Signaleren
•v*
Overmacht
Natuur past zich goed aan
O
Kom er ACHT-e
speelse
m
m
Wé
m
m
m
3*
m
m
m
m
9
Ervaring en aanl
het belangrijkstj
I
s f
i
4 i
1
i
i m
i
X
.4
a
air
s a
HERENPARADIJS
...ook als
het weer
niet erg
meewerkt
Zaterdag 12 juni 1965
Pagina 4
Wekelijks bijvoegsel Uw ty
i
Bridgevraag van dez® week:
Noord gever, allen kwets
baar, parenwedstrljd.
Zuid heeft:
A B 10 8
7 6
O 8 6 5
V 9 7 2
Noord vier harten oost
vier schoppen wat moet
zuid doen?
Antwoord elders op deze pa
gina.
BRIDGE
Het is mU opgevallen, dat vele
minder sterke spelers onvoldoende
gebruik maken van de mogelijkheid
tot signaleren In situaties, waarbij
dat gemakkelijk mogelijk zou zijn
geweest. De zuidspeler van het
onlerstaande spel bijvoorbeeld, was
er bepaald schuldig aan dat OW
een manche mee naar huis sleep
ten waar zij feitelijk geen recht op
hadden.
4 10 7 8
C A 5 3
10 8 7 4 3
76
54 N +V862
9 B 10 8 7 4 w n C? H V
A H V O 9 6 5
AHB z +V862
A H B 9
9962
O B 2
10 9 4 3
West gever, OW kwetsbaar. Het
bieden verliep eenvoudig: west één
harten NZ pasten oost één
schoppen west drie Sansatout.
Noord kwam tegen drie SA uit
met ruiten vier, op tafel (oost)
ruiten vijf, zuid rultenboer en west
nam met ruitenaas. In de tweede
slag speelde west harten vier na,
door noord genomen met hartenaas
zuid speelde harten twee bij.
Noord stond nu, met dichte
kaarten, voor het probleem w&t na
te spelen. Het was geenszins on
denkbaar, dat zuid oorspronkelijk
ln ruiten gehad zou hebben V B 2
in welk geval het naspelen van
ruiten tot goed resultaat zou kun
nen leiden als zuid een tijdige stop
in schoppen of klaveren had. Noord
speelde dus ruiten na en de lachen
de west maakte nu drie SA met
liefst nog twee overslagen.
Het is duidelijk, dat indien noord
in de derde slag schoppen tien had
nagespeeld. OW één down zouden
zijn gegaan. Kon noord dit weten?
De schuld voor het verkeerde
tegenspel komt niet op noords,
doch op zulds hoofd neer. Toen de
eerste harten werd gespeeld, had
zuid de keuze tussen het bijspèlen
van harten twee. zes en negen.
Teneinde zijn partner te wijzen op
de mogelijkheid dat de downslagen
misschien in schoppen gevonden
hadden kunnen worden, had zuid
de harten negen moeten bijspelen.
Wanneer noord die hóge kaart
ziet vallen en wetende dat zuid
zeker nog wel een kleinere harten
bezit, moet noord zich afvragen:
„Waarom speelt mijn partner in
eens die harten negen bij?". Het
kan daar west harten bood
onmogelijk een signaal zijn dat
zuid harten wil. Wat wil hij dan
wel?
Wanneer noord nu kijkt naar de
zwakke schoppens die op tafel
(oost) liggen en zich het bied ver
loop goed herinnert (west bood dri'e
SA, dus heeft zéker goede klave
ren), kan noord gemakkelijk aflei
den dat die harten negen een drin
gend verzoek moet zijn om een
hoge kleur (dus schoppen) na te
spelen.
