Transport der verdoemden LEÏDSCH DAGBLAD DONDERDAG 21 JANUARI 1965 Dagelijks vervolgverhaal Oorspronkelijke roman door WOLFGANG ALTENDORF mand op de wereld dankbaar ben. Maar van mij ging voor hen een be dreiging uit. Zij zijn in de zevende hemel, dat zij mij op deze manier kwijt zijn, zonder zich verwijten te moeten maken. Ik moest weg. Mis schien bellen ze nog vannacht aan de deur van de pastorie om me op te pakken. De dominee heeft geen moment getalmd me op te nemen. Maar ik was voor hem een soort be proeving. Een beproeving van God. En het is niet gemakkelijk een be proeving te zijn. Hij heeft zich goed gedragen en ik hoop, dat God nu de beproeving van hem afgenomen heeft. Ziet u het ook zo? Ik zie het als een avontuur, zei Bleckmesser. O, dat is mij natuurlijk veel liever, riep zij uit. Als een tuur! Het kan heel gevaarlijk den! Als elk avontuur. Overigens hebben we broederschap gedronken. Dat mogen we niet vergeten. U hebt u" tegen me gezegd. U ook, antwoordde ze lachend. Dat zijn zo de moeilijke klip pen, zei hij. Ik wed, dat we ons daar nog eens aan ophangen, als niet goed op onze hoede zijn. Je bent me noch een last en noch beproeving. Je behoort overigens ook tot de verlorenen. We lopen wat rondom de fronten en elke dag kan ons verpletteren. Ze zullen je op het station, hoop ik, eerbiedig, wel wat vreemd aankijken. Een vrouw temidden van misdadigers. Misschien komen op die manier de eerste moeilijkheden. Door jou wordt mijn transport nog interessanter. En je soldaten? Hoe zullen die het opvatten? Ze hebben ons vrien delijk gefeliciteerd. Wat moesten zij anders doen? Ik kan deze belangrijke vraag niet be antwoorden. Ik denk er doorlopend Hoe zullen ze op je komst rea geren? Men heeft mij verboden ze te bewapenen. Alleen krankzinnigen drukken tuchthuisboeven, die onder- ir het front zijn, een ge- kogels in de hand. Ik heb bet gedaan. Ik ben dus krankzinnig. Maar zij hebben mij tot nu toe nog 'niet doodgeschoten. Zij houden van je. Van mij? vroeg hij verbaasd. Waarom? Zij dulden mij, omdat ik hen met rust laat. Neen. Neen. Zij houden werke- ijk van je. Ik heb het gemerkt, toen ik met je in de kamer van de pastorie zat en ze ons feliciteerden. Het ging allemaal om jou. Mij ken- ïen ze niet. Mij wantrouwen ze nog. Zij hebben geen reden van me te houden. Ik breng ze naar het front, naar de dood. Wat wil je? Werkelijke liefde heeft nooit ten reden, zei zij. Ik wed, dat de dommee het onmiddellijk gemerkt heeft. Hij is een verstandig man. Hij was anders nooit op het dwaze idee gekomen mij op deze manier het leven te redden. Hij zendt me bende misdadigers regel recht naar het front. Stel je voor, een vrouw tussen tuchthuisboeven. Ik zal van de liefde, die de mannen voor jou hebben, profiteren. Ik hoop iet in elk geval zeer. Ik had de derde dag: al ver geten, dat zij tuchthuisboeven zijn, Bleckmesser. Het begrip tucht huisboeven is tegenwoordig relatief vermenging van schuld en von nissen, die de haren te berge doen rüzen. Ja, zei zij nadenkend. Dat ken Ik bedoel het anders. Vroeger werd volgens wet en recht gehan deld. Daar waren we trots op. Maar al lang is het onrecht ook in het leger doorgedrongen. Ik heb een zegelde kist. Die bevat de proces sen-verbaal van mijn mannen. Waarom is die kist verzegeld? Heb je hem nog niet geopend? Neen. Zou ik de illusie nog poosje willen.behouden? Ik weet, dat enige van mijn mannen volkomen onschuldig zijn. Ze liepen thans door de velden. Voor hen lag de zwarte streep van de spoorweg. De nacht werd lichter. Zij zwegen een poosje, maar zij merkten op een of andere wijze dat zij aan hetzelfde dachten. Het heeft geen