Kom er ACHÏ-er
ZOEKLICHT
NOTITIES VIT
INDONESIË
HET GAZON IN DE TUIN
A. Roland Holsl is
75 jaar geworden
r
Si I I? V A formidabel redenaar
charmant gastheer
Kom er ACHT-er
EEN
OP DE BOEKENMARKT
TWEE BLOEMLEZINGEN
Zaterdag 23 mei 1963
Pagina 2
Hoe het met de huidige lonen en
pry zen mogelijk ls weet niemand,
maar naar Aziatische maatstaven
zien de mensen er goed verzorgd
uit, men zou haast zeggen wel
varend. Zeker als men, zoals wy,
net het hongerige lompen proleta
riaat in Bombay en Calcutta heeft
gezien.
Tenslotte toch nog een be
wijs je, dat er iets is overgeble
ven van „de eeuwenoude ban
den".
Premier Djoeanda heelt ons uit
eengezet dat „er tegen Neder
landers niet meer gediscrimi
neerd zal worden". Dat klinkt
niet sentimenteel.
Maar als hij een afspraak met
een van ons wil maken, komt er
een produkt van de Nederlandse
cultuur te voorschijn. De pre
mier raadpleegt zijn succes
agenda, wij de onze. De spreuk
van de dag luidt: „elke grote
tegenslag is een toetssteen voor
uw karakter".
1. gat schoorsteen groter
2. deurpost anders
3. meer kachelroet op de grond
4. meer gereedschap in zak overall
5. kraag overall breder
6. rok vrouw korter
7. bovenste luikje kachel zwart
8. krant in de lucht langer.
(Van onze reisredacteur, W. L. Brugsma)
Djakarta Het nieuwe Indonesië is misschien nog maar
een kleine kern, maar het is er. Het zit in de nieuwe sporthal van
Djakarta, tienduizend man sterk: een vak olijfgroen van de TNI.
het blauw van de Auri-vliegers, het hagelwit van de jeugdbewe
ging, het donkergrijs van de diplomaten. De gamelan die rechts
zetelt, heeft er al niet veel meer mee te maken. De luchtmacht-
kapel speelt „Colonel Bogey", die wel. Het is allemaal smetteloos
georganiseerd. En toch Indonesisch vriendelijk en inschikkelijk.
En toch trots. Zo proper en helder en zelfbewust moet heel In
donesië, eens worden: van Sabang tot Merauke. De vijfde staat
van de wereld.
De sporthal wacht op de man die dat zo wil, en rijst op als hij
binnenkomt. Onderscheidingen op zijn tuniek, een zwarte „topi"
op zijn hoofd: Soekarno.
De stilte is die van een groot
meer en de redevoering steekt
van wal, de eerste woorden zo
rustig als zachte riemslagen:
„Saudara saudaribroeders
en zusters Hij kan het
nog. Is het een rede? Het is een
recital van woorden, de gebaren
dragen ze, langzaam, snel, zacht
hard, ze biologeren en verlei
den. Ook zijn tegenstanders:
wij laten ons gewillig afstraffen
door de zinnen die hij meer
dan nooit in het Nederlands
tot ons richt.
„Het moet nu eenmaal zo. mijne
heren Onze geboortedatum
Schrijft u dat maar op: leven, vrij
heid en najagen van geluk
Nee meneer, dat is nog niet ge
noeg want geluk najagen kan
betekenen ..exploitation de l'homme
par Thomme Moeten wij zeg
gen: wel kerel Je hebt het volste
recht hoor. het volste recht, het
volste recht, het volste recht?"
Dan gaat „mijn beste vriend Van
Konijnenburg, de Imperialist en ka
pitalist" eronder door. Het mag van
toean Konijnenburg, de toehoorders
mogen om hem lachen.
Van wie het niet mag, ziet men
ook als Soekarno Indonesië's vijf
heilige principes, de Pantjasila. bo
ven Jeffersons onafhankelijksver-
klaring en het Communistisch Ma
nifest stelt. Jeffersons „recht op
najagen van geluk" is niet genoeg.
het moet het recht op werkelijk ge
luk wezen, beleert hij. De Ameri
kanen kijken strak en kwaad voor
zich uit. De Russische ambassadeur.
