TOVERSPIEGEL
„Constiglie poezie rond het
oud-Nederlands Kerstlied"
JJV DE KERSTNACHT
KERSTNUMMER
LEIDSCH DAGBLAD
24 DECEMBER 19S4
Unieke rijkdom uit vroeger eeuwen
Joseph houdt haar gezelschap en
omdat „Het hageld", het sneeuwde
en maekte kwaed weer", vraagt hy
Maria, wat ze verder wil.
Maria antwoordt: „Ik bender zoo
moe, laet ons een weinig rusten".
Realiteit
Hiertoe wordt overgegaan en
dan treedt het lied in eèn
realiteit, die contrasterend
werkt op het voorafgaande. Jezus
werd geboren en Joseph moest
Maria bijstaan. Waarschijnlijk veel
later dan in de vroege oorsprong
van het lied, krijgt de tekst een
lokale sfeer. Joseph gaat naar het
riviertje de Leije om water te halen
maar die was toe „vervroren". De
volksmond heeft deze dramatische
situatie er aan toegevoegd; verdere
tekst is een tijdlang zoekgeraakt en
Guido Gezelle vertelt dat hij de
completerende woorden ten leste
heeft verworven en deze strofe in
z'n geheel luidde:
Joseph die moest er om watertje
gaen,
en de Leije toegevroze;
Joseph die sloeg er een
lommetjen in,
al met zijn toebakdooze.
Vol problematisch aanzien is het
lied: „Maria ging zware van kinde"
Het jaar van herkomst valt moeilijk
te bepalen; de melodie verraadt
reeds de gevoeligheid der roman
tische muziek. De tekst zelfs con-
flictmatig en de kommernis met
Maria's positie is groot; maar ook
met die van Joseph.
Maria ging zware van kinde,
En de zwaarheid trok zij haar
Sint Jozef was hare beminde,
En hij wou der van Maria gaan.
Hij docht: ik zal haar verlaten,
Ik en ben er de vader af niet.
Ik zal trekken naar andere
straten',
Eer dat mij meer schande
geschied".
Kerstvrede
Stellig zijn niet alle kerstliede
ren doortrokken van het leed
en de zorg van alledag; er zijn
talrijke die alleen een serene kerst
vrede ademen, zoals het oude lied
uit de 15e eeuw: „Het was een ma-
get uitvercoren", opgenomen in een
der vroegst-gedrukte liedboekjes.
„Een devoot en profitelijck boecx-
ken" uit 1539.
Behalve dit lied subtiel van me
lodie en tekst, vonden tal van an
dere reeds gezongen liederen in
deze oude bundels een plaats. Tot
aan circa 1800 registreerden we
stellig ruim zeshonderd Nederland
se kerstliederen. Ze zijn niet alle
van zo grote schoonheid, dat ze
aan de vergetelheid ontrukt dienen
te worden. Laat ze rusten in de
bundels als „Het prieel der ghees-
telicker melodie", ,,'t Geestelijck
Kruydthof" en zo tientallen weids
getitelde zangboeken.
Maar het goede van melodie en
tekst dienen we te behouden, zoals
o.a. uit „De Gheestelijcke Tortel-
duyve" een bundeltje gedrukt in
1648 in Antwerpen, weldra ook be
kend in de Noordelijke Nederlan
den. Een aparte verhandeling is
nodig om te vertellen, hoe het in
die dagen met schrijven, drukken
en uitgeven van boeken te werk
ging en hoezeer dit laatste aan het
familie-recht gekluisterd lag. Zo
leest men aan de voet van het hier
genoemde bundeltje: „By de Erf-
ghenaemen van Peeter Phalesius",
een typisch voorbeeld van trans
actie van een drukkers-octrooi.
In dit bundeltje vonden we een
lied, dat spreekt voor de zin der
mensen om boven de dagelijkse
zorgen uit te komen en kerstfeest
te vieren in de blijde stemming, die
past bij deze dagen.
Stelt besyden, nu u lijden,
Wilt verblijden, Christenmens.
