EN STER DIE GEEN STER IS... Nieuw en boeiend orobleem houdt astronomen bezig het hart van het Melkwegstelsel gebeuren vreemde dingen I Door Eibert H. Bunte en A. G. Jansen WIE WEET WAT EEN QUASAR IS? 8? DE verbreding en verdieping van de wetenschappelijke kennis maakt de laatste aCYGNl decennia een welhaast explosieve ontwikkeling door. Dit is zelfs het geval met **M< T,p* cA2 een van de oudste en rustigste wetenschappen, de sterrenkunde. De laatste jaren heeft de astronomie, met behulp van technieken die op hun beurt mogelijk waren gemaakt door de vooruitgang van andere wetenschappen, geheel nieuwe ver schijnselen ontdekt, die even zo vele raadselen betekenen. De oplossing van deze raadselen zal waarschijnlijk een nieuwe bijdrage leveren tot de vorming van be tere inzichten in de vraag, hoe het komt dat het heelal is zoals het is. Het is een zeer gecompliceerde materie. Toch willen wij op deze pagina een poging doen om duidelijk te maken waar het om gaat uitbreiden, band van jes geknipt en onder elkaar zwarte, verticale lijntjes zijn sorptielijnen, die de astronomc bijzonderheden vertellen ovei sche samenstelling, snelheid e van de ster. Onder: De pracht van ons Melkwegstelsel legd. De de ab- allerlei afstand rolle wanneer zij wordt iChe kijkers. Dit is het deel van ons ster enstelsel dat wij zien als wij in de rich- ins: van het sterrenbeeld Boogschutter Het heelal is een ruimte vol raadsels. En alsof de astronomen al niet genoeg te doen heb- m is er weer een boeiende vraag bijgekomen. We kennen planeten en sterren, meteoren kometen, melkwegstelsels en gasnevels. Maar wat is een quasar? Op deze vraag zal een stronoom op het ogenblik het antwoord schuldig blijven. Ten hoogste zal hij zeggen, dat het te is dat nog maar enkele ja- A Rechts boven: Met de grote radii geleden werd ontdekt, telescoop in Dwingeioo, die i laar waarvan geen mens kan "V°, Eggen wat het is. Het is geen de fciten aan het licl»t hebben gebracht .11 ffites aangaande het centrum van ons Melk er, het IS geen sterrenstelsel, <r wegstelsel. Hiernaast: De Krabnevel in ft is iets daar tussenin. Het fe Sïï™ U wel eens iets kunnen zijn een enorme explosie doormaakte e te hoeveelheden gas uitstootte. W« It, eenmaal doorgrond, onze negen eeuwen later, deze gaswolk wattingen over het heelal Skf menteel zou kannen wij- WMTÈÊ "uQUÊÊ l>and Tan .een steiT-enspectrum, in stuk- Quasar is de samentrekking van In Engelse aanduiding: Quasi Stel- r Radio Source. Het woord is bij [tronomen niet populair, omdat et een aanduiding is die niets zegt. jet betekent: een bron van radio- taling, die op een ster lijkt doch it niet is. Wat het dan wèl is, is |t net de grote vraag. Vast staat, tt we in de quasar te maken heb- fel met een natuurverschijnsel, dat het leven van alledag. De claxon 1 geen enkel bekend kader past, - et alle menselijke voorstellings- fcnnogen te boven gaat. zich van ons af beweegt. Door dé dromedanëvèl? Ook" dat'"kon" niet beweging van de auto treedt een kloppen. Over het algemeen ontlo- verschuivmg op in de frequentie pen zulke stelsels elkaar niet veel van de luchttrillingen, die ons oor in afmetingen, en zelfs op zeer gro- raken. te afstanden blijven ze, wanneer ze ✓n. c.Cftl.Uiua6.«.t.ov..v ov*a.M.6 der§eliiks doet zich ook voor door lichtsterke telescopen worden langere golflengte uitzenden, ,mit. ]n het sPectrum yan een gefotografeerd met urenlange he aling in het gebied der radiogol- llclltdron. d|e zich ten opzichte van lichtingstijden, herkenbaar als vlek- en derhalve radiostraling ge- beweegt, veranderen de fre- jes, vage, zwartachtige veegjes op md. Het onderzoek daarvan met ^ent,es yan de absorptiehjnen; de de doorschijnende achtergrond van liotelescopen zoals Nederland .ljneii versyhuiven naar de lagere, het negatief. De geheimzinnige ra- een heeft staan in het Drentse derode kant als de bron zich verwij- diobron was en bleef een puntje, dert en naar de hogere, de violet- niet te onderscheiden van een ster. te kant als hij nadert. Anders dan Conclusie: hier was iets, dat hei bij het geluid is de verschuiving derder was dan een ster en kleiner bij het licht gering; zij wordt pas dan een sterrenstelsel, dat dus meetbaar bij naar aardse nor- enorme hoeveelheden energie uit- men grote snelheden, zo van ve- straalde op alle frequenties; zoveel le