Daar noord weet nooit meer aan
slag te komen, moet hij de schop
pen tien spelen: zou hij de fout
maken een kleine te spelen, dan
krijgen NZ slechts drie slagen in
die kleur. De „techniek" van dit
signaal is eenvoudig genoeg het
is slechts zaak goed op te letten,
zodat men het in een voorkomend
geval op de juiste wijze kan toe
passen. Zou zuid inderdaad ruiten V
B 2 gehad hebben, dan speelt hij
op de eerste harten gewoon de
kleinste bij. Noord mag daaruit
dan afleiden, dat zijn partner géén
bijzondere belangstelling voor
schoppen heeft en kan nu met
ruiten vervolgen.
H. W. FILARSKI.
Antwoord op bridgevraag:
Een oud verhaal, dat blijk
baar toch steeds jong blijft.
Zuid moet passen en niet
doubleren. Met zekerheid zit
ten OW in een onjuist con
tract, maar er is geen enkele
zekerheid dat bijv. vijf rui
ten down gaat. In de prak
tijk doubleerde zuid west
bóód nu vijf ruiten, die zuid
later uit arren moede maar
wéér doubleerde, doch die zó
gemaakt werden. Vier schop
pen was twee don geweest
en het was zéér de vraag of
west zonder doublet van
zuid het bod uitgenomen
had.
Het komt vrjj vaak voor, dat een
dampartij door een overmachts
eindspel wordt beslist. Hieronder
verstaan wy dan, dat een bepaalde
kleur meer stukken heeft dan de
ander en zodoende kan winnen.
Het is duidelijk dat dit zijn oor
zaak vond in een betere stand van
die kleur, waardoor de tegenpartij
gedwongen werd materiaalverlies te
aanvaarden. Veruit de meeste over
machtseindspelen bestaan uit een
dan met drie schijven tegen een
dam en een schijf. Nu zijn niet alle
van deze overmachtseindspelen ge
wonnen. Vele van hen kwamen zo
vaak voor, dat wij ze standaardeind
spelen zijn gaan noemen. Deze
groep viel in tweeën uiteen, name
lijk de standaardremise en de
standaardwinsteindspelen. Voor de
partijspeler is het kennen van deze
eindspelen zeer belangrijk. In deze
rubriek wil ik u kennis laten ma
ken met twee zeer belangrijke
standaardeindspelen, die herhaal
delijk in de party terugkeren.
De eerste is een positie van de
Fransman P. Scouppe, waarmee hü
in 1928 op de proppen kwam:
Zwart 36, dam op 14
12 3 4 6
DAMMEN
Op 10-15 volgt6-33, 15-4: gedw.
42-37 wint. Op bijvoorbeeld 4-13
volgt 37-31, 36x27; 33-22, 27x18;
29-23 wint. 42-37, 4-15; de enige
6-33, 15-4; 33-17 en wint. Op 4-9
of 4-13 volgt het bekende: 37-31,
17-22 en 29-23. Op 4-15 volgt 17-26
en na 4-10 volgt 17-22 en 22-28. Nu
kan zwart in de diagramstand di
rect de hoofdlijn verlaten zodat hij
niet in dit net gevangen wordt,
maar dan bezet wit de hoofdlijn,
haalt een derde dam en wint.
Deze winst van Scouppe heeft al
vele malen diensten gedaan. Voor
men deze winst kende -had men
zich blind gestaard en heden ten
dage gebeurt dit nog wel eens op
de positie van Marcel Bonnard uit
1921.
Zwart 36, dam op 37
Kom er ACHT-er
1. bloem meer in vaas
2. trede meer
3. wijzers van wekker
4. Jas aan kapstok ls langer
5. oor van po zit aan de andere
kant
6. veter schoen langer
7. arm man dikker
8. hiel van sok
a
*1
1
5
IJ s
'/m.
m
'u
8
9
Jl
w
m
a
■JL
m
a m
m m
9
Ji
J*_
9 Sr
IHP
i
8
a
a
a
a
e.
a
a
a
a
H
a
a
a
fü
a
a
m
Si
J®
a
a
m
a
i
a
18
a
a
a
s
a
5
Kunt U de acht afwijkingen in de beide bovenstaande tekening
vinden? De juiste oplossing vindt U elders in dit Bijvoegsel
Wit 29, 47, dammen op 45 en 50
We stellen eerst vast dat veld 29
de grens is. Indien schijf 29 op 24,
20 of 15 staat is de stand remise.
