Lang nadenken
bij het bieden
Wie is aan zet?
Naast ernst ook humor
ÊÊk speelse
Kom er ACHT-er
GROTE SNOEK
KLEINE SNOEK
HELEMAAL
GEEN SNOEK
ff
rt
rt
ff
Teenager Twist Express
Zaterdag 9 Januari 1965
Pagina 4
Wekelijks bijvoegsel Uw Wereld
Groot is jaarlijks het aantal
klachten van spelers, die in het
wedstrijdverband van de Ne
derlandse Bridge Bond weinig
ingenomen waren met het ta
felgedrag van de tegenpartij.
BRIDGE
Soms komt in een dampartij een
moment voor dat we graag onze
béurt om te spelen zouden willen
overslaan. We zijn dan geneigd om
te zeggen: „ik pas!" Reglementair is
dit natuurlijk niet geoorloofd, maar
dat van het wel of niet aan zet zijn
veel afhangt is zeker. Hieronder
volgt een klassieke middenspelstand
waarin dit duidelijk tot uiting komt.
Bridgevraag van deze week:
Oost gever, OW kwetsbaar,
paren wedstrijd. OW spelen
de z.g. zwakke klaver, met
een afwijzend bod van één
ruiten. Zuid heeft:
4. A B 6 3, C? H 4, <J> V 6 2,
A V 8 3
Oost opent met één klaver
(conv.) wat moet zuid
doen?
Antwoord elders op deze
Lang niet altijd hebben de
klagers gelijk, maar ook ge
beurt het vaak dat onervaren
spelers overtredingen tegen de
welvoeglijkheid te goeder
trouw begaan.
Helaas zijn in Nederland de club
arbiters te weinig op de hoog
te met wat wèl en niet door de beu
gel kan. Het zou een goed ding zijn
als de voorschriften op dit gebied
eens duidelijker werden gegeven en
dat de clubbesturen hun leden één
maal per seizoen voorlichting ga
ven: het zou véle toekomstige on
aangenaamheden kunnen voor
komen.
Een kwestie die steeds weer aan
de orde wordt gesteld, is de vol
gende.
Een (bijv.) zuidspeler opent met
enig bod, de volgende man (west)
denkt lang na en past tenslotte, de
noordspeler past ook. Is het nu wel
voeglijk dat oost iets biedt, of is het
dat niet?
De regels die op internationaal
niveau voor zulke situaties gelden,
zijn eenvoudig en doeltreffend:
Indien een speler lang heeft
nagedacht en tenslotte paste, mag
zyn partner slechts bieden als het
niet aan de minste twijfel onderhe
vig is, dat hy óók geboden zou heb
ben zonder het lange denken van
de partner.
Voorbeeld: zuid één Sansatout
west denkt lang en past noord
past oost mag nu niet twee
schoppen bieden op bijv.:
4H 7 5 43 9AV3O 6 5 9 0 2
Het is immers duidelijk, dat oost
dit bod niet gedaan zou hebben
zónder het lange denken van west
in elk geval is het hoogst twijfel
achtig of oost dit zou hebben ge
daan.
Voorbeeld: zuid twee klaver (grote
forcing) west past noord twee
ruiten (afwijzing) oost twee har
ten zuid denkt lang na en past,
west past ook. Natuurlijk mag noord
hier op elke spel, hoe zwak ook,
bieden daar zijn partners openings
bod dwingend tot de manche was.
Het bieden van noord heeft in dit
geval dus niets meer te maken met
de door zuid gebruikte denkpauze.
Indien een speler lang heeft
nagedacht en tenslotte enig bod
deed, moet ztfn partner zo bieden
dat het niet aan de minste twijfel
onderhevig is dat hij óók zo gebo
den zou hebben zónder het denken
van zijn partner.
Antwoord op bridgevraag:
Tegen dergelijke conventio
nele biedingen doet men,
met een sterk evenwichtig
spel, als regel zeer goed eerst
te passen. De partner van de
da verbieder zal zijn gehei
men moeten onthullen en
daarna kan men ingrijpen,
zoals de situatie dat wenselijk
maakt. In de praktijk ging
het: oost één klaver zuid
paste west één ruiten
noord paste oost één SA
gedoubleerd door zuid, inge
laten door noord en vier
kwetsbaar down. Als zuid di
rect iets biedt, is de kans
groot dat OW zich uit de
zorgen redden. Men bespreke
met de partner deze tactiek,
om in voorkomend geval het
goede antwoord op de slechte
conventie te kunnen geven.
