ZOEKLICHT
PAASFEEST IN MEXICO:
MERKWAARDIGE TRADITIE
Typisch plaatselijk
van karakter
(LEIDSCH DAGBLAD
WOORD
VAiN
BEZUNNING
ZEG HET NIET MET BLOEMEN!
ALTIJD MUZIEK EN VUURWERK
Zaterdag 28 maart 1964 Pagina 1
(Van onze correspondente)
HIJ die in de dagen voor Pasen in de avondschemer over
een of ander Mexicaans dorpspleintje wandelt, genietend
van de geur der bloeiende Jacaranda-bomen, en die dan plotse
ling een menselijke figuur aan een tak ziet bengelen, behoeft niet
te schrikken: het is alleen maar een opgeknoopte Judas.
Dit ophangen van Judassen is een van de vele oude paas-ge-
bruiken die in Mexico in kleine stadjes en op het platteland ge
handhaafd blijven. Overigens verschillen de gebruiken, samen
hangend met religieuze feesten in Mexico, van streek tot streek,
omdat ze vermengd zijn geraakt met de historie van die be
paalde streek.
Neem de Carnavals-gebeurtenissen, die in het ene dorp om
een totaal ander historisch thema zijn geweven dan in het an
dere. In één dorp bijvoorbeeld wordt in elk Carnaval de legende
uitgebeeld van een beroemde bandiet Lorenzo, die met zijn ro
versbende de streek tussen Vera Cruz en de hoofdstad onveilig
placht te maken. Deze Lorenzo zou de dochter van een rijke
herenboer ontvoerd hebben, maar tijdens het wild gecelebreerde
huwelijksfeest zou hij met zijn bende zijn overvallen door solda
ten van de federale regering. De Carnavals-optocht, bestaat uit
zeker duizend „geüniformeerde" deelnemers.
EEN
niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiii
OP DE BOEKENMARKT
die boven op hun rugzak, waarop
•uajz uaAunoz osuuJvl usy uaiM
„Leve Frankrijk" staat, een Frans
stokbrood hebben gebonden. Of een
groep apaches met weergaloze ve
ren hoofdtooi en soms prachtige
maskers. Ook bergvolk die op
hun ceintuur de inscriptie „Van de
bergen" hebben staan marcheren
op blote voeten mee en roepen el
kaar in het Azteeks toeDit hele
„leger" marcheert naar het ge
meentehuis terwijl Lorenzo in de
buurt op zeer opvallende wijze be
zig is zijn geliefde een als vrouw
verklede man te ontvoeren; de
beminde laat zich met grote bereid
willigheid aan een touw van een
tweede verdieping op een gereed
staand paard neerglijden en in vol-
m le galop gaat de hele bende er met
de bruid vandoor, wild achtervolgd
door het leger.
De vreugde begint pas met het in
brand steken van de speciaal daar
voor gebouwle hut waar het huwe
lijksfeest plaats heeft, met het be
vrijden van de bruid en het „do
den" van Lorenzo.
Vetes
De „fiësta" beminnende Mexicanen
hebben niet altijd genoeg aan een
carnaval van vijf dagen en vieren
dikwijls ook nog een „octaaf van
earnaval". In twee bepaalde dorp-
jee vindt dit feest plaats in de
vorm van een „gevecht" naar aan
leiding van een oude vete over de
eer van de patroonheiligen in de
dorpskerken. In de kerk van het
dorpje San Juan staat het beeld
van een nederige Maagd van Can-
delaria, in een eenvoudig roze kleed
en die tot enige versiering alleen
de fleurige kralen halsketting en de
zilveren oorringen van de streek
draagt. Daarentegen heeft het
dorpje San Martin een bijna mans
hoog heiligenbeeld te paard
dat in een elegant rijpak is gekleed;
San Martin draagt een pistool en
een ceintuur met kogels en een
I prachtig geborduurde Mexicaanse
I hoed. Kostuum en hoed worden bij-
na ieder jaar vernieuwd want het
volk is bijzonder op hem gesteld.
