G
RENTE TOT 4%
Architect Dudok (Hilversum)
wordt zes juli tachtig jaar
Hernieuwde kennismaking met
Herbert von Karajan: Triomf
kunst
kAleiöoscoqp
Creativiteit nog
geheel ongedeukt
Bij de W B is het
goed sparen!
Jubel voor volstrekt
apart niveau
Fischer-Diskau in
Bralims' ,Magelone'
Opgericht 1 maart 1860
Woensdag 1 juli 1964
Derde blad no. 31300
MET VERWONDERING DOOR HET LEVEN9
.J
Hij is geen man van brede gebaren. De kunstenaar „wiens
werk zijn taal spreekt" heeft nooit behoefte gevoeld aan betogen,
bepleiten, bewijzen, bezweren: de rust, die van hem uitgaat en
een gesprek zo'n aparte glans geeft, hoort evenzeer bij hem als
zijn distinctie en gedecideerdheid, zijn scherpe geest en scherpe
blik, zijn visie en verfijning, zijn verkwikkende vriendelijkheid en
verrassende vitaliteit en is bepaald niet de compagnon van de
ouderdom, een verbazingwekkend jonge tachtigjarige: de Hilver-
sumse architect WiHem Marinus Dudok.
af? Daarom heb ik destijds al gead
viseerd: trek geen nieuwe industrie
aan. Maar we kregen er een sein-
toestellenfabriek bij en daardoor ra
dio, televisie, Philips".
..Ruimte is zo belangrijk. In '26 heb
ik geschreven, dat er gevallen voor
komen waarin de ruimte tussen de
steden even belangrijk kan zijn als
de steden zelf en wie zal dat nu, ge-
de enorme behoefte aan recrea
tie, nog ontkennen? Over 100 jaar is
geen sterveling ons dankbaar als ge
meenten zich over het resterende
natuurschoon heen als vetvlekken
blijven ontwikkelen".
Spreiding noodzaah
Het streekplan? „Ik geloof wel, dat
het zegenrijk kan zijn, mits schaal -
verknoeiende, ruimte-illusie kapot
slaande torenflats worden geweerd.
Niet dat ik zo gelukkig ben met ge
meentebebouwing, maar tenslotte is
stedebouw de kunst van het bereik
bare..". Overigens kunnen we in
deze tijd niet meer alleen voor het
Gooi plannen maken, meent de heer
Dudok. Grote problemen vragen om
grote oplossingen. Ons kleine land
moet planologisch als een geheel
worden gezien. Indien de overheid
voor een wegennet van voldoende ca
paciteit zorgt en ook aan andere
voorwaarden voldoet, kan volgens de
heer Dudok de spreiding van bedrij
ven en bevolking, waar deze tijd om
schreeuwt, tot stand worden ge
bracht: voor hem de enige oplossing.
Boeiende
uitdaging
Voorkeur voor de toekomst boven
het verleden: bewijs van geestelijke
veerkracht en een jeugdig gemoed.
De snelle ontwikkeling van de weten
schap maakt diepe indruk op de
heer Dudok, die overigens moet con
stateren, dat deze ontwikkeling het
Haast verontschuldigend zegt de
rilverharige bouwmeester: Met
werktekeningen en zo bemoei ik me
niet meer, ik kan niet meer het ge
duld opbrengen om een bestek te
maken". Nee, maar zijn creativiteit
is nog volkomen ongedeukt, zijn
werkkracht al even gaaf. Samen met
de heer Robert Magnee, al een
kwart eeuw zijn medewerker, heeft
hjj tal van grote projecten onder
handen en elke dag, zonodig tot
's avonds laat, concipieert en schetst
hij in zijn ruim domein aan de
Utrechtseweg. Op 6 juli kan hij er
het achtste kruisje bij tekenen. Zijn
commentaar: „Het is evenmin een
verdienste om tachtig te worden als
om 1 meter 78 lang te zijn". Maar
waarderen kan de heer Dudok het
wel zoals hij er ook dankbaar voor
blijft, bij alle spanningen in zijn
leven nooit de managerziekte te heb
ben opgelopen. En hij voegt er aan
toe: „Misschien houdt dat mij jong:
dat ik nog steeds met eerbied en
venvondering door het leven ga".