zin, zei zij plot seling. Wij moeten over de techni sche bijzonderheden spreken. Als wij eenmaal in de wagon zijn, is daar geen gelegenheid meer voor. Wat bedoel je? vroeg hij. Mijn mannen zullen vannacht een enigs zins knus hoekje voor je timmeren. Daar kim je ongehinderd in leven. Wederom trad een pauze in. Overigens ben ik in dienst. Ik heb geen recht op wittebroodsweken. Dat zul Je onmiddellijk begrepen hebben. Ja, zei zij. Ik houd er niet van om plan nen te maken. Tot nu toe heb ik nog alles op me laten vallen en dat zal ik ook verder zo doen. Wij zul len het beste uit elke situatie zien te halen. Akkoord? Akkoord! antwoordde zij. Toen zij het station en de wagons genaderd waren, had Bleckmesser een andere gedachte. Wij maken het ons eenvoudiger, zei hij tot Helga Fröhling. Wij wachten tot mijn lijfwacht terug is. Het zal als een lopend vuurtje rond gaan, dat wij getrouwd zijn en dat ontheft ons dan van elke pijnlijke verklaring Men zal ons verwachten, jou en mij 5n en onze aankomst staat dan en ander licht dan nu, waar zij nog niets van ons afweten. Zij vond dit een uitstekend plan D sloegen zij een zijweg in, die eer van het station wegleidde. Zij liep licht aan zijn arm. Zij zouden stellig mettertijd de beste vrienden worden. Ik vraag me af hoe ik mij bij jullie nuttig kan maken? zei ze. Ik kan onmogelijk de hele dag maar wat rondhangen, zonder iets uit te Deren. Heb je werk voor me? Neen, antwoordde Bleckmesser. Ook niet in de keuken? Zal ik ie niet bemoeien met de keuken? In geen geval. Ik heb een prima chef-kok en mijn mannen zijn zeer verwend. Zij lachte en zei: Maar iets moet ik toch doen. Wat deed je dan in de pastorie? Ik was zo'n beetje secretaresse in de dominee. Kun je met een schrijfmachine omgaan? Heb je een schrijfmachine in de wagon? vroeg ze verrast. Zoals dat bij een goed uitgeruste troep behoort. Natuurlijk hebben we schrijfmachine en we kunnen een goede typiste best gebruiken. Ik kan typen. Prachtig! Ik moest veel voor mijn man schrijven toen we nog samen waren. Ik was zijn secretaresse eigenlijk Ik typte zelfs met tien vingers. Dat heb ik nooit geleerd. Je wordt dus als eerste typiste bij ons aangesteld. Mijn voorganger zal erg boos 5 me zijn! (Wordt vervolgd) Slavenburg zette de kredieten Arch NV om in hypothecaire Slavenburg's bank in Rotterdam heeft haar aan Arch NV in Wasse naar (winkelinrichtingen) verleende kredieten, resp. begin november en begin december 1964, omgezet in hy pothecaire kredieten. Het gaat een tweede hypotheek van f 300.000 en een derde van ongeveer f 200.000 op de onroerende goederen van Arch. Deze zekerheidsstelling ligt nogal dicht bij de datum van faillis sementsaanvrage, zo verklaarde de curator in het Arch-faillissement. Onlangs heeft de curator, mr. A. G. Blankenstein, over deze af faire dan ook een bespreking gehad met de bank, waarbij hij zijn denkingen hiertegen heeft uiteenge zet. Naar aanleiding van deze be sprekingen heeft de curator Slaven burg formeel om inlichtingen ge vraagd over de gevolgde gedragslijn In afwachting van nadere gegevens de bank wilde hij zich van com mentaar over de zaak onthouden. Volgens artikel 42 van de faillis- sementswet heeft de curator het recht, als hij daartoe termen aai zig aoht, bepaalde transacties nietig te verklaren. Mr. Blankenstein verklaarde der dankbaar te zijn voor de talrijke blijken van sympathie voor de vele gedupeerde middenstanders, die de laatste tijd van het publiek zijn ont vangen. Dank zij deze reacties en d< bereidheid van financiers en ver huurders heeft men. voor vele bena deelde zakenlieden een oplossing ge vonden. De curator heeft