Blikbaar zozeer, dat al in het grijs
verleden een verzetje voor de een
zame San Martin werd bedacht en
sinds die tijd het gerucht rondging
dat hij iedere nacht te paard de
«kleine Maagd" bezocht. Dit ge
rucht was de eer van het volk van
San Juan te na. Het verdedigde de
reputatie van zijn maagd en ont
kende de nachtelijke bezoeken. Tij
dens het Carnavals-octaaf nu be
werken de twee groepen dorpelin
gen elkaar met scheldwoorden, to
maten, eieren of eierschalen ge
vuld met verfveiligheidshalve ech
ter worden de strydlustigen ge
scheiden gehouden door houten
straat-barrière's, want het Mexi
caanse temperament is nogal gloed
volBeide partijen zeggen altijd
dat ze winnen, hetgeen ze niet ver
hindert ieder Jaar de strijd voor de
eer van de Kleine Maagt en San
Martin voort te zetten. Weer elders
is het Carnavals-motief een ge-
Een Judas wordt verbrand op
Paaszaterdag.
vecht tussen priesters en duivels,
waarbij de duivels altijd winnen.
In een dorpje niet ver van de
hoofdstad wordt op As-woensdag
een feestelijke begrafenis gehouden
met muziek en vuurwerk, waar
bij „Droefheid" en „Slecht Hu
meur" worden begraven.
De vastentijd in Mexico is zo
streng niet of er worden altijd wel
hier of daar feesten gehouden. Dit
hangt ook samen met de droge tijd
in Mexico, die samenvalt met de
Vastentijd; het weer is dus mooi
voor feesten buitenshuis, er is min
der werk op het land en dus meer
tijd voor het vieren.
Goede W eek
De hele Mixicaanse natie
viert de Goede Week.
Het naar de kerk gaan van
het volk op Palmzondag is op
sommige plaatsen behalve een
ontroerende, ook een artistieke
gebeurtenis, wanneer men bij
wijze van spreken „wandelende
tuinen" kan aanschouwenwant
de palmtakken, die voor de wij
ding in de kerk worden meege
nomen zijn in alle mogelijke
vormen gevlochten, en dikwijls
opgesierd met bloemen. Wan
neer zoals vaak het geval is
in de kerk van een gehucht
geen priester is, worden de dien
sten door dorps-oudsten en
„maestros" verricht, in zoverre
dat mogelijk is.
In vele streken van Mexico
wordt het lijdensverhaal levend
uitgebeeld maar overal heeft
het een eigen plaatselijk karak
ter. Een van de artistiek fraai
ste vindt in het dorpje Tzint-
zuntzan plaats, waar de oude
kerk in een echte hof met olijf
bomen staat. Iedere dag van de
Goede Week wordt die fase van
de Passie uitgebeeld, die kerke
lijk wordt herdacht. Zo ziet men
jongelui op ongezadelde paar
den rondrijden op de ochtend
van Witte Donderdag. Ze dra
gen rode kappen met gaten voor
neus en ogen over het gezicht,
houden op elke straathoek stil,
hevig op fluitjes blazend en ge
baren makend alsof ze zoeken.
Dit zijn de Pharizeeërs die
Christus zoeken om hem gevan
gen te nemen. In de middag is
het dorp vol Romeinse soldaten,
die rustig over de bonte markt
rondwandelen, stappend over
emmers met hete chilicaus.
Met als achtergrond het
prachtige Spaanse klooster
wordt 's avonds door de twaalf
oudste en armste mannen het
Laatste Avondmaal uitgebeeld,
waarbij deze arme „apostelen"
door een rijke man van het dorp
overvloedig worden bediend.
Hierna worden de voeten van
deze apostelen in de kerk door
een priester gewassen. In de
door fakkels verlichte Hof van
Olijven wordt dan het verraad
van Judas uitgebeeld: de ge-
vangenname van Christus vindt
zeer op zijn Mexicaans met
een lasso plaats!