Muziekhistorici, zowel hier als in
het buitenland verklaren dat de
Nederlanden de grootste schat aan
kerstliederen hebben voortgebracht.
Het ligt in onze Nederlandse aard
om dit nauwelijks te geloven, of
althans te onderschatten. Dat bui
tenlanders ons om dit bezit benij
den, kan wellicht 'n prikkel zijn om
dankbaar gebruik te maken van
deze unieke erfenis, welke onze
voorouders ons hebben nagelaten.
Paul Nipkof hoort en ziet niets
onaangename ervaring in Berlijn
de uitvinder was toen 75 jaar
kende de regering' hem en zijn
vrouw een ere-jaargeld toe. De
Go e the - uni versi tei t in Frankfort
verleende hem de titel „doctor-ho-
noris causa", hij werd ereburger
van zijn geboortestad Lauenburg in
Pommeren, waar hij op 22 augustus
1860 het levenslicht had aan
schouwd en de Berlijnse televisie
zender werd Paul Nipkof-zender
genoemd.
In zijn laatste jaren toonde Nip
kof nog eenmaal zijn geniale
geest. HU was een van de eer
sten om te pleiten voor afschaf
fing van zün eigen uitvinding, de
Nipkof-se schUf. Het was hem al
lang duidelyk geworden dat de
ontwikkeling daar dood liep en dat
men meer moest verwachten van
Wladimir Zworykins vinding, de
kathodestraalbuis. In 1938, op 77-
jarige leeftyd, diende hy nog een
nieuw televisie-octrooi in; het was
zyn laatste. Op 24 augustus 1940
twee dagen na zyn tachtigste ver
jaardag kwam in Berlijn een
einde aan het leven van deze be
scheiden, geniale man, die het
eerste grote geschenk van z«n bril
jante geest heeft gekregen in die
kale, koude kerstnacht, nu tachtig
jaar geleden.
gangers, genieën, die onbekend en
onbemind zijn gestorven en wier
denkbeelden pas na hun dood tot
volle wasdom zijn gekomen. Nipkof
heeft in zyn levensavond wèl er-
(door G. van Ravenzwaaij)
BUITENLANDERS, die Nederland bezochten, nemen de in
druk mee, dat het ons naar den vleze gaat. Er wordt goed
gegeten en gedronken, men kleedt zich redelijk tot luxueus en
voert een welstand, die opmerkelijk is.
Deze woorden zou men veronderstellen voor onze tijd te zijn
geschreven, maar gelden Nederlanders in de gouden eeuw! Een
voudige maaltijden waren toen op z'n minst pannekoeken, wafels
of rijstebrij.
Tal van huisvrouwen raadpleegden voor de meer uitgebreide
tafels, gerenommeerde kookboeken, als ,,De Verstandighe Koek
of Sorghvuldige Huyshoudster" ofwel het evenvuldige gekochte
boek ,,De Borgelyke Tafel, om lang gesond sonder ziekten te
leven" (1683).
Maar niet alleen in het huisgezin genoot de dagelijkse maaltijd
élle aandacht, ook in inrichtingen e.d. Zo wordt verhaald dat de
zieken in het Dolhuis in Utrecht op voorname christelijke feest
dagen werden onthaald op ,,1 coeck met 2 kannen wijns". Voor
deze gulheid van vooraanstaande Utrechters werd de bedeelden
voorgehouden hun begunstigers in gebed te gedenken, opdat God
hun een „godtlick eerlick leven ende een salich sterven" zou
geven.
Brood en bier
Terecht mag men hieruit aflei
den dat de schenkers van al dit
goede, zich zelf niet in mindere
mate bedachten. Zij genoten een
middagmaal van twee of drie gan
gen; de ouderen onder hen ver
oorloofden zich na deze „noen-
stick' 'n stevig dutje, maar een
maal wakker geworden zetten zij
de vreugde van het eten voort met
het nuttigen van een paar sneden
brood met warm of koud bier.
