^an-economie zonder n India bepaald geen dwang succes t Ir®*? ZOEKLICHT LOUIS COUPERUS herdenkend flindoe-geloof leert berusting armoede van deze wereld REM GEI 'KEI NOODZAAK VRIJER EEN WOORD VAN BEZINNING KERK EN RASSENDISCRIMINATIE OP DE BOEKENMARKT Oj> 10 juni 1863 werd liij geboren ilrooll bort huism lomo illdi, eniji g. loliet omlrii ■rJag 18 mei 1963 Pagina 1 Bh takt* Olifanten bij India's nieuwste staatsbedrijf: Roerkela. «WW Men zou menen dat het arme India nog williger zou zijn. Er is immers zoveel gesproken over de ..revolutie der stijgende verwach tingen". dedruk van de onder-ge- priviligeerden om hun materiële omstandigheden te verbeteren? Zo die druk er in India is. dan wordt hij toch sterk ingedamd door het Hindoeïsme. Door het geloof in de andere wereld die men makkelijker bereikt naarmate men het op aarde slechter heeft. Deze tegemoetkoming voor het lijden op aarde, die andere gods diensten ook kennen, is geen aan sporing tot lotsverbetering hier. Het christendom heeft daar onder meer de gelijkheid der mensen tegenover gesteld, die wel een aansporing ls. Het kastendom in het Hindoeïsme was daarentegen de formalisering van de menselijke ongelijkheid. Zelfs als men wilde kon men niet hogerop. Wat bleef er anders dan berusting in het ascetisme, Gan dhi's verheerlijking van de armoe? Men kan er, net als over de kwestie van de kip en het ei. lang over twisten wat er het eerst was: de armoe of de verheerlijking er van als de beste vorm van het zich schikken in het onvermijdelijke. Maar het is zeker dat deze erfenis van de traagheid een ontzaglijke rem is op elke economische ont wikkelingspoging. Voordat men de bevolking van India, vooral de 70 pet. die op het platteland woont, kan aansporen meer te doen. zou men haar eerst moeten aansporen meer te wensen! Wie hieruit de conclusie wil gek ken dat het gemakkelijker en goed koper zou zijn de Indiërs dan maar over te laten aan het armoedig tot waar zij zich zo verbazend gemak kelijk in schikken, vergist zich. Want, wat nu nog slecht maar draaglijk is. wordt binnen 25 jaar door de bevolkingsexplosie ondraag lijk. Amerikanen aan dat over het par ticulier initiatief. In werkelijkheid is de Indiase economie veel vrijer dan de Amerikaanse" Wie optimistisch wil blijven, luis tere naar G. K. Mathoella, de di recteur van de Hindostan Machine Tool Company in Bangalore. Deze in 1953 gestarte machinewerktuig- fabriek, een staatsonderneming, kan nu uit eigen winst elk jaar een nieuwe fabriek bouwen, tien pro cent dividend aan de staat betalen en zijn produkten van Europese kwaliteit 20 pet. onder de Euro pese prijs leveren. In dit moeder bedrijf voor de industrie deden •uw Delhi Het gezelschap discussieert transpirerend over India's economische ont- keling. Het telt een Fransman van de Parijse beursberichten die alleen maar wenst te ver- nod en hoeveel procent profijt men op buitenlandse investeringen krijgt. Het omvat een Herr :tor die gelooft dat Erhard in India zegenrijk werk zou kunnen verrichten. Leden van Indiase '?r\ van koophandel springen op en verlangen te vernemen wat nu precies de sleutel van het tse Wirtschaftswunder is. Misschien past die ook in het stroeve slot van India's economie. :cials van de Indiase regering delen ernstig mee- dat India een plan-economie heeft die op socialistische maatschappijvorm mikt. niet specialist krijgt men sterke neiging de economen op het niet ill take doende van hun uiteenzettingen te vijgen. De Fransman is het (Van onze reisredacteur