Voorbeeld: zuid één harten west
past noord twee harten oost
past zuid past west biedt, na
lang denken twee schoppen. Noord
past en oost heeft:
4>AV86(?4<>A 10 863*742
Als oost zou passen_ doet zij zulks
omdat hem uit het lange denken
van zijn partner duidelijk geworden
is dat het twee-schoppenbod van
zijn partner maar „zo-zo" was. De
welvoeglijkheid gebiedt, dat oost
niet de schijn van minder correct
spel op zich laadt en hij moet hier
dus zeker drie schoppen bieden.
Het zal duidelijk zijn, dat al deze
gevallen niet zo eenvoudig te onder
kennen en misschien nog lastiger
te arbitreren zijn. Vaak ook ont
aarden discussies over dergelijke
onderwerpen in het weinig elegante
woordenspel nietes-welles.
Ideaal zou de toestand zijn, als
elke wedstrijdbridgespel er van na
ture aanvoelde, wat geoorloofd is en
wat niet. Deze ideale toestand zal
echter nimmer bereikt worden in
onze feilbare bridgegemeenschap.
De bond en de verenigingen hebben
de plicht het grote, goedwillende ge
deelte der leden te beschermen te
gen het kleine, het niet zó nauw
nemende deel.
Gevallen als de vorenstaande, zijn
enkele uit vele. Het is voor de goede
stemming in de clubs en in de wed
strijden noodzakelijk, dat de arbi
ters zich er in deze en soortgelijke
gevallen niet met een Jantje-van-
Leiden vanaf maken. Wat zij daar
toe behoeven, is uitgebreide en des
kundige voorlichting door de bond
zij lid zijn.
H. V/. FILARSKI.
Kom er ACHT-er
1. etiket op flesje aan de verkeerde
kant
2. R op auto is P geworden
3. stropdas agent
4. vlaggetje meer op straat
5. pet agent
6. mannetje links heeft mond
7. vrouw naast man in auto
8. stuur van scooter links.
In deze stand is wit zoals u ziet
vier zetten in ontwikkeling achter.
Toch kan hij deze stand alleen win
nen als zwart moet spelen. Laten we
eerst eens kijken wat het verloop is
als zwart aan zet is. Duidelijk is dat
zwart maar een voortzetting heeft
nl. 117—22; 2. 28x17, 21x12;
3. 3328_ wederom heeft zwart maar
een voortzetting nl. 3. 1217;
op 2329 zou wit laten volgen
2721 en 2823 met een gewonnen
eindspel. 4. 3833en wit staat ge
wonnen. Op 17—21 volgt 39—34 en
op 1621, 27x16, 2329 speelt wit
1611. We zullen nu eens kijken
DAMMEN
wat het verloop is als wit aan zet is.
1.30—25, 17—22; 2. 28x17, 21x12; 3.
3328, 1217op 3833 laat zwart
nu vólgen: 24r—29, 33x24, 19x30,
28x10, of 28x8, 1722 met remise.
Op 4034, waarna zwax*t de remise
combinatie met 2430 neemt.
Spelen we van de beginstand uit:
1. 40—34 dan volgt: 1. 24—29!
2. 33x24, 17—22; 3. 28x17, 21x12;
zwart dreigt nu met 23—28, zijn ge-
offferde schijf terug te nemen
waartegen wit niets kan uitrichten
en heeft zich hiermee tevens aan
wits greep onttrokken. Zetten we in
de beginstand schijf 40 op 34, dan
is de stand altijd remise. Hoe zwart
dan remise maakt, hebben we hier
boven reeds gezien. Moet wit in deze
stand spelen, dan heeft hij twee
-voortzettingen nl. 2822 en 3025.
Na 2822 laat zwart eenvoudig
2328 volgen en op 3025 volgt
24—29, 33x24, 19x30, 28x8 of 10 en
1722 met slag naar 44.
F. Gordijn.
Kunt U de acht afwijkingen in de beide bovenstaande tekeningen
vinden? De juiste oplossing vindt U elders in dit Bijvoegsel.
