tweede oorbel LEIDSCH DAGBLAD MAANDAG 1 MAART 1965 DAGELIJKS VERVOLGVERHAAL Oorspronkelijk verhaal door Ham Martineit ÈllfefeBHMflgflllf 11) Beels vloog de inlichtingen het meisje van de doktersfamilie door welke hij na zijn vertrek uit het doktershuis bij haar ouders had ge kregen. 'Het klopte allemaal met het geen mevrouw Rijnders had verteld. Greet Rikkert had het huis vroeger dan gewoonlijk verlaten om de avond in het naburige plaatsje met zyn reizende circus door te brengen, Daaraan hoefde hij dus voorlopig geen verdere aandacht te besteden Het belangrijkste dat hy nu aller eerst moest achterhalen, was, waar mynheer Dijkman de tijd van onge veer half zeven tot zijn aankomst bij zijn vriend Bob Wingerd had doorge bracht. Best mogelijk, dat hij nog een bespreking had gehad. Maar toch keek Anthonie Beels achter in zijn boekje op de kilometerlijst om alvast een berekening van de afstanden te maken. Terwijl hij hiermee bezig was ging de deur open en Brouwer stap te met een andere man het café binnen. Dat noemde Beels nu eens een meevaller! Geen overbodig gepraat, dus geen nieuwsgierigheid gewekt. De inspecteur wilde juist opstaan om de ex-brigadier op zijn aanwezig heid attent te maken, toen deze hèm ontdekte en na een aanvankelijk zelende beweging verrast op hem toe kwam. „Ik denk net, is het 'm nou of het 'm niet? Wel, dat is ook fijn weer eens een bekend gezicht uit mijn goeie tijd te zien, inspecteur. Hoe staan de zaken? Hoe komt u hier zo verzeild? Toch niets aai hand?" „Ja, helaas wel, Brouwer. Maar je weet het natuurlijk al. Kom hier bij me zitten, misschien kun je wat wijzer maken. Het is zeker een lopend vuurtje door het dorp gegaan, dat de apothekersassistente van dokter Rynders vermoord is?" Brouwer, die eerst van neen had geschud, riep nu uit: „Allemachtig! Daar zit ik nou met mijn neus bovenop en weet van geen toeten of blazen. Tja, als je niet r in de running bent, ontgaat je van alles. Je echte speurzin raak je kwijt. Dat het me nog niet ter ore is geko men komt, doordat we de hele dag bij familie een dorp verderop hebben doorgebracht. We zijn net terug en mijn broer en ik wilden nog een afzakkertje pakken, voordat we bij moeder de vrouw, zijn vrouw dan, voor het eten moeten aantreden. Maar hier zullen ze het al wel druk bepraten üat stellig," antwoordde inspec teur Beels en hij vertelde hem in het kort de omstandigheden van de mis daad. „En ik dacht nog wel, Brouwer, dat je er misschien je gedachten al over had laten gaan. Je kent de mensen die er allemaal bij zijn ge komen nu zeker ook, niet? Wat zijn die famili eRynders en juffrouw Van Galen voor soort mensen?" „Ja, die juffrouw Van Galen ken ik wel zo'n beetje van dichterbij. Ze liet me af en toe een paar stuivers verdienen zei Brouwer, half en half op de vragen van zyn vroe gere chef ingaande. „Het laborato rium een goede beurt geven en zo nu en dan flessen spoelen. Er valt in zo'n apotheek altijd wel wat voor een duvelstoejager te doen". Zijn voorhoofd trok in diepe rimpels, als of hij al die karweitjes de revue liet passeren. „En ik denk, dat de dokter het ook best vond. Maar dat extraatje is dan nu meteen verke ken", voegde hij er met een zucht aan toe. „Zo, dus een hulpvaardig iemand, die juffrouw Van Galen", maakte Beels zijn gevolgtrekking. „En hoe is het met het doktersechtpaar?" ,.Hi) is een geschikte vent en een prima arts ook. Zyn vrouw ken ik uiteraard minder. Om te zien, i knappe verschijning. Deksels, wat u ook weer? Zaterdagavond? Dat is waar ook, toen heb ik dat dokters- vrouwtje nog in haar auto gezien. „Wat zeg je me nou!" ontsnapte het de inspecteur. Hy herstelde zich onmiddellijk en vroeg beheerst:„Kun Je je niet vergissen, Brouwer? Denk eens goed na, was het wel gister