Metropool en toch hei grootste Europese dorp heeft nooi betere tijden gekem DE LAATSEN DE EERSTEN Intiem karakter getuigt van smaak ANATOMIE VAN WENEN ALS STAD Zaterdag 19 september 1964 Pagina 2 (Van onze Weense correspondent) Elke grote stad die organisch is gegroeid, heeft een eigen gezicht, een afzonderlijke anatomie en daardoor een onmisken baar karakter. Het oude middeleeuwse centrum vormt de kern, die niet alleen architectonisch het waardevolst is, maar ook het gezelligst. De straten in het oude Weense centrum zijn doorgaans zo smal, dat men nauwelijks bemerkt hoe prachtig soms de puien van de paleizen zijn. Zonder een stedekundig bouwplan zijn hier de straatjes en stegen op natuurlijke wijze vanuit de kern gegroeid en de goede smaak van vroeger zorgde er voor dat het toch geen wanorde werd en dat er iets intiems ontstond. Wijk - trots in volksbuurten Een goed voorbeeld is het com plex rond de middeleeuwse kerk Maria am Gestade. Deze kerk ligt als 't ware vastgeklemd tussen de huizen en toch bleef het uitzicht op de kerk bewaardomdat een trap het hogere stadsniveau met het lagere verbond. Het geheel maakt een schilderachtige indruk, vooral omdat de kerk niet in de- zélfde lijn ligt als de trap. Bo vendien vormen de middeleeuwse huizen rechts een sierlijke bocht, die de functie van een coulisse schijnt te vervullen. In tegenstel ling met het moderne kantoorge bouw aan de overkant, dat stroef en hard is. Er bestaat in Wenen een apart wijkbesef, verbonden met een wyk- trots. Nozems uit de volkswijk Her- nals gaan er prat op dat ze daar zijn geboren en het speciale Her- nals-dialect foutloos beheersen. Al leen een geboren en getogen We ner herkent dit dialect. Voor een buitenlander blijft het platvloerse taal met een sterk ordinaire in slag. Toch is er een schrijver, A. C. Artmann, die in dit dialect een dichtbundel heeft geschreven. Wie deze verzen kan lezen, wat niet gemakkelijk is, omdat de uitspraak in een gecompliceerde fo netiek is weergegeven herkent daarin een werkelijke dichter, die zowel de koude berekening en de wreedheid als ook de hartelijkheid en hulpvaardigheid, zelfs poëtische inslag en de sentimentaliteit van déze wijkbewoners tot uitdrukking wist te brengen. Het is een Weense „Maria am gestade" is niet loodrecht op de trap geprojec teerd. (br. 10 cm). horen bij elkaar/ zoals twee prui men zijn/ van dezelfde boom". Gezellige en saaie straten Er zijn nu eenmaal straten die iedereen gezellig vindt, zonder te weten waarom. Later blijkt dat zij uit de organische groei van de stad zijn ontwikkeld en hun vorm niet te danken hebben aan passer en lineaal. Daar vindt men nog pleintjes met bomen, een gezellig hoekje, een speelse pui en een sierlijke bocht uit een tijd toen men nog niet aan een rooilijn dacht. Een van de gezelligste Weense straten is de Josephstadterstrasse, waar men niet alleen leuke ingebouwde hoekjes en grillige bochten ontdekt, doch waar men op weg naar de binnenstad altijd uitzicht heeft op de fijne spitse toren van de Stephanskerk. keistraat toch alle geuren van de Kahlenberg en het Wiener Wald. In deze zevende wijk zijn tevens alle meubelhandelaars geconcen treerd, wat ook nog een overblijfsel is uit de tijd van de gilden. Hier liggen nog altijd tientallen van meubelzaken broederlijk naast el kaar zonder een spoor van concur rentie of broodnijd. In de derde wijk die gedeeltelijk door diploma ten wordt bewoond, vindt men de beste piano-fabrieken bij elkaar, terwijl vrijwel de gehele textiel- groothandel in de eerste en tweede wijk bij het Donaukanaal is geconcentreerd. Deftig Hietzing Er zijn natuurlijk ook deftige wijken in Wenen. Een van de voornaamste is Hiet zing, een riante villawijk. Be vroegere fabrikanten die aan vankelijk nog in de binnenstad bij of boven de zaak woonden, lieten hier pompeuze villa's bouwen die op een groot gezin en op veel per soneel berekend waren. Wie hier geboren en getogen is, laat dit blij ken door een aparte manier van spreken, waaraan men dadelijk de Hietzinger herkent. Speciaal gymnasiasten gaan er trots op en zij beschouwen hun uitspraak als een soort Oxford- Duits, kenbaar aan een nasaal bij geluid en het rekken van bepaalde klinkers. Volgens de Hietzingers zou Keizer Frans Josef ook zo heb ben gesproken. In ieder geval