Schaken is een ernstige bezig
heid. Dat vinden vooral degenen,
die het spel niet kennen. Dit houdt
niet in, dat dit spel van de geest
toch niet geestig kan zijn. Naast
de ernst is de bevrijdende lach on
misbaar. Ook het schaakspel kent
de „grap" naast de soms welhaast
bittere ernst.
SCHAKEN
Met dit bovenstaande als „waar
schuwing" volgen hier enkele op
gaven.
Wanneer ik het over grote, klei
ne en helemaal geen snoek wil
hebben, doe ik dat niet met het
oogmerk de leraar uit te hangen.
Ik heb namelijk te veel ervaring
opgedaan tijdens het snoekvissen
om ook maar, even te veronder
stellen dat ik de materie snoek
vissen niet onder de knie zou heb
ben.
Maar ik weet wel dat er zeer veel
snoekvissers zijn, die al te vaak
zonder resultaten blijven. En ik
weet ook dat er een massa is, die
bijna nooit iets anders vangt dan
snoekjes van veertig of vijftig cen
timeter.
Ik weet, ook dat men zijn vis on
der water, niet kan uitzoeken, maar
daar staat tegenover, dat ik u wel
enkele middeltjes aan de hand kan
doen, die het succes vergroten. Ook
grote snoek; de snoek die ons in
trigeert en die altijd de „snoek van
ons leven" wordt genoemd. Want
het is een feit dat er elk jaar
opnieuw tientallen, misschien wel
honderdtallen grote snoeken wor
den gevangen. En met grote snoek
bedoel is vissen tussen de twaalf en
dertig pond.
Wanneer men snoek wil vangen,
veel snoek vangen, en de maat van
die snoek is niet erg belangrijk,
dan moeten we daar speciaal wa
ter voor kiezen. De beginnende
snoekvisser dus, of hij, die het al
vaker heeft gedaan maar met ma
ger succes, moet zijn jachtterrein
in de polder kiezen.
Onderscheid
Wij maken een onderscheid.
Weliswaar niet biologisch verant
woord maai* toch een onderscheid.
We kennen poldersnoeken en snoe
ken van het grote water. De pol-
dersnoek blijft meestal klein, zijn
gewicht varieert van twee tot vijf
pond met een enkele uitschieter
van acht, tien en soms nog zwaar
der. Maar die zware worden in
de polder meestal gevangen tegen
de paartijd. De kuitrijpe wijfjes
zoeken dan het zonverwarmde on
diepe water en dat is dus in de pol
der te vinden.
Laten we die poldervisserij dus
eens bekijken en om het eenvoudig
te houden gaan we vissen met le
vend aas. Niet omdat de polder
ongeschikt is voor kunstaas, inte
gendeel, maar omdat het vissen
met levend aas de minst gecom
pliceerde visserij is. En dus geknipt
voor de beginner.
Het vissen in de polder met le
vend aas doet men het best met
een vrij lange hengel, een eenvou
dige draaiende reel en een van ny
lon gevlochten lijn, die met een
weinig vet drijvend is gemaakt.
Langzaam langs de kant lopend
trekken we het aasvisje door het
water en het is de bedoeling dat
we precies langs de kroosdammen
en plantenbedden gaan. Want daar
ligt de snoek op de loer.
Het tuig voor deze visserij is vry
simpel samengesteld. Van de hoofd
lijn, die bij het op tuigen van de
hengel door de ringen van de hen
gel wordt gehaald, maken we een
compleet snoektuig door er, door
middel van een wartel, een staal-
draadje met dreg of enkele haak
aan te bevestigen. Als dobbers ge
bruiken we twee gleufdobbers. U
weet wel, die dobbers met een gleuf
er in en een stokje.
Het vissen in de polder kan on
geveer op een diepte van een halve
meter geschieden. Is de sloot wat
dieper, dan vissen we mét het aas
lager, is de sloot ondieper dan zor
gen we er voor dat de aasvis dich
ter bij de oppervlakte komt te
zwemmen. Langzaam en voorzich
tig lopend, niet al te dicht op de
kant, is de meest geraffineerde wij
ze om het levende aas bij zijn prooi
te brengen.
Het is een opwindende visserij.
Want plotseling de snoek heeft
geen tijd om het op zijn gemak
te doen schiet een pijlsnelle vis
onder de kant vandaan en grijpt
onze aasvis. De drijvers duiken
naar beneden en dan begint dat
enerverende eetproces. Dat dansen
en schudden en wippen van het
kleine wakertje dat elke eetbe-
weging van de snoek registreert en
verraadt.
