Oude j' azz-op-kerkorgel DE SC HET LIJNTJE NAAR ...WAARHEEN? CHOOLJEUGD ,jONDERI /M IC/'" KUNSTSCHILDER JAZZ op l.p., e.p. en single meer contact? Aan alle eersteklassertjes JW- lezers schrijven Hoeveel keer als de trein er in ijlvaart aan voorbijschoot, heb ik me al niet afgevraagd: „Waar gaat dan lijntje heen?" Nooit ben ik het te weten gekomen en ik wil het niet weten ook. Het is zo maar een zijlijntje, enkelsporig en verroest, dat zich na een kromming verliest in de bossen. Zo maar een zwierige krul aan het strakke stramien, waarover echte treinen rijden. Misschien heeft jaren geleden een spoorwegarbeider dat lijntje aangelegd uit pure speelsheid, zo als de middeleeuwse torenbouwers hun fantasie uitleefden in de beeldjes op de trans. Misschien was- ie alleen maar dronken en tijdelijk uit de koers geraakt. Toen hij weer nuchter werd, is- ie ijlings teruggekeerd van de dwalingen zijns weegs naar de hoofdlijn. Maar intussen ligt daar dat lijntje. Een vergissing, een versier sel, een „omdat-ik-er-nou-eens-lol- in-had". Doet er niet toe. Het wijst ergens heen, maar naar wat of wie? Paulus de boskabouter, Winnie de Poeh? In elk geval buiten het be reik van Veronica, de zuilen, Zwols- man of de R.E.M. Het lijntje gaat naar.anders, naar niet confe rentie om zo laat in Groningen of lezing om weer anders laat in Maastricht. Ik denk, dat ze daar wachten achter de kromming op een treintje, dat nooit komen zal. Dat weten ze natuurlijk zelf ook wel, daar in dat „waarheen?". De wereld mag dan geen wachtkamer zijn, daar zal wel alles wachtka mer zijn. Vol verwachting klopt hun hart, achter de bocht van het lijntje. U denkt natuurlijk, dat ik niet helemaal nuchter was, toen ik dit schreef. Geen sprake van. Ik was namelijk helemaal niet nuchter en hoop het nooit te worden ook. Daarom hebben ze me ook niet op genomen in de directie van de N.S., want daar gaat het om rendabele lijnen, met begin- en eindpunten en niet om lijntjes zomaar naar nergens. Beste directie van de N.S., beloof me nu één ding! Voor mijn part breken jullie de lijn Amste- dam-Ventimiglia op, maar laat dat lijntje liggen. Waar het ligt, kan ik jullie echt niet zeggen, dat weet ik niet meer. En ik kom ook nooit in de directie, omdat je dan niet langer mag houden van een doel loos lijntje, een zomaarlijntje met bestemming., waarheen?. Marthe v. <L Grint (22). Oegstgeest. Jaap Stellaart houdt niet van publiciteit. De kunstschilder in de molen zonder wieken in Zaandam houdt zijn leven als artiest het liefst voor de weetgrage buitenwacht verborgen. Geen mens hoeft te weten hoe zijn abstracte werken worden geschapen. Hij houdt er geen formules op na: geen vaste leefregel en slechts vaag omlijnde ideeën als het aankomt op zijn schilderkunst. Wie zijn molen „De Os" aan de Zaan wil bezoeken, is welkom. Hij wil ook nog wel vragen beantwoorden, maar zijn kunstenaars ziel bloot leggendat nooit. kunstenaar. Ik wil gewoon ■maar een schilderij maken. Ik wil mezelf oplossen, als mens en als rebus". STELLAARTS VROUW: „Ja, je wilt je grote twijfel oplossen". STELLAART: „Misschien moet ik wel naar de psychiater, ik weet het niet". SCHOLIER: „Komt het wel voor, dat u aan meer dan één doek bezig bent?" STELLAART: „Ja, zelfs aan zes of zeven tegelijk. Dat is een mooie bezigheid om me soepel te houden". SCHOLIER: „Heeft u les gehad op de een of andere acade mie?" STELLAART: „Ja, drie dagen, en ik vond die dagen veel te lang duren". SCHOLIER: ,JIeeft u geen di ploma's van 't een of 't an der?" STELLAART: „Het spijt me echt, maar ik kan je geen en kel diploma van 't een of 't ander overhandigen" SCHOLIER: „Hebt u een voor keur voor het werk van een bepaalde kunstschilder?" STELLAART„Ja de werken van Kees v. Dongen en Rem brandt zeggen me veel". SCHOLIER: „Wat waardeert u dan in hun werken?" STELLAART: „Ach, in laatste instantie weet ik daar eigen lijk helemaal niets van". SCHOLIER: „Wat denkt u van pop-art?" STELLAART: „Daar kun je niets van denken". SCHOLIER: „Houdt u van mu ziek?" STELLAART: „Ja, van de wer ken van Bach. Die zijn zo gaaf, zo volmaakt, dat ik be- Op aanraden van de Zaandamse Gemeenschap en op een paspoort voor culturele jongeren heeft een tiental kunstminnende scholieren een bezoek gebracht aan Stellaart, die al ruim twintig jaar de penseel hanteert. De schilder zei het aar dig te vinden dat een aantal jon geren zijn werk kwam bezichtigen, maar men kon zich toch niet ge heel aan de indruk onttrekken, dat hij zich lichtelijk opgelaten voelde. Wij willen hier een indruk geven van het vraag- en antwoordspel tussen de twee partijen: de school jeugd en Stellaart. SCHOLIER: „Is het erg moeilijk zo'n abstract werk te ma ken?" (stilzwijgen, tot het be nauwend werd) STELLAART: „De moeilijkheid is om een totaliteit te verkrij gen van kleur en vorm. De vorm is voor mij het belang rijkst. Hieronder versta ik de omsluiting van een bepaald stukje „luchtledig". Je kunt een schilder met een compo nist vergelijken. Ik begin met een akkoord, tot dit lang zaamaan uitgroeit tot een compositie SCHOLIER: „Waar begint u dan?" STELLAART: „Middenvoor." SCHOLIER: „Heeft u al uw werk afgemaakt?" STELLAART: ,jlls ik er maar één af had, konden ze mij morgen begraven. Dan zou ik mijn doel hebben bereikt". SCHOLIER: „Kunt u zich uiten in zo'n schilderij?" STELLAART: „Uiten? Uiten doe je ergens anders. Ik ga al mijn rottigheidjes niet op het doek vertalen. Begrijp me goed, ik ben geen stemmings- roerd word als ik ze hoor. Ik voel me meer verwant met de Beatles dan met Bach. Hij was té volmaakt". SCHOLIER: „U werkt al zo'n kleine kwarteeuw als kunste naar. Heeft u in financieel moeilijke tijden nooit 't plan of idee gehad uw carrière op te geven?" STELLAART(Na enig peinzen en met tegenzin) „Ja, dat heb ik. Ik geloof, dat iedere kun stenaar dat op een gegeven ogenblik heeft. Die centen zijn zo verdraaid belangrijk. Gelukkig is het er nooit van gekomen". Dheo Na deze avond vol vragen en on verwachte antwoorden zijn de kunstzinnige jongeren de twee steile ladders van de molen afge daald. Naar de begane grond; de gedachten van de jeugdige bezoe kers waren die avond al genoeg zwevende geweest. En dat is nu juist iets waarop Jaap Stellaart in het geheel niet gesteld is Overgenomen uit „De Typhoon". Tegenwoordig horen we er niet meer van op, als er op een orgel jazz wordt gespeeld, al is het aantal specialisten op dit terrein nog spaarzaam. Niette min is het conventionele orgel lange tijd beschouwd als een in strument dat zich moeilijk leen de voor de ritmen en vooral de sfeer van de jazzmuziek. De eer ste die deze ban ophief, was de predikantszoon Thomas „Fats" Waller, die welisivaar in hoofd zaak als pianist bekendheid heeft gekregen, maar daarnaast een grootmeester op het kerk orgel loas. De langspeelplaat „Fats at the Organ" brengt veertien in 1927 en '28 gemaakte opnamen van de toen ongeveer 22-jarige Thomas. In de helft van deze nummers, waarvan de meeste nooit eerder zijn uitge bracht, horen we Fats alleen en in de andere helft samen met de Thomas Morris' Hot Babies. De op namen met de Babies (comettist Moris, trombonisten Charlie Irvis en James Archey, drummer Eddie King en gitarist Bobbie Leecan) zijn de gezelligste, maar we prefe reren toch de