is het goed verstaanbaar en zeer wel luidend, alleen een beetje gezocht en daarom nog altijd graag op het toneel gebruikt voor oudere dames of heren uit de „betere stand". De bewoners van Hietzing zijn trots op hun wijk, op hun taal en hun villa's, ook al worden die niet meer door een enkele familie bewoond. Uiterlijk gezien is het een prach tige wijk met grote tuinen rondom de langzaam ouderwets werkende villa's, met veel torentjes, afdakjes en onvermijdelijke balkons. Het voordeel is dat men hier aan de rand van het Wiener Wald woont,, zodat men altijd uitzicht heeft op de beboste bergglooiingen. Ook deze wijk heeft zijn eigen schrij ver gevonden in de persoon van de meeste bekende Oostenrijkse ro mancier H. von Doderer, die zijn „Daemonen" in deze wijk laat spe len. Wie deze roman (van meer dan 1000 bladzijden) leest en dit gedeelte van Wenen kent, be wondert het vakmanschap waar mee deze schrijver deze wijk tot achtergrond van een aantal men senlevens heeft weten te maken. Deze gestalten zijn zo sterk met hun omgeving vergroeid dat zij het volmaakste Hietzings spreken, ook al loert er een onheilspellend verval achter de mooie pui. Wahring en de wijndorpen Dezelfde schrijver heeft nog een andere Weense wijk beschreven, namelijk Wahring of de 9e wijk die een beslissende rol speelt in zijn roman „Strudelhofstiege". Maar dat is dan ook het enige ge deelte dat de aandacht verdient, want de rest van deze wijk is een agglomeraat van karakterloze hui zen en saaie straten. Een uitzon dering vormt het paleis Lichten- stein, maar dit is eigenlijk geen organisch gedeelte van de wijk, doch alleen een prachtig overblijf sel uit de tijd toen dit gebied nog onbebouwd was en de vorst Liech tenstein hier een buitenverblijf bouwen met een van de kostbar schilderij encollecties. Wat nu de 9e wijk heeft, is produkt van de 19e eeuw de uit huurkazernes die wel vie; vijf verdiepingen hoog zijn, die meestal geen lift hebben wyk sluit echter bijna onmiddel aan op de vroegere wijndorpen i als Grinzing en Sievering die altijd hun dorpskarakter hefo bewaard en waar de huizen van wijnbouwers zich niet argstva] aan de rooilijn houden. In het aangrenzende \t(jnij( Heiligenstadt staat nog h*t waar Beethoven jarenlang ba gewoond en waar hu tussan wijnbergen zijn „Pastorale" ha gecomponeerd, de symfonie zonder „programmatisch" te de meest uiteenlopende stemj gen uit de natuur tot uitdnihj brengt. Dat alles behoort nn het gebied van de gemeente Een buitenlandse politicus eens gezegd: „Wenen is het pc ste dorp van Europa", zonder schien zelf te vermoeden hoe deze opmerking was, want vanuit het perspectief - Sievering - Heiligenstadt andere wijndorpen is altijd een echt „dorp". Huizen van wijnbouwers in Grinzing houden zich niet angstvallig aan de rooilijn. transpositie in gedichten van dat gene, wat Querido in proza over de Jordaan- schreef. Deze gedichten verschenen onder de titel„Med ana schwoazzen Dintn" d.i. in Hoogduits, „Mit einer schwarzen Tinte" (Met zwarte inkt). Ze heb ben zoveel indruk gemaakt dat vooral betere kringen onder elkaar in dit dialect begonnen te spreken. Een andere echte volkswijk is Ot- takring, die zelfs in het buiten land bekend is geworden door de roman van de gevluchte Russische schrijfster Rachmanowa..Melk vrouw in Ottakring". Terwijl haar man de technische hogeschool be zocht, dreef zij een klein melkhan- deltje in deze wijk die ook in het Weense volkslied herhaaldelijk een rol speelt Bijvoorbeeld in het wijn liedje: „wij twee uit Ottakring/ wij Hetzelfde doet zich voor in de Pra- terstrasse, die als 't ware op deze toren geprojecteerd schijnt te zijn. In dit geval was het opzet: reeds vanuit de verte werd de vermoeide voetreiziger door de Stephanstoren begroet, maar dit uitzicht is dan ook het enige aantrekkelijke van deze straat. De rest is saai, smake loos en een mislukte imitatie van de Venetiaanse paleisstijl. Een andere gezellige en mooie straat is de Kirchengasse in de 7e wijk. Zy verloopt niet alleen in bochten, maar heeft ook een ver schillend niveau, waardoor er weer nieuwe varianten en afwisselingen ontstaan. Wie hier een huis met balkon bewoont, heeft aan de ene kant uitzicht op de sierlijke pui van de Mariahilferkerk met haar twee prachtig barokke voortorens, aan de andere kant