Laat de
kinderkens
KERSTMIS
li li li li li lil
M'
ACHTER DE TRALIES
kerstnummer
leidscii dagblad
24 december 1963
ii
Het iverdtoch een feest
«-iNKELE jaren na de oorlog hoorde ik op kerstavond een waar
Jj gebeurd verhaal vertellen dat ik nooit heb kunnen vergeten,
cn dat eigenlijk een van de mooiste en meest echte kerstverhalen is
die ik ken. Om het te schrijven moet ik beginnen met te vermelden
dat ik in de zomer van 1948 tijdens een lezing het echtpaar M. ont
moette en dat uit die kennismaking een goede vriendschap is ont
staan. De man in die tijd rector aan een lyceum, de vrouw onder
wijzeres op een gemeenteschool. Ze hadden al getrouwde kinderen,
en woonden sinds kort in een oude boerenhoeve op de Veluwe.
Ik kende hen dus nog- maar kort
(oen ik in december de uitnodiging
ireeg om de kerstdagen by hen door
(e brengen, mits ik er geen bezwaar
egen had dat er nog twaalf gasten
de twintig jaar zouden zyn.
i*aren leerlingen uit de zes klas-
an het lyceum en de lagere
1 schreef mijn vriendin en
man en zij hadden er zo ieder
twaalf geïnviteerd; ook tijdens
e oorlog. De kinderen varieerden
leeds weer opnieuw en er werd door
en een strenge slectie toegepast,
[iet dat er op rang of stand of gods-
ienst werd gelet integendeel
ïaar alleen de leerlingen waarvan zy
isten dat ze door huiselijke of per-
nnnlijke omstandigheden het slechtst
edeeid waren, kwamen ervoor in
anmerking. Het resultaat was altyd
eindigde de brief dat de meisjes
i jongens die wat onwennig en aar
dend. sommige ook wel dodelyk ver
ben. naar hun toe waren gekomen,
a een verblijf van dri. dagen, spon-
ian en dankbaar afscheid namen.
DP een koude middag van de vier
entwintigste december 1948
kwam ik bij de oude boerderij
in bijna tegelijk met de twaalf uit-
«rkorenen van mijn vrienden.
Ik schatte hen tussen de zeven en
chttien jaar en van sommige gezich-
Phn was helaas af te lezen dat ze tot
„slechtst bedeelden" behoorden,
is nu veertien jaar geleden, maar
herinner mij dit voorspel dat tot
kerstverhaal leidde,, nog heel
—lelijk.
Nadat ieder zijn kamer en slaap-
iats was toegewezen, (de jongens
erden op de vliering ondergebracht,
meisjes en ik op de kamers, die
n de dochters en de zoon waren ge
lest) en de tassen en koffertjes wa-
n uitgepakt, werd ons gevraagd de
b1 mee te helpen versieren. Deze
bs door een gangetje met de boer-
rij verbonden en als bibliotheek in
richt. daar de man van mijn vrien-
ii een verwoed verzamelaar van
leken bleek te zijn In de tuin lag
n berg hulst en sparregroen die we
j armenvol binnen brachten en
ronde de grootste denneboom die
t bos in de verte had opgeleverd,
et vereende krachten werd hij de
ïutir in gedragen en met kaarsen,
rren. eikels en denneappels ge-
lid Met levensgevaar beklommen
ladders, balanceerden op stoelen
krukjes om het groen langs mu-
en boekenkasten aan te brengen,
toonden engelengeduld bij het
hten van de twee slingers sparre
en met roodzijden linten. Linten,
kruiselings boven ons hoofd over
hele lengte en breedt» van de bi-
thcek kwamen te hangen.
Tijdens het heen en weer lopen van
schuur naar de tuin hadden we
nerkt dat het. veel kouder was ge-
rden. Een wind. die de adem af-
ted en de ondefinieerbare geur van
eeuw met zich meevoerde, schoot
vlagen uit een geelbleek gewat-
irde hemel, die in het oosten al
iker begon te worden. Voor we aan
el zouden gaan heerste er opge-
nde bedrijvigheid op de vliering en
iter de gesloten deuren van de
apkamers. en vooral ook in de keu-
waar mijn vriendin en haar hulp
laatste hand aan het kerstdiner
den.