Michailow, schuift op zijn stoel
heen en weer: gaat nu het Commu
nistisch Manifest door de wringer?
Het blijft uit, maar alleen al het
verheffen van de Pantjasila boven
het „heiligste" wetenschappelijke
document over de hemel op aarde,
is blasfemie: Marx-lastering.
En wat is, zo zal een communist
zeggen, die Pantjasila helemaal?
Geloof in God, humanisme, natio-
5*
-
Communist Aidit
geloof in God
Kunt U de acht afwijkingen in de beide bovenstaande tekeningen
vinden? De juiste oplossing vindt U elders in dit Bijvoegsel.
/LKfiZS
Maar Aidits communistische par
ty is op dringend verzoek van pre
sident Soekarno wel zo goed ge
weest die principes in haar partij
programma op te nemen. Zy is bij
aldien de enige communistische
party ter wereld die officieel in
God gelooft.
De politieke kunstenaar die dat
gedaan heeft gekregen, legt uit dat
de Pantjasila in het Indonesische
volkskarakter ligt. Wij geloven dat
dit een goede definitie is. een betere
dan degene die wil dat Soekarno
zonder meer een dictator is. Trou
wens, hy doet nu Hitler en Musso
lini op het podium na en verslikt
zich in zyn eigen lach als hij des
Duces borst opzet en roept: Musso
lini sempre a Nou. wie spreekt
er hier Italiaans?" Dictators ma
ken hun eigen bedryfstak nooit be-
lachehjk. Maar wat is Soekarno
wel?
ONGEDWONGEN
Soekarno is wèl de charmantste
gastheer onder de staatslieden. Na
zes jaar ontvangt hy voor het eerst
weer een groep Nederlanders in het
witte paleis aan het Merdekaplein.
Wy zijn gespannen, de president
ook een beetje. Maar hij heeft een
een sociëteit met dames erby. tus
sen mensen die elkaar om zekere
redenen lange tijd niet gezien heb
ben.
Er stond een half uur voor deze
ontvangst, maar het duurt al een
uur, hoewel er niets gezegd wordt
dat bepaald niet ongezegd kon blij
ven.
"WliUüipil
lange baan: de schadeloosstellingen
voor de genationaliseerde eigen
dommen byvoorbeeld. Dat wordt
moeilyk. Ten eerste heeft Indonesië
geen geld. Ten tweede heeft het lie
ver ruzie met Nederland dan met
zyn eigen onderdanen, vooral als
die lid van de communistische partij
zyn.
Helemaal in de verte ligt dan nog
het referendum in Irian. Als men
daarover spreekt, beginnen de In
donesiërs bijzonder smakelijk te la
chen. Men krjjgt dan het gevoel een
geestig mens te zyn
DJAKARTA
Premier DfOEANDA
succes-agenda
Het behoort voor de meeste Ne-
dierlanders tot de bon ton te veron
derstellen, dat Djakarta sinds ons
vertrek veel smeriger en ongeorga-
niseerdcr is geworden. Zfj die hier
voor het eerst komen, geloven dat
ook en vinden het „echt een Aziati
sche stad". Dat is het natuurlyk
ook. Maar het is een schonere en
beter georganiseerde dan de meeste
andere.
En wat meer is: schoner en beter
georganiseerd dan by onze vorige
bezoeken in 1946 en 1957. zitten
alleen veel gaten in de wegen, ook
de nieuwe. Maar de straten zijn
goed geveegd, de huizen en de tui
nen goed onderhouden, er zitten
bijna geen zwervers en bedelaars
meer op Noesantara.
«mm
Zaakgelastigde Barkman
rechtop en onbelast
nalisme, volkssoevereiniteit en so
ciale rechtvaardigheid. In zun hart
moet iedere communist zeggen:
half zacht, irrationeel, vaag idea
lisme.
vriendelyk woord voor ieder, wyst
dan naar zyn knie en zegt: „Deze
beentjes worden oudlaten we
gaan zitten". We schuifelen naar
de gouden stoelen, weten niet hele
maal met onze houding raad. Als
we zitten komt er eerst limonade
en dan stilte. Wie breekt het Us?