ziet hij de Kahlenberg en de Leopolsberg, waar 's avonds de lampen branden. De straat ligt zo gunstig in de luchtstroom van de bergen naar de Donau, dat er altijd een lichte bries valt waar te nemen die alle benzine- en oliestank verdrijft. Wanneer het even heeft geregend, ruikt men hier in deze drukke win- HOEWEL ik zelf geen auto mobilist ben, begrijp ii bést dat iedereen tegen woordig dolgraag z*n wagentj< wil hebben. Ze staan dan ook in onvoor stelbare hoeveelheden voor d< huizen: in regen en wind, ondei de hete zon of de dikke sneeuw bui. Het komt er niet op aan, wam garages zijn er tóch niet meer althans te weinig Onvoorstelbare hoe- heelheden ook op de pair- keerplaatsen. Het hjfcl wel een nachtmerrie Het is, met zóveel auto's, di« voor de leek allemaal op el'kaai Mjken, ook voor de kenner dik- wyis een heksentoer, het eigen vehikel terug te vinden. Toch maar liever niet ge treurd: zoals iedere rechtgeaar de vader of moeder zijn eigen kind herkent, zo pikt ook hij tenslotte de eigen wagen uit de duizenden, die by elkaar staan opgestapeld. In deze kolommen heb ik al eens eerder bekend dat ik niet tot het gilde der verstokte brasemvissers behoor. Maar een kleinigheid kan scms plotseling een ingrijpende verandering teweegbrengen of een dringende behoefte scheppen. Die kleinigheid was in myn geval een kort bericht in het Engelse blad „Angling Times", dat melding maakte van de vangst van een brasem. Er stond een keurig plaatje by van een zekere meneer Tembling, die trots lachend een vorstelgke vis toonde. Een brasem, maar dan eentje van ruim tien pond. Nu is men in ons goede vaderland gewend grote brasems „vloermatten" te noemen en een vis van vyftig, zestig centimeter verkrijgt reeds met ere dit predikaat. In dit verband en de terminologie volgend kan de brasem van die Engelse sportbroeder met recht en rede een salon kleed worden genoemd. op de Westeinder en in Vinkeveen, aan kroms taande hengels en grote bronskleurige vissen, luid kletsend en klappend naar het schepnet ge haald. Myn aversie tegen de brasem: het lange wachten dat je vaak moet doen aleer er een vast te krügen, de slymtroep als hy moet worden onthaakt, het meestal lo me verzet zonder spectaculaire hoogtepunten, het had allemaal plotseling plaats gemaakt voor een nauwebjks te onderdrukken verlan gen brasem te vissen. Om te zit ten op een grote plas en te kyken naar een verscholen brasempen. Vissers zyn vreemde mensen. Dit simpele berichtje riep in my een schat aan herinne ringen wakker. Aan brasemdagen De plas op k IE duizenden zijn er niet maar gekomen. Het een gevolg van het feit, dat een auto de mens met de minste moeite van hot naar her versleept, dat iemand die haast heeft hem eenvoudigweg niet meer kan missen, waarby komt dat ook het begrip „status-sym bool" tenslotte nog een héél klein woordje meespreekt. Al moet je dat niet tegen een automobilist zeggen, waait dan wordt hij beslist woedend MET dat al: ik vraag me soms af, waar dat op den duur heen moet. Zo en zoveel auto's in de stad of op de brede, maar nooit vol doende brede weg. Elke dag komen er méér, tot we over een jaar of zoveel totaal klem zitten en maar liever weer de benen moeten nemen Ik kan me zo goed indenken, dat de autohandel juicht by zoveel verkopen, maar als het moment van oververzadiging zal zyn gekomen en niemand meer weet, hoe hy voor- of achteruit kan rijden, dan wordt het Jammeren inplaats van juichen. Dat zal nog wel wat jaartjes duren, maar eenmaal kómt die tyd INTUSSEN: zolang de nog ryden kunnen, zullen ze rijden. Trots en zegevierend, biy en dankbaar, omdat ze „hun" zorg vuldig uitgekozen wagentje heb ben dat altijd beter is dan het wagentje van een ander en gelukkig in de wetenschap, dat ze altijd ergens eerder zy'n dan die arme fietser of die arme wandelaar. De laatst en zullen echter als t zo snel door gaat éénmaal weer de eersten zijn. Zoals het spreekwoord al lang voor de eeuw van de auto dat zo wyseiyk gezegd heeft.... FANTASIO. Een afspraak behoefde waarlyk niet te worden geforceerd. Kalm roeien we de brede wetering uit en staken een on diepe plas over. Ik tuig inmid dels de hengels op. De dunne nylon wikkel ik om de top, de pennen schuif ik op ongeveer de diepte, met myn vinger probeer ik de scherpte van de haken en ik leg het schep