[lokslag zeven uur kwamen de
•isjes sommige in hun mooiste
k naar de stal. waar een lange,
stel ij 1c gedekte tafel wachtte, en de
trens in hun beste pakken en met
gekamde haren even tevoren wa-
gearriveerd. Wij hadden de kaar-
aangestoken en terwijl al die
Re ogen de glans van die gouden
ed onvingen. zagen ze er Ineens
smaal even mooi en blij uit. Als
volmaakte kerstentourage, loeide bui
ten nog altijd de wind. Hij joeg de
sneeuwvlokken, die zich langzaam uit
de hemel begonnen los te maken, in
wilde warrelingen op en binnen
merkten we aan het onverwachts
flakkeren van een kaars, dat het weer
steeds slechter werd. Wij voelden ons
zoveel te behaaglijker tussen de ste
vige muren van de oude schuur, en
de houtblokken in de open haard
laaiden er des te feller door op.
Na het diner schaarden we er ons
met de koffie omheen en stelde onze
gastvrouw voor een kerstverhaal te
vertellen. Niet dat. wat zij andere ja
ren altijd voorlos en dat ieder ken
de als het mooiste en oudste kerst
verhaal maar een héél ander. Een
herinnering uit haar meisjestijd die
weer helemaal actueel was geworden
door een brief, die zij een paar dagen
geleden had ontvangen en waarin
haar werd verzocht een Oostenrijks
kind in huis te nemen nu er hulp
voor deze kinderen uit dit noodlij
dende land werd gevraagd.
„Wij hebben ook nog altijd een
noodlijdend land", hoorde ik mezelf
zeggen en de haat van vijf oorlogs
jaren die nog zo vers in mijn geheu
gen lagen .klonk er doorheen.
„Ik heb toegestemd", ging miln
goede vriendin rustig verder, en deed
alsof ze mijn opmerking niet had ge
hoord.
„Louter uit menslievendheid", spot
te ik. op gevaar af haar te beledigen.
Maar zij werd helemaal niet boos
en antwoordde met dezelfde kalmte:
„Als je het zo wilt noemen, ja
Beter zou eigenlijk zijn „louter uit
liefde voor het kind". Kinderen heb
ben niets met grenzen en rassen te
maken".
PLOTSELING ontstond er een le
vendige discussie over het voor
en tegen van het in huis nemen
van een Oostenrijks kind en de klei
nere uit ons gezelschap van de la
gere school, zaten er een beetje hul
peloos bij. „Ik dacht wel dat dit het
gevolg zou zijn", zei mijn vriendin
onverstoorbaar. „Daarom wilde ik
jullie Juist dat verhaal vertellen. Het
bloed kruipt nameiyk waar het niet
kan gaan. want mijn moeder had na
de eerste wereldoorlog een Duits kind
in huis".
Toen stonden de zaken wel even
anders", interrumpeerde ik strijd
vaardig.
„Ach." mjn bijzonder lieve vrien
din haalde haar schouders op. ..of je
nu een Oostenrijks kind uit 1948 of
een Duits kind uit 1918 probeert te
helpen, doet aan het feit dat de vol
wassenen het voor hem bedierven,
niets af. Iedereen had. en heeft
schuld aan deze oorlogen, behalve de
kinderen. Luister maar:
Ongeveer dertig jaar geleden, ik
was toen twintig, en net kwekeling
geworden, had mijn moeder na ein
deloze gesprekken mijn vader zo ver
gekregen dat hij er in toestemde een
Duits kind voor minstens een jaar bij
ons te nemen.
De enige voorwaarde die hij uit
praktisch oogpunt stelde was, dat
het een meisje moest zijn. Zij zou de
jurken waar mijn zusje en ik waren
uitgegroeid kunnen dragen en bij
een van ons kunnen slapen, zodat
de logeerkamer wij hadden nogal
veel logé's er niet aan opgeofferd
hoefde te worden. Als oudste van de
vier dochters mocht ik met mijn
moeder mee, nadat we bericht had
den gekregen 's avonds om zeven
uur op het station aanwezig te zijn.
De kinderuitzendingen waren in die
tijd veel slechter geregeld en tot on
ze verbazing werden we naar een
wachtkamer gedirigeerd met de me
dedeling dat we daar konden „uit
zoeken". „Er zijn er veel meer geko
men dan opgegeven was. We ston
den machteloos", vertelde een van
de leidsters. „Die moeders stopten ze
in de treinen of het postpaketten
waren. Wat overblijft gaat vanavond
terug. We hebben het ze al gezegd
om teleurstelling te voorkomen".
We kregen het gevoel of we een
soort markt bezochten toen we de
kale, slecht verlichte wachtkamer
binnen kwamen. Op lange, houten
banken zaten ze opeengepakt; kleine
vormeloze gestalten met een bundel
tje aan hun voeten en vermoeide ge
zichten, die een onkinderlijke uit
drukking hadden.
