r VOOR INDIA SLAAT NU HET
UUR VAN DE WAARHEID-
ZOEKLICHT
Een miljoen telefoonnummers
feilloos onthouden
Mao's
proef
op de
som
John
Braine
4.90
(LEIDSCH DAGBLAD
Kwestie van oefenen
WOORD
VAN
BEZINNING
ZIJN WE EEN MONDIG VOLK?
N
M8
„(Ja? 11 mei 1963
Pagina 1
aanplakbiljet hangt in alle fabrieken van India en wat
Jgt is waar: Iedere fa- brieksarbeider is een soldaat,
jd de strijd van de jawan (soldaat) in de fabriek. Produ
ceer meer",
(Van onze reisredacteur, W. L. Brugsma)
Morarji Desai, India's minister van Finan-
4fl an het nog niet laten. Hij behandelt voor ons de internatio-
jj olitiek in morele termen van ..goed en kwaad En hij be
ns, dat het goede niet het monopolie van het Westen en het
niet dat van het Oosten is. Hetgeen ons minder verras-
io roorkomt dan menig Indiër meent. Hij zegt ook. dat een mo-
alitiek een nuttige politiek is.
A
taster Desai, een 'omwel-
asceet in het ivlt en een
[*ïaand integer man, komt
LJ s Nehroe uit de school
ahatma Gandhi. India's
lloze vrijheidsstrijd, een
J eld van succesvolle ethiek
deze mannen gesterkt in
dat eerlijk het
duurt. Voor deze ethiek
Britse imperalisten nog
;lAitvankelijk, maar de Chi-
ta ommunisten zijn het niet:
m bben een andere code. Zij
t i, dat de ethiek der ge-
rt osheid geen uitgangspunt
van een politiek is, maar de ra
tionalisatie van een onmacht:
edelheid is het laatste wapen
van de zwakke.
Voor premier Nehroe en minister
Desai is de proef op de som die
Mac Tee-toens sondaten op India's
idealen hebben genomen, een ont
zaglijke schok geweest. Nehroe er
vaart de dodelijke vermoeienis van
de desillusie: als zijn persoon voor
India niet onmisbaar was, zou hij
misschien zijn heengegaan. Minister
Desai wil het ethisch beleid nog
voortzetten, zij het geschraagd door
wezenlijke kracht, geboren uit op
offeringen. Hij is een puritein en
EEN
leuk Romijn Meijer. „Onder
ichoolkinderen". De Arbei-
t lerspers. Amsterdam 1963.
alen over schoolkinderen en
in Australië, geschreven
et krasse realisme, dat zich
keld heeft uit het surrealis-
gevolg van deze vorm van
sch zien is, dat men in dit
indruk krijgt, dat het mi-
van onderwijs in Melbourne
ar het schoolsysteem uit Bint
wdewijk als voorbeeld geno-
eeft. Echter zonder de tucht,
ie moderne instituten als door
beschreven, dragen alle het
„Er zijn geen misdadige kin
alleen misdadige ouders". De
ti en leraressen schijnen er
iders over te denken. Zy pas-
it devies alleen toe, omdat er
last van komt met die
in kwestie. De overeenkomst
i Bintfiguren, die overigens
uit 1934 stammen, kan ik u
ntonen. B.v. Henk Meijer be
lt een meisje, dat moet school-
n: „Zij was dik van onderen
P in een stompe punt uit, als
iderwetse koffiekan, een peer
steel". En nu een jongen bij
wijk, uit de klasse genaamd
el: „Taas Daamde, een duivel
een spulletent. een meter
een meter breed, een halve
diep, een blok. vlees als een
eperst hooi."
neiging levende wezens met
iw te bekijken en te vergelij-
let voorwerpen een koffie-
een peer, een blok geperst
- is bij beide schrijvers duide-
u het woord „hel" zou op de
n van Meijer eveneens van
ssing kunnen zijn.
merkwaardige is nu dat in
'veel oudere verhaal van Bor-
het surrealisme duidelijk aan
oord is, terwijl in ..Onder
lkinderen" het realisme de
nd heeft. Zo zou men tot de
conclusie kunnen komen, dat
matuur zijn tijd dikwijls voor-
Dit neemt evenwel niet weg,
fenk Romijn Meijer een knap
werk geleverd heeft. Niet ge-
voor hen, die de neiging heb-
i°t een traan in het oog over
pen kindertjes te denken.
