Cyclus van de eikegal is een groot raadsel Het belang van het centrum Kom er ACHT-er Slem bieden en maken niet altijd gemakkelijk Kinderen lijken op hun grootouders A" m fH sp i B 1 i it i 4, Ü6 4 3 B KIJKJES IN DE NATUUR Onze bridgerubriek Kom er ACHT-er Onze schaakrubriek m m1 Zaterdag 14 maart 1964 Pagina 4 WEET U nog, dat U als kind de mooie roodgele bolletjes van de eike bladeren plukte, ze op een dun takje prikte, om ze dan de lucht ln te zwiepen? In herinnering aan die jeugdstreken (want we gooiden heus niet alleen maar In d« lucht!) heb ik de enigszins ongewone tekening gemaakt, waar U even op zult moeten studeren. Maar ik zal er een handje by helpen. Nn bunt U aanvoeren, dat er in maart helemaal geen sprake is van eikebladeren, want de eiken staan vrüwel leeggeschud en wat er aan j bladeren nog aanzit, dat Is verdord en bruin. Dat is inderdaad het geval. maar het biologisch verschynsel, dat ik vandaag tot m'n onderwerp koos, Is niet beperkt tot het eikeblad en tot de zomertyd, maar het maakt deel nit ran een cyclus, een kringloop, die een vol jaar nodig heeft. En ook de hele eikeboom! Aangezien een cirkel geen begin en geen einde heeft, doet het er dus weinig toe, waar ik de kringloop van de eikegal binnenga. Het ls de bedoeling, dat het eike- blad met galappeltje en al ln de herfst op de grond terechtkomt. Het larfje ontwikkelt zich ln z'n kleine cel en verandert ln een pop, zoals dat bij een Insekt gebruikelijk door Sjouke van tier Zee ls. In november kruipt er uit die stilliggende pop een galwespje, dat zich naar de buitenwand knaagt, maar er niet doorheen knaagt. In december wordt het wespje weer actief, het bevrijdt zich en vliegt (het is dan n.b. winter!) naar een heel kleine, onopvallende knop, die in de schors van de eiketak verbor gen ligt. Hoe vindt het wespje deze knop? Dat is het eerste raadsel, eigen lijk al het tweede, want dat wach ten binnen in die galappel „tot het tijd is", dat ls ook al iets raadsel achtigs. In die heel kleine eike- knop legt het diertje één eitje. Hier mogen we voor 't eerst onze wenk brauwen optrekken, héééé! het is dus een wyfje! Ja, en het merk waardige is, dat uit alle eikegal letjes, die op de wintergrond lig gen, alleen maar wijfjes komen. Geen man te bekennen. Deze vrou wen leggen dus haar eitjes, (tel kens 1 eitje in één knopje) en als er niets meer te leggen is, hebben ze haar taak volbracht en kunnen ze doodgaan. Volgt u de tekening? Dat we indertyd met elk opge gooid appeltje ook meteen de levensloop van een diertje voortijdig en onherroepelijk ver stoorden, hoe zouden we dat toen geweten hebben? En, al hadden we 't wel geweten, dan nog zou dit de pret niet hebben gedrukt, dat ge noegen van heel hard met iets te kunnen gooien! Tochals we 't nu eens even serieus bekijken (en waarom zouden we dit onze jonge kinderen even goed niet voorleggen?) dan is het een feit: met het plukken van een galappeltje grijpen we in de ontwikkelingsgang van een diertje, in dit geval een klein galwespje (lengte 5 mm). Larfje Als het weer zomer is en de eik staat vol ln blad, breekt u dan zo'n galappeltje eens voorzichtig door. In het centrum zult u een gaatje vinden en daarinja, dat hangt nu juist af van de tyd van het jaar, wat u erin zul aan treffen. Ziet u niets, dan zult u met een vergrootglas een stipje ontdekken, dat mogelyk beweegt, want het is een klein larfje van een galwesp. In augustus blijkt er heel dui delijk een wit