Bijzonder drastisch gaat het
toe bij de scène voor Pontius
Pilatus, Christus wordt hard
handig naar de stadhouder ge
sleept, ruw behandeld en gesto
ten. terwijl de toeschouwers méé
spotten en uitlachen. Tenslotte
wordt Jezus in een speciaal
daarvoor gemaakte cel achter
de tralies gezet.
Kruisweg
Door het hele dorp hoort men
op de ochtend van Goede Vrijdag
een monotoon tromgeroffel, met
trieste fluitmuziek begeleid fluit en
trommel waren de instrumenten
van de klassieke Aztekenmuziek
Na de zeer realistisch uitgebeelde
Kruisweg in de namiddag en het
hevige gehamer van het aan het
kruis spijkeren van een Christus
afbeelding of een levende „Chris
tus" hoort men niets meer dan de
trage trommelslag, de fluit zwijgt.
Later wordt de Christus-figuur
weer van het kruis afgehaald door
Nicodemus en Josef en in een
prachtige lijkkist weggedragen.
Klokke twaalf middernacht komen
dan zwart gesluierde vrouwen, die
Maria op een draagstoel, over het
„bloedige spoor" van de Kruisweg
brengen.
Er zijn veel boetedoeners ln deze
dagen, die men biddend op de
knieën kan zien voortschuiven over
de Kruisweg of naar de kerk en
altaar. Vroeger kwam het voor dat
de boetedoeners doornen kronen
droegen, zich geselden in publiek,
ruw houten zware kruisen voort
sleepten. of zich een stel lange
rechte cactusplanten over de borst
en aan uitgestrekte armen vast lie
ten binden. Nu ziet men dat bijna
niet meer. Op Paaszaterdag is het
in weer een ander dorp de
gewoonte om bij het uitbarsten van
het kerkelijke Gloria en het luiden
der klokken een mannelijke bood
schapper met een brief de kerk uit
te sturen.
De symbolische betekenis
hiervan is het „inlichten van de
Moeder Gods over het feit, dat
haar Zoon weer is opgestaan en
in de Hemel is." Judas wil in
tussen met al dat klokgelui de
kerk inlopen, maar hij krijgt de
kans niet, want de soldaten en
Pharizeeërs wachten hem op.
Dan begint de echte paasvreug-
de van het jagen op Judas; daar
komen natuurlijk enorm veel
vuurklappers en lawaai bij te
pas, tot 's avonds tenslotte Judas
feestelijk wordt verbrand.
Wonderlijk genoeg heeft men
op Pasen zelf in Mexico geen
gebruiken zo als bij ons het
eieren zoeken of in paasbeste
kleren rondwandelen. Pasen is
hier een feestelijke zondag, met
familiebezoek, met zitten in het
zonnetje en altijd metmu
ziek én de onontbeerlijke vuur
klappers
Piet Calis. „Gesprekken
met Dichters". Bakker/
Daamen. Den Haag 1964.
Interviews met Gaston
Burssens, J. C. van Scha
gen, Pierre Kemp, Ed.
Hoornik, Paul Rodenko,
Gerrit Kouwenaar, Hugo
Claus, Jan Elburg, Sybren
Polet. Hans Sleutelaar,
Gust Gils, Hugues Per-
nath, J. Bernlef, Hans
Verhagen.
Het samenstellen van deze bun
del is wel een goed idee, want het
is ongeveer de enige methode om
dichters in Nederland langer dan
vijf minuten tot het publiek te la
ten spreken, ondanks het bestaan
van radio en t.v.