Individualist en
romanticus
Het American Institute of Archi
tects heeft het treffend geformu
leerd, toen het hem in 1955 de hoog
ste onderscheiding, de gouden ere
medaille, toekende: „Dudok is geen
man van leuzen en manifesten, hij
stichtte geen school en wilde geen
discipelen winnen en'inplaats van
via de gemakkelijke weg de burgers
te verbazen, verkoos hij met een
bij uitstek humane architectuur te
voldoen aan het verlangen van de
mens naar een betere, mooiere, meer
leefbare omgeving".
Een individualist, die niet alleen
zjjn geest, maar ook zijn hart in zijn
werk legt, die hevig bewonderd, he
vig bekritiseerd werd, die een zichzelf
herhalend kunstenaar als een dief
beschouwt en het als een compliment
opvat, als- hü wel
staatswerk (ik ben altijd met hart
en ziel ingenieur gebleven) als de
Deltawerken.
Natuurlijk behoort een bouwwerk
functioneel te zijn, maar dat is
slechts één factor. Met bouwkunst
heeft het niets te maken als de ex
pressie ontbreekt. Architectuur, om
sloten ruimte, is een abstracte
kunst, die je nauwelijks kunt ver
beelden, die je moet beleven, waar
je omheen en doorheen moet lopen.
Zonder expressie kan er van kunst
geen sprake zijn". Voorbeelden vol
gen. Het imposante, over de weg ge
bouwde kantorencomplex van de
Hoogovens met de grootste poort, de
toegang tot een machtig concern be
klemtonend. De ontmoeting van stad
en natuur in het ramrad met de
royale, op de hei uitziende ramen.
De nieuwe Zuiderbegraafplaats met
haar „menselijke architectuur": de
verstilling, de verzoening met de na
tuur dank zij het verrassende uit
licht bij het betreden van de aula,
Architect
W. M. DUDOK
de ^vc
gebaai
verbintenis van het functionele
het expressieve. In zijn jonge jaren
ontwierp architect Dudok ook het
gebouw van het Leidsch Dagblad,
alsmede het Rembrandt-Lyceum. Ar
chitect Dudok was in onze stad ge
durende het begin van de Eerste
Wereldoorlog ingenieur bij de Dienst
van Gemeentewerken te Leiden.
Moeilijke tijd
Dit is wel een moeilijke tijd
architecten, vindt de heer Dudok:
de creativiteit dreigt te worden fijn
gemalen door weerstanden, die op
zichzelf wel verklaarbaar zijn,
projecten doen verschralen omdat
er zo'n enorme tijd verloopt tussen
de aanloop en de sprong. De eerste
plannen voor het Hilversumse poli
tiebureau kwamen al in 1942 op de
tekentafel en nog staat
vleugel. Met de tekening
tweede havengebouw kan de hoofd
stedelijke Dam langzamerhand hele
maal worden bedekt. En dan die
bevolkingsexplosie.
Aan het Amsterdamse grachten
plan is 300 jaar gebouwd. Nu krijgen
Amsterdam, Den Haag, Rotterdam
enkele jaren tijds uitbreidingen bij
groot als Deventer en groter. Op
ongekende schaal moet daarvoor
■orden gebouwd en aldus de heer
Dudok „het aantal evenals de fre
quentie is moordend voor de kunst.
Als je elke dag langs de Acropolis
loopt, zie je er op het laatst de
schoonheid niet
Daar komt dan nog de moeilijk
heid bij, dat het verkeer de steden
zijn mening volstrekt, onbruik
baar maakt. „Tot in mijn jeugd
hadden we „loopsteden". We kenden
Amsterdam twee paardetramme-
tjes, wat dokterskoetsjes, een aan
tal vigilantes en natuurlijk de knol
van Heineken en van Van Gend
Loos. Met m'n vrindjes maakte ik
hinkelbanen midden in de Utrechtse
straat. Nu eist iedere automobilist
hij toevallig moet zijn, een stuk
straat op, waar hij zijn kamertje op
wielen kan neerzetten. Dit vraagstuk
is in beginsel onoplosbaar, al zijn ei
natuurlijk wel middelen voor ge
deeltelijke aanpassing".