Het was een paar dagen voor
Kerst en het vroor flink, en ik
zal nooit vergeten hoe ik daar
weldoorvoed en warm gekleed cn
plotseling diep beschaamd tussen die
kinderen liep. Onder het gaslicht
leken de lappen en dekens waarin ze
;ewikkeld waren, nog groezeliger.
voorover knikte en een dwaas scha- i
duwbeeld op de muur wierp, duidde
aan dat daaronder een levend wezen
schuil ging.
Ik liep er heen. Onder de muts
kwam een hoekig gezichtje te voor
schijn met twee streepjes donkere
wimpers op de wangen. Het kind
sliep, en telkens als het hoofd voor- I
over viel, knikte de pompoen mee.
Terwijl ik de doek wat weg trok zag
ik een te kort plooirokje en een paar
spichtige benen in veel te grote
knoopschoenen. Ik riep mijn moeder
en samen maakten we 't kind voor
zichtig wakker. Het staarde ons niet
begrijpend aan en zei niets. Maar
zodra ik had gevraagd of het met
ons mee naar huis wilde, liet het
zich van de bank glijden, pakte
werktuigelijk het bundeltje van de
grond en greep mijn mantel zo gre
tig vast. dat ik de nagels door mijn j
kleren voelde.
Aan een tafel, in het midden van
de wachtkamer zat een vrouw die j
blijkbaar met de administratie was
belast. -*■
„Ik wil graag dit meisje", zei mijn
moeder.
De vrouw keek naar de kaart die
aan een touwtje om de hals van het
kind hing. Terwijl zij las gingen
haar wenkbrauwen omhoog.
„Werner Stadler Het is een jon
gen. mevrouw", sprak zij, zich tot
mijn moeder wendend. mÊQKÊ
Verwonderd en in verwarring ge- der weigerde, drukte hij zijn gezicht
bracht keken wij alle drie op het j tegen mij aan en stamelde gesmoord:
kind neer. Het verroerde zich niet I „Das macht mir nichts. Ich kann
en bleef met gebogen hoofd naar de die Kleider Ihrer Töchter tragen,
vloer staren. Wel voelde ik hoe de gnadige Frau. Ich trage immer
vingers zich krampachtig aan myn 1 Madchenkleider immer!"
mantel vastklemden. Zonder mij te bedenken zei ik toen
0„Sage mir, warum bist du wie ein ineens: „Seie stille, du gehst doch
un bezittingen in de toegeknoopte Mëdchen gekleidet?" vroeg de vrouw mit uns". en mijn moeder zei later
doeken nog schameler.
De kinderen praatten niet tegen
elkaar maar hielden hun ogen strak
op de mannen en vrouwen gericht,
die ontdaan, en zichtbaar verlegen
met hun houding de rijen afzochten.
„Ich! Ich!" riepen zij schril als
een van hen weifelend bleef staan
en wezen heftig met een vinger op
zichzelf.
achter de tafel een beetje ongedul
dig.
Het kind sloeg verschrikt zijn
ogen op en fluisterde bijna onver
staanbaar: „Es sind die Kleider
meiner Schwester".
De vrouw en mijn moeder keken
elkaar aan.
„Het spijt me heel erg, maar dan
gaat het niet", hoorde ik mijn moe-
Aan het eind van een van de ban- j der zeggen. „Wij hebben geen slaap-
ken. tegen de muur gedrukt en nau
welijks zichtbaar, ontdekte ik een
opvallend klein, ineengedoken fi
guurtje in een geruite omslagdoek,
waarvan de rafels tot op de grond
hingen. Meer was er niet van te on
derscheiden: alleen een vuile ijsmuts
met een pompoen, die af en toe
plaats en geen kleren voor hem. Ik
heb vier dochters en mijn man wil
persé een meisje, met het oog op de
onkosten". Ik voelde my hoe langer
hoe ellendiger worden en ontweek
de blik van het kind. Hij had in
angstige spanning naar mij op staan
kijken en hetzelfde ogenblik dat hy
lntuitief begreep waarom myn moe- ner van top tot teen in het nieuw
lieten steken. Zelden heb ik mij zo
biy gevoeld en zelden heb ik een
kind gezien dat zo stralend gelukkig
was als deze jongen toen hy in zyn
jongenskleren met ons de winkel uit
liep.
Werner bleef ruim ancerhalf jaar.