thans nog te ken met een betrekkelijk klein aantal gevallen, waarvoor nog geen regeling kon worden getroffen. Hü heeft ech ter goede hoop, dat ook voor deze de onaangenaamste kantjes van de af faire kunnen worden afgeslepen. In Brabantse Geffen Slachtoffer lag drie kwartier op straat (Van onze Bossche correspondent Op verzoek van de burgemeester stelt de rijkspolitie in Geffen een on derzoek in naar de merkwaardige gang van zaken bij een verkeerson geluk op de Rijksweg Den Bosch Nijmegen, waarbij een automobilist uit Linne gewond raakte. Het slacht offer heeft drie kwartier op straat ge legen eer de Bossche GGD hem per ambulance naar het Sint-Carolus- ziekenhuis in Brabants hoofdstad vervoerde. Een 120 meter van de plaats van het ongeluk wonende café-houder heeft zo zegt hij direct na het ongeluk een dichtbij wonende arts, de ambulance van Oss en de politie ge beld. De politie was direct ter plaatse, dokter en ambulance kwamen niet opdagen, omdat zo zeiden zij ze geen telefoontje hadden gehad. Een toevallig passerende Nijmeegse arts heeft zich uiteindelijk over de gewonde ontfermd. Deze dokter belde de ambulance uit Den Bosch, die eerst echter naar een verkeerde plaats reed. Door al deze onaangename misver standen heeft het verkeersslachtoffer liefst drie kwartier op straat gelegen. Gelukkig was zijn toestand niet le vensgevaarlijk PANDA EN DE MEESTER - BALLONIST 2482. „.Heeft u getrainde spechten?" vroeg broer Ted aan de vogelkweker. „Dat zou ik menen!" antwoordde de kweker. Wat zeg je hier van. meneertje7" En hij wees trots op een kooi. waarin een aantal leden van die vogelsoort in het gelid stond. „Een mooi kweek, al zeg ik het zelf", lichtte hij toe. „Goed in de veren en let op hoe scherp van snavel!" „Ja. daar let ik juist op", zei broer Ted. „Begrijpen ze ook een opdracht? Ik bedoel: kun je ze iets laten doorpikken. een eh luchtballon, om maar eens wat te noemen?" „Dat kan. meneertje"antwoordde de kweker. Maar dan moet je ze wel richten op het doel. dat je geprikt wil hebben. Daar voor heb ik een speciale spechtrichtkooi" „Prachtig"zei broer Ted. „Dan koop ik een formatie spechten met richtkooi". De koop werd gesloten en. nadat de opgeprikte ballast was ver wijderd, stegen de broertjes met een vaart op. Hoger en hoger ging het tot zij in de verte de ballon van dikke Dick zagen. „Nu zullen we hem hebben", zei Ted. En hij richtte de spechtrichtkooi. RECHTER TIE EN DE TWINTIG GOUDSTUKKEN door Robert van Guük DE WONDERLIJKE AVONTUREN VAN KRAMMETJE FOK 119. „Wat is dat?" riep Brammet je, toen hij Karo zenuw achtig in de schelp zag kijken. „Er riep Iemand „Help maar er is niemand te zien", stamelde Karo en daar moesten Bram en Tutu natuurlijk bij zijn. Terwijl zij luisterden aan de schelp hoorden zij weer: „Help me dan toch. Ik zit niet in de schelp, maar de schelp is mijn telefoon lk hoorde jullie op het strand, en ik heb al zolang moeten wachten tot er iemand kwam „Waar moeten we dan heen?" vroeg Bram verbaasd. „Neem de schelp in je hand", klonk de stem weer boven het ruisen van de zee uit. „Ik zal je dan precies zeggen, hoe je lopen moet door het Woud der Wrakken". Eigenlijk vond Bram het allemaal een beetje vreemd. „Wat zullen we doen?" vroeg hij twijfelend aan zijn vrienden „Wegvarrrren"zei Tutu vlug, maar Karo schudde het kopje want hij vond het allemaal veel te spannend. En Brammetje dacht er net zo over. „Als er iemand in nood is", zei hij ferm, „mogen we hem niet in de steek laten. Kom, laten we het Woud der Wrakken gaan zoeken", „Almaar rechtuit", zei de stem In de schelp.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1965 | | pagina 17