Problematiek van
het Gooi
Van hier af is het maar een stap
naar de Gooise problematiek en
Dudoks zo fel aangevallen „beëindi
gingsplan". dat hij liever als be
grenzingsplan" betiteld ziet. Ontken
nend, dat hij het bordje „vol" opge
hangen wildt zien bij de komst van
Hilversums honderdduizendste
verdichting van de bebouwing biedt
nog vele mogelijkheden herinnert
de oud-directeur van PW en oud-
stedebouwkundig adviseur er aan,
dat hij reeds lang voor de oorlog
een afrempolitiek heeft aanbevolen.
„Als er ergens een muur staat rij je
er toch ook niet in volle vaart op
bouwvak nog maar nauwelijks heeft
aangeraakt. „Nieuwe materialen
zullen de architectuur van de toe
komst sterk beinvloeden", voorspelt
Shakespeare breekt
alle records
Het seizoen te Stratford-upon-
Avon, waarin de zeven historische
stukken van Shakespeare worden ge
speeld ter gelegenheid van de vier
honderdste geboortedag van de En-
In de eerste tien weken
het
juni j.L af, hebben
meer dan 120.000 bezoekers onder
wie vele buitenlanders de voorstel
lingen in het Shakespeare Theater
bijgewoond. Dit aantal vertegenwoor
digt vrijwel 100 van de capaciteit
van het theater. De zeven stukken
zijn „Richard de Tweede" (deel 1
en 2>, „Hendrik de Vijfde", „Hen
drik de Zesde", „Edward de Vierde"
en „Richard de Derde". Alle stukken
worden in chronologische volgorde
gespeeld, maar elk stuk is een afge
rond geheel. De laatste drie zijn spe
ciaal door Peter Hall en John Barton
bewerkt. Het toneelseizoen van Strat
ford eindigt op 14 november.
NEDERLANDSCHE
MIDDENSTANDSBANK
De bank waar u zich thuis voelt!
Trekpleister voor Holland Festival
HERBERT VON KARAJAN, „tyran" en elegante „char
meur", de grote man der „Wiener Philharmoniker", bleek
Zangfenomeentoch bedenking
In het kader van het Holland-Festival heeft Dietrich Fischer—
Dieskau in het Amsterdamse Concertgebouw de 15 Romanzen
aus Tiecks Magelone" gezongen, die kort voor en na 1864 door
Johannes Brahms werd getoonzet en de aan een 14de-eeuwse
Franse ridderroman ontleende minnegeschiedenis van een jong
edelman behandelen. Het gaat hier dus om een cyclus. Dit op
treden is als evenement opgevatwant de grote zaal was vrijwel ge
vuld.
opnieuw de allen beheersende trekpleister voor het Holland Fes
tival, ondanks het feit, dat het programma uitmuntte door over
bekendheid.
Hij heeft er tenminste met zijn door en door vertrouwd orkest,
dat rust op een oude cultuur zonder weerga, geen enkele moeite
mee gehad. Ook de luisterende muziekliefhebbers niet, want wie
van hen zou niet al vele malen de uitgevoerde composities ge
hoord hebben, t.w. „Don Juan" van Richard Strauss, Schuberts
poëtische „Unvollendete" (Achtste Symfonie) en als wervelend
besluit de Zevende Symfonie-' van Beethoven?
Niets nieuws maar
In dit opzicht vier er dus niets
„nieuws" te ondergaan. Maar de
geniale wijze waarop: geestelijk zo
wel als technisch!
Met deze uniek zangerig klinkende
„Wiener Philharmoniker" bereikte de
fameuze Von Karajan, gelijk verle
den jaar met de „Berliner Philhar
moniker" de wonderbaarlijkste resul
taten, gedragen door een demonische
spanning, voelbaar tot in het ge
ringste détail, tot in de subtielste
nuance. Zij volgen hem weergaloos
in zyn scherp indringende analyses.
Men luistert volkomen gelukkig,
meermalen onthutst, naar de zeld
zame, soms wat zoetelijke klank van
dit ongeloofwaardig gedisciplineerd en
geconcentreerd spelende ensemble,
waarvan de gouden klank der strij
kers allereerst treft, 'n klank, welke
tot in de substielste pianissimi met
haar licht vibrato toch constant ver
zadigd bljjft. Een aparte klank, voort
komend uit een orkest, dat zich in
de klassieke opstelling presenteert
de tweede violen dus ter rechter
zijde van de dirigent en waarvan
de homogeniteit (ook die der blazers)
de éénklank tot in finesses waarborgt.