solonummers, met name „St. Louis Blues", het prach tige „I ain't got nobody" en het ingetogen „Lennox Avenue Blues", dat oorspronkelijk „Church Organ Blues" heette. Het is verrukkelijke muziek, waarin de klankkleur van het orgel, gebouwd op aanwijzin gen van de Wurlitzer-pionier Craw ford, goed tot zijn recht komt: want anders dan een modernist als McGriff offert Waller niet alles aan het ritme. Men hoort op deze LP Fats trou wens niet aJlleen als organist en even als pianist, maar ook als zan ger. „Red Hot Dan" bevat een scat- chorus, die als zijn eerste vocale werk kan worden beschouwd. Aparte vermelding verdienen voorts de geïnspireerde bijdragen van Ar chey en Leecan. (RCA Victor RD-5799). Louis van Dijks eerste langspeel plaat is dezer dagen versohenen. Er staan acht stukken op. Vier ervan speelt hij samen met Jacques Schols, bas, en John Engels, drums. De overige vier worden door dit trio gespeeld samen met de vibrafonist Carl Schulze. Uit een vergelijking van deze plaat met de e.p. die Louis enkele jaren geleden maakte, is de con clusie te trekken dat Louis nu wat bezadigder tegenover zijn muziek staat. Het is allemaal wat minder wild, meer doordacht en geraffi neerder. Louis speelt vaak samen met Carl Schulze. Schols en En gels zijn ook geen onbekenden voor hem, want gedrieën hebben ze een serie radioprogramma's achter de rug. Het doordringende geluid van Louis stelt Engels in staat, zich volledig uit te leven, zonder er bang voor behoeven te zijn, dat hij Louis overspeelt. Bassist Schols valt vooral op in „Hilda's Uneven Mood", geschreven door Louis. Dit nummer begint en eindigt met een thematische bassolo. Twee stukken worden gespeeld in driekwartsmaat: .Minuet Circa 61" (van Bob Brookmeyer) en ,31ue- sette (van L. van Dijk). Het zijn leuke melodietjes met een eenvou dig thema. De conservatoriumoplei ding van Louis komt vooral tot uit drukking in „Nicolette", dat hij ook zelf schreef en dat bijna een klas siek piano-werk is. Verder zijn te beluisteren: ,31ues for Robin-Mark" (van Jacques Schols).Blues for Carl" (van Louis van Dijk), „What is this thing called love" en „That's all". De stukken zijn goed gekozen, worden vertolkt door uitstekend op elkaar ingespeelde musici, bevatten geen experimenten maar onmiddel lijk aansprekende muziek, kortom t CBS 62411 is een aanwinst voor de Nederlandse jazzdiscotheek. Speciale editie van de Naprater, schoolkrant van het Christelijk Lyceum in Leiden EVD. DEZE mue, Wmlrom niet PROBLEMEN Veel scholieren zeggen 's och tends voordat zij naar school gaan: „Bah, weer naar school". Maar echt vervelend hebben zij het daar be slist niet, op enkele uitzonderingen Dat woord „school" is bij de scho lier nogal veelomvattend in derge lijke gevallen. Meestal wordt huis werk bij dat ene woord inbegrepen. En huiswerk, dat Is de grote last- ^Welke schoolgaande jongeling is niet geregeld zijn minder fraai vo- Ook wij, geachte lezers en lezeressen, zijn op onze beurt uitgenodigd om een deel van de rubriek „Jouw Wereld" voor on ze rekening te nemen. Wij zijn zeer ingenomen met deze gele genheid eens in een dagblad te schrijven en U in contact *te brengen met onze schoolkrant „de Naprater". De Naprater bestaat negenen twintig jaar en heeft zoals de meeste schoolkranten zowel hoogtepunten als dieptepunten gekend. Hij heeft echter gedu rende zijn bestaan immer ge poogd niet na te praten, wat U uit de nadm niet zou kunnen opmaken. Ook in deze speciale editie hebben wij gestreefd naar origi naliteit. De redactie hoopt V met deze aflevering van „Proef werk" enig leesgenot te ver schaffen. Redactie „de