Oscar Timmers: „Enkele reis
retour". I)e Bezige Bij. Am
sterdam 1963.
deze enkele reis retour gaat
hiun citaat vooraf van Ken-
Patchen. waarin de evocatieve
1 van het woord uitvoerig en
W&elijk wordt uitgemeten.
heeft de belastingen aanzienlijk
verhoogd.
Op de ..64 dollar question" wie
ooit Nehroe op moet volgen, wordt
soms Desais naam genoemd. Maar
zeker is het niet. Want een treedje
onder het Olympisch niveau van
India's ministers vindt men staats
secretarissen op Buitenlandse
Zaken en Defensie bijvoorbeeld
die geen puriteinen zijn en die de
criteria van goed en kwaad niet zo
makkelijk in de grond nemen. Het
zal wel toeval zijn, dat zy niet as
cetisch mager zijn. maar eerder
vierkant en gezet zyn. In ieder ge
val spreken zij voortdurend over
„the facts of life", de harde feiten
van het harde leven.
OP DE BOEKENMARKT
Zo min als Nehroe en Desai wil
len zij zich overigens aan het Wes
ten binden. India's politiek van
..non-alignment", van blokvrijheid,
blijft staan. Maar de gezette staats
secretarissen refereren daarbij niet
aan de ethiek, doch aan India's be
lang en aan dat van het Westen.
Heimwee?
Westerlingen die nog heimwee
voelen naar de militaire pactenver
zameling van John Foster Dulles,
kunnen in Nieuw Delhi bij ambas
sadeur Kenneth Galbraith ophelde
ring gaan zoeken. Als India zich bij
het Westen zou aansluiten, zo rede
neren de Amerikanen, wordt het de
Sowjet-Unie onmogelijk gemaakt
zich van China te distantiëren. Eén
van de oogmerken van de Chinese
aanval was het forceren van die
ontwikkeling.
Het formele kader van India's po
litiek van blokvrijheid blyft dus be
staan. maar de wezenlijke inhoud
verandert. India blyft niet langer in
het „uiterste midden" tussen Wash
ington en Moskou staan. Het erkent
nu het bestaan van „friendly coun
tries", de vriendelijke Angelsaksi
sche landen. Het wil gerust tien-
(Advertentie)
leven aan de top
Een jongeman uit een armelijk
milieu klimt op tot groot zaken
man. Maar het succes... het
leven aan de top. blijkt vol
schrijnende kanten. Het hart van
Joe Lampton strijdt verbeten om
wat geluk en warmte En „ge
slaagd" als hij is, blijft hij de
zoeker de grote hunkeraar.
Een indringend geschreven tijds
beeld door de angry young man'
John Braine U zult dit ontroe
rend mooie boek zonder onder
breking uitlezenl
Nu bij Uw boek-1
handelaar.
Waarom dat zo is, kan men vinden
op blz. 109: „Mijn broer is vernie
tigd, machteloos gemaakt door
beelden, voorstellingen, door alles
wat zich uit een andere, dapper,
mannelijk gewaande wereld in beel
den aan hem opdrong. Hij heeft al
les geslikt wat de tijd hem voor
zette. althans de schone schijn er
van, letterlijk het plaatje. Ik, ik heb
ook geslikt, en herkauwd, maar
Goddank heb ik een hand gevon
den, en een hand weten te vormen
om er uitdrukking aan te geven.
Charlie kon zich alleen maar laten
opvreten door zijn beelden. Maar
mijn klap viel ergens anders. Goed,
en het enige dat ik hopen kan, is
dat inderdaad het woord de enige
vijand van moord is. Want wat zou
ik anders moeten. Hoe zou ik an
ders me te weer moeten stellen te
gen mezelf en de rest."