Wie zó vist, wie zó de kantjes er
af loopt, zonder respijt en met gro
te volharding, moet snoek vangen.
Karakter
Om de grote snoek „aan de broek"
te komen moet men iets van zijn
„karakter" weten en van de wijze
waarop hjj jaagt. En als we daar
over praten stuiten we al direct
op de onvergankelijke legende, die
opgedist wordt zodra het gesprek
op grote snoek komt. Het zijn reus
achtige rovers, die enorme hoeveel
heden vis verslinden. Vrienden, er
is nimmer groter onzb verteld over
enige vissoort dan over deze.
De bewijzen dat het juist anders
om is zijn legio, maar ze zetten
geen zoden aan de dijk.
De snoek als enorme veelvraat,
als weerzinwekkend monster,
schijnt zo op de verbeelding te wer
ken van de sportvissers en het ap
pelleert zo aan hun wensen, dat die
legende onuitroeibaar is. Ik zal mij
dan ook slechts bij een poging tot
weerlegging bepalen.
Wanneer grote snoek zo enorm
veel at, zouden er veel meer gevan
gen worden. Wanneer hij zo enorm
roofzuchtig was, zou er g°en enkel
werkelijk goed snoekwater bestaan
Of het zou een water moeten zijn
met slechts één snoek, zo monster
achtig van afmeting, dat hij er met
recht van verdacht zou kunnen
worden al zijn broeders en zusters
te hebben geconsumeerd.
Het werkelijk goede snoekwater
ik heb het geluk er vele te ken
nen is zeer rijk aan grote snoek.
Maar ook aan minder grote snoek
en ook aan kleine snoek.
Geen veelvraat
Grote snoek eet zeer weinig en
is een zeer passieve vis. Een Frans
bioloog en tevens een groot sport
visser, heeft uitgebreide proeven
genomen in verband met de eet
lust van de snoek.
Ik wil u niet met cijfers vervelen
maar u moet aannemen dat een
snoek tussen de twee en vijf pond
het twintigvoudige aan voedsel
consumeert van een snoek van
twintig pond. Dat wijst trouwens
de groeitoename wel uit. Om te
groeien is voedsel nodig! Een kind
eet doorgaans meer dan een grijs
aard.
De grote snoek leeft passief. Heel
vaak, bijna altijd, in dieper water
en in dat type water zoekt hij een
schuilplaats langs de bodem. Hij
vegeteert in feite. Van de snelle
jager, de dartele achtervolger van
een snelle prooi, de woest grijpende
geweldenaar, is weinig meer over.
Hij leeft, daar is bijna alles mee
gezegd, en om hem te vangen moet
men een gemakkelijke en aantrek
kelijke prooi vlak in zijn nabijheid
brengen.
De „echte"
En dan komen we terecht op de
snoekvissers die altijd op grote
snoek vissen. Die zijn er. Dat zijn
de mensen die, wanneer ze beet
krijgen en ze veronderstellen een
kleintje, de aasvis lostrekken uit de
bek van de niet gewenste snoek.
Dat zijn de mensen die bij storm
en hagel, vorst en regen de grote
plassen bevissen op tien, vijftien en
twintig meter diepte. Met een aas
vis zó groot, dat menig sportvisser
in de zomer van een prachtdag zou
spreken wanneer hij er zo een tien
tal kon verschalken met zijn Ja
panner.
Maar mocht u zich willen vast
bijten in de obsessie „ik wil en zal
een grote snoek vangen", ga dan
naar de grote plassen, neem grote
rasvis, bezwaar die vis met tien
of vijftien gram lood en stroop er
de bodem mee af. Varend over de
plassen van links naar rechts of
van zuid naar oost. Ergens ligt het
monster te wachten. Of u hem be
naderen kunt is vers twee: reken,
er in ieder geval op, dat er veel
tijd in gaat zitten. Of u moet het
geluk van de wereld hebben. En
zijn er ook.
Resumerende dus: wie snoek wil
vangen en van zjjn vangst plezier
wil beleven, gaat de polder in en
hjj moet daar langzaam, maar ac
tief vissen. Wie in de krant wil
komen met een extra zwaar exem
plaar, vist op liet grote water en
wacht daar op het onvergetelijke
moment dat zijn dobber verdwijnt
door toedoen van een snoek, die
geen enkele bezwaar had tegen een
voorn van ruim dertig rentimeter.