wurmpje in te zit ten, dat natuurlijk geen wurm is, want wormen horen in de grond thuis, dat zijn heel andere dieren, maar dat witte beestje is de al aar dig gegroeide galwespelarve die door onze nieuwsgierigheid onher roepelijk aan zijn einde komt. Ik heb ook wel eens, dat was in oktober, een galletje open gemaakt en dan kwam er een zwartglan zend insekt uit, een wespje met fijne vleugeltjes, dat eerst een tijdje toilet scheen te maken, al maar strijkend over die vleugeltjes en poetsend over de sprieten, om tenslotte naar het licht te vliegen. ls ik dat appeltje nu eens had laten zitten op z'n eikeblad, dan zou het ongestoorde ver loop er als volgt hebben uitgezien. Misschien wilt u nu de pyirichting op myn tekening in 't oog houden? Tenslotte waren er paren, die het westspel openden met een schoppen (methode Canapé). Soms heeft dat grote voordelen, maar in deze situatie bepaald niet: als de tegenpartij nog gaat tussenbieden, is het vrywel onmogelijk, de ideale aansluiting in harten èn klaver te ontdekken. Een moeilijk biedspel althans aan de hridgetafel! H. W. FILARSKI. Brldgevraag van deze week: Zuid heeft in een parenwed strijd: Sch H B 9 8. Ha 5. RU A H 6 4, KI H 9 5 2 Oost la gever, NZ staan kwetsbaar. OW spelen de z.g. „zwakke twee". Oost opent met twee harten zuid dou bleert west past noord biedt twee schoppen oost past wat moet zuid nu doen?? Antwoord elders op deze pagina. In de uitnodigingswedstrijd van het Haagse Buitenhof namen 42 vooraanstaande bridgeparen deel. Elk spel werd door alle deelnemers gespeeld, zodat er 21 vergelykin- gen in NZ en een even groot aan tal in OW mogelyk waren. Het volgende spel uit die interessante wedstrijd zal u niet erg moeilijk voorkomen: WEST Sch A V 7 8 Ha H10 6 Ru 9 KI H V10 8 3 OOST Sch 8 4 3 Ha A V B 9 5 2 Ru 4 KI AB6 OW kunnen zowel 6 klaver als 6 harten maken. In een parenwed- strijd verdient 6 harten verre de voorkeur. Zoals men ziet, hebben OW 12 zekere slagen, zónder dat snyden nodig is. Op papier ls dat dus een zeer eenvoudige slem in de praktijk bleek het eindbod van zes harten een score te krijgen van 80 procent, hetgeen dus zeggen wil, dat slechts 9 van de 21 paren dit spel ln slem uitboden en dat de overige 12 daartoe geen kans za gen. Zulke mislukkingen lijken met open kaarten altijd merkwaardig maar met dichte is het minder vreemd, u hebt reeds gezien, dat NZ samen over elf ruitens be schikken zodat zü OW aardig kunnen hinderen by het opbouwen van het bieden. Aan een tafel bood men b.v.: west een klaver, noord een ruiten, 1. paaltje links staat verder op trottoir 2. honderiem hangt anders 3. staart bedelhondje langer 4. hoed bedelaar 5. bedelaar draagt een das 6. steen meer in muur rechts onder 7. muur links loopt verder door 8. broekspijpen bedelaar gerafeld oost twee harten, zuid vier ruiten, west??. West bood vier harten en iedereen paste. OW verweten zich zelf later, dat zij verder hadden moeten bieden. Bij analyse bleek het zwakke punt in hun wapen rusting: na het volgbod van één ruiten door noord, was het bod van twee harten door oost m i n- d e r sterk, dan wanneer noord niet geboden zou hebben. Hierdoor mis leid. bood west niet verder en oost durfde niet, vanwege de ver- liesslagen in schoppen en ruiten. De genoemde theorie is on logisch: een sprongbod in een nieuwe kleur, ongeacht een tussen- bod, is a 11 y d sterk. Het is een onjuiste gedachte, dat men na het bod van de tegenpartij een sterk spel