W. L. Brugsma) In het andere uiterste vervallend zou men India kunnen adviseren zich niet de luxe te willen permit teren van democratie èn economi sche ontwikkeling, maar ook dat gaat niet op: India's democratie is geen luxe maar noodzaak. De In diase unie, innerlijk verdeeld langs lijnen van taal. ras. religieen regio nale belangen, zou uit elkaar sprin gen wanneer de centrale regering de teugels te strak aantrekt, laat staan als zij de zweep zou gebrui ken. Er rest blijkbaar niets anders dan geduldig op de onzekere, ingesla gen weg voort te ploeteren, te doen »an consultatie: verteeenwoordi^ers t wat binnen d, ïan hrt m„. van rwrprincr on inHncf.no unmoH duidelijk, dat buitenlandse investeringen een politieke verzekerings- 7Aue nn. De Duitser zou moeten weten, dat zijn dikke minister de >Ir lkt tot sigarenroken snel zou vergaan als hij met het Indiase probleem nfronteerd zou worden. Duitsland had alleen maar een beschadigde tructuur, India heeft er bijna geen. lat ffen de 5-jaren-plannen en de e2. listische ambities antwoord op Jjj raag hoe men India's economie f ti de grond moet krijgen? Die j klemt: de 450 miljoen Indiërs een gemiddeld jaarinkomen ifd van 250 gulden. Het stijgt langzaam, de bevolkingsaan- kan de stijging in een daling rIjj i verkeren. iereen is het erover eens dat ilanning moet zijn. Maar plan maken is één ding, ze uitvoe- ren is een ander. India's ..planning" is indicatief. Er worden geen „nor men" gesteld die, zoals in Rusland, tot elke prijs en op straffe van overplaatsing naar Irkoetsk moeten worden uitgevoerd. Er worden doe len aangegeven en iedereen wordt geacht naar het bereiken daarvan met ernst te streven. Dat gebeurt ook wel in de pu blieke sector, de staatsbedrijven. Maar die omvatten slechts 4 pet. van de industrie. Voor de 96 pet. privé-bednjven bestaat een systeem van regering en industrie vergade ren uitgebreid over wat er gedaan zou moeten worden. Dan gaan de industriëlen naar huis en het me rendeel maakt vervolgens toch maar liever datgene wat het meeste geld inbrengt. Voor hen is de plan ning een academische excercitie, een leeg eerbewijs aan Gandhi en Nehroe. Zij menen: ..Het socialisme is een heerlijke zaak om voor te strijden, maar God verhoede dat we het ooit zullen beleven". En zo worden de 5 jaren-plan nen slechts zeer ten dele uitgevoerd. Het is wel duidelijk waarom: In- dia's regering is een democratische, zij kan niet dwingen. Zij kan slechts proberen de economie een eindweegs In de gewenste richting te duwen door een systeem van vergunningen en restricties, van fiscale aan- en ontmoediging, van gerichte investeringen. Toch heeft dat systeem in Frankrijk uitstekend gewerkt. De Franse economie was willig om op die aansporingen in t« gaan. gelyke ligt, in de hoop de vele noodlotsfactoren voor te blijven. Over de kansen van die weg raakt men in India beurtelings op timistisch en pessimistisch. Men leert er snel af zich te laten leiden door voorkeuren voor staats- of privé-bed rijf. In de publieke sector staat tegenover het aanvankelijk fiasco van het met Duitse hulp tot stand gekomen staalbedrijf in Roer kela (verlies: 400 miljoen gulden) het perfect en economisch functio neren van het door de Russen ge stichte staalbedrijf Bhilai. De trots van de privé-sector is het onme telijke Tata-concem, een nationale pionier tegenover de corrupte knoeierij in sommige andere in dustrieën. Wie toch politiek-economische stokpaard jas wil berijden, kan ove rigens terecht bij de Amerikaanse ambassadeur