Als wy logé s hadden sliep hy op de
divan in de kamer en hy was zo vol
zorg voor zyn mooie, nieuwe kleren,
dat we gedurende die anderhalf jaar
er geen andere by hebben hoeven
kopen. Toen hy naar Duitsland
terug ging hebben wij allemaal ge
huild. vader incluis. Elk jaar tegen
Kerstmis ontvingen wij een kaart
van hem maar op de duur is ook dat
contact verloren gegaan, en hebben
wy niets meer van hem gehoord".
dat ik er op dat moment net
bleek en ontredderd had uitgezien
als het kind naast my.
Op het hoekige gezichtje tekende
zich een glimp van ongeloof en
vreugde af en ik bukte my om het
te kussen.
Thuis voerden moeder en ik een
bewogen discussie met een hevig
verontwaardigde echtgenoot en
vader.
„Jullie hadden het weer niet on
praktischer kunnen doen een
jongen! Dat kost handen vol geld
aan kleren en de logeerkamer zyn
we kwyt!" Ik hóór het hem nog zeg
gen. Desniettegenstaande gingen
moeder en ik de volgende dag naar
een kledingmagazyn, waar we Wer-
ii n n ii ii ii n n n ii ii
17 N denkt u. dat ze mij niet de deur zullen wijzen?"
J-S Die vraag werd mij gesteld, nu juist twintig jaar geleden, op
kerstdag 1943. door een even ijverige als sympathieke jonge gees
telijke. de secretaris van de bisschop van Colle Val d Elsa. Plaats
van de handeling een cel. een kloostercel als men wilmaar het oer
oude klooster van San Domenico te San Gimignano was. na
eeuwen lang staatsgevangenis der Toskaanse Medici te zijn ge
weest. strafgevangenis voor onhandelbare elementen en een der
politieke gevangenissen van Mussolini's heilstaat. Het was ons
derde en laatste kerstfeest, dat wij in die cel doorbrachten; de
troost, dat eenmaal Savonarola er had gewoond en dat Italiaanse
reisgidsen verscheidene regels wijden aan het enorme klooster en
aan de bijzonder fraaie kerk. die er bij hoort, woog niet langer op
tegen al het ongedierte, de ondervoeding, de bittere kou en het
gebrek aan vrijheid. Maar we beseften toch allen, dat we er heel
wat erger aan toe zouden zijn geweest indien we ons in Duitse
handen hadden bevonden.
We waren niet meer zo héél talryk
die laatste decembermaand. Toen
Badoglio en de koning eindeiyk en
op de meest onhandige manier het
fascisme ten val hadden gebracht,
waren voor het eerst de Italiaanse
arbeiders in algemene staking ge
gaan met een altruïstisch doel: zy
weigerden het werk te hervatten zo
lang de „politiek gevangenen" en
daarmee bedoelden zy dan in de eer
ste plaats de communisten, waar ook
het regime van Badoglio doodsbang
voor was. niet in vryheid waren ge
steld. Het gevolg was. dat in augus
tus van 1943 alle Italianen, de dap
pere antifascisten die hun weerstand
hadden begonnen niet op de laatste
dag maar reeds jaren vóór iemand
kon voorzien, dat er een oorlog zou
komen, die Mussolini ten val zou
brengen, ons verlieten. Het enige wat
men vergeten had. was dat er ook
niet-Italianen in de fascistische ker
kers zaten. Onze bevryde vrienden
hadden beloofd, dat hun eerste taak
zou zijn aandringen op de bevryding
der politieke gevangenen van niet-
Italiaanse nationaliteit; en zy hiel
den woord. Maar toen op negen sep
tember een rechteriyk ambtenaar uit
Siena naar San Gimignano kwam om
naar die vreemdelingen te informe
ren, begonnen in het noorden op
nieuw fascistische elementen zich te
roeren en wy bleken geiyk te hebben,
toen we tot die ambtenaar sprekende
hem toevoegden: „U lijlgt ons juist
het soort man om wanneer morgen
een Farinacci of enige andere fascis
tische clown een schynregering op
richt. te vergeten dat u een eed van
trouw aan uw koning heeft afgelegd".
Inderdaad de man vergat dit en de
„vreemdelingen" bleven achter de
tralies.
KERSTMIS was ook voor de ge
vangenen een hoogtydag, eén
der vyf dagen in het jaar, dat
we ivoor de Italianen hoofdzaak)
„spaghetti" kregen en een stukje
vlees, inplaats van „groentensoep"
(onkruid gekookt in een slappe bouil
lon) en het harde brood, dat de
overige 360 dagen ons deel was.