Des avonds volstond men met
kliekjes van het middagmaal of
bierpap, nl. brood geweekt in bier,
maar ook wel rijstebrij.
Met deze tekening van
maatschappelijke orde, kan men
zelf het gemiddelde maal van de
eenvoudige ambachtsman bepalen;
als regel wist deze zich met zijn
gezin goed aan tafel te voorzien.
Het kan ons niet verbazen dat
schilders vele malen eetpartijen tot
onderwerp kozen voor hun konter
feitsels.
Brueghel deed dit met zijn boe
renfeesten, anderen, zoals Comelisz
Antonisz portretteerden schutters
maaltijden en met goed voorziene
dis en ook de ryken lieten zich
gaarne met hun gezin schilderen,
gezeten aan een tafel van epicuris-
tisch aanzien.
Het heeft de van origine Hon
gaarse socioloog Arnold Hauser in
zijn „Socialgeschichte der Kunst
und Literatur er o.a. toe gebracht
de sociale en economische situatie
van de Noordelijke en Zuidelyke
Nederlanden te typeren als Vlaam
se en Hollandse barok.
De kerstfeestvieringen kregen in
dit opzicht 'n bijzondere toets al
is 't niet iets specifieks der Neder
landen geweest, want in Scandina
vië legde men er een extra schepje
op met gekookte varkenspootjes en
bietjes, terwijl Duitsland of Frank
rijk zich evenmin in soberheid van
feestmaaltijden hebben kunnen
doen voorstaan.
Evenwel wenkte geestelijke bezin
ning tot soberheid, en hiervan
vindt men de weerslag in het kerst
lied, dikwijls met merkwaardiger
nuanceringen dan in de beeldende
kunst.
Welgedaan
Een destyds algemeen gewaar
deerde gravure (1581) van
Jan Sadeler (1550-1600), toont
het kerstgebeuren naar deze men
geling van verhevenheid en natu
ralisme. Sadeler heeft de maniëris
tische tendens van zyn tijd eniger
mate laten varen, maar de hierby
gevoegde plaat doet ons zien, hoe
de figuren zonder de langgerekt-
hcld, toch slanker zyn en aldus het
materialistische aanzien ontwijken.
Overigens spreekt de voorstelling
voor zich zelf. Maria voedt het
kind Jezus; ter rechterzyde maakt
'n engel de wieg klaar en links
warmt een andere engel de luiers.
Een derde engel maakt 'n wenkend
gebaar naar de keuken en Joseph
zelf toont op de achtergrond
zyn üver in het timmer-ambacht.
Er heerst een zekere welgedaan
heid. Kiezen we eens een kerstlied
uit deze tyd, dan biykt dat de zan
gers evenzeer hun materiële zorgen
voor het Christuskind tot uitdruk
king brengen;
Herders brengt melk en
soetigheid;
den lieve Jezus legt en schreyt;
hangt uwen lankrock voor de
wind,
den voedstervader sorgt voor 't
kind.
In de volgende strofe is de dichter
op de man af bezorgd voor goed
eten en drinken:
Maria geeft hem suykerpap,
En Joseph brengt hem windelap;
den lieve Jesus kryt van dorst,
zyn moeder geeft hem haere
borst.
Reinheid een bijzondere eigen
schap van ons volk, ook reeds in
vroeger eeuwen noopt de kerst
lied-zanger ertoe te vertellen, dat
terwijl een engel tezamen met
Maria het kind wiegt, moet Joseph
de gehele nacht doorwerken en
maakt zich bijzonder verdienstelijk
waar het vers schrijft dat hy
„wascht de luyers in den gracht".
Opmerkeiyk is overigens dat onze
voorouders weldra het geschieden
van een wonder in het doen en
laten van het Christus-kind willen
waarnemen. Men bezingt dit in de
bekende kerstzang: „Er is een
kindeke geboren op d'aard".