Om hier te winnen is het noodzake
lijk dat de zwarte dam van de
hoofdlijn gaat. De witte schijf op
29 kan anders niet tot dam pro
moveren. Wit gaat als volgt te
werk: 50-6, 14-10; 47-42! dreigt
42-37 en 6-28. Zwart kan niet 36-41
wegens: 42-37; 41x32, 29-23 wint.
10-4.
Wit 29, 47, dammen op 16 en 27
Een belangwekkend standaard-
eindspel dat herhaaldelijk in de
partij terugkeert. De stand is ge
wonnen met wit aan zet maar re
mise als zwart aan zet is. Zie maar:
29-24, 37-46; 24-20, 46-37; 20-15 en
nu moet zwart de lange lijn ver
laten.
Gaat hij „los" staan, dan volgt:
27-31, op 37-46 volgt nu 47-41 en op
37-5 volgt 15-10. Nu met zwart aan
zet: 37-46, 29-24; 46-37, 24-20;
37-46, 20-15; 46-37 en nu hebben
we wel weer dezelfde stand, maar
nu is wit aan zet en kan hij zwart
niet dwingen de hoofdlijn te ver
laten.
Deze positie dient dus herleid te
worden tot die van Scouppe! In die
tussenliggende zeven Jaren zal deze
stand nogal eens remise gegeven
zijn!
F. GORDIJN
In het bekende, in 1922 versche
nen boekje „Die neue Ideeën im
Schachspiel" van Richard Réti
(18891929) heeft deze er reeds op
gewezen, dat het een misvatting is
te denken, dat de kunst van het
schaakspel zou bestaan in het zo
ver mogelijk doorrekenen van de
verschillende mogelijkheden, of
anders gezegd: in het zo diep mo
gelijk combineren.
Hij toonde, aan, dat bij bijv. drie
zetten van wit en zwart men reeds
729 varianten zou moeten doorre
kenen; een werkelijk onmogelijke
taak, temeer, omdat men indien
men dit kon, nog niet wist welke
van de voortzettingen daarna het
gunstigste zou zijn.
De schaker werkt, of liever denkt
anders. Voor het bepalen van welke
zet hij moet uitvoeren, zoekt hij
allereerst naar het kenmerk van
de stelling. Hiervoor is vooral er-
varing en schaakaahleg noodzake
lijk. Dan komt het ontwerpen van
een plan op grond van het gevon
den kenmerk en tenslotte de uit-
voering van dat plan. Het waar,
wat en hoe beperkt dus het aantal
mogelijke zetten en bij een juiste
taxatie zal slechts een enkele zet
als de beste en dus te spelen zet
SCHAKEN
overblijven. De tijd, welke m
ker al denkend over een H
bruikt, wordt besteed aan 1*1
ren, niet aan het doorreketf
tientallen combinaties, h
stellingen, waarin op bepatfl
ten van bijv. wit door zwf<
anders dan op éne manjd
worden geantwoord. In zoV:
wordt het aanzienlijk gema|r
om een serie van zetten vat
berekenen. I
In onderstaande steil)
een simultaanparty van
kondigde wit mat aan in i
der dan tien zetten.
ff
w
i
g
Het jongste succes in Holly- De dure heren in Hollywood
wood is 'n kapsalon uitsluitend schijnen haarbewust te zijn ge-
voor heren en helemaal bemand worden. Er zijn er, die niet al-
ot zo u wilt, „bevrouwd" leen hun haar laten wassen,
met knappe meisjes. maar er zelfs een haarnetje
Tijdens de behandeling van overheen laten doen en net als
uw haardos kunt u zelfs uw mama met kruipennen onder de
schoenen door een jeugdige droogkap of met papillotten
schoo. heid laten poetsen. naar bed gaan.