in Nieuw Delhi, de briljante econoom Kenneth Gal- braith, die gezegd heeft: ..De In diërs zijn even verknocht aan het gepraat over socialisme als de Een onmetelijk arbeidsreser- voir: bij de bouw van een elek trische centrale voor Calcutta wordt het beton gestort door vrouwen. De volle schalen we gen 25 kilo. De vrouwen ver dienen f 1.25 per dag. Het be ton is even goed als bij ons zegt de Amerikaanse ingenieur ..het storten duurt nauwelijks langer". aanvankelijk vier Indiase arbeiders het werk van één Europese, nu is de verhouding anderhalf om één. Mathoella, zegt: „Ieder Indu strieel zit in India op een onmete lijke markt. Wü hebben een onbe grensd arbeidsreservoir, onge schoold maar niet onbekwaam. Al9 90 pet. van de Indiase industrie maar 20 pet. van de Europese effi ciency haalt, dan ligt dat voorna melijk aan de bedrijfsleiding. De kwaliteit van onze managers is on voldoende. In de privé-sector hoe ven zij zich niet in te spannen, want zij maken toch gigantische winsten. In de staatsbedrijven wor den zij te laag betaald. En toch: wat Japan kon, moeten wij ook kunnen". andere wereld van het Hindoenb een tempel godsbeelden op Er gaat de laatste tijd vrijwel geen dag voorbij, of de spanning, die er is tussen de verschillende rassen, vormt voorpagina-nieuws in onze dag bladen. Nu eens zijn het de con sequenties van de apartheids politiek in Zuid-Afrika, waar een blanke minderheid vecht voor de handhaving van haar positie, dan weer is het de ne- germinderheid in de Verenigde Staten, die van zich laat spre ken in haar vastberaden strijd tegen de rassendiscriminatie. De kranten gaven ons foto's van demonstrerende negers, van de politie, die ingrijpt. Het meest getroffen werd ik dezer dagen door een foto uit Birmingham in Alabama, waarop geen rel, geen bloedig conflict was vastgelegd Alleen maar twee jonge kerels, een blanke en een neger. Bei den uitdagend, de blanke zelf bewust, niet van plan zijn be- gendheid eigenlijk helemaal geen recht van spreken hebben op dit punt. Mi. snijden deze opmerkin gen geen hout. In de eerste plaats kennen wy\ vooral na de beëindiging van de koloniale verhouding met Indonesië, op kleine schaal wel degelijk een rassenprobleem. Nog niet zo lang geleden kwamen relletjes In de residentie tussen jongeren inderdaad voort uit rassen tegenstellingen. Wanneer je in de omgeving van Staphorst of Ommen een kamp voor Ambo nezen ziet. zo maar ergens in ïlkaar geslagen in het Neder landse polderland, voel je direct, dat zo'n kamp ergens aan de rand van onze samenleving de mogelijkheid van allerlei proble men in zich heeft. liefdeloosheid tegenover de naaste inhouden, maar die in onze wereld onhoudbaar en heil loos is. U zult niet van mij verwach ten, dat ik op deze plaats een overzicht geef van dit synodale geschrift. Hopelijk zult u het met mij eens zijn, dat het uiter mate belangrijk is. dat hier een kerk, tegen goed en kwaad ge rucht in. zich openlijk uit spreekt tegen iedere vorm van rassendiscriminatie. Niet alleen in gebieden, waar de rassendis criminatie een rol speelt, maar ook in ons eigen land kan men nogal eens de stelling horen ver- condigen. dat God het verschil ?n de scheiding der rassen ge wild heeft. Hiertegen zullen we t>ns vooral dienen te verzetten. De bijhei zegt nergens, aldus het geschrift: gij zult uw ras zuiver houden! En: „er is een eenheid van het menselijke geslacht en voorrechte positie prijs te geven, de jonge neger niet minder zelf bewust, niet van zins zich neer te leggen bij