De vijf hoogtydagen waren Kerst
mis, Nieuwjaar, Pasen, Grondwets-
feest en28 oktober, de herden
king van de mars op Rome. Niet ge
ring was onze bewondering voor de
communisten, die ieder jaar weer op
28 oktober alle voedsel weigerden,
geen kleinigheid voor stevige jonge
mannen, die als magere skeletten
rondwaarden; en dat terwyl de geur
van de „spaghetti" de hele gevange
nis vulde. Maar al waren zy dan
atheïsten, tegen de christelyke feest
dagen hadden zij geen bezwaar en op
kerstdag werd het feestmaal ook in
de „communistencellen" (de commu
nisten, althans de Italiaanse, waren
streng gescheiden van de overige
politieke gevangenen) gretig aan
vaard.
Op Kerstdag 1943 waren we dus
lang niet meer zo talryk als een jaar
tevoren. Maar het feest was vroly-
ker, ook al waren we allen weer een
beetje magerder, we wisten de ge
allieerde troepen ten noorden van
Napels en al ging de opmars wel heel
langzaam, de bevryding, waaraan al
thans onder de met-Italianen nooit
iemand ook maar een seconde getwy-
feld had, was nu in zicht. We zeggen
met opzet „onder de niet-Italianen".
want onder de Italianen was er juist
in onze cel éen heel eigenaardig
element, een man die ui de zomer van
1942 was aangekomen en ons had be
groet met de woorden: „Kop op,
kameraden; het kan niet lang meer
duren: Hitier heeft een nieuw offen
sief ontketend en rukt op naar de
Kaukasus, de Italianen staan op het
punt Egypte te bezetten en Japan be
heerst de Grote Oceaan". Deze zon
derlinge „politieke" gevangene bleek
later (nergens is men zo goed over
elkaar ingelicht als in een van de
wereld afgescheiden gevangeniscel)
de cUfers voor de aanbesteding van
autobussen voor de stad Rome tegen
flinke betaling aan een autofabrikant
te hebben bekend gemaakt; toen de
politie hem kwam arresteren spuwde
hy op een portret win „de duce" en
werd dus tevens „politiek misdadi
ger". De politieke straf, als de meest
ernstige, moest hij eerst uitzitten.
Natuuriyk was ook deze zonderlinge
figuur tezame.t met de andere Italia
nen in de Badoglio-periode bevryd;
hy werd al gauw christendemocra
tisch gemeenteraadslid van Rome,
zelfs wethouder, om toen zyn ver
leden bekend werd over te zwenken
naar de partij waar hy thuis hoor
de, de fascistische. Hy was het enige
onbetrouwbare element en daar we
dit allen wisten, was hy ongevaariyk.
Uitgesproken God-loochenaar maak
te hy het leven zuur aan een jonge
sardische boekhandelaar, die uren
lang stond te prevelen voor een bid
prentje met de Madonna. Een ander
vermakelyk nummer in onze cel van
„intellectuelen" was een student in
de economie, die wilde verhalen deed
over Amerikaanse troepen, die ons
zouden komen bevryden, gebraden
hammen en vette kalkoenen aan de
punt van hun bajonet
houden van het steenkolenvervoer uit
Duitsland naar Italië, een Australiër,
wiens vrij duistere spionagezaak ons
nooit helder is geworden, een Slo-
veen (min of meer als Italiaan be
schouwd) die deel had genomen aan
een aanslag in Triëst. een staten
loze ex-officier van het vreemdelin
genlegioen, die de oorzaak van zyn
aanwezigheid in onze cel altyd angst
vallig verborgen hield voor de andere
Fransen en die by de bevryding van
San Gimignano door de troepen van
De Gaulle werd terechtgesteld en
verder een brave Engelsman, die toe
vallig Chamberlain heette, wat tot
gevolg had, dat de gevangenisbewaar
ders Heilig overtuigd waren, dat zy
een Britse minister onder hun gas
ten hadden. Overigens waren er be
Onze gastvrouw keek pein
zend in het vuur. ,,Toen
de Duitsers hier als over
winnaars binnentrokken en ik
hen hoogopgericht op hun
ook de communisten van die koekjes
geven? Dat hy dit aan mij vroeg had
een byzondere reden. De directeur
van de gevangenis was een Zuid-Ita
liaan, afkomstig uit een dorp in de
buurt van Napels. In die omgeving I
werd zwaar gevochten en zo wys was
hy zoetjes aan wel geworden, dat hij
niet alles geloofde, wat de Italiaanse
oorlogsbulletins vermeldden. De BBC
gaf berichten in het Italiaans maar
natuuriyk minder uitvoerig dan in
het Engels. Daarom had hy my. het
Engels machtig en niet wegens spio
nage veroordeeld, gevraagd voor hem
naar de Engelsen berichten te wil
len komen luisteren. Myn eerste
reactie was: Goed. maar dan wil ik
die berichten ook vermenigvuldigen
in zoveel afschriften als er cellen zyn
en een krantje uitgeven, „De Stem
der Waarheid, komt uit tot wy er
uitkomen".