Naprater". cabulair aan het spuien wanneer hij weer het vooruitzicht heeft, om direct na schooltijd door te gaan met zijn huiswerk? Wanneer je in de eindexamenklas zit, blijft er to taal geen tijd meer over om iets aan ontspanning of het bedrijven van sport te doen. De eindexamen klassen hebben op onze school slechts één uur gymnastiek per week en er zijn zelfs klassen die 1 uur in de 2 weken gymnastiekles hebben. Aan geestelijke vorming wordt dus streng de hand gehouden, maar lichamelijke opvoeding wordt min of meer over het hoofd gezien. Dit alles is niet het gevolg van onwil op onze school, maar de oorzaak ligt in een andere hoek, n.L het tekort aan gymnastiekruimten. De moge lijkheid om dit tekort weg te wer ken, moet bestaan. Maar wat ons, scholieren, nog meer interesseert, is dit: wanneer treedt de nobele geest in werking die medelijden met ons heeft en te vens de kracht bezit om een nieuw schoolwerksysteem te ontwerpen, dat huiswerk uit de wereld helpt? Dit wezen zou prompt als nationale held vereerd worden. Dat is zeker. Iets anders waar wij ons over er geren is de eventuele vrije zaterdag. Enkele hogere instanties houden zich bezig met een vijfdaagse werk week voor scholieren. Op sommige scholen is dit reeds ingevoerd, maar het is ons niet bekend, of het ook al op middelbare scholen wordt toe gepast. Op onze school zijn welis waar enkele kassen die 's zaterdags vrij hebben, maar dat is een nood maatregel. Wat zou een vijfdaagse werkweek voor ons tot gevolg heb ben? Men zou de uren, die wij voor heen op zaterdag hadden, aan de andere werkdagen toevoegen, wat tot gevolg heeft, dat 's middags minder tijd overblijft om het huis werk te maken. De hoeveelheid huiswerk zou dan uiteraard ook toenemen. Dat zijn belangrijke na delen. De vrije zaterdag zou hier als enig voordeel tegenover staan! Op iedere school is een groep leer lingen, die zich met deze problemen niet bezighoudt en zich er ook niet mee bezig dient te houden. Deze groep leerlingen is menigmaal het slachtoffer geweest van sadistische trekjes der „hogere-klassen". Hier volgt dan een „laatste waar schuwing" voor jongelieden die op onze school tot deze groep behoren, of zich er eventueel volgend jaar bij willen voegen. Waarom is er op school niet meer contact op sport- of ander gebied tussen leerkrachten en leerlingen? Waarom beperken wij ons tot een schaarse voet- of volleybalwed strijd? Zijn er dan niet meer mo gelijkheden? Zeer zeker wel! Maar wij benutten ze niet, omdat we niet durven. Waarom? Zijn de leerlin gen bang dat het gezag in de klas ook buiten de klas zal gelden? Zijn de docenten bang dit gezag geheel te verliezen? Schamen allen zich? Kom, kom, niet zo benauwd! Kun nen we niet enkel langs deze weg een betere verstandhouding onder ling kweken? Moeten we daarvoor niet enige risico's lopen? Ja! Berichten van andere scholen in den lande zijn zeer hoopgevend. Is 't niet zo, dat na geregelde pols- stokhoogspringwedstrijden voor le raren boven de 50 en gymnasiasten in een school in het oosten van het land. de klassevertegenwoordi gers plotseling „oom" tegen de rec tor mochten zeggen? Of dat enige leraren met enkele leerlingen ge regeld samen gaan biljarten na een gezamenlijke kruipwedstrijd op een h.b.s. in Brabant? Sterker nog, dat na een modeshow door de lerares sen van een lyceiun in Groningen een jongen zijn lerares Engels uit nodigde voor een fuif en deze nog toestemde ook? Kan dit niet bR ons op school? Zijn wij te conservatief? Zijn wij nog niet rijp genoeg om „oom" te gen de rector te zeggen? Ervaring zal ons dit leren! Laten wij in elk geval pogingen in het werk