de plaats van twee de-rangsmens. die hem krach tens zijn huidskleur is toebe deeld. Ik zou op het conflict der ras sen in deze wekelijkse rubriek misschien niet zijn ingegaan, ware het niet, dat de Synode van de Ned. Herv. Kerk kort ge leden een herderlijk schrijven over het rassenvraagstuk had uitgegeven. Men hoort de op merking nog al eens maken: hebben wij in dit opzicht wel recht van spreken? Wy kennen geen rassenprobleem, kennen ook de moeilijkheden niet, die verbonden zyn aan een samen leving waarin de rassentegen stellingen wél een grote rol spe len. Bovendien, zo las ik in een Zuidafrikaanse reactie op het schrijven van de Synode, zou den wij als oud koloniale mo- In de tweede plaats is het dik wijls op een afstand beter mo- gelyk de moeilijkheden, die zich ergens voordoen, te beoordelen, dan wanneer je er midden in sit. Dan spreken allerlei harts tochten mee. Men kan zich haast niet van zyn verleden en van de historisch gegroeide si tuatie distantiëren. En in de derde plaats is hier geen tegenstander aan het voord, die zich geroepen voelt de ander eens heerlijk te beka- pittelen. In het genoemde geschrift spreekt de Kerk van Jezus Christus, weliswaar maar een klein deel van de wereldkerk, maar dan toch een kerk, die zo wel met Zuid-Afrika als met de grote broeder in Amerika met sterke banden verbonden is. En deze kerk spreekt, omdat ze niet zwijgen mag. Omdat ze wil waarschuwen tegen een hou ding, die niet alleen ongehoor zaamheid tegenover God en deze eenheid Ls van oneindig veel groter betekenis dan de verscheidenheid. Wij zijn, bij bels gewaardeerd, mensen en in de tweede plaats blanken en Nederlanders". Ds. Drever, ondervoorzitter van de N.H.-kerk van Zuid- Afrika, noemt „die stuk vir ons te onrealist-ies gestel". Ik meen. dat dit verwijt niet alleen dit stuk van de synode, maar in wezen het hele evangelie van Jezus Christus treffen kan. Intussen kan het wel eens zo zijn, dat de inhoud van dit stuk en de gehoorzaamheid aan Je zus Christus meer op de realiteit zijn ingesteld dan apartheidspo litiek en rassendiscriminatie. Die laatste kunnen twijfelachtige triomfen op de korte baan vie ren. Op lange termijn kunnen we ons beter door dit onrealis tische stuk laten leiden. P. Kloek. N.H. pred. Leiden. Tien juni a.s. zal het honderd jaar geleden zyn, dat Louis Couperus ge boren werd en tevens ls het dit jaar ook veertig jaar geleden, dat h(J op zyn zestigste jaar gestorven Ls. Er is dus alle reden dit jaar nog eens met nadruk te wijzen op onze welhaast enige klassieke romanschrijver. Het is gelukkig niet meer zo dat Couperus 'werk met een schuin oog wordt bekeken, zoals dat te doen gebruikelijk was in de tijd waarin hjj leefde. Dat schuine oog vond voornamelijk zjjn oorzaak in overwegingen van morele en godsdienstige aard. Die zijn nu wel totaal van de baan. Ik geloof niet dat er een hedendaagse lezer zou «Rn, die Couperus nog zede lijke verwijten zou willen maken. Integendeel, de ontwikkelde mens van heden vraagt zich eerder af hoe het mogelijk was. dat men een halve eeuw geleden schande kon spreken over zulk fatsoenlijk werk. Er staat toch immers geen onvertogen woord ln? En toch is er nog wel een vorm van onbegrip aanwezig. Zelfs heden is men nog geneigd Couperus au sérieux te nemen daar waar hij niet anders dan zachtmoedige ironie be doeld heerft. Is het niet Dr. H. W. van Tricht, die zyn boek over deze auteur, geschreven in opdracht van O. K. en W.. begint het te citeren: „Je suis le prince des poètes. Louis