„Boodschap"
KERSTNUMMER
LEIDSCH DAGBLAD
24 DECEMBER 1963
De
begrepen
door P. E. de 11 it
OEIZAAM waren Per en Axel langs het smalle bospad
lfl tegen de berg geklommen. Een enkele keer sneden zij een
bocht af, omdat het weggetje te veel wendingen maakte. Dan
strompelden ze dwars door het hout heen. struikelden over bemos
te stronken, op de plaats waar eens een stevige den had gestaan
die onder de bijl van de houthakker was gevallen. Het was nog
teil en vochtig In het woud. De takken dropen nog van het water,
dat gewrongen werd uit de mistslierten, die de ochtend als gaas in
de bomen deed verwaaien. Hun jassen waren klam en druppels
parelden langs hun mouwen. Zo nu en dan stonden zij stil en hun
adem stoomde in de kille morgen uit hun monden met korte stoten.
„Moeilyk vanmorgen", merkte Axel
op. „Je gUjdt telkens weg. Het lijkt
of de grond in het bos met zeep is
Ingesmeerd". „De bomen leven",
antwoordde Per, „en ze weten wat
wtf komen doen. Als wy eenmaal de
bijl er in zetten kunnen zy zich niet
meer verweren. Daarom is de grond
zo glad. Ze zweten hun angst uit en
dat is de mist die ons hindert. Die
maakt alles nat en bemoeilijkt ons
werk."
„Juist bij die grote bomen wordt
het rooien steeds zwaarder. Heb je
bij de kleine wat lager in het dal
en by die halve wat hogerop kun
nen merken dat je ze haast niet be
reiken kunt? Zoals ik je zeg. de bo
men zijn net mensen. Ze weten, dat
eens hun dag zal komen dat ze het
bos gaan verlaten. Dan verliezen ze
hun wortel. En wat zijn wortel ver
liest kan niet meer aarden. Als wy
de byl in de stam hebben gezet, is
het gedaan met de boom. Dan is hy
niet meer de reus van het donkere
woud, die zyn kruin, zyn spits, hoog
In de dunne lucht prikt. Dan is hy
een stam. alleen maar een stam.
Wij hakken de takken er af. laten
hem naar het dal giyden. Daar za
gen ze er planken van, die eens een
huis zullen dekken als dak; of mis
schien zullen dienen als vloer. In
het beste geval wordt het een mast
voor een schip. Een mooie, rechte
mast. Sterk en veerkrachtig".
„In het beste geval", zei Axel.
„wordt het een kerstboom. Dan blij
ven de takken er aan. Dan bluft
hy groen en gaat hy ver weg heel
ver weg, naar een stad of een land.
waarvan wy niets weten. Dan wordt
hy geplaatst in een grote zaal. in
een kerk of op een plein. Hy wordt
versierd met slingers en lampjes en
de mensen zingen hem een lied toe.
Zy roemen het groen van zyn naal
den, dat dan pas gaat verdorren.
Hier biyft hy eeuwig groen, zolang
wy hem met de wortel in de grond
laten".
„Ik hoor ze al zingen", ant-
woordwoordde Per, „Vrede op
aarde en in de mensen een wel
behagen. Wat weten die mensen
beneden, ver weg, van vrede! Hier
waar wij wonen, is vrede. Wij
kennen de stilte van het bos en
de stilte van de bergen in de
dunne ijle lucht van de hoogte.
Hier heeft God zijn tempel ge
bouwd, waar het hart rustig kan
kloppen. En straks staat de boom,
die wij moeten hakken, in de
drukte van een jagende wereld
stad, waar de mensen niet eens
vrede hébben met zich zelf, en
daarom, hoe ze er ook om vragen,
geen vrede kunnen krijgen met
andere mensen. Ik zou de boom
niet willen vergezellen op zijn
reis. Mij zijn de bergen te lief".
„Verre reizen maken, andere men
sen zien. Weten hoe ze leven, wat
ze doen, wat ze voelen. Per, dat moet
toch mooi zyn. Ik zou graag met
zo'n kerstboom willen meereizen
willen weten waar hy terechtkomt
in welke stad, in welk huis. Komt
hy by ryke mensen of by arme0
Komt hy by mensen die geloven of
komt hy zomaar op een feest, waar
ze dansen en eten. zonder iets van
het kerstfeest te begrypen? Maakt
zo'n klein boompje kinderen geluk
kig of eenzamen, die niet weten wat
ze doen zullen op zo'n avond? Staat
zo'n grotere boom in een kerk? Of
in een school? Wat zou ik dat graag
willen weten en willen horen, zien
als het kon".