„Mei roert zijn staart", had ik
liever willen zeggen, maar dat
klopt niet en het klinkt ook niet,
al is dit keer de kop van mei er
ger geweest dan de spreekwoor
delijke staart van maart. En
wat de grilligheid betreft, die
Immers altijd aan april wordt
toegeschreven, onze lieflijke
bloeimaand heeft wel bewezen,
dat men op oude volksgezegden
noch op weersvoorspellingen
kan vertrouwen als we dat al
niet wisten.
En wU hunkeraars naar licht en
warmte, wy kunnen maar niet ont
houden, dat mei kan zijn als no
vember, wij vliegen er ieder jaar
weer in, als we moeten ondervin
den, hoe nachtvorsten of stort
buien korte metten maken met de
schoonheid van onze krente-slee-
doorn- en perebloesem, om van
kerse- en appelbloei maar te zwij
gen.
„In mei leggen alle vogels een
ei", helaas ja, mogen we wel zeg
gen; ik heb tijdens de recente wa
terorgieën meer dan eens met bang
voorgevoel moeten denken aan de
vele nesten, die al jonge vogels be
vatten/ aan de jonge hazen op de
weilanden, aan de jonge grondvo-
gels, de kieviten, wulpen, tureluurs,
grutto's, al dat grut, dat geen
heenkomen heeft kunnen vinden
in de niet aflatende watervrach
ten.
trouwde beeld van hun bosrand
komt verstoren. Dan zou ik ook
aan de weet komen, waarom die
kievit daar op dat donkerbruine
stukje akker zo stond te „klagen".
Een bos herstelt zich blijkbaar
wonderbaarlijk snel, de grond is als
een spons, die het water haast on
begrensd kan opnemen, *t bewaart
en ervan meedeelt aan de omge
ving, waar plant en dier ervan pro
fiteert.
Rijkdom
Hersteld
Eén troost, de natuur heeft een
groot aanpassingsvermogen, wat we
nu al kunnen constateren: vele
van onze tuinplanten tenminste
hebben zich al hersteld, de alys-
sum, de violen, de narcissen esn de
doronicums. Ze staan er alweer
fris en monter bij.
Dat herstellingsvermogen heb
ben we wel vaker kunnen consta
teren, ik denk aan bos- en heide
branden, aan onze overstroomde
zeepolders, die, al was 't soms op
zeer lange termijn, van lieverlede
hun oude aanzien herkregen en de
rampen overleefden.
Het is mij opgevallen, dat in
het merelnest, dat ik uit mijn
huiskamer kon zien, de werkzaam
heden, ondanks de zondvloeden,
onverdroten doorgingen. Zo'n kom
vormig nest, van binnen met aar
de bepleisterd, is ongetwijfeld 'n
betrouwbare wieg voor het vogel-
broed, en de volwassen vogel sluit
het af als een deksel, waarop de
druppels geen houvast rebben.
Toen de weerberichten wat gun
stiger werden en de hemel leegge-
regend scheen, ben ik mijn vaste
terreinen eens rondgegaan, om
poolshoogte te nemen. De paden
langs weide en bos waren natuur
lijk herschapen in modderpoelen,
maar op de weiden zelf leek het
leven zijn normale loop te hebben
hervat, maar je zou eigenlijk als
een vogel er overheen moeten kun
nen vliegen, om te zien, of het tus
sen dat hoge gras wel zo normaal
was. Zo op de manier van de
kraaien, die er altijd wat schijnen
te vinden en de eksters die met
zwartwitte vlerken als snelbewe
gende wieltjes er altijd vandoor
gaan, zodra een wandelaar het ver-
De vogels roerden zich, alsof ze
wat hadden in te halen van alle
kanten. Uit de struiken, uit de
boomkruinen, van de grond klon
ken hun stemmen in alle variaties,
die tot de rijkdom van de mei
maand behoren. Het weemoedig
prevelementje van de fitis, die van
de pas uitgelopen blaadjes van de
beuk zijn maaltje by elkaar snap
te, het kordate tweetaktverhaaltje
van de tjiftjaf, al net zo'n klein
groen ding, de roodborst op de top
van een ontbloeiende rodonden-
dron, het felbruine keeltje als een
vlammetje in het licht.
