L mMêMi mm SCHEEPS ERICHTEN GEZEGEND IS HET LEVEN .5£LTcfi!S 1 WKf'ü ^nS^rwifKS :SSSS5£-: SM Ie P Sh£ïïU ::rSetwSTe!M s1™ r.ïdl^ v^Hjs00^: IrSlSSiS^I Sb¥°lêdSS£ i5Ss!^n s SSS3 rswie£M £ÏSS&?E ET^1« n! SB? Mr MedS "ME dan TSmIM SSegSSe#|S zillltufes SïïïïïïSi: cnrt 13 PANDA EN DE PETTENJACHT QUIMBO EN HET VREEMDE EI «glares? s °iTuesa: Dage' £f£H.r€FH De wonderlijke avonturen van BRAMMETJE TOK -i .i"Ürii. virrlzo'ltr KtK'S Dagelijks vervolgverhaal KLAAS VAN DER GEEST ^^^(^^eainiWwemiSaSt lijk kwam Liesje uit zichzelf 'thuis; isse, Hanne en de Oele waren toen aan tafel gegaan. Het meisje „Ik wist niet, dat het al zo laat was Ze beloofde het nooit weer te zullen doen. Maar nog geen week fi-Sffï.» gen aan, alsof hy wel beter wist. Daarna bleef Liesje keer op [erlandse geleerde Jansen aan tonen dat vitamine een che- ische stof is die geïsoleerd kan orden. Toen kon men de beri- met succes bestrijden. der ziekte werd reeds in 1694 als volgt ver klaard: „De naem heeft hier !6vyt sijnen oorspronck genomen dat de gene die met dese sieckte gequelt sijn door ft knicken harer kniën endehet pHOiiiüiiiiiiiiiiiiiir ze niet bij ZUndeM=t'hSednrSEe0-f >rven, want ze was door en door zon ze uitvluchten; later vond ze dat blijkbaar niet meer nodig. Als veXdigdeeHananemhetkmlisTe Sltdl bewering, dat alle kinderen wel eens met hen hadden. Dat moest hij dan werd een wijk zo'n kind weg Hanne; ze moest tot elke prijs voor komen, dat ook Liesje weggehaald OeleproblerdegeSeVeLl20SSwatn het kind deed te vergoelijken, te ver heimelijken en te verontschuldigen dat de Oele meer van Liesje wist schuld van dat het meisje ongehoor zaam was. Ze zou willen, dat ze hem nooit bij zich in huis genomen had; ze meende, dat Liesje zich daardoor verdriet van scheen te hebben dat Hanne zich bezorgd maakte. Als ze weer eens tot heel laat in de avond uitgebleven was, kwam ze dadelijk daarna dagenlang zelfs eerder dan de Oele uit school vandaan naar huis en kon Hanne haar er zelfs niet toe overhalen nog een poosje te gaan spelen. Ze was handig en deed het voorkomen alsof ze er plezier in had om Hanne bij haar werk te mogen helpen. Gewoonlijk slaagde Hamie er dan ook wel in zich ge rust te stellen met de gedachte; dat het later wel beter zou gaan omdat Liesje in wezen een goed karakter had. (Wordt vervolgd) ^sess-, Trlanoiu Irma la ^Douce. 18^ Jr. D 242—80. Generaal Köppenaer vroeg zich juist geërgerd af hoe lang hij nog op de pet met de gedachtenontvanger zou moeten wachtentoen professor Kalker binnen trad, gevolgd door Panda en Joris. „Aha", zei de geleerde. „Dat is korporaal Koppelaar, als ik me or het een of het ander. Waar niet vergis. Ik kom u bezoeken ging het ook weer over?" De legeroverste keerde zich nijdig om. „Mijn naam is Köppenaer!" snauwde hij, Generaal Köppenaer. Wat donder, meneer, probeer dat eens te onthouden! En verder" zei Joris naar voren tredend. „Het is „Ik begrijp het, ger, hinderlijk, wanneer n Alle begrip hiervoor. en zijn naam en functie hoort verhaspelen. Doch laat ons ook begrip hebben voor de vergeetachtigheid van de goede professor. Hij heeft leerde zaken aan het hoofd". zich verbluft om. brengen, Met de doen. Welnu, het antwoord is eenvoudig: ik kom u de pet terug •r u zich zorgen maakte. Hier is hij Iet deze woorden nam Joris het hoofddeksel af en bood dit de verraste krijgsoverste aan. Maar nauwelijks was hij niet meer onder invloed van de gedachtenontvanger of hij kwam met een schok tot zichzelf. „Wat heb ik gedaan?" dacht hij ontdaan. „Zomaar uit handen gegeven zonder beloningIk had alle begrip voor de gene raal, maar heeft hij het ook voor mij?" der Menschheid. specialist (of diens >D doKterstelefoon 2' door apotheek Tot Hulp henkes jonge: jenever Vervolgverhaal voor de kleintjes 112—113. Ja, hoe dichterbij die troep kwam, des te dui delijker zag Quimbo dat het soldaten waren. De vlaggen, die ze meedroegen ,kon hij duidelijk onderscheiden. En hij had het goed gezien. Daarginds naderde een groot leger: het waren soldaten, die in de richting van de stad mar cheerden. Soldaten met zwarte helmen op het hoofd. Op de maat van de trommelende tamboers trokken ze voort, op de stad aan. Dat zag Quimbo nu heel goed. Hij stond nog altijd op het heuveltje en keek ongerust toe 4. Vlak voor de rennende Brammet je uit rolde het watervaat je de opening in de rotsen binnen. Tutu probeerde nog het vaatje tegen te houden, maar zijn pootjes waren daarvoor veel te zwak. Steeds dieper drongen zij langs een helling de rots binnen, tot hei plotseling steeds lichter werd. „Ha"dacht Brammetje, „dat zal de andere uitgang zijn" Maar het was geen daglicht, dat daar naar binnen scheen. On verwacht bereikte Brammetje Fok een grote zaal, waar allerlei kisten en vaten stonden. En al die kisten en vaten waren tot de rand gevuld met goud en juwelen, en hun gloed verlichtte de zaal tot in de verste hoeken. Sprakeloos stond Brammetje er naar te kijken, tot een bulde rende stem hem eensklaps deed schrikken: „Neem het toch, Brammetje Fok. Het is voor jou!" 'n"S l'zVo? s 51. EfS"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1964 | | pagina 15