Het is een oud lied, dat enige ge
neraties in het ontwikkelingsvlak
van tekst en muziek moet zyn ge
groeid en tot vandaag een der
meest geliefde gezangen gebleven
is. Het is melodisch zo grijpbaar als
men wensen kan en de herhaling
van de eerstgezongen regels, maken
het lied voor wisselzang by zonder
aantrekkelyk.
Er is een kindeke geboren op
d'aard,
er is 'n kindeke geboren op
d'aard;
't kwam op de aarde voor ons
allegaar,
't kwam op de aarde voor ons
allegaar.
In dit lied leeft nog de geest der
lyriek, zoals de vroeg-middeleeuwse
mysticus Bernard van Clairvaux
deed uitroepen: „O Kindje, wat
hebben wy kinderen toch naar U
verlangd".
Het kind heeft alreeds zorgen,
zegt de tweede strofe:
't kwam op de aarde en 't had
geen huis,
't kwam op de aarde en 't droeg
al zyn kruis.
nu u lij-^sn, w^lt'ver-blijden, Christenmens,
Dansen,springhen,Sonder-rlingnen, Nu ter tijt,
U- we ze-den, Sie wij he-den, Schauwen aen,
KEHS-NACHTLIEDT
Nu Gods saelen,
Schorst u quelen,
Doen van min-nen,
inu pae-len,Lae-tenda-len5'her-ten wensen
Laet u ve-len, Nu vry spe-len, On-ver- mijt.
Bo- ven sin-nen, Ons van hin-nen,Schier ver-gaen.
Geboorte der televisie
TACHTIG jaar geleden zit een schrale student in de
kerstnacht zijn hersens te pijnigen over een probleem, waar
over niemand nog had durven denken.
Het Berlijn van 1883 is in de kerstsfeer gedompeld, klokge
beier klinkt door in de schamele huurkamer, lichtjes van kerst
bomen doen moeite door het kleine, kale raampje binnen te drin
gen een vaag, onwezenlijk schijnsel op de paar armoedige meube
len, maar Paul Nipkof hoort en ziet het niet.
Het restje gloeiende kolen in het potkacheltje hebben nau
welijks invloed op de temperatuur in het vertrek, maar zelfs de
kille huivering die door zijn leden trekt, deert Paul Nipkof niet.
Zijn hoofd gloeit, zijn gedachten wijken geen ogenblik van het
fantastische idee, dat alleen nog maar in sprookjes had bestaan.
Grootmoeders hadden hun kleinkinderen sinds onheuglijke tijden
vertelt van toverspiegels, die het mogelijk maakten te zien wat op
mijlen afstand gebeurt.
De 23-jarige Paul Nipkof weet
echter al sinds de schoolbanken
neen, voelt het eigenlyk alleen
maar dat het sprookje ditmaal
eens werkeiykheid zou kunnen
worden.
Jarenlang heeft de idealistische
jongeman over het probleem nage
dacht, voorzichtig spreekt hy er nu
en dan over met zyn professoren
Helmholtz en Slaby van de Berlyn-
se universiteit. Zy lachen hem uit,
maar hy biyft koppig vasthouden
aan zijn idee, net als die andere
genieën uit vroeger eeuwen, die hun
tyd ver vooruit waren en die tydens
hun leven niets dan onbegrip en
hoon oogstten. Wetenschapsmen
sen, die van de algemene begrippen
en normen afwykende meningen
verkondigen, komen in 1883 niet
meer in de gevangenis of op de
pynbank, doch zy zyn nog wel ge
doemd tot de eenzaamheid.
Dan, ln die bewuste kerstnacht
op de derde etage van Philips-
strasse 13a, breekt by Paul
Nipkof plotseling het licht door. Hy
snelt opgewonden naar de kast en
begint koortsachtig in zyn vroegere
aantekeningen te bladeren. Door 'n
plotselinge ingeving is hy thans
héél dicht by zyn ideaal: het ver-
wezenlyken van de toverspiegel of
in nuchtere wetenschappehjke be
woordingen: een elektrische tele
scoop, die kan laten zien wat ergens
anders gebeurt. De televisie is ge
boren!