De aanvang met Gaston
Burssens is goed en verstandig ge
kozen, want hij is met Van
Ostayen eenvoudig de stamvader
van de moderne poëzie in het Ne
derlandse taalgebied. Wie zich voor
dit onderwerp interesseert, zou ik
aanraden zijn „Paul van Ostayen,
zoals hij was en is" (Uitg. Avon
tuur. Wilrijk 1933» eens in handen
te zien te krijgen. Het belang van
deze twee Vlamingen voor deze
speciale richting te ontkennen, zou
onzin zijn en dat is bij mijn we
ten door mensen met verstand van
de poëtische zaak ook nooit
gebeurd. Als men dit laatste weet,
is het amusant van Burssens te
horen, dat Urbaln van de Voorde
hij moet in Noord Nederland al
leen maar bekend geweest zijn by
de schrijvers zelf) blijkbaar nog
steeds verskritiek schrijft. Ik her
inner mij dat hy in de Jaren '20
en'30 al het onderwerp van spot
was als criticus. De oude Boutens
noemde hem „die mynheer van
den Urbaine."
De volgende „oude van dagen",
die het woord krijgt, is J. C. van
Schagen; waarschyniyk voor de
meesten een onbekende. Het is
evenwel een even begrijpeiyk als
aardige keuze in dit verband.
Tussen twee haakjes, wat A. Ro
land Holst en Hendrik de Vries
«zie inleiding) ln dit gezelschap
hadden moeten doen, is my zeer
onduideiyk. Henzelf biykbaar ook,
vandaar hun weigering. Om op
Van Schagen terug te komen
het is een leesbaar interview, maar
men moet het niet te veel au sé-
rieux nemen. De vragen, die Piet
Kalis op Van Schagen afvuurt,
doen wat zot aan voor iemand, die
die tyd gekend heeft. B.v. „Uw
streven naar directheid en zuiver
heid bracht wellicht ook een zekere
ironie tegen het gevestigde literaire
leven met zich mee?" Met dat
„gevestigde literaire leven" liep het
heus niet zo'n vaart. Behalve na-
tuurlyk als je onder de invloed
raakte van iemand als Dirk Coster,
zoals dat met Van Schagen vol
gens zyn zeggen het geval was. En
„die afkeer van het profetendom
maakte u wantrouwig tegen de pre
tenties van veel schrijvers in die
tyd?" is eveneens een generalise
ring, die ik niet graag voor myn
rekening zou nemen. Zeker niet in
deze tijd, waarin poëten aan de
pretentieuse zelfoverschatting iy»
den om zich te verbeelden, dat de
poëzie met hen begint.
Pierre Kemp, de derde senex,
treft de vreemde vraag: „Er is ln
uw werk een grote aandacht voor
zintuigeiyke waarnemingen: rui
ken, proeven, tasten en zo. Tege-
ïykertyd ziet men, dat u zich vaalc
met de ouderdom bezighoudt." Het
woord „tegelykertyd" komt my
eigenaardig voor, daar m.i. het een
het ander niet uit behoeft te slui
ten. Kemp gaat daar dan ook niet
op in. Hy vertelt, dat hy veel ver
wantschap gevoelt met de muziek,
niet van sneeuw houdt en byna
dageiyks een vers schrijft de
beny denswaar d ige.
Via het zachtmoedige gepruttel
van Ed. Hoornik, belandt men by
de jonge dichters. Rodenko
vertelt van zyn geboeidheid door
Kaf ka (dat hebben er meer) en de
schilder Klee. (Klee is voor my iets
geweest als marihuana voor een
jazz-musicus). Ook verklaart hy
het maken van een gedicht „een
soort yoga-oefening"». Daardoor,
zo zegt hij, via „voortdurende con
centratie" te komen tot „een heel
ander punt" (dat hebben meer
dichters) en „een andere staat van
bewustzyn" te bereiken. Ook be
tekent het woord „experimenteel"
by hem heel iets anders dan by
„de experimentelen". De artikelen
van close-reader d'Oliveira ln het
tydschrift „Merlyn" leest hy niet
«waarom niet. zou ik graag weten)
en men moet in zyn essays goed
letten op de verborgen humor.