het beste zou kunnen aangeven, door een bod in die kleur van de tegenstander te doen. Zo'n bod kan ruimteverlies beteke nen, vooral als men één of twee goede kleuren te tonen heeft en tijd gaat verspillen door eerst in de vijandelijke kleur te bieden. Een bod in de kleur van de tegenpartij (nadat de eigen partner opende» moet men byna uitsluitend voor die spellen reserveren, waarin men prachtige troefsteun voor de part ner bezit. Gemist Aan enkele tafels misten OW het slembod zonder tussenbie den van NZ doordat het bieden ging: west een klaver, oost een harten, west een schoppen, oost drie harten, west vier harten. OW hebben veel verteld en toch weet oost niet, dat wests klavers lang en sterk zyn; het kan best, dat west betere schoppens en mindere klavers heeft. Evenmin weet oost, of west goede troefsteun bezit, dan wel of hij die vierde harten er byv. op twee kleintjes „uitgeperst" heeft. In de laatste biedserie gaat west wellicht niet helemaal vrijuit. Na het drie hartenbod van oost, moet west feitelyk iets méér bieden dan vier harten. Maar wat? Vier rui ten zou een gecompliceerde slem- poging zijn en later zou west de hartens kunnen steunen. De meeste wests lieten dit na, zodat men mag aannemen dat het niet zó eenvoudig was. Als west met een klaver opent, ls het al of niet met een tussenbod van een ruiten door noord een uitstekende actie met het oostspel twee harten te bieden. De har- tenkleur is sterk. Er is mooie aan sluiting voor klaver en niet meer dan één verliesslag in ruiten. Ik geloof, dat als oost twee harten biedt, west niet onder klein slem mag eindigen. De grote kunst van dit spel is, in te zien dat dit oost- spel twee-harten waard is: niet vanwege „de punten", maar van wege de reeds genoemde factoren. „Redden" NZ tegen zes harten met zeven ruiten (vijf down), dan hebben NZ tevreden te zyn met 900 punten. De score is dan wel minder dan van hen, die zes har ten mochten spelen, maar in elk geval veel beter dan die van de concurrenten, die niet verder kwa men dan vier harten. Antwoord op brldgevraag: Dit is géén byzonder moei lijke opgave tenzij men geen vertrouwen in de part ner heeft. Noords antwoord van twee schoppen wijst op een zwak spel als noord iets redelijks heeft, zou hij méér dan twee schoppen, of een ander bod, hebben ge daan. Zuid moet ervan uit gaan. dat noord wel weet wat hy doet en moet daarom passen. Zelfs de neiging om „even" te proberen of er nog wat inzit, kan funest zijn. Noord had: Sch A 7 3 2 Ha V 10 8 2, Ru 8 7 5 3. KI 4. Zelfs drie schoppens zou een hoogst riskante onderne ming worden, afgezien nog van de vraag of noord niet vier schoppen moet bie den al? zuid blijft aandrin gen. Beheersing in spellen van deze soort, brengt de goede paren-wedstrijdspeler als regel op een hoge score. Raadsel Van december tot aan de maand, waarin de eik weer frisse bladeren draagt, biy- ven die eitjes, klein als een spelde- punt, in hun knop zitten, maar dan, als het voorjaar wordt, groeit er om elk eitje een zeer klein gal letje, dat met paarse haartjes is bedekt en door niemand wordt op gemerkt. Raadsel nummer zoveel: hoe wordt de knop gewaarschuwd, dat er om het eitje of (cm het larfje) van dat snelgroeiende weef sel moet worden gemaakt? De hele geschiedenis is trouwens een aaneenschakeling van raadse len, die zich allemaal afspelen in een lilliputteromgeving. Hier is er weer een: als het zomer is, komen uit alle galletjes van de schors knopjes