IDOR MOED, BELEID EN TROUW Gelo een Militaire Willemsorde bestaat 150 jaar hoogste dapperheidsonderscheiding Henk van der Bie DE Militaire Willemsorde, ingesteld kort na de troonsbestijging van koning Wil lem I. is de hoogste dapperheidsonder- scheiding van ons land. Op 30 april 1815 werd de Ordewet, zes dagen na de indiening bij de Staten-Generaal, door de Koning te Brussel getekend en op 1 mei kreeg prins Frederik, bevelhebber van het Nederlandse Leger, opdracht om de instelling van de ,,schoone, nieu we orde, bestemd om krijgsmansdeug den te beloonen zonder aanzien van rang of stand van dengeen, bij wien die deugden zich zouden openbaren" aan de troepen bekend te maken. Bin nen twee maanden, namelijk na de Slagen bij Waterloo en Quatre Bras in juni 1815 werden meteen al 1004 Rid derschappen krachtens de nieuwe Or de, verleend. Toen de Willemsorde werd ingesteld, wa ren België en Nederland één staat, een situatie die de herinnering wakker riep aan de vroegere Bourgondische staat. In de uitvoering van de onderscheiding duidt hierop het Bourgondische kruis van groene laurierstokken, dat liggend is geplaatst tussen de armen van het wit-geëmailleerde kruis met acht gou den geparelde punten, dat het opschrift „Voor Moed, Beleid en Trouw" draagt. Ook de vuurslag, die de beide kruizen verenigt als symbool van het staal waarmee het vuur van de vaderlands liefde uit steen kan worden geslagen, is een Bourgondisch teken. De vuurslag was een voornaam onderdeel van de beroemde Bourgondische Orde „Het Gulden Vlies". Het lint is oranje met twee smalle donkerblauwe strepen (Nassau) en het geheel wordt bekroond door een gouden of zilveren Konings kroon. Het grootmeesterschap der Orde is onaf scheidelijk verbonden aan de Kroon der Nederlanden. De Koningin is dus Grootmeesteresse. De Orde bestaat uit vier klassen: Grootkruis, Comman deur, Ridders der Derde en der Vier de Klasse. Krijgslieden die onder de re Willemsorde. Prins Bemhard werd wegens zijn verdiensten tijdens de tweede wereldoorlog benoemd tot Com mandeur. Voor het overige worden al le leden van de Orde benoemd tot Rid der 4e klasse. Benoeming tot Ridder 3e klasse geschiedt gewoonlijk slechts bij bevordering, namelijk indien de zelfde persoon voor de tweede keer voor de MWO wordt voorgedragen. Dit is bij voorbeeld het geval geweest met schout-bij-nacht Doorman en kapitein vlieger Van Helsdingen van het KNIL. Een „tussenvorm" is de toekenning van de Eresabel, in 1855 ingesteld als eerbetoon voor officieren MWO. die zich andermaal hebben onderscheiden. Sinds de oprichting zijn ruim 6200 rid ders in de registers der Orde inge schreven. Na de onderscheidingen voor de krijgsverrichtingen te Waterloo en Quatre Bras werd de decoratie in Ne derland voor het eerst weer verleend naar aanleiding van de opstand in de Zuidelijke Nederlanden in 1830, de Tien daagse Veldtocht in 1831 en de verde diging van de Citadel van Antwerpen in 1832. Aanleiding tot de toekenning van tal van Ridderkruizen waren in de vorige en het begin van deze eeuw de vele pacificatietochten in het toenma lige Nederlands Oost-Indië. Ook de mei dagen van '40, de strijd van '42 tot '45 in Indië, het verzet in Nederland en de Korea-oorlog waren perioden waarin vele nieuwe Ridders werden benoemd. Voor verzetsstrijders werd als criterium aangehouden de voortdurende inspanning, welke zij zich moeten heb ben getroost willen hun daden voor de hoogste dapperheidsonderscheiding in aanmerking komen. Er zijn momenteel circa 100 ridders in leven. Ongeveer 20 hiervan wonen in het buitenland en nogmaals 20 hebben de Indonesische nationaliteit. Keizer Haile Selassie, president Roosevelt en koning George VI behoren tot de hoogste buitenlan ders, die met de MWO werden begif tigd. n het leven altoos veil te zullen hebben voor Koningin en Va- die gelofte dagelijks indachtig te blijven, ook als datzelfde i niet geofferd behoefde te worden en inmiddels de gezegende ouder- 87 jaren heeft meegebracht die standvastigheid kenmerkt de i een waarlijk Ridder der Militaire Willemsorde. Miechel Co- jop 13 juli van het jaar negentienhonderd tot Ridder geslagen en loor thans de Nederlander die het langst deze hoge onderscheiding bezit die geest. 