Een koude zonnestraal brak een
plek open in het bos. waar Per en
Axel even halt hielden. Ze bekeken
de stammen van de dennen, die hun
takken wyd uitspreidden als wilden
ze de grond, waarop zij groeiden,
beschutten en behoeden voor de
sneeuw, die spoedig zou gaan vallen.
..We moeten opschieten", zei Per,
„als wy ons dagtotaal willen halen".
Hy keek naar een merkteken op
een stam. „Deze is het". De grote,
lange den, met forse zytakken. was
met een rood kruisje aangetekend.
Hy moest onbeschadigd in het dal
komen, bestemd voor kerstboom.
..Dat is een grote", zei Axel ..Die
komt vast op een groot plein ergens
ver weg".
ZE lieten hun byien van hun
schouder vallen, bekeken de
open plek om te zien naar wel
ke kant de boom moest vallen als
hy geveld werd. Axel klom naar
boven om niet al te dicht by de
top een touw te bevestigen.
..We moeten naar de zon toe trek
ken", riep hy vanuit de hoogte, „dan
ligt hy het voordeligst om naar be
neden vervoerd te worden". Daarna
zakte hy weer omlaag en pakte zyn
byi. Met forse slagen maakten ze
een inkeping by de stam. kort by
de voet. Eerst een diepe driehoek
aan de zonkant, daarna nog een
kleinere aan de andere kant. Toen
gingen zy op een grote afstand aan
het touw trekken. Nog even bood
de stam weerstand. Dan ruiste hij
naar beneden. Veerkrachtig doordat
de wyd uitstaande takken verhin
derden dat hy met een dreun zou
neerkomen.
„Nu nog wat kleinere", merkte Per
op. ..om onze dag prettig vol te
maken".
Axel haalde plotseling een pa
pier uit zijn zak en een potlood.
Het was maar een armzalig
stompje, maar hij kon er mee
schrijven. Hij schreef in zijn taal
Glaedelig Jul. Fred paa Jorden"
(Vrolijk kerstfeest. Vrede op aar
de) Axel Jörgensen. Vondanger
Norge".
Hij dacht er zelfs niet aan, dat
er iemand zou kunnen zijn, die
zijn taal niet verstond. Per en
alle anderen begrepen hem.
Waarom zouden de ontvangers dit
dan ook niet doen. En in kinder
lijke blijdschap, die de mensen
bevangt bij het feest van het licht
en de wedergeboorte, zette hij zijn
naam en adres op het papier en
bond dit vast aan een van de
takken.
Dat zou men toch moeten zien.
Hij stootte Per aan en zei:
„Ik heb een boodschap aan de
wereld gestuurd. Aan vele men
sen in een andere wereld. Zou
den ze die ontvangen? Zouden ze
mij ontwoorden?" Per haalde zijn
schouders op. De wereld ontvangt
niet graag boodschappen en ze
geeft ook niet graag. Wie zou
jou, een houthakker in Vondan
ger, een antwoord willen geven?"
„En toch probeer ik het. En ik
bind nog een briefje aan twee
andere bomen ook".
Op de terugweg naar het dal
waar zyn vrouw met het avondmaal
wachtte, zocht Axel nog twee bomen
uit. Een kleine en een middelsoort.
En hy schreef moeizaam zyn bood
schap ..Vroiyk kerstfeest en Vrede
op aarde".
Zo daalde hy. met de vrede in zijn
hart. in de overtuiging een goede
daad te hebben verricht, af En hy
vertelde met een vol gemoed aan
zyn vrouw over de daad door hem
verricht en de verwachting, die hy
koesterde.
HET werd tyd dat de bomen
naar het dal werden gesleept
en opgeladen op vrachtauto's
die hun lading naar Bergen moesten
brengen, waar de bomen op een
kustvaarder werden geladen als dek
last. Dan bleven ze goed groen. De
grote stam. die Per en Axel hadden
geveld, was door de burgemeester van
Oslo aan de gemeente Den Haag ge
schonken. Daar zou hy, met lichtjes
beladen de vreugde van het kerst
feest voorbereiden.
De boom werd door de arbeiders
over het dek gesleept. Een touw
werd onder aan de stam bevestigd
en met de windas tussen luiken-
hoofd en reling getrokken. Het
touwtje voor het briefje van Axel
bleef achter een kikker hangen; het
brak en het papiertje woei weg met
de wind. danste over een paar tak
ken en kwam in het water terecht.