nieuwe galwespjes, maar nu zyn het ten dele mannetjes, ten dele wijfjes! En dan wordt het in die eikeboom een gezellige boel, het is één bruiloft al bruiloft onder de galdwergjes. Ook daar ziet de wandelaar niets van. Hij wordt pas aandachtig, als hij het resultaat ziet van de activiteit van zo'n be vrucht vrouwelijk galwespje. Dit diertje heeft nl. op een eikeblad een stevige nerf opgezocht (hoe vindt het zo iets? ziet het? voelt het? ruikt het?) en daarin heeft het een eitje gelegd. Het blad reageert hierop door de vorming van cellen, waardoor het knik kertje ontstaat, dat als een huisje het toekomstige larfje omsluit en het tevens van voedsel voorziet. Dit knikkertje tenslotte uitge groeid tot het rood blozende gal appeltje, dat trekt onze aandacht! En de aandacht van het jongetje, dat er zo graag mee gooit met be hulp van een zwiepend takje. Grootouders Intussen zal het u duidelijk zijn, dat ik in m'n beschrijving weer terechtgekomen ben op mijn uit gangspunt en dat ik eveneens de pylen van mijn tekening heb ge volgd. Het blykt nu, dat in de hele kringloop twee geslachten of gene raties voorkomen, namelijk een ge neratie van enkel vrouwelijke die ren (die groot zyn) en een van mannelijke zowel als vrouwelijke dieren (zeer klein). We zouden ook kunnen zeggen, dat de galwespen van de eik kinderen voortbrengen, die op hun grootouders lijken. De vakman-bioloog spreekt van gene ratiewisseling. Het is begrijpelijk, dat de vor ming van gallen (er zyn ontelbare soorten op allerlei bomen en plan ten) al lang geleden de aandacht van de geleerde wereld heeft ge trokken. De beroemde Nederlander Swammerdam uit de 16e eeuw had het vraagstuk van de gallen reeds tot zijn studieterrein gekozen, ter wijl later zijn landgenoot prof. Beijerinck (overl. 1931) belangrij ke onderzoekingen deed, die een duidelijker beeld gaven van het ontstaan der gallen en van de vele soorten dieren, die gallen veroor zaken. Zo spreken we thans van galwespen, galmijten, galmuggen, om er maar enkele te noemen. En elk dier vormt een gal, die in vorm en grootte verschilt van alle an dere. Inkt Zoveel is er reeds bekend over dit onderwerp, en zoveel is er over geschreven, dat hetgeen ik u hier heb voorgezet, maar een heel klein gedeelte is, al was het alleen al, omdat ik slechts over één gal iets heb verteld. Bovendien moest mijn tekening, terwille van de duidelykheid wat onvolledig blyven. Economisch gezien hebben sommige gallen enige betekenis, beter gezegd, ze hadden die bete kenis. Daar ze rijk zyn aan looi zuur, kunnen ze worden gebruikt by de fabricage van inkt (galno- teninkt). Ik meen, dat men tegen woordig meer synthetische stoffen daarvoor gebruikt. Nu is het begin maart. De eik- galwespjes hebben haar werk ge daan, ze hebben in de rustende schorsknopjes eitjes gelegd, waar omheen zich langzamerhand heel kleine galletjes zullen vormen. De bruiloftsgasten moeten nu dus nog worden geboren. En wij wachten tot het mei of juni wordt, om dan op de bladeren van verschillende bomen eens naar galletjes uit te kijken. Op eik, beuk en esdoorn zyn ze al gemakkelijk te vinden. Maar wat u aan de wilde roos zult vinden, dat zeg ik niet. Maar iets heel bijzonders is het wel! Mag ik tenslotte enkele lezers be danken voor hun mededelingen over de hop, en over de Vlaamse gaai, die pinda's van een slinger afpikt! Dit laatste wist ik niet, maar ik begrijp het wel, want gaaien zyn dol op noten, eikels e.d. In ieder