Directeur van een gevangenis vol
„politici" is waarschynlijk een moei
lijk beroep, althans onze „direttore"
kreeg een soort zenuwtoeval, stame
lend: „Maar Je wilt je directeur zelf
voor het fascistisch gerecht en in het
gevang brengen en dat terwyl ze
vechten in het dorp, waar myn moe
der woont". Een moeder is in Italië
iets zo belangryks, dat we daar niet
ongevoelig voor konden blyven en
andere voorwaarden stelden: de be
richten van de Engelse zender kon
hy krygen, mits ik ze aan myn cel
genoten kon verder vertellen en
bovendien iedere dag twee uur in
één der Joegoslavische cellen kon
gaan. om die taal, die ik al een beetje
kende, beter te leren".
Op die manier bad ik dus contact
pantserwagens door onze straat
zag komen, dacht ik: ..Mis
schien is Werner er wel bij".
Maar tegelijk wist ik heel zeker
dat dat er niets toe deed. Wij
hebben toen alleen met dat
weerloze kind te maken gehad:
met de kleine jongen die zo ver
loren en overgeleverd aan de
willekeur van de grote mensen
in de wachtkamer zat in de kle
ren van zijn zuster.
..Daarom", eindigde zij glim
lachend in mijn richting, en op
dat moment werd onze vriend
schap stilzwijgend bezegeld,
..neem ik nu een Oostenrijks
kind in huis".
Tonny van der Horst
blyven. De reumatiek van de oude
heer Veliasjev was een bekend be
geleidend verschynsel der winterse
hoogtydagen.
langryke personen genoeg, vooral _r
onaer <le Italianen: de zonen van j met de Joegoslavische „communisten'
Matteotti, die van Aniendola en de j en met de Mihailovlc-mannen, onder
grote econoom Antonio Pesenti, die
weldra minister van financiën zou
worden, na 12 jaar gevangenschap.
Maar de vraag van de jonge gees
telyke betrof een hele andere groep,
nameiyk de Joegoslavische commu
nisten, van wie er een kleine hon
derd (en evenveel aanhangers van
Mihailovic) ons lot deelden. Voor de
grote feestdagen placht doorgaans
de bisschop uit Colle Val d'Elsa zelf
wie een buitengewoon dapper ventje
van dertien jaar, die omdat hy zo
klein was 's nachts de tenten van de
Italiaanse bezettingstroepen wist bin
nen te sluipen en daar geweren stal
voor de partisanen. Het heldhaftige
knaapje had het alleen aan zyn leef
tijd te danken, dat hy door de Italia
nen, voor wie kinderen altyd heilig
zyn, niet werd ter dood veroordeeld,
maar tot dertig jaar gevangenisstraf,
AL d<
nen
In
L deze Italianen waren verdwe
nen.
onze cel was alleen een be
jaarde. uiterst Intelligente Fransman,
ex-Rus en tydens de eerste wereld
oorlog secretaris der Russische am-
hasade te Rome; een Franse consu
laire ambtenaar uit Napels, een ver-
fynde Franse graaf, die een villa had
gekocht aan de Brennerpas alleen
met het doel Parys op de hoogte te
naar San Gimignano te komen. Met waarvan de eerste vyf jaar in volko-
uitzondering van de communisten men eenzaamheid. Het was alweer
gingen we natuuriyk steeds allemaal de jonge pastoor, die van de direc-
naar de kerk, ook schryver dezes die teur gedaan kreeg, dat om de andere
niet katholiek is. Het was de enige dag in het byzyn van de pastoor zelf
gelegenheid om elkaar allen te zien iemand, meestal een andere Joego-
en bovendien was de kerk byzonder slaaf, een enkele keer ook ik omdat
mooi, een ware verademing voor wie ik het eerst hem op dat kind opmerk-
altyd door tegen de bruingesausde zaam had gemaakt, een uurtje mocht
muren van een smerige cel zit te ky- gaan praten met de jongen, die het
ken. Van de dienst ging niets uit, on- I praten byna verleerd was.