Niemand zou de boodschap van Axel
Jörgensen uit Vordanger in Noor
wegen lezen. En toch zouden allen,
die naar de boom keken. „Vrede op
aarde" zingen.
Vlak tegen de mast lagen de twee
andere bomen. Hun takken omstren
gelden elkaar als drukten zy elkaar
de hand bij de wens tot een goede
reis. Een touw werd gesjord van oog
tot oog en nog een keer om de mast
geslagen. Een ijzeren mast. die nooit
in de bossen van Vordanger kon
hebben gestaan en dus ook zeker
niet uitverkoren zou zün geweest om
tot kerstboom uit te groeien. De
briefjes van Axel lagen gebed op
een verende matras van twijgen die
geurden naar hars. welke verstijfd
was van schrik vanwege de te maken
verre reis over zee. De bomen wer
den gelost in de haven van Rotter
dam. Aan de Parkkade werden de
bomen opgeladen. Grote bij grote,
kleine bij kleine. De burgemeesters
boom werd afeeleverd aan de direc
teur van openbare werken van Den
Haag. die hem deed plaatsen op het
Buitenhof Toen de lichtjes ontsto
ken werden door de burgemeester,
bracht deze dank aan zijn collega in
Oslo Aan Axel Jörgensen werd niet
gedacht, want ziin boodschap snoei
de aan in de haven van Bergen,
waar ze verteerde tussen het wrak
hout. dat men steeds in een haven
kan zien dobberen, tussen water en
wind.
De kleinere boom kwam op de
markt terecht, waar een marktkoop
man zijn bomen stond aan te prij
zen als echte imnort. zo "it de bos
sen en eeuwig groen blhvend De
koonman zag het briefte, las de
boodschap en zei tegen ziin vrouw
Kan jij dat lezen0 Hii komt uit
Noorwegen, dat begrijp ik wel Norge
staat er op Maar de rest begrijp ik
niet. Wat een snoeshaan". En hij
scheurde het briefje er af. dat ge
grepen werd door de wind. omhoog
dwarrelde en voortgejaagd werd tot
het bleef hangen aan het hek van
de spoorbaan, weer wegdwarrelde en
later kapot gereden werd
ken ernaar en enkelen mopperden op
de koopman, die op kerstavond nog
vuile rommel durfde achterlaten. Zo
zou het de eenzaamheid van de
kerstnacht ingaan. Een eenzame vry-
gezel. die het op zyn kamer niet kon
uithouden, omdat hy het verdriet
van zijn alleenzijn niet kon verwer
ken. schopte tegen het dunne stam
metje. dat het toch ook niet kon hel
pen. dat zy beiden eenzaam waren en
dat de ster, die het licht bracht en de
weg aanwees, zo ver weg was. De
man bleef plotseling staan en mom-
pede voor zich uit: „Net zo alleen als
ik. Geen cent kon het opbrengen en
dan moet het maar achterblijven".
Hy nam het met vinger en duim op
alsof het te vies was om aan te pak
ken. Toen rook hij de geur van de
hars en hy dacht aan vroeger, thuis,
toen zyn ouders nog leefden en hij bij
de kerstboom mocht zingen. „Er is
een twijg ontsprongen". „Ik neem je
maar mee naar huls", mompelde hij.
De man nam het boompje op en
bracht het naar zyn kamer, waar een
petroleumkachel warmte gaf.
En door de warmte van de kachel
geurde de hars nog sterker dan bui
ten in de kou. Van twee plankies
maakte de man een kruis. In een kast
had hy nog een paar kaarsjes. Nu
even het kruis onder het stammetje.
Hy had zowaar een kerstboom. Hij
pakte het stammetje beet en vond de
boodschap van Axel Jörgensen uit
Vordanger. Noorwegen.
„Glaedelig Jul, Fred paa Jorden".
Kijk. dacht hij. dat komt uit
Noorwegen. Wat zou dat bete
kenen? Maar hij sprak de taal
niet en kon dus niet lezen wat j
Axel die daar ver weg. hoog
in de bergen woonde te ver
tellen had.
Hij voelde haar wel. deze j
boodschap. Hij begreep haar.
Want de boom maakte hem
gelukkig en er was vrede in zijn
hart. De boodschap van Axel
had een eenzame bereikt. De
man schreef een briefkaart naar
Vordanger en daar stond op
.Vrede op aarde en een Geluk
kig Kerstfeest Hij komt wel te
laat die kaart, dacht de eenzame
man. maar degene die de kaart
krijgt zal het wel begrijpen. Hij
wil natuurlijk weten wat er van
zijn boom terecht is gekomen.