geval wel iets bijzonders. Onlangs probeerde een vink by ons ook zo iets, maar dat lukte toch niet. Dat moet hy toch maar aan kool- en pimpelmees overlaten! Kunt U de acht afwijkingen in de beide bovenstaande tekeningen vinden? De juiste oplossing vindt U elders in dit Bijvoegsel. Het centrum in de schaakparty biedt vele voordelen, maar het legt ook verplichtingen op. Voornamelijk de verplichting van handhaving, wat wil zeggen, dat men het zowel tegen verlies als ook tegen onge wenste ruil door vijandelijke pion nen duurzaam moet beveiligen. Mislukt dit laatste, omdat de tegenstander erin slaagt een of beide eenfcrumpionnen op de een of andere manier onschadelijk te ma ken, dan gebeurt het vaak, dat er voor de „centrum-party" nadeel uit voortvloeit. Dit is een van de vele wijze van dr. Euwe. Wie deze les niet ter harte neemt, zal het vergaan, zoals de zwart- speler in de volgende partij. Wit: Niemzowitsch. Zwart: Gilg. Tournooi te Kecskemet '27. 1. e2e4, c7c52. Pgl—f 3, Pb8 c6; 3. Lflb5 (deze zet wordt be langrijker na 2 d7d6), 3 Dd8c7; 4. c2—c3. a7—a6; 5 Lb5— a4, Pg8—f6: 6. Ddl—e2, e7—e5; 7. 00. Lf8e7; 8. d2d4 (nu is de kritieke fase aangebroken. Wit brengt een pionoffer, om het cen trum van zwart te ondermijnen. De juiste strategie zou geweest zijn om nu met 8. d7d6 de centrum pionnen te steunen. Zwart laat dit na, gaat op pionwinst uit en be merkt al spoedig, welke fatale ge volgen dit voor hem heeft. 8. c5xd4?; 9. c3 x d4, Pc6 x d4; 10. Pf3 x d4, e5 x d4; 11. e4 e5! (Doordat de zwarte e-pion de weg vrij heeft gelaten, breekt de witte collega door). 11d4d3 (of Pd5: 12. e6, fxe6; 13. Dxe6, Pb6; 14. Lg5!). 12. De2e3Pf6—<15; 13. De3- g3g7g6 «waarmee, vrijwel ge- dwongen, de koningsvleugel wordt verzwakt). 14. La4b3, Pf5—b4! (met verrassend gevolg). 15. Lb3i f7Ke8d8 (want op Kxf7 volgen e6t met damewinst!); 16. Lel—h6. Pb4c217. Pbl—c3, Pd d4 (op 17Pxal18. P:: Dc6. 19. Le3, d6; 20. Lb6t, Kd7; 21 e6ri. Stelling na 173. I urn 18. Dg3 x d3, Dc7 x e5; 19. Tfl- el, De5—f6; 20. Tel x e7! en zwart geeft op. Op 20Dxe7. 21. Dxd4 d 20Kxe7; 21. Pd5t. Zenuwslopend d t 'dim mem. De uitslag van de voor het kam. pioenschap van de Leidse Schaat bond zo belangrijke wedstrijd tus sen „Boskoop" en LSG II is tot laatste minuten van de speelt zeer ongewis gebleven. Bij de stai 43 voor Boskoop stonden tw» partijen voor onze stadgenote slecht, zo niet verloren. In een 0 van lonkte Caïssa de LeidenM vriendelijk toe en verschafte hea hoewel hij de kwaliteit ach stond, een onhoudbare, doorgebn ken pion, toen de „kruitdamp" i de vereiste 40 zetten was opgetro ken. En de andere partij was, voo de omringende clubgenoten vam LSG'er een zenuwslopende affali Deze toch had, verdiept ln ged0"* ten, de klok vergeten, ontd plotseling nog 15(!) zetten in der dan één minuut te doen. En dat nog wel in zeer caire stelling. In razend tempo duceerde hy de vereiste waarbij zijn tegenstander de maakte eveneens vlot, al te vlot, zetten. Terwijl het vlaggetje zijn schaakklok nog op het ui puntje van de wijzer balance maakte de LSG-speler zijn zet. (40. Kf4—f5!). En bijg diagram geeft de stelling waarin de partij werd af ge en beslist. Wit heeft niet beter 41. Kc3d3 waarop zwart Kf laat volgen. Op 42. Ke4 komt b5—b5 de zwarte vrijpion de koning terug halen en beslist h5h4 enz. De les is hier: U niet opjagen door de tijdnood uw tegenstander".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1964 | | pagina 12