Dit orkest bestaat dan ook louter uit
musici, wier meesterschap onbetwist
baar is, gelijk ook hun solistische
prestaties dat zijn. zoals te horen
viel in Strauss (violist) en in Schu
bert (klarinet en hobo), na afloop
door Von Karajan speciaal in het
opgetogen dankbetoon betrokken.
Eigenlijk vraagt de intimiteit van
het kunstlied persoonlijk contact, dat
in een te grote ruimte voor velen
verloren gaat. Het gaat om poëtische
waarden, subtiliteit en om de le
vende adem. Het zou in onze Stads
gehoorzaal weinig deren: de klank
glans wordt er haast niet gedrukt,
klinkt niet van verre en blijft geleid.
Hoe ook, ons was Fischer-Dieskau te
koel, hetzij volgens de ontvangen in
druk, hetzij werkelijk.
Iets moet boven de cultivatie van
de stem uitgaan. Natuurlijk, Fischer-
Dieskau is een fenomeen, de techniek
waarborgt opperste buigzaamheid en
plastiek. De baritonale kleur is van
een hoge aantrekkelijkheid, de re
gisters hebben een voortreffelijk
klankevenwicht. Toch kan het gebeu
ren, dat in de middentonen de prach
tige kleur effener wordt of verweekt
en dat naar de basrichting toe enig
verlies aan uitdrukkingskracht op
treedt.
Het domein voor deze zangen, waar
het ooloriet het rijkst blijft, zijn het
piano en de fluistertoon. Dit houdt
kern op een wijze, waarvan alleen de
hoogst geschoolden zich kwijten kun
nen. We behoeven alleen maar te
verwijzen naar lied 9: „Ruhe, Süss-
liebchen". Moest dit lied echter der
mate haast bestudeerd en overgecul-
tiveerd breed genomen worden?
Brahms vraagt hier alleen „lang-
sam". Evenwel zo'n verklanking
„staat". Maar de vraag mag niet op
rijzen, hoe dit staat: gewild ontwor
pen, gekunsteld, of als een emanatie
uit de zanger zelf.
Nu geven de Magelone-liederen
geen afdoend antwoord op de vraag,
omdat het soort mythische roman
tiek, dat hier aan bod is, een gemis
aan differentiatie biedt en omdat de
betrokken figuren te bleek zjjn. De
melodische wendingen en patronen
krügen, overeenkomstig deze situatie,
ook in Bramhs' gewrochten evenmin
voldoend gevarieerde zeggingskracht
in de emotie qf de psychische inhou
den.
Men hoort aan de strijdliederen,
hoe Brahms „volkstümlich" zyn wil
waar aan geen folklore toekomt,
slechts aan een romantiek van vaan-
delwapperen. Er zijn stellig zeer goe
de liederen in de cyclus, maar met
enkele ervan kan men zich verzadigd
voelen. Er is slechts een verbindend
niets zeggend verhaal, dat niets uni
verseels te bieden geeft. Johannes
Brahms is een meester, ook op vocaal
gebied, maar juist in deze Magelone
liederen zit geen magische kracht,
geen ervaring van de ziel en slaat de
smart geen bloedende wond.
Het vilde niet uit ons hoofd, dat de
echte weldaad, de ware gloed, de le
vende natuur uit de vleugel is geko-
Het
„ware
FischerDieskou
Zo worden dan deze drie werken
evenzovele evenementen van muzi
kale expressie, telkenmale gehuld in
een warmlevende, weloverwogen co-
loristische pracht van opperste en
voor alles weldadige schoonheid.
Hóe Von Karajan dit bereikt is
zyn persoonlijk, mysterieus geheim:
in uiterste soberheid weet hij telken
male de zuiverste sfeer op te roepen.
Hy dringt door tot het „ware", het
orkest dwingend tot een onvoorstel
bare, verinnerlijkte rust, het dan
weer opvoerend naar meeslepende en
ongehoorde climaxen, zoals de on
stuimige, duizelingwekkende Beet-
hovenfinale in dyonisische vaart.