verschillig of de oude pastoor van
San Gimignano die leidde, of de zelf- ELUKKIG kon ik onze brave
ingenomen, onbeduidende bisschop pastoor geruststellen. „Ze zul-
van Colle Val d'Elsa. Maar nu waren I ^*—4 len u beslist niet de deur wy-
er de voortdurende bombardementen zen; het zyn als alle Joegoslaven
en de bisschop durfde niet te reizen; buitengewoon vriendelyke mensen,
daarom kwam zyn jonge secretaris Maar bidprentjes zou ik ze toch niet
en plotseling voelden wy een mens, geven". „Dat hoeft niet, want de
een felbewogen mens, in ons midden j koekjes zyn gezegend", zei de brave
te hebben. Hy droeg niet alleen een geestelyke, die een kinderlyk geloof
mis op, maar preekte in de kerk en paarde aan de grootste menselyk-
zonder zich aan de gevangenisbe- I heid.
waarders te storen vroeg hy ons dicht I Ondertussen bereidden wy ons laat-
om hem heen te komen staan. Hij ste kerstfeest in de cel voor. Een der
nam de grijsbruin gestreepte muts britsen, die altyd opgeklapt tegen de
van één der gevangenen en zette zich muur behoorden te zijn, werd neer
die op het hoofd: „Ik ben evengoed gelaten en diende als tafel. Daar-
een gevangene; we zijn allen gevan
genen, gekluisterd aan onze zwak-
neden. aan onze zonden". Juist om
dat hij de eerste levende mens was.
die we buiten ons eigen kleine krin
getje sedert jaren hadden ontmoet,
ging het gerucht al heel gauw van
cel tot cel. En by zyn tweede preek
waren zelfs een paar der Joegosiaven
aanwezig. Toen was het, dat ik de
moed had hem te zeggen, dat hy
maar een heel klem deei der gevan
genisbevolking kende, dat er meer
dan honderd communisten waren.
Joegoslaven en een even groot aantal
Grieken van het eiland Castorizzo.
Dat eiland was gedurende twee da
gen door de Engelsen bezet; de hele,
zuiver Griekse bevolking had zich by
de Engelsen aangesloten, maar na
twee dagen gingen ze weg en kwa
men de Italianen (de Dodecanesus
was toen Italiaans gebied) terug en
arresteerden een groot deel der be
volking wegens landverraad". Die
Grieken waren orthodox en zouden
nooit een R.-K. kerk betreden. De
Jonge pastoor, tegengewerkt door de
directeur der gevangenis, die een on
gelovige was, ging daarop de cellen
bezoeken dier arme Grieken en
bracht ze geld. dat hy byeen had ge
bedeld onder de bevolking van het
stadje.
MAAR nu was de vraag héél wat
moeilyker.
Hy had twee zakken meel we
ten te kopen en daarvan had hy
koekjes laten bakken, die hy verge
zeld van bidprentjes onder de gevan
genen kwam uitdelen. Moest hy nu
voor kwam de lange, zware bank die
onze zitplaats was. Al weken lang
hadden we bruin pakpapier opge
spaard van de kastanjes, die dege
nen die geld hadden af en toe kon
den kopen om het magere rantsoen
tje aan te vullen. En verder hadden
we nog ander heel mooi papier (zo
leek het ons toen tenminste papier
afkomstig van de levensmiddelenpak
ketten. welke de Fransen en Engelsen
geregeld, een heel enkele keer ook
de Joegoslaven, uit Londen toege
stuurd kregen van hun Rode Kruis.
Een Nederlands Rode Kruis scheen
niet te bestaanUit dat papier
hadden handige vingers, zonder be
hulp van enig werktuig (ons enige
„gereedschap" was een houten lepel'
versieringen gemaakt en met brood
deeg tegen de muur geplakt. Ieder
van ons kon daar in zyn eigen taal
de in zyn land gebruikeiyke kerst
wens lezen.