De uitspraken met de meeste In
houd komen van Claus, Elburg,
Kouwenaar en Bernlef. Hugo Claus
is vooral duldeiyk als hy over zyn
eigen, zeer persoonhjk groeiproces
spreekt. Plezierig is Jan Elburgs
hommage aan de gestorven dichter
Gerard Diels. Hy ls coherent in
zyn relaas over de gang van zaken
na de oorlog en hy gaat zich nooit
te buiten aan vaagheden, zyn
theorie over het samengaan van
wonder en handwerk by het ma
ken van een vers, is een van de
beste opmerkingen van het hele
boek. Dat is het nu eigeniyk. De
vraag van Kalis: „Is het voor een
dichter met een sterk sociaal ge
voel niet teleurstellend, dat poëzie
nog altyd een zaak is van high
brows en mandarijnen?", ïykt my
niet goed geformuleerd. Daar gaat
het niet om. Het is teleurstellend,
dat de poëzie nog altyd en stelsel
matig wordt weggehouden door een
heel andere groep wezen.
Kouwenaar is, true to type, de
zuiverste vyftiger van het gezel
schap. Ik ben benieuwd of zyn
voorspelling betreffende „het sa
mensmelten van kunstvormen"
„geintegreerd in het leven" uit»
komt. Die integratie Ujkt my pro
blematiek.
Tot slot J. Bernlef, een van de
jongsten. Hy gebruikt iets te veel
het woord „anders". Een verklaring
zou Indrukwekkender zyn. Maar
hy maakt veel goed met zyn op
merking over retoriek en obscuri
teit; beide zaken, die hy terecht
wil trachten te vermyden.
Voorts is dit boek voorzien van
reeksen machtig realistische por
tretten waarop vuile nagels, puis
ten en rimpels goed uitkomen, zo
als te doen gebruikeiyk anno 1964.
Wat dat betreft, ls het maar goed,
dat geen ene vrouwehjke dichter
waardig is gekeurd in dit gezel
schap. Die zyn altyd iets ydeler.
Wat niet wegneemt, dat zy over
evenveel verstand kunnen beschik
ken. Zoals het nu is, krygt men
door die strenge scheiding van sek
sen het gevoel terug te zyn in 1864.
CLARA EGGINK
Traditionele Mexicaanse vermomming tijdens Carnaval.
De hoofdacteur in een dorps passiespel wordt aan het kruis
gespijkerd
MORGEN vieren wy paas
feest. Dan worden wy
geconfronteerd met een
onbegrypeiyke en ongelofeiyke
boodschap: Jezus Christus is
opgewekt uit het graf, opgestaan
uit de dood!
Hy was gekruisigd, is gestor
ven, zyn dood is door de Ro
meinse militairen vakkundig
vastgesteld; Hy is begraven, de
grafkelder is verzegeld en be
waakten dan zegt de paas-
boodschap: „Hy is niet in het
graf, want Hy is opgewekt uit
de dood!"
Daar protesteert ons verstand,
onze levenservaring tegen. Dood
is dood. met de dood is het
voorgoed afgelopen; „er is nog
nooit iemand teruggekomen om
ons wat anders te vertellen!"
Wat moeten wy met die onmo
gelijke paasboodschap?
Onze voorouders van 100 Jaar
geleden zaten natuuriyk met
hetzelfoe probleem van dat on_
mogeiyke paasfeest. En zy heb-
plaats krijgen in het moderne
paasfeest: eieren, de paashaas,
de bloemenalle tekenen van
dev ruchtbaarheid der natuur,
van het onoverwinneiyke leven,
konden weer gaan functioneren,
tot bevrediging van de heiden,
die by ieder modern mens woont
in 't diepst van zijn gedachten,
ten troon zittend in t binnenste
van zyn ziel. Pasen zegt: de len
te overwint de winter, het leven
overwint de dood!
In die sfeer verloopt voor vele
het paastfeest; zy zeggen het
met bloemen en laten het zich
zeggen met bloemen.
godsdienstig ronddraaien in al
tyd hetzelfde kringetje: lente -
zomer - herfst winter - len
te leven - dood - leven -
dood - levenHy laat zich
in het najaar troosten door het
vooruitzicht, dat de overwinnen
de dood het zes maanden later
toch weer zal moeten afleggen
tegen het overwinnende leven:
dan zyn er weer bloemen waar
wat mee gezegd kan worden!