Er lijkt een magische, fascinerende
kracht van deze dirigent uit te gaan.
een fluïdum, dat ieder orkestlid
aangrijpt, waardoor bijv. in Schubert
een onzegbare romantische tederheid
opklinkt, speciaal in het melancho
lieke tweede deel, waarin deze com
ponist wellicht zijn zelfportret gete
kend heeft, dat van de schuwe, een-
Deze symfonie is evenals de
beide andere werken zó gemeen
goed geworden, dat het een unicum
mag heten, wanneer een befaamd
dirigent haar nog eens weer belich
ten wil.
Maar Von Karajan wèkgt het, in
alle eenvoud en juist door die een
voud is zij als een boek, dat voor de
eerste maal opengeslagen wordt.
Alles groeit onder zijn handen uit
tot onvergetelijkheid, tot „Kunst": in
de lenige, soepele beweeglijkheid en
de gratie, waarmee hij zijn door
zichtig apparaat bestuurt en vol-
naakt beheerst (vooral de linker-
ïandtechniek is verbazingwekkend!),
in de feilloosheid der felle attaques
van „Don Juan' of Beethovens' „Ze
vende", die briljante „Apotheose"
van de dans", waarvan de geaccen
tueerde ritmische stuwkracht met
het slagwerk in de eerste linie onder
zijn pregnante leiding onvergelijkelijk
Herbert von Karajan
grepen gehoor, Von Karajans'
lievelingswals van Johan
Strauss, zn ..Deliriumwals"
zoals alleen de Weners
die kunnen spelen en waarmee
hij zijn, ook nu weer opzien
barende triomf, bezegelde.
Dit concert torende in zijn
volstrekt apart niveau hoog
boven alles uit! H.
Geboren leider
De kennismaking met een
geboren" leider is hernieuwd.
En wie zijn vertolkingen, hetzij
in de stampvolle zaal van het
Gebouw van K. en W., hetzij
door de radio in stylistisch on
aanvechtbare opvattingen ge
hoord hebben, zullen ervan over-
uigd zijn, dat de roem van
leze alles-opeisende dirigent,
ibsoluut gerechtvaardigd is.
Drie muzikale gebeurtenissen
zijn deze avond aan het oor
I voorbijgegaan, met tot besluit,
na alle jubel van een sterk ge- opelSbaart6
Werkelijkheid eu
verbeelding"
Belgische surrealisten
te Arnhem
stelling gehouden van werken
Belgische surrealistische schilders
onder de titel „Werkelijkheid èn ver
beelding". Binnen de samenwerking
tussen België en Nederland op cul
tureel gebied, „het Belgisch-Neder
lands Cultureel Accoord" is de ten
toonstelling tot stand gekomen. De
opening vindt plaats op zaterdag 11
juli as. door Zyne Excellentie F. X.
baron van der Straten-Waillet, am
bassadeur van België in ons land,
waarna de directeur-generaal van
Schone Kunsten te Brussel, de heer
Emile Langui de tentoonstelling zal
inleiden.
In het begin van deze surrealisti
sche beweging in de Belgische schil
derkunst is Spilliaert te plaatsen, die
zich evenals een Ensor en een Frits
van den Berghe. al spoedig in een
andere richting ontwikkelde. Ook la
ter, bij de jongeren, zijn er als Octave
Landuyt en Jan Burssens die zich
wel in surrealistische zin manifes
teerden om daarna in een abstra
herend geheimzinnig scheppen zich
duidelijk te distantiëren van de ver
beelde realiteitsuitingen der surrea
listen.
De tentoonstelling laat eerst vroeg
werk van Leon Spilliaert zien. Eén
zaal is gewijd aan werk van Delvaux,
een andere aan dat van Magritte. Er
aan vooraf gaat een keuze van wer
ken van de kunstenaars die, vroeg
reeds, in surrealistische richting
duidden en van verscheidenen die
thans tot de surrealistische schilders
in België zjjn te rekenen. In het
prentenkabinet tenslotte is een der
tigtal collages van E. L. T Mesens
samengebracht, Mesens die zich
schaarde by surrealistische groepe
ringen en zoals uit het bescheiden
overzicht van zijn werkstukken blijkt
steeds nog in eenzelfde zin zich actief