Bappa Karno doet het. HU zegt
zachtjes: „Welnu, dit is dan het
nieuwe Indonesië Hij maakt
een aarzelend gebaar en knikt na
denkend.
De meester-redenaar heeft, deze
keer misschien onbewust, in zeven
woorden alles gezegd wat er te
zeggen is. Pas later voelen wy dat
het daarom toch aangrijpend is.
Omdat alles gezegd is, kan er
verder gebabbeld worden en dat
gaat goed. Zonder protocol. De pre
sident maakt grapjes en wij ook.
Het Ijs is dun, maar het houdt.
wy voor ons weten lang niet
meer precies waar het allemaal
over gegaan is: over schilderen en
katoen op Soemba en Soembawa,
over Nederlandse aardrykskunde
en het paleiselyk protocol dat wil
dat dames eerst een hand krygeii
en dan pas de heren. Over het feit
dat dokter Leimena „oom Jo" wordt
genoemd omdat hy van Ambon
komt. Over zingen: de president
neuriet voor ons „Het zonnetje gaat
van ons scheiden" en „Hallo, Ban
doeng" en als wy ingevallen zouden
zyn. dan zouden alle ministers en
adjudanten geshockeerd geweest
zyn, maar de president niet.
De president doet nog een keer
van „vlug alle plaatsnamen opzeg
gen tussen Wageningen en Zwolle"
en is verheugd dat hy het kan en
wy niet meer. Vriendelyk kabbelt
het gesprek voort, het is de kout op
Niet een van ons maakt een „faux
pas". Er valt er een te vrezen, als
de president zegt dat hy moe is en
dokter Leimena hem rust en vakan
tie heeft voorgeschreven. In het
buitenland, want in Indonesië
wordt hU niet met rust gelaten.
Iemand van ons zegt: „Komt u eens
naar de Veluwe". De president zegt:
„Nederland staat eens op het pro
gramma. Ik heb het beloofd. Als
de kwestie-Iran Barat geregeld zou
zUn".
O BORREL
Op de vyfde verdiepuig van Ho-
tol Indonesia schenkt zaakgelastig
de Barkman een informele borrel
voor een pater, een dominee, twee
fotografen en een tiental Journa
listen. Het is het eerste Nederlandse
byeenkomstje in Indonesië 1963.
Veel groter zullen de volgende niet
wezen: de Nederlandse activiteiten
gaan plan-plan. vooral niet dringen.
Niemand streeft naar gunsten, al
zyn onze bondgenoten verbaasd dat
wy van minister naar minister
kunnen snellen.
Wy hebben nu ook uitstekende
diplomaten hier, zy zyn allemaal
jong. lang en slank en aan hun
rechtop lopen ziet men dat zy on
belast zyn. Er is een lieve dame by
ons die betreurt dat de heer Bark
man by zyn aankomst in Djakarta
niet geestdriftiger ontvangen is
Haar is het nog niet duidelijk dat
de enige vorm van geestdrift een
anti-Nederlandse had kunnen zijn:
een betoging van de communisti
sche party op het vliegveld. Die is
ons bespaard gebleven.
Het gaat allemaal goed en onop
vallend. De zaakgelastigde wordt
geprezen. Hy heeft nog geen kan
toor. maar minister Soebandrio
hoewel ziek en derhalve in luchtig
tenue heeft hem ontvangen zo
dat hij zyn inleidingsbrief kon
overhandigen.
Dat is maar het begin: er liggen
nog veel moeilijkheden op de lange
weg. Probleem één is het formele
intrekken van de discriminerende
bepalingen tegen Nederlandse be-
dryven. En dan zijn er die van de
f
t
t
f
t
t
t
t
Het gazon is het hoofd
bestanddeel van elke tuin;
dat behoort het althans te zyn.
Daarom moet men er ook goed
voor zorgen en mag er geen on
kruid in voorkomen. Voorheen
moest men dat allemaal met een
mesje uitsteken, doch tegen
woordig is dat niet meer nodig;
er zyn nu chemische middelen,
die gebruikt kunnen worden. El
ke zaadhandel kan u er aan
helpen. Overigens moet u die
niet verwarren met de zo beken
de onkruidzouten; die zyn al
leen geschikt om alle planten
leven dood te maken en die wor
den dus by voorkeur gebruikt
in paden en in straatjes, waar
men het lastige gras kwyt wil.