Maar wie aan het heidendom
is ontgroeid, wie geen wezeniyke
overwinning en verlossing meer
ervaart in de eindeloze kring
loop der seizoenen, wie hunkert
naar een geschiedenis met een
koers en een doel die uit de hei.
dense vicieuze cirkel bevrijdt,
wie zich in rouw bij een open
graf niet meer getroost weet
door de schynoverwinning van
de natuurkracht in bloemen en
paaseierendie kan het
paasfeest-na tuurfeest, gezegd
met-bloemen. gestolen worden.
Wat kopen we er voor?
ben ons ook hun oplossing van
dat probleem doorgegeven:
„Dat opstandingsverhaal uit
de bybel is een sprookje van
primitieve mensen uit oude
tyden. Maar wy, moderne men
sen, begrijpen de bedoeling er
wel van: het paasverhaal is de
primitieve belijdenis van het ge
loof in het leven, dat altijd de
dood overwint. Pasen is het
de vruchtbaarheid der natuur,
vertelt ons, dat het leven toch
sterker is dan de dood: bloeien
de bloemen en uitlopende bo
men, lammetjes en kuikentjes.,
de winterdood wordt overwon
nen door het voorjaarsleven. De
natuur viert paasfeest, opstan-
dingsfeest, en wy er byZeg het
met bloemen!"
Deze oplossing van het pro
bleem, deze visie op het paas
feest heeft diepe sporen nage
laten. Het sloot immers zo goed
aan op het voorjaarsfeest van
onze heidense voorouders uit de
tijd, toen Jezus en Christus nog
onbekende namen waren; alle
symbolen van dat oud-heidense
voor jaarsfeest konden weer hun
Nu is dat nooit het laatste
woord in een land, een wereld
deel, waar tien of meer eeuwen
de by bel boodschap is verkon
digd. Tien of meer eeuwen zyn
kritische vraagtekens by de ge-
loofsbeiydenis van het heiden
dom gezet; die laten zich zelfs
bij moderne heidenen niet meer
uitwissen. Er zullen altyd weer
mensen opstaan, die zich bedot
voelen door de paasboodschap,
gezegd met bloemen, en die vra
gen: „Die onoverWinneiyke
kracht van het leven der na
tuurmorgen brengen! Die
onoverwinnelijkheid duurt tot
september, oktober, en dan sterft
de natuur af. dan verwelkt het
leven. Het leven overwint de
dood Ja, voor zes maanden,
en dan overwint de dood het
leven! Wat hebben we aan zo'n
paasfeest, zo'n schynoverwin
ning?"
De heiden-puur zal van zulke
vragen aanvankelyk niet in de
war komen. Zyn geloof is im
mers een meebeleven van de
kringloop der natuur, de religie
van de eeuwige cirkelbeweging,
Het ls opnieuw de moeite
waard, naar de onbestaanbare
bijbelse paasboodschap te luis
teren. De hemelboden zeggen
niet: „Kijk, hier ligt het lichaam
van uw Meester; maar kop op,
de bloemen ontluiken weer. er
worden weer kinderen en lam
metjes geboren!" De hemel
boden zeggen: „Ge vergist U, ge
zijt hier, bij het graf, verkeerd.
Jezus is niet hier, waar ge Hem
naar de wetten van de natuur
zoudt verwachten; Hy is opge
wekt uit de dood!"
De bybelse paasboodschap
zegt ons. dat God de wetten
van de natuur gebroken heeft,
dat de natuur overwonnen is.
dat de dood overwonnen is, dat
Jezus Christus over alle spel
regels van de kringloop getriom
feerd heeft, dat Hy ons uit de
heidense cirkelgang verlost heeft.
Hy is opgestaan uit de dood. als
eersteling van alle gestorvenen.
Zeg het niet met bloemen!
J. J. IR IK,
herv. predikant te Oegstgeest.