tientallen kilometers per secon- energie, dat het niet in aardse ter- ^e- men of begrippen valt uit te druk- ken, tenzij men zou willen spreken Werkelijk opvallend wordt het ov?.r ve™°gens van triljoen maal triljoen kilowatts. Wat gebeurt daar, miljarden Is het dan misschien een sterren van een auto klinkt hoger wanneer stelsel, vergelijkbaar met onze hij ons nadert en lager wanneer hij Melkweg en, bij voorbeeld, de iSterrea stralen licht uit; daar- kunnen wij ze zien. Doch kort de oorlog werd ontdekt, dat j ook elektromagnetische straling wingeloo heeft tal van opmer- Onvoorstelbare bronnen van energie ho verschijnsel pas als men de spectra bekijkt van de sterrenstelsels, sys temen als ons Melkwegstelsel, elk lichtjaren van ons af in de diepste zo tussen de 100 en 200 miljard diepten van het heelal? Geen astro- sterren bevattend. Al deze stelsels verwijderen zich van elkaar, en naarmate hun afstand tot ons gro ter is bewegen zij zich sneller. Er zijn snelheden bij van vele tiendui zenden kilometers per seconde! Bij noom durft er zich met enige stel ligheid over uit te laten. Ten hoog ste komt men met een enkele voor zichtige veronderstelling. Zo hebben twee Amerikanen, Zwicky en Bur- bidge, de mogelijkheid geopperd, dat een quasar bestaat uit een groot aantal dicht bij elkaar staan de sterren, die stuk voor stuk ont ploffen nadat zij elkaar hebben „aangestoken". Ontploffende sterren kent de as tronomie sinds eeuwen, in twee soorten zelfs: novae en superno vae. Het zijn sterren, die ten ge volge van de kernfysische proces sen, die zich in hun binnenste af spelen, opeens uit elkaar spatten, een groot deel van hun materie uit stoten en als kleine ster vervolgens een langzame, miljoenen jaren du rende dood sterven. De resten van één zo'n supernova zijn nog te zien in het sterrenbeeld Stier; de uit barsting van de ster zelf werd in 1054 door Chinese astronomen ge signaleerd. Eén supernova kan, op het hoogtepunt, evenveel energie uit zenden als het hele sterrenstelsel waartoe hij behoort. Zouden in een quasar bij voorbeeld 100 van zulke explosies mm of meer gelijktijdig aan de gang zijn, dan geeft dit al thans het begin van een verklaring voor het feit, dat een quasar gemid deld 100 maal zoveel energie uit straalt als een sterrenstelsel. Dat de lichtsterkte fluctuaties vertoont afneming en toeneming in een paar maanden zou op deze wij ze tegelijk verklaard zijn; iedere explosie zou aanleiding geven tot een tijdelijke piek in de lichtsterk te. Overigens blijft dan nog altijd de vraag open, hoe het dan komt dat sterren elkaar dn een ketting reactie aansteken als brokjes steen kool in een kachel. Een geheel andere theorie is voorgesteld door de Britse astro noom Hoyle, een man die in de astronomische wereld al verscheide ne malen de aandacht heeft getrok ken met stoutmoedige veronderstel lingen. Zo heeft hij de hypothese gelanceerd, dat het heelal In een voortdurende staat van „ontstaan" verkeert. In de interstellaire ruim te zouden ten gevolge van de uit dijing van het heelal nieuwe water stofatomen worden „gecreëerd". Deze zouden later condenseren en vermengd worden met zwaardere elementen, die door exploderende sterren zijn uitgestoten, en uit het mengsel zouden nieuwe sterrenstel sels ontstaan. De quasar-theorie van Hoyle hangt met deze hypothese samen. De quasar zou de plaats kunnen zijn, waar de nieuw gevormde ma terie het heelal „binnenstroomt" vanuit een of andere ons onbeken de realiteit. Het heelal heeft drie di mensies: lengte, breedte en hoog te, om het in aardse termen uit te drukken. De nieuwe materie zou dus uit een vierde dimensie moe ten komen. Hoyle's idee wordt enigszins begrijpelijk als we het verplaatsen naar een twee-dimensio nale wereld, bij voorbeeld het op pervlak van een vijver, dat alleen lengte en breedte kent. Een fon tein, die boven het water uitsteekt, zou voor twee-dimensionale bewo ners van het oppervlak scha duwfiguren bij voorbeeld onwaar neembaar zijn; zij kennen immers geen hoogte of diepte. Als de fon tein spuit valt in de onmiddellijke omgeving ervan water in het op- 'fcüjke ontdekkingen opgeleverd, deze stelsels vertonen de spectraal- 'l0| in daarvan was, dat er punten in lijnen een duidelijke „roodverschui- heelal zijn, die een verhou- ving". Het is in de astronomie rou- ïgsgewijs zeer sterke