1941, ik woonde toen op Celebes, zei ik tegen mijn vrouw: Wijfie, weer oorlog, ik ga me melden voor de dienst. Ben je gek, man, je bent 64. Ja, zei ik, dat is waar, maar ik heb de eed afgelegd, mij „door al mijn vermogen steeds zal trachten waardig te maken derscheiding mij door de Koningin verleend", dus kan ik me niet •mijn leeftijd verschuilen. Ik moet gaan". to ging Miechel Cohen. Door de militaire overheid op het eiland hij prompt ingelijfd en als eerste luitenant voor speciale diensten met de munitietransporten aan het front. Dat deed hij dan weer loveel overgave, dat hij er het Bronzen Kruis voor persoonlijke Brheid en de Verzetsster Zuid-Oost-Azië mee verwierf. Het Ridder- der vierde klasse en de Eremedaille wegens moedig gedrag tijdens (verrichtingen met de gespen Lombok-1897 en Atjeh-1899 droeg hij reeds bijna een halve eeuw. Samen maken deze vier van de zes Brheidsonderscheidingen die ons land kent (Bronzen Leeuw en Vlie- uis zijn de twee overige) hem naast de het langst-geleden ook tot ogst-onderscheiden nog in leven zijnde oud-militair in Nederland nog dagelijks toont hel Cohen te beseffen t verplichtingen deze :rlijke status met engt. Deze winter hij last van een k. Er zijn 87-jarigen zich afvragen of zij in een dergelijk geval, Ihet gevaar van een ptie zullen blootstellen, r de heer Cohen aar geen ogenblik. „Ope- commandeerde hij :ter. „Straks, als on- Drde 150 jaar bestaat, grote feesten. Op *]april word ik door ko- Juiiana ontvangen in f^iHuis ten Bosch. En op er een grote para ons. Dan mot ik geen ge- hebben: opereren!" De in- is geslaagd en Miechel Co pt weer, zij het met kruk- Maar hulp van een ander hij niet nodig. Zelfstandig zal 29 april toetreden op de Ko- tüjin, die hij reeds trouw zwoer, ,zfi tij nog niet geboren was. Zo splfe échte Ridders. zijn eenpersoonskamer in het eentelijk bejaardencentrum aan Haagse Twickelstraat ontvangt 'ezoekers met de grandeur van gentleman. Eigenhandig ikt hij de koffie in „nee, h toch zitten. Het duurt wat f ®t, maar ik kan het zelf nog li dan duikt hij met graagte I. Ten terug in de geschiedenis *K>r de 650e keer in zijn leven nog eens te vertellen van zijn 'diensttijd als cavalerist bij de Kolo niale Troepen, de gevechten op Lombok en in Atjeh en vooral van die 14e november 1899, toen hij tij dens de vermeestering van de vij andelijke stelling op de Tjot Kala oog in oog kwam te staan met At- jeh's meest gevreesde vechters baas het stamhoofd Pang Limba Polim, bij welk gevecht zich de ge beurtenis afspeelde die hem de Mi litaire Willemsorde waardig deed zijn. „Van alle stamhoofden was die Pang Limba Polim het onverzoen- lijkst. Hij was zo'n goed organisa tor, dat hij later, toen hij aan de kant van het Nederlandse gezag aan de pacificatie meewerkte, tot Ridder Oranje Nassau is benoemd. Maar dat was hij nog niet toen wij tegen hem optrokken, natuurlijk. Wij kenden hem voornamelijk als de enige aanvoerder die onder zijn troepen vuurdiscipline had. Er viel pas een schot als hij dat comman deerde, nooit eerder. Hij liet zijn tegenstanders vlakbij komen en gaf ze dan pas de volle laag. Dat maakte onze opdracht op die veer tiende november juist zo extra ge vaarlijk. We kregen namelijk bevel om de vallei waar hij moest zitten binnen te rijden om zijn vuur uit te lokken, zodat hij zijn positie zou verraden; de infanterie zou dan in een omsingelende beweging het ge vecht overnemen. Nou, het ging precies als we ge dacht hadden. We waren al een heel eind die aan drie kanten door rotsen omsloten vallei binnen toen het vuur losbarstte. Rechtsom keert! In galop gingen we terug. En opeens zie ik de schimmel van wachtmeester Verbeek los naast me lopen. Ik commandeer halt en vraag aan de manschappen waar hij is. Zwaar gewond van zijn paard gevallen, zeggen ze. Ik vraag vrijwilligers mee om hem te gaan ophalen, maar niemand meldt zich: Zelfmoord!, riepen ze. Dus ging ik alleen. Gelukkig vond ik de wachtmeester nogal gauw. Hij lag bloedend in het struikgewas achter een paar rotsblokken en hij was al zover heen dat hij mompel de niet meer gered te willen wor den. Moet je dan getjingtjangd