avond?" „Zo waar ik hier zit. Daar kunt i dender op zeggen. Ik mag dan noi kreupel zijn, mijn ogen zijn best ge bleven, inspecteur. Ik zal u ook zeg gen, waarom ik het zo precies weet. Omdat ikomdat ikhij wachtte even en vervolgde dan met een zuurzoet lachje: „omdat ik nog wat boodschappen voor mijn broer moest rondbrengen. Het mag niet na zessen, maar uiteindelijk ben ik politieagent af, niet? Dan moet mijn collega hier in het dorp n beter uit zijn doppen kijken, of niet? Ieder zijn emplooi. Ik praat er niet graag over, want dan wel ik pas goed, hoe ver ik ben ge degradeerd, begrypt u?' Inspecteur Beels knikte. „Ik ben natuurlijk bij de laatste klant een beetje blijven plakken. U weet hoe dat gaat op een dorp. Een praatje, een borreltje. Nou ja, een mens mag toch wel wat hebben hè? En de tijd is zo om. Toen ik terug fietste, gingen bij de overweg net de spoorbomen dicht. Ik bleef er op mijn gemak tegen aanleunen. Een goederentrein van een dikke drie mi nuien. Tja, die nauwkeurigheid bij zulke vaststellingen zit er nog in van mijn diensttijd. Komt me daar ach ter me een auto aanrazen van je welste. Nog hoor ik de remmen knarsen. Ik dacht meteen: ze bof fen, dat ik niet meer in functie ben. Wat zou ik ze anders met plezier op de ben hebben geslingerd. Benieuwd naar dc gezichten, draaide ik me om en keek door de voorruit. Tegelyk steekt een vrouwspersoon een sigaret op. En jawel. Het was me vrouw Rynders. Van zien ken ik haar heel goed en een enkele keer heeft ze ook wel even in het dokters huis tegen me gesproken. Beroerd genoeg, dat ik er nog altyd klant na myn ongeval. Vergissen van myn kant is dan ook uitgesloten". Inspecteur Beels was er stil van. En op zyn vraag, of ze de hele avond thuis was geweest, had dat aardige vrouwtje doodleuk met „ja, zeker" geantwoord. Morgen zou hy haar een beetje hardhandiger aan de tand moeten voelen. Misschien ze hem zowel van haar tochtje als van het verzwygen van dat tochtje een redeiyke verklaring kun- geven. Maar ook dan nog. Ont schoten? Och, kom. Tegenover Brou- liet hy evenwel niets van zyn overwegmgen blyken. Hy verzocht hem alleen voorlopig vooral zyn mond over dit voorval te houden. Bijna verontwaardigd sputterde de oud-brigadier tegen. Dat spreekt toch vanzelf, myn heer de inspecteur. Zolang ben ik nou ook weer niet uit het vak, dat en van de eerste vereisten zou zyn vergeten. Mocht u me later nog nodig hebben, hier heeft u myn adres. Ik zie myn broer al ongedul dig naar me staan wenken. Succes toegewenst, mynheer de inspecteur". Behoedzaam stond hy op met zyn manke been. „Nog even, Brouwer. Hoe laat kan dat geweest zijn, toen je mevrouw Rynders by die overweg zag?" ,Ook dat weet ik precies. Om acht r drieëntwintig gaat hier de ex pres langs. En die kwam vlak achter de goederentrein aan. Even verderop verwisselt hy van spoor. Dat is dus de tyd op de kop af". (Wordt vervolgd) PANDA EN DE MEESTER - BAIXONIST Ontvoerders van Franse kinderen Damkampioenschap In de voorronden van het toernooi om het kampioenschap van Leiden verraste Zwaan Bronstring. Het werd remise. Albert 'Huisman verloor ver rassend van J. Fase. In de Eerste Klasse doet Masurel het dit jaar by zonder goed. Met zes uit 3 leidt hij in groep drie. In de andere groepen is een "hevige strijd ontbrand om de twee finaleplaatsen. Na de vierde ronde is de strijd nog volkomen open. Hoofdklasse, Groep I: Robbev. Vuren 0-2; BlansjaarPasschier 0-2; Sohoonderwoerdv. d. Zwam 1-1; v. Leeuwen—iN. Brunt 2-0. Groep II: H. KlinkenbergSlinger land 0-2; HuismanJ. Fase 0-2; v.d. Wielv. d. Bosch uitgesteld; Bron stringZwaan 1-1. Groep III: H. BruntDuivenbode 1-1; JansensZwetsloot 0-2; B. Fa seImming 0-2. Groep IVKammeraatSladek 1-1; v. d. Hoeven—J. Klinkenberg 0-2. Eerste Klasse Groep I: Lammens C. Slingerland 0-2; C. BruntNote- boom 1-1; v. Winkelv. Duyn 1-1; VredeveldtC. Slingerland 1-1. Groep II: WysmanDaleman 2-0; DuivenbodePrins 2-0; Klein sr.v. Marle 2-0; de WinterPyl 0-2 (re glementair). Groep III: SchelvisiMasurel 0-2; LemmersVerwey 2-0; v. d. Putten Gottwald 1-1. gegrepen Vyf maanden na de verdwijning van de drie schoolkinderen uit de buurt van Poitiers, die later in goe de gezondheid werden teruggevon den, heeft de Franse politie einde lijk haar slag geslagen en twee der ontvoerders kunnen grijpen. 