Nog wel in haar meest elemen
taire vorm en op papier, maar hel
der tekenen de mogeiykheden zich
in Nlpkofs geest af. Zoals Graham
Bell, de uitvinder van de telefoon,
er in 1876 in slaagde geluidstrillin
gen via de draad over te brengen,
zo wilde de jonge Nipkof hetzelfde
doen met het samenspel van licht
trillingen, dat in het menseiyk oog
het beeld vormt van een zichtbare
gebeurtenis.
Het geniale idee, dat hy ln 1883
als een kerstgeschenk ontvangt, is
een schyf, een draaiende schyf met
in spiraalvorm geschikte gaatjes,
waardoorheen een dunne lichtstraal
op het over te brengen beeld valt
en, terwyl de schyf beweegt als
een lichtpenseel, punt voor punt
het beeld aftast. De lichte punten
zullen méér licht weerkaatsen dan
de donkere en die helderheidsver-
schillen zullen op de plaats van
ontvangst tot uiting moeten komen
in sterkteverschillen van stroom-
impulsen, die daar een lichtbron
sterker of zwakker moeten laten
branden.
geen enkele gelykenis meer ver
toond met byvoorbeeld de „Won-
dertrommel" van Simon Stampfer,
maar toch werd de omschrUving
van alle elementen, die tot op he
den principieel zyn voor de tele
visie in Nipkofs octrooi-aanvraag
neergelegd.
Ook Nipkof bleef de tragiek van
iemand, die zyn tyd ver vooruit is,
niet bespaard. Hy heeft nooit een
cent aan zyn octrooi verdiend. De
rechten tot toepassing waren al
lang vervallen voordat iemand er
over peinsde er praktisch gebruik
van te maken. Dat is pas gebeurd
omstreeks 1924 dus veertig jaar
later toen de ether-telegrafie van
Marconi bekend was geworden en
de elektronische fotocel en de elek
tronische versterking waren uitge
vonden. Daarom geldt voor velen
de Schot John Logie Baird als de
werkelyke uitvinder van de televi
sie. Hy slaagde er in in 1926 de
eerste demonstratie van werkelyke
Geschenk
de
van briljante
Nipkofschijf
En als men die lichtbron daar
opstelt achter weer zo'n van gaten
voorziene schyf, die zuiver syn
chroon met de eerste draait, dan
zal het beeld dat men te zien
krygt de weergave zyn van het ori
gineel. Om zich een denkbeeld te
kunnen vormen van de durf en
breedheid van visie van de student
Paul Nipkof, dient men zich te re
aliseren, dat in die tyd de radio
nog niet bestond en dat zelfs de
bioscoop nog niet was uitgevonden.
Daar zouden Edison in 1891 en Lu-
mière in 1895 pas voor zorgen.
We keren terug naar het ongezel
lige kamertje in de Philipsstrasse.
Paul Nipkof is opgetogen over zyn
ontdekking, maar om de kerstdagen
verder feestend door te brengen,
ligt niet in zyn aard en bovendien
ontbreken hem de contanten. Hy
besteedt de dagen aan nieuwe bere
keningen en proefnemingen. Na en
kele dagen het nieuwe jaar is
reeds byna aangebroken vertelt
hy het resultaat van zyn bevindin
gen aan zyn verloofde. Stoute ge
dachten als het zichtbaar maken
van iets, dat zich ergens anders be
vindt, gaan haar natuurhjk ver te
boven en haar reacties stellen Paul
Nipkof dan ook erg teleur. Toch is
zy bereid hem twintig mark te le
nen. Dit geld heeft de jonge uit
vinder nodig om een octrooi-aan
vrage in te dienen. Het octrooi-bu
reau verwyst de „Nipkof'se schyf"
niet naar het rijk der fabelen en
schrijft de vinding in onder num-
Deze Nipkof-se schyf is thans
een geheel verouderd en ver
laten hulpmiddel in de tele
visie, even goed als het moderne
projectie-apparaat in de bioscoop
radio-televisie te geven, maar hy
maakte by zyn experiment gebruik
van de Nipkof-se schyf.