De „tafel" werd bedekt met het
enige bontkleurige, waarover we kon
den beschikken; de fraaie kamerjas,
welke de tot Fransman geworden
vroegere Russische diplomaat met het
oog op zijn hoge leeftyd had mogen
kopen. Hy offerde zich een beetje
op voor ons allen door in de veel te
dunne gevangeniskleding en verder
met een paar dekens om zich heen
gedrapeerd voor die ene dag de vries
kou te trotseren. San Gimignano ligt
vry hoog in de bergen; buiten lag dik
sneeuw; verwarming bestond natuur
iyk niet in die oeroude gevangenis
en omdat we zo talryk waren in één
cel moest er altyd een der met zware
yzeren staven afgezette vensters open
AAR een feest was het met dat
toch wél. Eerst was er de
mis geweest en onze sympa
thieke pastoor (hy is nu al lang
monseigneur en vermaard latinist als
hy is, zal hy het stellig ver brengen)
had weer één van zyn diepmenseiyke
vondsten gehad. Tijdens de dienst
had een klein koortje, kinderen die
verdekt achter het altaar stonden
opgesteld en die ons niet konden zien
zomin als wij hen zagen, gezongen en
zelfs had hij twee kleine mis dienaar
tjes. jongentjes van een jaar of
twaalf meegebracht, die wy dan wel
zagen. Men moet jaren lang in een
cel opgesloten hebben geleefd, om
ringd door mannen, die ongeschoren
en met kortgeknipt hoofdhaar, onder
voed en in afgryseiyke bruinge-
streepte vodden gehuld, er allen veel
ouder uitzien dan zy zyn, om te be
seffen welk een diepe ontroering het
zyn kan een paar kinderen te zien,
de yi-hoge stemmen van een Jon
genskoor te horen.
Teruggekeerd in onze „versierde"
cel kwam het eerste grote ogenblik,
het uitdelen van vorken en echte
borden, voorwerpen welke alleen op
die feestdagen werden verstrekt en
niet eens aan degenen, die als voor
zichzelf of voor anderen „gevaariyk"
werden beschouwd. En een half uur
tje later kwam de wyn, een halve
liter voor elk, uitstekende landwyn,
het jaarlyks geschenk van de boeren
rondom San Gimignano aan de ge
vangenen. En dan al heel gauw de
„spaghetti", ditmaal uitstekend toe
bereid omdat na de val van het fas
cisme onmiddeliyk, op aandringen
der communisten, een paar gevange
nen met kokservaring in de keuken
waren aangesteld. En na de „spaghet
ti" de grote verrassing; niet zoals al
die jaren by alle feestdagen gebrui-
keiyk was geweest een taai stuk
rundvlees, maar voor ieder al naar
voorkeur een kwart kip (en in die
jaren waren de kippen nog voort
brengselen der natuur en kwamen
niet als tegenwoordig uit een kist,
waar ze hun hele korte leven ver
doen met vreten) of wel een kwart
konynDit feestehjk gebraad met
gejuich ontvangen (we waren hele
maal vergeten, dat zulke lekkernijen
nog bestonden) was een verrassing
van de jonge pastoor, die daarna in
alle cellen een ogenblikje ging pra
ten. om zyn koekjes en zyn bid
prentjes uit te delen. By ons werden
de bonte prentjes onmiddeliyk op de
muur geplakt by de andere versie
ringen, ook al was in onze cel alleen
de Franse graaf werkeiyk katholiek;
de andere Fransen waren buitenker-
keiyk, de angelsaksen protestant en
de ex-Rus vrymetselaar. Maar voor
ons was de pastoor toch een dierbare
gast. die we graag zo lang mogelyk
in ons midden hielden, ook al omdat
hy altyd aardige en grappige dingen
wist te vertellen.
En de gevreesde communisten, voor
het merendeel van huls uit orthodox,
terwyl de Mihailovic-Joegoslaven
meestal katholiek waren dachten er
precies zo over en we hoorden hoe
zy. wetende dat hy van muziek hield,
voor hem tal van mooie Servische
volksliederen zongen. Veel praten
konden ze nu eenmaal niet met hem,
omdat hun Italiaans maar heel ge
brekkig was en zy ook beslist weiger
den die taal te leren. Maar zingen
kunnen Joegoslaven nu eenmaal al
tijd, ook wanneer zy als communis
tische partisanen opgesloten in een
fascistische kerker willen getuigen
van hun vriendschappeiyke gevoe
lens voor een Italiaanse geestelyke,
in wie zy zoal niet de pastoor toch
de goedwillende mens erkennen en
eren willen.
LATER in de middag, terwyl wy
in plaats van ons gewone „roos
ter van werkzaamheden" (we
hadden een prachtig systeem uitge
dacht om de fascistische opzet, welke
daarin bestond dat de politieke ge
vangenen uit verveling geesteiyk vol
komen uitgeblust zouden raken, te
doen mislukken; elke dag werd
iemand belast met het houden van
een „causerie", waarover dan werd
nagepraat) alleen maar gezellig
praatten over kerstvieringen vroeger
in eigen kring, kwam de pastoor nog
even aanlopen om te zeggen, dat de
communisten en ook de orthodoxe
Grieken hem vriendelijk hadden ont
vangen. „En myn koekjes hebben ze
heus opgegeten. Dat doet mij het
meeste plezier, want ik had ze spe
ciaal gezegend".
Adrlaan H. Luijdjens.