Een week was het nieuwe jsar
DE kaarsen zijn ontstokenKerstmis is gekomen.
Bij de boom bezint de wereld zich op wat gebeurd is en
op wat in het verschiet ligt
In deze onrustige, jagende wereld is het goed zich de „blijde
boodschap" te herinneren, het is zelfs een noodzaak.
Naast de ernst is er de gezelligheid, die de mensen tezamen
brengt.
Ouderen en jongeren worden vereend en trachten voor een
wijle de harmonie te vinden, welke bij het kerstfeest past.
jyrANNEER het „geluk", waarnaar elkeen snakt, ooit een
U/ kans krijgt om de mensen aan te raken, dan is het wel
in deze kersttijd.
Een geestelijk geluk vooraan, daarnaast een materieel ge
luk, dat de wereld van nu de mensen in steeds bredere kring
te bieden geeft, gevolg van betere voorzieningen, waarvan een
ieder althans in ojis land in meerdere mate of mindere
mate zijn deel krijgt.
/EDER jaar opnieuw is er deze weldadige pauze in de snel
vlietende stroom der schokkende gebeurtenissen, waar
van onze wereld dag in dag uit getuige is en die zo ver
moeiend op de menselijke ziel inwerken kan.
We zullen er goed aan doen deze dagen ook als een wer
kelijke pauze voor zover het enigszins mogelijk is te be
schouwen en te benutten.
Straks, als het feest voorbij is, breekt het weer los, gaat
ieder opnieuw zijn eigen weg.
Dan is het heilzame Licht, dat ons nu voor korte ogenblik
ken omstraalt, gedoofd
|y bij boom of anderszins het kaarslicht in zich
ff opneemt, herkrijgt de blijde glimlach, welke het
strijdbare leven vermooien kan.
Er is gewoonlijk zó weinig dat daartoe de gelegenheid biedt,
dat U deze dagen móet aangrijpen om de diepere achtergrond
der dingen te leren onderkennen. Een ieder zal Kerstmis op
zijn eigen wijze ondergaan en ervaren.
Moge het zó zijn. dat wij allen naar het Hogere in ons
wezen zoeken en rondom ons de geest verspreiden, welke de
hoop en het vertrouwen op een betere wereld kan versterken.
Die hoop en dat vertrouwen hebben wij allen bitter nodig.
FANTAS 10
Ook deze boodschap kwam niet
aan. Maar om de boom van Axel
stond op kerstavond een kinder
schaar. Zij zongen met ijle stem
men „De herdertjes lagen bij
nachte" en Vrede op aarde". Zij
wisten niets van Axel. hun hart
was vol van het feest over de ge
boorte van het Kindeke Jezus. De
kleinste boom belandde bij een
koopman op het Lange Voorhout.
Hij stond daar in de kou en in de
regen en ving zelfs al een beetje
sneeuw op zijn takken op. Het
boomje was nog zo jong als het
kerstfeest oud is. En het bleef zo
groen alsof het in lengte van da
gen groen moest blijven, dit den-
neboompje. Maar het was ook reel
heel erg klein. En niemand had er
erg in. Het bleef bij de koopman
staan, omdat het zo nietig was.
En de boodschap van Axel zat om
het stammetje gebonden. Nie
mand zag het zitten. Niemand
zou het zien
HET was de laatste dag. Kerst
avond. De koopman laadde zijn
wagen op en ging naar huis.
Hij wilde bytyds thuis zijn. zyn
Kerstmis was goed. Hij had flink ver
kocht en was in een goedgeefse
stemming. Hij plaatste het boompje
tegen een hardstenen paal met ket
tingen.
Hardop zei hy„Die zal ik maar
laten staan voor een arme sloeber.
Dan heeft hy misschien ook nog een
goede kerst".
En daar stond het boompje dan en
wachtte, wachtte. Voorbygangers ke-
oud. Axel Jörgensen ontving
kaart. Hij las. Hij verstond deN
taal niet. maar hij begréép. Zijn
boodschap was ontvangen. Jn
zijn hart viel de blijdschap omu
het zaadje, dat hij had uitgestort
en dat ver weg ontkiemd was.
En hij voelde zich als de zaaier
die uitging om te zaaien.
Tekeningen Ton Hoogendoom» I