57—52. Broer Ed liet zich nu wel van zijn slechtste kant zien. Ijskoud knipte hij de touwen door, terwijl hij toch heel goed wist, dat Panda en de ballonnist dan zouden vallen. Hou op!" gilde Panda. „Het is heel lelijk wat je daar doetEn zit U niet zo te lachen, meneer Dick. Straks denkt hij nog, dat hij leuk is!" „Haha! Maak je toch niet zo druk. Panda!" schaterde de bal lonnist. „Zo ver zullen we niet vallen, hoor!" „O n-n-nee?" bibberde Panda. K-kijk dan maar eens naar b-beneden! Dat is een h-heel eind!" Rustig maar", antwoordde de ballonnist. „Het zal wel mee vallen. Straks zul je ze zien opkijken! Kun je lachen Op het ogenblik waren het echter de boze broertjes, die lachten. „Daar gaan ze", zei broer Ed, terwijl hij het laatste touw door knipte. „Nu zijn wij de enigen, die het eindpunt zullen bereiken „Dus hebben we gewonnen"vulde Ted aan. En triomfantelijk schudden zij elkaar de hand. Maar ze waren nog niet uitgeschud, toen hun mand plots zo'n hevige ruk kreeg, dat zij er bijna uitgeworpen werden. RECHTER TIE EN „DE DODE BRUID" D 7 door Robert van öulik DE WONDERLIJKE AVONTUREN VAN BRAMMETJE FOK „Begrijp je niet", krijste Tutu. maar hij snapte het beter, toen Bram naar de tralies wees en opgewonden uitbracht: „Ik zit hier gevangen en ik kan niet weg. Maar jij Tutujij kan gemakkelijk tussen de tralies door. Misschien, dat jij iets ontdekt wat van belang is. Anders ben ik bang. dat ik verder mijn hele leven in deze verschrikkelijke gevangenis moet blijven Het was niet nodig, dat hij het tweemaal vroeg. Tutu fladderde naar de tralies toe en stak zijn kopje naar buiten. „Niemand te zien?" vroeg Brammetje gespannen. „Lekkerrr rrrustig", riep Tutu en daar vloog hij al de vrijheid in. Wekenlang werd een 30-jarige vrouw, Micheline Prevost geheten, geschaduwd door de politie, die re den had haar te verdenken van deze spectaculaire kinderroof. Zaterdag werd zy gearresteerd. Zy erkende al gauw, dat zy de vrouw was die de kinderen tante Nicole hadden ge noemd. Haar portret werd door de kinderen op hun beurt herkend. Van daag zou tante Nicole met het drie tal worden geconfronteerd. Micheli ne Prevost heeft ook de namen ge noemd van haar twee manneiyke medeplichtigen, die destyds de los- prys van 750.000 gulden hadden ge elst van een aantal rijke winkeliers van Poitiers. Een der mannen is gis teren in Parijs ingerekend. Intussen heeft tante Nicole haar aanvanke lijke bekentenis blykbaar betreurd, ttant gisteren heeft zy al haar ver klaringen weer ingetrokken. zy poogde een lichte verstandsverbijste ring te simuleren. 152. Zuchtend liet Bram zich op de houten krib neervallen. Zoiets had hij nog nooit meegemaakt. Hij werd onschuldig ver dacht van het vooruitzetten van de stadsklok en hij had die klok zelfs nog nooit gezien. Maar het zou moeilijk zijn z'n onschuld te bewijzen, als ze zelfs niet naar hem wilden luisteren. Was er maar iemand in de stad, die eens voor hem wilde gaan speuren. Maar hij kende niemand en er was dus ook niemand, die hij door de tralies een seintje kon geven. De tralies Bram zat eensklaps recht overeind. „Tutu. zei hij gespannen. Ik heb hetl"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1965 | | pagina 15