Het is een soort groeistof, die
voor het gras gebruikt wordt;
zy doet bestaand gres geen
kwaad, doch wel vrywel alle on
kruiden, die er in voorkomen. De
wortels van de paardebloemen
en de madeliefjes groeien zo snel
dat ze uit elkaar barsten en
daarna sterven ze af. De
zaadjes, die in de grond zitten,
zullen echter nog steeds tot ont
wikkeling komen en men moet
dus meermalen sproeien. Dat
kan men nu doen en dan nog
eens in augustus. Jong gezaaid
gras moet men er echter niet
mee behandelen; dat kan er be
slist niet tegen.
Ook al heeft men dit voorjaar
normaal bemest; nu moet men
om de twee weken een lichte
overbemesting geven. Het gras
moet telkens opnieuw aan
groeien en dus moet men ook
voor voedsel zorgen. Dat kan
men geven in de vorm van de
bekende korrelmestsoortenper
tien vierkante meter is een hoe
veelheid van ongeveer tweehon
derd gram voldoende. Gras moet
men ook besproeien, doch doe
het in geen geval midden over
dag. Veel liever tegen de avond
of vroeg in de morgen; het zal
dan veel meer nut doen.
G. Kromdijk
:-,v"
RH
np
p
IIR
Dominee en pastoor een Nederlandse krant
'IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHI
A. Roland Holst. „Onderhuids". Byzondere uitgave met facsimilé. Twee
de druk Bakker Daamen N.V. 's-Gravenhage 1963
A Roland Holst. „In Ballingschap". Keuze uit eigen werk. Herzien en
Vermeerderd. Ooievaar. Bakker Daamen. 's-Gravenhage 1963.
A. Roland Holst is deze week 75 Jaar geworden. Dat is geen byzonder
hoge leeftyd tegenwoordig. De mens wordt niet alleen ouder dan een
eeuw geleden, maar hy biyft ook stoerder, hetzy lichamelijk of geestelyk.
Roland Holst is tot nog toe allebei gebleven, maar voor de lezer is alleen
het laatste belangryk.
Voor ons liggen, ter viering van
deze geboortedag, twee bloemlezin
gen. Ten eerste „Onderhuids", een
byzonder boek, zowel wat inhoud
als wat vorm betreft. Het is de
tweede druk in 1000 ex. van een,
neem ik aan, nog veel fraaiere uit
gave in 450 ex., gesigneerd en ge
nummerd. „De vormgeving veran
derde door het gebruik van een
eenvoudiger papier en door het ver
vallen van de band, terwyl het
stofomslag een kleurwyziging on
derging". aldus vermeldt de colo
phon. Over het uiterlijk van die
eerste 450, die reeds voor hun ver-
schyning waren uitverkocht, vol
gens een bygaand bericht van de
uitgever, kan ik dus niets zeggen.
Interessanter dan deze uierlijke
zaken is de inhoud van deze bundel.
In een zeer kort, klaar en intens
zindelijk voorwoord geeft A. Roland
Holst de reden op waarom hy juist
deze elf verzen heeft samengeno
men voor de jubileumuitgave. Hij
zegt: „Het zijn de enige gedichten,
die niet ontstonden uit een geeste
lyk alleenzyn, maar uit een verla-
ten-zyn, zozeer lichamelyk soms
ondergaan, dat het alleen kon wer
den uitgehouden door een herhaald
pogen het. onderhuids als het ware.
te bezweren". Deze woorden zijn zo
duidelyk, dat het eigenlyk geen zin
heeft er verder over te spreken. De
zuiver gepeilde tegenstelling tussen
..geestelijk alleenzijn" en „verlaten-
zyn" kan ieder zinnig mens vatten.
Ten overvloede dus: dit waren de
verzen ontsproten aan „de ander",
aan het verlies en aan het verdriet.