Tussen de jonge brandnetels, die
nu al weer twee decimeter hoog
zijn, zigzagde een donkere aard-
hommel. de grashalmpjes sidder
den even onder de lichte beroering
van de door de vleugeltjes verplaat
ste lucht, dan plofte hij neer, een
prachtig insekt, glimmen zwart
met witte achterlijfspunt, zwarte
poten, harig lijf. Blijkbaar vond
hij nog niet, wat hij zocht, want
hij helikopterde weer verder, gras
duinde tussen de dalkruiden, die
uit hun tweetal blaadjes reeds een
nietig bloeikaars je hadden omhoog -
geprikt, maar toen zwenkte hij
zwaar brommend af.
Vliegenvangertje
Eén van de mooiste vogels uit
het Nederlandse bosfauna vind ik
het zwartbonte vliegenvangertje.
In een soppig bosgedeelte, met op
slag van berken, elzen en wilgen
kruiste het onverwacht myn pad.
Zwart en wit als van eeri ekster
zijn z'n hoofdkleuren, hoewel aan
de vleugelpunten iets schemert van
het bruin, dat het wijfje in hoofd
zaak kleurt.
Het is een bescheiden diertje, dat
in zijn rustig bewegen, z'n manier
van zitten met telkens wippende
Staart doet denken aan onze ge-
kraagde roodstaart. Op vliegenvan
germanier maakt hij telkens een
luchtsprongetje, snapt naar een in
sekt, komt dan op een ander plekje
weer terug. Het korte krassende
liedje, dat hij tussen de bedrijven
door ten beste geeft, heeft muzi
kaal bezien niet veel om 't lijf,
maar dat hoeft ook niet, het past
volkomen in het beeld van een
vroege meidag.
Terwijl ik zo ingespannen en in
volkomen rust door myn kijker het
prachtige diertje stond op te ne
men, draaide ik my, als door een
ingeving gedreven, een slag om
en stond ineens oog in oog met
een tweetal reeën, goudbruin in
het zonlicht, die in de stilte uit het
moeras getreden, al even verrast
waren als ik. Enige seconden ston
den we gedrieën, maar ik verloor
het tegen de strakke blik uit hun
grote ogen, misschien ook tril
de myn hand, die de kijker vast
hield, hoe het zij, de reegeit keer
de zich een slag om, zonder alarm
weliswaar, maar ze bracht haar
onrust blijkbaar over op de bok,
die meezwenkte, waarna die dieren
met hoge dansende sprongen ver
dwenen in een dennenaanplant.
Er hamerde een bonte specht
ergens achter me, een boomklever
zocht fluitend langs e:n 4ak. Door
teergroene sluiers schemerde een
strakblauwe lucht, en het donker
bruin van een akker, vanwaar de
geur van mest kwam aangedre
ven. Hy is mooi, deze wereld.
SJOUKE VAN DER ZEE.
Ofschoon zwart geno<
gedwongen zetten te dcx
deze diepe combinatie, en
wel in een simultaanséance,
zondere prestatie.
1. De2-h5t, Pf6xh5; 2. föx^i
g6; 3. Lb3-c2tKg6-g5; 4.[(
Kg5-g6; 5. Tf5-f6t, Kg6-g5h
g6f, Kg5-h4; 7. Tel-e4t, P|
Te4xf4t, Kh4-h59. g2-g3|n
stille zet, d.w.z. hier had z*F
met schaak te maken en k
kiezen, ofschoon de keuze i
beperkt is). b
9Ld7xe6; 10. Tf4id
LADDERWEDSTRI#
Zwart aan zet, houdt fl
Wit aan zet, wint
Oplossing van de opgave!
en met 198 aan W. H. van
Acacialaan 25, Leiderdorp I
lijk 19 juni.