wor den? vroeg ïi. Tjingtjangen was een afschuwelijke manier van vermin ken waar die Atjehers meesters in waren; ze maakten je langzamer dood, dan enige andere stam in Oost-Indië. Dat woord maakte hem wakker. Hij was zwaar en log maar hij hielp mee en ik kreeg hem zo ver overeind dat hij wijdbeens rechtop stond. Door mijn kop on der zijn kruis te steken heb ik hem met m'n nek opgetild, zodat ik mijn paard kon commanderen onder hem te gaan staan. Het dier was zelf boegkreupel geschoten het moest later worden afgemaakt maar het gehoorzaamde en aan de teugel heb ik het toen mee gevoerd de vallei uit. In het Register van de Willems orde, een rek vol roodgouden folian ten m de Kanselarij van de Neder landse Orden aan de Javastraat, staat te lezen dat Miechel Cohen deze daad volvoerde „onder's vrj- ands vuur en een hagelbui van ste nen", maar dat vertelt hij er zelf niet bij. „De wachtmeester bracht er het leven af", vermeldt het Re gister verder en in het Reglement op de Orde kan men lezen, dat de onderscheiding o.a. wordt verleend voor het „beschermen, beveiligen of hernemen van in rang boven zich zijnde chefs" en „het zich een weg banen door grote macht om singeld zijnde". Toch zou de toenmalige korpo raal Miechel Co ben misschien zelfs door om deze twee feiten alleen nog niet geridderd zijn. De Orde reglementen schrijven immers voor dat er een buitengewone daad van moed, beleid en trouw moet worden verricht. Gewone moed mag van iedere soldaat woonden verwacht. Nee, wat vriend en vijand het meest heeft geïmponeerd was dat hij, twaalfhonderd meter op de te rugweg ea op nog geen 500 meter meer van de eigen troepen, reso luut omkeerde en opnieuw de vallei inging toen hij bemerkte dat hij zijnkarabijn had laten liggen. „Terwijl ik met Ver beek bezig was zag ik drie Atjeh ers langs de rotsen naar beneden komen. Met mijn karabijn heb 3c er twee omgelegd, de derde sloeg op de vlucht. Toen heb ik m'n wa pen tegen een rotsblok gezet om de handen vrij te hebben en ao ben ik het vergeten. Natuurlijk ging ik meteen terug zodra ik het merkte. Zonder je wapen thuiskomen be tekende straf". Die trouw aan de geldende krijgs manseer, die koelbloedige beslissing om rustig de vuurzee weer binnen te wandelen, niet te denken aan de vele kwade kansen, noch ook lang te wikken over de vraag of een ge weer mogelijk twee mensenlevens waard is, maar meteen rechtuit naar het zelf gestelde doel terug te lopen, dèt maakt van een eenvou dig jongen uit een arm, maar keu rig, want orthodox Joods gezin, een held. „Die Atjehers waren zo verbou wereerd dat ze vergaten te schie ten. Pas toen ik een eind verderop was hebben ze Verbeek nog in zijn bil geraakt. Hij heeft nog eens bij me gelogeerd toen ik in Soerabaja in de handel zat". Op 13 juli 1900 is Miechel Cohen benoemd tot Ridder MWO der vier de klasse. Van die dag af geniet hij het aan de Orde verbonden Ridder soldij, dat destijds tachtig, tegen woordig vierhonderd gulden per jaar bedraagt en waarvan hij, mét zijn pensioen, zoals hij zelf zegt, in het bejaardentehuis kan leven als in een paradijs. Op de avond van de plechtige uit reiking was er een groot feest on der de Atjehse cavaleristen. Kor poraal Cohen mocht volgen* de voorschriften van het Reglement, voor één keer aan de officierstafel zitten, Bnks van zijn korpscom mandant. Met champagne is er toen op hem gedronken. Maar kor poraal Cohen had limonade in zijn glas. Want nadat hij als zestienjarige „big" bij het Tweede Regiment Huzaren te Kampen zich door een oudere wachtmeester dronken had laten voeren, ten gevolge waarvan hij gestraft werd en van de offi ciersopleiding verwijderd, heeft hij zijn vader op handlslag moeten be loven nooit meer alcohol te zullen drinken. Ook die gelofte heeft hij zeventig jaar lang gestand gedaan. rang van officier tot Ridder worden benoemd ontvangen levenslang een Riddersoldij, waarvan het bedrag kan variëren al naar gelang van hun le vensomstandigheden. Als eerste regeringsdaad van koningin Juliana staat bekend de onderschei ding van haar moeder, koningin Wilhel- mina, met het Grootkruis der Militai-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1965 | | pagina 23