Voor de dichter zyn dit verzen, die
hem „het oud zeer kunnen doen
vergeten van gefaald te hebben in
een dichterschap, dat mijn jeugd
voor ogen stond". Men vatte deze
woorden niet op als een verwerping
van al het andere, want schreef
Holst niet in zyn vers „Twee deu
ren" (bloemlezing blz. 83„er deugt
geen woord of 't is vanuit alleen
zijn met mijzelf geschreven". Maar
voor wie dit niet verstaan mogen,
nogmaals duidelyk: dit „falen" be
tekent voor de dichter iets geheel
anders dan het literaire falen. Ieder
rechtgeaard dichter kent het en
voelt het bij welhaast ieder vers,
dat hy schryft. Het is het gevoel
toch weer niet bereikt te hebben,
wat hem heeft voorgestaan toen hy
begon.
Het tweede boek dat verschenen
is. is de herziene druk van de grote
bloemlezing van verzen en proza,
genaamd „In Ballingschap". Een
bloemlezing waartegen ik maar één
bezwaar heb en wel dat de volgorde
niet overeenkomt met de chronolo
gie van de oorspronkelyke bundels.
Dat is wat verwarrend voor wie het
werk van Holst zo ongeveer in het
hoofd hebben. Doch voor hen is
deze bloemlezing ook niet bestemd,
zal men zeggen.
De keuze zelf is voortreffelyk en
dit dient ook gezegd van de proza
stukken in hun gevarieerdheid. In
de voorrede van deze bloemlezing,
die zo kenmerkend de titel „Achter
af' draagt, zegt de dichter iets, dat
ogenschijnlijk simpel is, maar dat
zo typisch de kern raakt van Hoists
gestalte. .Eigenlyk komt het erop
neer. dat vrijwel alles wat ik op
schreef achteraf bezien geen
ander doel had, dan een my inge
schapen wezen, dat in het dagelyks
leven nooit, of in veel te geringe
mate, aan bod kwam, naar buiten
hoorbaar en zichtbaar te maken:"
„Een mij ingeschapen wezen, dat
in het dagelyks leven dat
wezen is het dat Holst de weg heeft
getoond naar het gebied waarover
hy van lieverlede is gaan spreken
en zingen als ware het een in kaart
gebracht land van de ziel. In kaart
gebracht inderdaad. Want wat doet
hy anders, telkens weer. In de vroe
ge verzen met een mannelyke me
lancholie en een fel heimwee zoals
in „Oud Lied" (ik bepaal mij met
deze verwijzingen tot de bloemle
zing, die hier aan de orde is) of
„Het Eiland der Beminden". In de
latere, eigenlyk te beginnen met
„Een Winter aan Zee", in een ver
beten worstelen om het behoud van
dat land.
Hoe die landkaart er uit ziet,
waar ravyn en vlakte liggen, waar
kust en strand, het heeft geen zin
in een kort artikel aan een verkla-
rmg te beginnen. Bovendien heeft
Holst dit zelf uit-en-terna beschre
ven in poëzie en proza. Wat het
laatste betreft; „Het Gouden Plein"
b.v. Zijn metafisische kosmos is via
zyn unieke talent byna een reali
teit geworden. Byna, want nooit zal
een tweede mens de wereld beleven
kunnen, die Holst zich geschapen
heeft. Natuurlyk niet, een dichter
kan voor de lezer immers niet meer
worden dan een bestanddeel in zijn.
des lezers, leven. Een bestanddeel
evenwel waarvan men zich niet
meer voor kan stellen, dat het er
niet geweest is, als het eenmaal ge
wekt is. „Gy zult mij allen, allen
kennen. 'Maar 'k zal voor alien
duister zyn", heeft die andere gro
te dichter Karei van de Woestyne
geschreven. Deze gevaarlijke waar
heid geldt voor A. Roland Holst
ook. En toch. Aan het eind van de
inleiding tot zyn bloemlezing, zegt
hy: „Mocht, niet alleen nu, maar
nog na jaren, door iets wat lk ooit
schreef, een zweem van dat geluk
in een ander mens teweeg worden
gebracht, dan ware myn leven niet
zonder zin geweest". Met „dat ge
luk" bedoelt hij het deelachtig wor
den van „de verrukking of de ellen
de", die uit een vers tot de lezer
kunnen komen. Hy kan gerust zyn.
CLARA EGGINK