissiekamer
van de oude Sociëteit Minerva.
Rechts onder als reüniste tij
dens het laaste lustrum van de
VVSL in januari 1965.
(Van een onzer redacteuren)
„Ik heb in Leiden echt als gewoon studente kunnen
leven. Het waren vijf heerlijke jaren, vooral ook omdat ze
hier schattig voor me geweest zijn".
Zonder enige reserve en met overtuiging kwam dit ant
woord van Prinses Beatrix er uit toen wij haar kort na
haar doctoraal examen op 7 juli 1961 tijdens een onder
houd vroegen naar haar ervaringen in de Sleutelstad.
„Aanvankelijk was ik er bang voor, dat ik hier niet als
een normaal meisje over straat zou kunnen lopen, overal
zou worden aangegaapt, nagewezen, gefotografeerd en
dergelijke. Niet omdat ik mezelf zo iets bijzonders vind,
maar op grond van ervaringen. Die angst bleek echter al
spoedig overbodig te zijn. Natuurlijk waren er wel eens
kwajongetjes die op een straathoek riepen „Dag Beatrix"
en dan wegrenden, maar daar is het bij gebleven en daar
kan je toch echt niet boos om worden. Ik ben per slot van
rekening ook Jong geweest. Nee echt, ik heb in Leiden vijf
jaar vrijheid kunnen genieten, met evenveel nadruk op de
vrijheid als het genieten".
In latere jaren vond Prinses Beatrix, vooral nadat zij
een eigen woning kon betrekken en zeer veel contacten
legde met jongeren in binnen- en buitenland, eenzelfde
vrijheid en privé-leven leren vinden, maar de Leidse jaren
van september 1956 tot juli 1961 zyn kennelijk een koste
lijke belevenis voor haar geweest.
In vele opzichten evenwel ook moeilijke jaren omdat
zij zoveel mogelijk haar merkwaardige dubbelleven als
kroonprinses en studente zo ver en radicaal mogelijk
moest doorvoeren, als studente afstand moest doen van
voorrechten en levensstijl die haar als Prinses omringden,
als Prinses het decorum moest accepteren dat als studente
van haar af kon vallen.
Gelukkig heeft Leiden zowel de Universitaire ge
meenschap als de overige burgerij het de studente Bea
trix niet moeilijk gemaakt. Vanzelfsprekend bleef zij niet
onopgemerkt wanneer zij op straat liep met boodschap-
penmandje of studieboeken, in haar groene auto met het
vertrouwde nummer AA-99 eindeloos in files stond te
wachten, met vriendinnen in de bioscoop zat, in een
winkel tussen de andere klanten die haar gelukkig geen
voorrang aanboden op haar beurt stond te wachten,
of ergens langs een grachtje onder de motorkap zag dui
ken wanneer haar auto verdere dienst weigerde. Het is de
grote verdienste van Leiden geweest, dat de burgerij „van
dit opmerken niets heeft laten merken" nadat men in
korte tijd met haar beeld in de stad vertrouwd was ge
raakt. Eenzelfde vrijheid zou ook Prinses Margriet later
in Leiden ten deel vallen.
Onder de studenten en voor de hoogleraren heette zij
„Koninklijke Hoogheid" maar dat was na korte tijd meer
een naam dan een titel. Slechts enkele zeer goede beken
den, om. de vriendinnen met wie zy op het gymnasium
had gezeten en die haar Leidse jaargenoten werden,
noemden haar bij de eigennaam, doch dit was uiterlijk
vrijwel het enige waarin zij van de „gewone" studenten
verschilde.
In haar Leidse jaren heeft Beatrix op kamers gewoond
bU de toenmalige adjunctsecretaris van curatoren mr.
Drijber. In dit huis, Rapenburg 45, betrok ook Prinses
Margriet later haar studentenkamers.
Zij koos aanvankelijk sociologie als studievak maar ging
geleidelijk aan meer in de richting van de vrije rechten
studie. waarin zij tenslotte haar doctoraal examen afleg
de. Van het begin af aan stond de mogelijkheid voor haar
open, normaal examens af te leggen. Dit gaf haar echter
niet alleen mogelijkheden, ook verplichtingen. Zij stond
voor de harde plicht haar stof volledig te beheersen wan
neer zij tentamen of examen ging afleggen. Zij besefte
zeer wel, dat het moeilijk voor haar examinatoren zou
zijn, haar niet te laten slagen, maar dat het die examina
toren evenzeer onmogelijk zou zijn haar ten onrechte te
laten slagen waar zy anderen dienden te laten zakken.
Dit alles legde een zware last op haar schouders juist
in de jaren, dat er zeer veel tijd en werk van haar werd
gevraagd voor representatieve plichten in dat andere deel
van haar dubbel-leven. Vele tientallen officiële plichten
moest zij als Kroonprinses vervullen, die veelal moeizame
arbeid meebrachten. Men behoeft slechts te denken aan
haar maandenlange voorbereidingen vragende bezoeken
aan de West in 1958 en aan de Verenigde Staten om te
beseffen, dat die toen verworven bijnam „Prinses Glim
lach" waarlijk niet met onbekommerde zorgeloosheid werd
verdiend, integendeel!
Ondanks dit alles wist zij reeds na drie Jaar haar kan
didaatsexamen af te leggen waarbij zij het Judicium „met
genoegen" kreeg, in onderwijskringen overeenstemmend
met het cijfer 8. Eenzelfde judicium ontving zij later bij
haar doctoraal examen, nadat zij even zwaar aan de tand
was gevoeld als welke studente dan ook. De objectiviteit
van het judicium moge blijken uit het feit, dat haar hoog
leraren haar eens hebben gewaarschuwd, dat zij de stof
nog niet voldoende beheerste om een voorgenomen tenta
men af te leggen
Het enige bijzondere voorrecht dat haar ten aanzien
van examens werd gegund, was een verlengde geldigheids
duur van afgelegde tentamens, een noodzakelijke maat
regel omdat zij telkens soms voor vele weken haar
studie moest onderbreken, student-af moest zijn om Prin
ses te worden.
Bij dat alles heeft zij kans gezien intensief aan het stu
denten-gezelligheidsleven deel te nemen en haar volle
aandeel te nemen in het clubleven in de WSL. Zij vierde
het zestigjarig bestaan van deze vereniging mee, is lid ge
weest van de redactie van het cluborgaan Nitor en redac
trice van de VVSL-almanak.
Een bijzondere belangstelling heeft de Prinses ln haar
studiejaren gekregen voor volkenrecht, internationaal
recht en internationale vraagstukken, waarvan bezoeken
aan Straatsburg, Genève en Brussel getuigden.
De Leidse rector magnificus in het jaar van haar docto
raal examen prof. mr. J. V. Rijpperda Wierdsma vertelde
eens dat hij en andere hoogleraren bewondering hebben
gekregen voor haar menselijke eigenschappen en voor de
wijze, snelheid en vastberadenheid waarmee zij haar stu
die heeft verricht. Zij behouden aan haar de herinnering
aan een „bijzonder aardige, charmante jongedame met
een open en eerlijk karakter, begenadigd met een uit
stekend verstand en begiftigd met een grote mate van
humor en een snel reactievermogen". Wie de vaak genade
loze openhartigheid van wetenschapsmensen kent, weet
dat dit geen Udele frasen zijn.