stellen, door middel van wedstrijden of an dere activiteiten, de band die ons allen bijeenhoudt, te verstevigen! Laten wij een Miss Brill onder de leraressen moderne talen kiezen; kunstrijden op de schaatswedstrij den voor klas 1 èn voor leraren langer dan 1 meter 85 organiseren, paalklimmen voor concierges en klasseboekdragers, of koekhappen voor docenten wiskunde! Laten wij iets doen! Iets! Wie weet zullen onze kinderen er pas van profite ren, misschien wR zelf al. Wie weet, komt er een tijd, dat wij leraren achterop naar de bus brengen of zij ons 's morgens 8 uur komen op halen, dat we samen 's avonds gaan klaverjassen of naar de bios gaan en dat we leraren van 25 Jaar of Jon ger bR hun voornaam mogen noe- Laten we in ieder geval hiervoor een gezonde basis leggen door meer onderlinge contacten. WAAROM NIET? .Ja, begin nou maar niet zo'n bek op te zetten, jullie zRn eersteklassertjes en niks anders. Het is nou bijna drie maanden geleden, dat jullie met zeven kleuren in je broek hier op school kwamen, jullie hebben 'n beetje rond mogen dartelen op 't plein, wij hebben zelfs oog luikend toegelaten dat jullie tegen een dü van een hogere klasser bent opgelopen, maar t stelt nog steeds niks voor. 't Is trouwens opmerkelijk, dat hoe kleiner jullie worden, hoe meer babbels jullie krijgen. Dan was dat In mijn tijd anders. In de maat op 't plein rondlo pen of braaf op een bank zitten tot de bel ging en dan In gaar keukenformatie naar binnen. Een buiging voor de concierge, die overigens met Excellentie werd aangesproken, en dit slechts in uiterste nood, doodstil in de gangen, schoenen uit voor het naar binnengaan en de meegebrachte pantoffels pan, met naam, nummer en de kreet: „Den Rector Heil" er op gebreid. Bij telaatkomen een dracht stok slagen en bij eru»1 gestuurd worden gratis voetreis naar Rome. Die tijden kennen jullie, helaas niet. Toen werd je hard, jullie zijn week. Toen werd Je wijs, jullie kletsen alleen maar, zoals die ouwe Cicero al zei: „Contra verbosos noli contendere verbis: sermo datur cunctis animi sa- pientia paucis". (Je moet met woorden nooit strijden tegen praatzieken; spreken is aan al len gegeven, maar wRsheid van de ziel slechts aan weinigen). Volgend jaar zijn jullie tweede klassers. Men zegt dat wijsheid met de Jaren komt. Laten we het in jullie geval hopen. We blijven aan het waarschu- Volgend jaar gaan we schoppen. V-_ -V NACHT VOOR HET EINDEXAMEN Formules dwalen door mijn hoofd Mijn hersens zijn gekookt, gestoofd, Door wortels en kwadraten, En alle acecaten. De stelling van Pythagoras (die eens een groot geleerde was) Komt zich aan mij vertonen En splitst daarna in ionen. De brug van Wheatstone torent hoog, Ik meet r4, met rollend oog. Ik zie ampères stromen Teruggebokst door Ohmen. Oh grote Q, oh kleine g! Waarom heet snelheid toch Vt? St is zwavel plus, oh neet Het is alleen maar V x t Oh, cosinus en sinusregel. Oh afgeknotte houten kegel. Wat kan je oppervlakte zijn? Dettha's, oneindig klein, Vormt met veel een intregaal Zout plus H, van zuur plus staal X die helemaal te voet, Van min naar plus oneindig moet, Volgt daarbij de tangenslijn, Dat moet wel vermoeiend zijnt Coulomb en Joule roepen: ,JIatI Daar gaat-ie met versnelling a!" De y de log van y, min één, Is nul, Nu zie ik nog alleen, Een punt een lijn Ga weg, verdwijn!t Een roerstaaf hamert in mijn hoofd Een bunsenbrander wordt gedoofd. De stop springt van een grote fles; Ik ruik de stank van H2S. Een buisje springt met dof geluid; Een flits van vuur De droom is uit. EEN GEPIJNIGD BREIN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1964 | | pagina 7