Nipkof heeft zich overigens in
zyn latere leven geen zorgen be
hoeven te maken om de schuld van
twintig mark, die hy van zyn ver
loofde had geleend en die hun
rente niet hadden opgebracht. Hy
kreeg een goede baan als ingenieur
by de Duitse spoorwegen en vergat
jarenlang de televisie-problemen,
die hem met als hoogtepunt die
bewuste kerstnacht van 1883 zo
hadden geïntirigeerd. Zelfs in zyn
vrije tyd was de televisie uit zijn
gedachten gebannen en besteedde
hy voornamehjk aandacht aan de
vraagstukken van de vliegtuigtech
niek.
Paul Nipkof was de zestig al ge
passeerd toen hy weer terugkeerde
tot zyn oude liefde: de televisie.
Hy verwierf op dit gebied zelfs
weer enkele patenten, maar hy
bleef nog lang de grote onbekende,
als het ware de aartsvader, die niet
meer gekend wordt door zijn nyve-
re zonen, hoewel zy alle kennis aan
hem te danken hebben.
Dit wordt treffend geïllustreerd
door het volgende voorval uit Nip
kofs leven. In 1930 bezocht hy een
grote Berlynse radiotentoonstelling,
waar men televisie demonsteerde
met gebruikmaking van de Nipkof-
se schyven. zyn hart ging open
toen hy zyn eigen geesteskinderen
zag en hy overstelpte het bedie
nend personeel met vragen. Men
begon hem nogal opdringerig te
vinden en lachte hem zelfs in het
gezicht uit toen hy uitriep: „Maar
ik ben de uitvinder van uw appa
raten.
Niettemin heeft Paul Nipkof veel
voor gehad op vele van zyn voor-
kenning gevonden, vyf jaar na de
Bewonderend wordt gezegd dat
't Christuskind „oogjes zo zwart als
laget" heeft, dat wil zeggen git
zwart, doch daarna geschiedt het
wonder
'At uit een pannetje, 't Maakt
hem niet vuil,
en 't viel op de aarde en 't had
er geen buil.
Veelal wordt deze strofe niet ge
zongen, maar het betekent een ge
mis aan de zin van dit lied. Er
hoort een wonder by
Mededogen
Behalve dat men zich bezorgd
maakt heeft het mededogen
voor het kind een zéér grote
plaats in het hart van de kerstlied
zangers.
Hoe leyt dit kindeken hier in de
kouw,
siet eens hoe alle zyn ledekens
beven,
siet eens hoe dat het weent en
krijt
Den hagel en den sneeuw,
den sturen noorden wind;
eyclaes is dat niet hert, voor
sulck een teer jonck kind.
De Nederlandse dichter der vori
ge eeuw, Alberdingk Thym, voegt
gegrepen door deze tekst, er de
woorden aan toe:
„Die 't a-1 bekleedt, die ligt hier
naakt en bloot".
In het oude Nederlandse lied,
heeft ook Maria een gevoelvolle
plaats by de kerstlied-dichters. Het
is treffend, hoe zeer de menselyke
toon wordt betracht. Zo klinkt
reeds in de 17e eeuw, misschien wel
vroeger het vers: „Maria die soude
naar Bethlehem gaan".
teer,
en swygt doch stil sus sus en
krijt niet meer.
De herders worden erby geroe
pen om te spelen met het kind en
ook de engelen dienen zich voor
het zingen van een lied by een te
scharen. Iedereen stemt in met de
slotzin: na, na, na,en maakt
Christus' geboorte tot een mysterie,
verheven boven het aardse.
De koude van het winters jaar-
getyde, dat het kind belaagt, speelt
een grote rol in het kerstlied, zoals:
Al ween dit soete kind, 't en is
voorwaer geen wonder,
De kouw die speelt hierin,
van boven en van onder,