JAN SCHREINER
a b
m
g
g§
i
1
i
m
m
i
m.
A
i
I
8
m
I
i
i
l
l
i
i
m
1
i
3
4
t
I
1
i
I
■:1
Opgave I:
Wit: Kd4, Ph6, pionnen d8 en gi2.
Zwart: Kf4, Pb2, pionnen b4,
c6, g3.
Hoe kan men door een en dezelf
de zet beide koningen mat zetten?
II.
i 1
1 I i V
I I
I t'
A 1
Wit: Kh8, Dc8, La4 en gl; Pa2
:n e4; pionnen: d2, d3, e5, f4, g2,
i3 en h5.
Zwart: Kdö, Dh4, Tad en b4, La-8
;n a5; Pbl en f5; pionnen b6 en e6.
Wit aan zet geeft mat in één zet.
Wit: Ka3, Tg3, Lc8, Pg4; pion
nen a2 en d3.
Zwart: Kg8, Te2 en h2; Lf8;
pionnen a7, a6, a5, a4, b2, e7, g7
en h7.
Wit aan zet geeft mat in één zet.
Indien beide spelers overeen
komen dezelfde zetten te spelen,
hoe kan wit zich dan in aoht zetten
mat laten zetten?
Ziehier: 1. e2e4, e7e5; 2. Kei
e2, Ke8e73. Ke2—e3, Ke7—e6j
4. Ddl—f3, Dd8—f6; 5. Pgl—e2,
Pg8e7; 6. b2—b3, b7—b6; 7. Lel
a3, Lc8a6; 8. Pe2—d4t, e5xd4
mat.
Oplossingen t
I. Pion d8 moet omgewisseld wor
den voor een officier! «55en Kiest
daarvoor het voetstuk van een wit
paard, plaatst daarop de kop van
een zwart en speelt met deze wlt-
zwarte officier d8e6 en beide
koningen staan mat!
II. Wit moet, om deze stelling te
kunnen krijgen, zevenmaal hebben
geslagen (e2—f3—g4^-h5! ©2d3j
b2c3d4e5). Zwart heeft ech
ter nog tien stukken op het bord!
Een van de zwarte stukken staat
er dus te veel op. Welk stuk men
er nu afneemt, steeds kan men
daarna mat in één zet geven!
III. Uit deze stelling blijkt dat
een der torens zijn oorspronkelijke
veld h8 onmogelijk heeft kunnen
verlaten. Zij kunnen ook niet door i
pionpromotie zijn ontstaan, daar
alle zwarte pionnen nog op het bord
staan. Een van de torens moet dus
weer naar h8 teruggezet worden en
hierop volgt Ph6 of Le6 mat.
N.B. Opgeve CLXXVII (ladder- 1
wedstrijd) moet zijn mat in 2
zetten.Termijn van inzending der
opgaven verlengd tot 2 februari '65. I
Aan een reeks bijzondere vervoeren heeft de Duitse Bundesbahn
kortgeleden een „Teenager-Twist-Express" toegevoegd. Deze extra,
trein biedt accommodatie aan ongeveer 700 jongeren, die voor een
aanlokkelijke prijs een hele dag door een mooi stukje natuur van
Duitsland kunnen rondrijden. Of ze veel van die mooie natuur
zien, valt te betwijfelen, want in de trein kunnen de jongeren naar
hartelust dansen op grammofoonplatenmuziek.
Er werd al een reis gemaakt van Düsseldorf naar de Lörelei en
daarna volgde er een van München naar zuid-Beieren. Kortge
leden was Garmisch—Partenkirchen begin- en eindstation van de
TTE (Teenager Twist Express).
De belangstelling ervoor is zo groot, dat kaartjes vgor de trein
zelfs op de zwarte markt worden verhandeld en dat het lied „Twist
auf der Achse" nu al een Duitse topper is.
De Duitse Bundesbahn voert haar devies „plezier bezorgen aan
de jeugd" evenwel niet al te ver door, want aan boord van de trein
is alcoholische drank taboe. Die kan men wel volop verkrijgen in
een andere nieuwe bijzondere treinde Rijdende Wijnkelder, die de
Duitse Spoorwegen heeft laten inrichten voor directies van de be
drijven, die hun relaties eens „anders dan anders" willen ont
vangen.