net vast op de goec'? plaats. En in middels varen wy voort; met rit misch golfgeklots tydens de ruk ken aan dé riemen. Schuin de plas over naar het westen. Langzaam laten we de boot uit lopen, we steken de stokken, die week wegzinken in een laag mod der en we knopen een eind touw om roeibank en steekstok. We voeren. Kleine balletjes zand met havermout die, vóór we ze in het water laten zeilen, een extra kneepje krijgen om ze een wat plattere vorm te geven. Dan dwar relen ze zo lekker luchtig naar de bodem toe De hengels gaan in elkaar, de tuigen te water. De pennen worden wat heen en weer gescho ven tot ze de vereiste stand inne men. Ze zyn op zinken afgesteld en als het eerste loodje de bodem raakt dient het uiterste puntje van de pen boven te staan. Op de zeer dunne en kleine ha ken prikken we twee maden vast luchtig door een velletje en de derde gaat op de punt. Maar doorgeduwd, zodat we de scherpte van de haak als het ware kunnen voelen. We vissen op ruim vier meter water, op vyf meter van de boot; met een Japanner van viermaal éénvyftig. Wonder We ervaren weer het wonder van het vissen. Vissen schept een vacuum, waarin de gedachten ongebonden huns weegs gaan en het wonder bestaat hierin dat het altyd prettige ge dachten zyn, biymakende gedach ten. Met hengel, lyn en haak werpt men niet alleen het vistuig buiten boord, maar ook alle zorgen, span ningen en problemen. Zo zitten we daar en af en toe voeren wy een gemompeld gesprek. Er is immers geen gerucht dat moet worden overschreeuwd. Wy werpen nog wat mymeren er over, dat door di gehele welstand zelfs de bra vissery sterk is veranderd. Vr kochten wy voor vier oudbakken tarwebrood maakten wy een voert je genwoordig wordt het grom voor brasem in keurige plastit zen geleverd, die vyf entachtig kosten en by honderden in he: ter worden geledigd. Zo deelt de brasem mee in de vetpot gaat hem er niet slechter want het is prima spul. Vroeger zaten wy met een geitje van een paar guldi avontuur te wachten, thans men overal de prachtigste hi van holglas tussen het rie sprieten. Stokken, die in prij riëren van veertig tot honderc den. De evolutie in de sportviss enorm geweest en zy is nog niet tot stilstand gekomen, weer opnieuw verschijn mooiere, praktischer materialen. Niet om vangen maar om het vange vis tot een nog groter genog maken. Eén ding is hetzelfde geb de kleur rood, waar van een brasemdobber beter baar is gemaakt. Luchtbel Hier en daar op onze zyn al enige tyd aanwezig. Dat wordt door de regelmatig opstj luchtbellen, die zich langzaai plaatsen en dan weer daar naar de oppervlak gen en geruisloos verdwy: Maar de eerste beet, het bewys van brasem, zou pas derhalf uur komen. Een nergens om loog. Een abrui die het gehele zenuwgestel ware een schok gaf. Wat eer klein rood puntje was gew een vuiltje dat dreef op het werd in een onderdeel seconde een centimeters lan luidloze schreeuw om actie, volle glorie van wit, rood er stond daar een brasempen gelen, het omvallen naby, zouden wel slapende vissers moeten zyn om daar geen ar op te laten volgen. We sloe; hengel boog door, d en geruime tyd duurde het] aan weerskanten. Het schepnet, wyd en ontving de vis op hoffelijk en dat schepnet zou nog beid te verrichten krijgen. Vele am Want die eerste mooi exemplaar, mai lykend op die uit b gelse blaadje werd gevob vele andere. Af en toe eei of een voorn er tussen, m; weer terugvallend op oi brasems in verschillende gen, maar geen grotere ruim vyfenveertig centime!/ Toen de avond viel, de van huizen, bomen en molei zaam vervaagden, omdat de per zyn geleende dag ter en byschoof in het dossier gane zaken, keerden waarts. En onze buit was niet wy vingen. Onze buit bes! veronde andere zaken. Wy waren teruggetreden sleur van iedere dag, we de lucht in van kroos, mest. We zagen een reiger ken gaan en wy hoorden plons van een' jagende sn Wy waren buiten, sers we waren gelukkii sen. Jan Set Nu en g, vers i sen, i scheiy zonm niet, tijd i merel ken, i maar ten di heb a dan d meren weitje ging Voor.c luchtl te slaj in hu: Voor slaapz luchte wordt toestvj diep w een go „Gaai Marian bereidse blik op regenvlj met he ral opk ..Neen koek is vroeg d ..Eergi mompel! meeste J eind okt Ik scl luife

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1964 | | pagina 10