radiostra- tinewerk geworden de mate van ig uitzenden. verschuiving te meten en daaruit Het lag voor de hand, dat men de snelheid en de afstand van de benieuwd naar was-- wat de lichtbron af te leiden, en van deze straling zouden Ook de „radioster" vertoonde dus n. Sterren? Melkwegstelsels? On- een verschuiving der spectraallij- kende objecten? Men richtte de nen, en wel een zo sterke, dat men wone, de optische telescoop op de aanvankelijk met het spectrum erkste radiobronnen. Drie jaar zelfs helemaal geen raad wist. La- leden kwam men daarbij voor ter bleek, dat bepaalde lijnen uit eerste maal tot de ontdekking, het rode deel verschoven waren tot een bron samenviel met een in het infrarood, en dus niet zicht- ïr-achtig object De conclusie baar meer waren, en dat lijnen uit s duidelijk: daar stond een ster, het ultraviolet, die dus normaal behalve Kcht ook een grote onzichtbaar zijn, in het violet wa- veelheid radiostraling uitzond, ren terechtgekomen en dus te zien interessant maar niet zó op- waren. Het gevolg was een wel varend. haast onherkenbaar spectrum. wetenschappelijke schok De conclusie, die men wel móést am, toen men het licht van de trekken was, dat de „radioster" T onderzocht met de spectro- zich met een enorme snelheid uit 2l»op, een apparaat dat bet licht de voeten maakt. En de grootte van ïtleedt" tot een langgerekte, d'® snelheid: 100.000 tot 150.000 km rige band, zoals regendruppels per seconde, betekende tegelijk een de lucht het zonlicht kunnen ont- afstand van miljarden lichtjaren! ide 'en tot wat wij een regenboog Zo groot is ons Melkwegstelsel jemen. lang niet- Het omvat weliswaar al- In zo'n sterrenspectrum ziet men le sterren die wij zien kunnen en 'lalve kleuren van rood via oran- nog miljarden meer, maar de geel, groen en blauw naar vio- grootste lengte is toch niet meer dan ook tal van smalle donkere 100.000 lichtjaren (een lichtjaar is itjes. Elk daarvan wordt veroor- bijna 10 biljoen km.) en de groot- ikt door een bepaald chemisch ste „dikte wijkt niet ver af van iment, dat licht van een aantal de 10.000 lichtjaren. Hieruit volgt, ste golflengten absorbeert, en al- dat de radiobron niet tot ons ster- 1 hebben ze daardoor in het spec- renstelsel kon behoren. Anders ge- ira een vaste plaats. Wat in het zegd: het kon 8een s*er z'in van ieui ectrum van de „radioster" nu op- de soort zoals wij die kennen. Het el was dat de absorptielijnen niét moest iets zijn, dat een zeer, zeer .,J hun plaats stonden. grote hoeveelheid energie uitstraal- Op zich zelf is dat een bekend de. Immers: het was in de optische hschiinsel. We kennen het ook in kijker zichtbaar. ber onnei LOG pervlak; eenmaal daar gekomen is het voor de bewoners wél waar te nemen, want het maakt dan deel uit van hun wereld. De bron kun nen zij niet onderkennen, zij con stateren slechts, dat op een bepaal de plaats voortdurend nieuwe ma terie „ontstaat". Misschien zullen zij, als ze ontwikkeld zijn, wel denken, dat het uit zoiets vreemds als een derde dimensie komt. Dit denkt Hoyie nu, in onze drie dimensionale wereld, dat het geval is met de quasars: het zouden „fonteinen" kunnen zijn, die, van uit een vierde dimensie, nieuwe materie binnen onze waarneming brengen. We hebben twee theorieën ge noemd; er zijn er nog wel meer, maar het heeft geen zin, bij alle stil te staan. Alle theorieën zijn even veel of even weinig waard. Zij kunnen pas tegen elkaar worden af gewogen wanneer er veel meer waarnemingsgegevens zijn verza meld. Het moet niet uitgesloten worden geacht, dat de weg naar een beter begrip van de quasar zal gaan via de gebeurtenissen in de kem van ons eigen Melkwegstelsel; gebeur tenissen, die ook pas sinds enkele jaren binnen ons waarnemingsver mogen liggen. De kern van ons sterrenstelsel is, in astronomische termen gespro ken, naast de deur: slechts enige tienduizenden lichtjaren. Helaas echter kunnen onze optische tele scopen, die toch miljoenen lichtja ren overbruggen, niet tot die kern doordringen, doordat er in de Melk weg gas- en stofwolken zijn, die ons het uitzicht benemen. Pas toen de radiotelescopen er waren kon men eraan denken, het centrum van de Melkweg te onderzoeken, want de radiostraling dringt wel door de hin derlijke wolken heen. Deze straling, en in het bijzonder die van het element waterstof op een golflengte van 