Couperus"? Woorden, die Couperus in 1922 heeft geschreven in het gas ten boek van ee gouvemementshotel op Bali. Wel gaat Van Tricht zich vervolgens afvragen hoe Couperus ertoe gekomen kan zijn zoiets „ge durfds" op te schrijven. Maar het eenvoudige antwoord, dat voor iedereen, die het werk van deze schrijver kent, voor de hand ligt: nl. dat het zelfironie is om zulk een kreet neer te schryven ergens in de rimboe, heeft hij niet bedacht. En ondertussen is het kwaad van zulk een aanhef geschied, want vele be krompen domoren zullen klaar staan met hun: „Zie je nou wel? Wat een malle vent!" Doch hier wilde ik het eigenlijk niet. over hebben. Wat ik zeggen wilde in deze tijd van herdenking Ls o.a. dat de moderne, de Jonge lezer zich toch vooral niet van zyn stuk moet laten brengen door datgene in Couperus' boeken, dat hem of haar als verouderd zal voorkomen. Na- tuurlijk.het décor, de entourage is die van de periode, waarin het werk geschreven werd. Dat kan onmoge lijk anders en dat bezwaar, zo het er een is. zou voor alle klassieke auteurs gelden. Maar doet dat er eigenlijk iets toe? Nemen wij Couperus' beroemd ste roman. „Eline Vere". Doet het er in wezen iets toe. dat in de scène waarmee deze roman aanvangt de opvoering van tableaux-vivants door een troepje Jonge mensen de grote spiegel „een psyche" wordt genoemd, dat de schrijver spreekt van poudre-de-riz in plaats van van „poeier", zoals w(j tegenwoordig ple gen te zeggen, of dat er nog „een oude meid" in voorkomt, die met ia- ponnen af en aan draaf? Ne im mers. Het gaat toch om die Jonge mensen, om Freddy, om Marie en Lily, om de kwajongens Jan en Karei en om Paul de Raat. Dit ta- freel heeft in zijn huiselijkheid ge woon eeuwigheidsgehalte, omdat ff altijd jonge mensen zullen zijn. die vertoningen in elkaar zetten en omdat er bij dergelijke vertoningen altyd een artistieke leider zal zijn, die artistiek uitblinkt in zijn omge ving. maar die lang niet voldoende talent heeft om «en kunstenaar te kunnen worden. En waar het de hoofdfiguur aan gaat, Eline Vere. Het zou te bar zijn haar met het hedendaagse nozem- schap te vergelijken. En toch zij heeft dezelfde onaangepastheid, de zelfde wrok tegen het maatschappe lijke bestaan, dezelfde romantiek. Want wat Ouida en de opera waren voor Eline. dat zijn Kerouac en Westside-Story voor de moderne Jonge mens. De bewondering is even dweepziek. Voor de „lokkende on waarheid" zoals Couperus Eline 's dweperijen zo raak betitelt, zijn de beide partijen, de oude en de jonge, even gevoelig. Zo kan men zonder de minste moeite Couperus' figuren ©n zeker die uit zijn psychologische romans. In de moderne tijd „verta len". Dit geldt voor Van oude Men sende dingen die voorbijgaan", voor „De boeken der kleine zielen voor „De Stille Kracht". Persoonlijk heb ik niet veel be hoefte aan dat „vertalen". Juist al die kleine bij/onderheden, die zo menselijke gebeurtenissen, die ge sprekken gevoegd op een wijze, die ons ontgaan is, roepen een heimwee op. Neen, niet een heimwee naar vroeger, dat is het niet. Het is het heimwee naar de medemens, naar gemeenschappelijkheid, naar sa menzijn. Een heimwee, dat in het dagelyks leven nooit bevredigd wordt, omdat de mens zich nooit volledig kan uitspreken. Om de medemens volledig te kunnen ken nen. daarvoor heeft men een groot schrijver nodig als tussenpersoon. Hoe gelukkig dat Couperus een Ne derlander is geweest; voor ons niet voor hem. CLARA EGGLNK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1963 | | pagina 7