21 cm, heeft een verschijnsel aan het licht gebracht, dat voorshands op zijn minst even raadselachtig is ais de quasar. De kern van ons Melkwegstelsel, zo is aangetoond, bestaat uit een schijf vormige massa waterstof met een middellijn van een kleine 5000 licht jaren en een dikte, die varieert van ongeveer 750 lichtjaren in het mid delpunt tot omstreeks 250 lichtjaren naar de rand toe. De'nótale hoe veelheid materie, waaruit deze schijf bestaat, wordt geschat op tien miljard maal de massa van de zon. De schijf roteert als een wa genwiel: de buitenste delen sneller dan de binnenste. Aan de rand is de rotatiesnelheid ongeveer 200 km per seconde. Op zich zelf is dit al vreemd ge noeg; merkwaardiger nog is, dat uit deze schijf voortdurend met een snelheid van honderden kilometers per seco~-,e gas naar buiten stroomt. Aan de schijf ontspringen twee spiraalarmen net als wij die zien bij andere sterrenstelsels, die vroeger dan ook wel spiraalnevels werden genoemd en het centrum ervan is een sterke bron van ra diostraling. Dit zijn enkele van de voornaam ste gegevens w vereenvoudigde vorm, zoals zij wetenschappelijk ge formuleerd voorkomen in het proef schrift The neutral hydrogen in the central region of the galactic sys tem, waarop de heer G. W. Rou- goor op 30 september van dit jaar aan de Leidse universiteit is gepro moveerd tot doctor in de wiskunde en natuurwetenschappen. In deze dissertatie heeft de heer Rougoor een bewerking gegeven van waar nemingen die, sinds het in gebruik nemen van de grote radiotelescoop m Dwingeloo m 1956, met dit instru ment zijn verzameld. Van het einde van de oorlog af heeft Nederland een belangrijke rol gespeeld in de radio-astronomie, en gezien het feit dat van oudsher onder de Nederlandse astronomen vooral grote belangstelling heeft bestaan voor het Melkwegstelsel valt het niet te verwonderen, dat onze radio-astronomen de spiegel van Dwingeloo vooral op dat stel sel hebben gericht. Acht jaar nauw gezet waarnemen hebben nu ge resulteerd in een publikatie van een goede zestig bladzijden maar wie wil weten wèt er in het cen trum van het Melkwegstelsel aan de hand is zal zijn weetgierigheid niet door dit proefschrift bevredigd zien. Net als in de publikaties over de quasars vindt men er slechts za kelijke mededelingen in over wat is waargenomen. Zoals gezegd kèn geen enkele astronoom momenteel verder gaan. Desondanks kan men proberen en wij hebben het geprobeerd bij een astronoom de vraag aan de orde te stellen, of er misschien ver band bestaat tussen het quasar verschijnsel en de merkwaardige si tuatie in het centrum van het Melk wegstelsel. Men kan vragen, of d« waterstofschijf wellicht een klein quasartje is, of bezig is er een te worden, of misschien geweest is. Hoe ook geformuleerd zal het ant woord altijd ontwijkend zijn en uit monden in: we weten er niets van. en we zullen eerst veel meer waar nemingen moeten doen, liefst met grotere en betere instrumenten. Een uitspraak, waaruit de niet astronoom overigens wèl zeer con crete conclusies kan trekken. Na melijk, dat er spijkers met koppen geslagen dienen te worden inzake de plannen voor de bouw van een nieu we radiotelescoop. Al sinds jaren sleept zich het project voor een Bel gisch-Nederlandse kruisantenne moeizaam voort. Het is inmiddels al verkleind tot een radiotelescoop van geringere proporties, en of de Belgen uiteindelijk toch zullen mee werken is zeer de vraag geworden. Inmiddels spannen astronomen in andere landen zich m om de uit daging, die de nieuwe raadsels voor een wetenschapsman betekenen, te aanvaarden. Overal is de radio-as tronomie bezig zich snel te ontwik kelen. Wordt aam de Nederlandse astronomen niet op korte termijn het instrumentarium verschaft, dat zij nodig hebben, dan zal ons land zijn vooraanstaande plaats verlie zen. Dat in dat geval een Amerikaan of een Australiër het raadsel van de quasar zou oplossen is niet erg. De wetenschap, en zeker de ster renkunde, is internationaal; het gaat er haar alleen om wat er bereikt wordt, en wie het doet laat haar onverschillig. Echter, van het strij den aan het voorste wetenschappe lijke front gaat een enorme impuls uit. Die impuls te verliezen zou een land als het onze op langere termijn duur te staan komen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1965 | | pagina 17