Het is wel goed deze sleutel te
hebben, want Timmers' korte roman
is niet een boek, dat men in een
vaart zonder veel nadenken uit kan
lezen. Daarvoor is de intrige te
sterk verwikkeld met het inwendige
leven van de „ik". Deze ingewik
keldheid wordt in de hand gewerkt
doordat ook dat gevoelsleven voor
een deel wordt gedemonstreerd aan
tastbare dingen: een tram die ge
regeld voorbijkomt, kopjes koffie,
een map met knipsels, waarin ogen
schijnlijk willekeurige feiten verza
meld zijn. Het gaat hier dus om
een realiteit in de realiteit. De in
trige is in wezen eenvoudig. Iemand
is zijn dagelijks bestaan ontlopen
en toeft nu in een stadje in het zui
den. Zijn broer (een gewezen offi
cier genaamd Charlie. Zie het ci
taat hierboven) is hem achterna ge
stuurd om hem weer in het gareel
te krijgen. Dat lukt wel, ach ja, een
leven met de lieve, gave Ivanka, zou
toch onderroepelyk verworden tot
dagelijksheid. „Je kunt de liefde
niet blijven behandelen als een
eeuwige vakantie". Het hart is ver
steend door „de ontroering, die zo n
hoofd gestoten heeft" en uiteinde
lijk moet ieder gevoel, iedere erva
ring bij die stenen kern terecht
komen.
Zo oud als de wereld, deze ro
mantische opvatting van de liefde,
zult u zeggen. Maar aangezien er
nu eenmaal niets nieuws is onder
de zon en zeker niet in de contro
verse. liefde puur menselijk be
staan. moet men Oscar Timmers
prijzen, omdat hij dit zo zuiver en
op zo nieuwe wyze heeft waar ge
maakt.
CLARA EGGLNK
Het kleine jongetje in Leh
Ladakhheeft het salueren al
van de soldaten afgekeken. Hij
woont aan het front. Maar ook
daarachter begint een militan
ter houding veld te winnen.
maal zoveel steun uit het Westen
ontvangen dan uit Oost-Europa. En
Moskou maakt daar geen bezwaar
tegen. Al is het voor iedereen nog
even wennen aan de gedachte dat
Moskou, Washington en Londen
gezamenlijk en in vereniging doende
zijn India uit Chinas handen te
houden en daarmee uiteindelijk te
voorkomen dat de wereld zich
splitst in een hongerige, gekleurde
meerderheid onder China's leiding
en een rijke, minderheid van blan
ken democraten en communisten.
Militaire steun
Het Westen kon zich overigens
permitteren India meer directe
steun te geven dan de Russen die
nog een schijn van ideologische
lotsverbondenheid met China moes
ten ophouden. Om de grootste ga
pingen in India's defensie op te
vullen hebben de VS voor 120 mil
joen dollar militaire uitrusting ge
schonken. Daarmee worden zes
nieuwe Indiase divisies uitgerust,
een verdubbeling van de parate
strijdkrachten. Inmiddels wordt on
derhandeld over militaire bijstand
op langere termijn, die de Chinezen
moet behoeden voor de verleiding
om uit de Himalaja op India zelf
neer te strijken.
Niemand verheelt zich overigens
dat die militaire steun slechts een
noodmaatregel is tegen een militair
gevaar dat vermoedelijk nooit wer
kelijkheid zal worden. De Chinese
aanval was geen poging om India te
bezetten, het was een aansporing
voor India om zich een inspanning
te getroosten, waaraan naar de
Chinezen stellig geloven India
zal bezwijken.
Het is te vroeg om te zeggen of
de Chinezen gelijk zullen krijgen
met die voorspelling, maar uitgeslo
ten is het niet. De golf van geest
driftige opofferingsgezindheid die
de Chinese aanval uitlokte, is weg
geëbd. althans geformaliseerd in
een officieel afgekondigde nood
toestand die voornamelijk op fiscaal
terrein tot uiting komt. Na het sta
ken van het vuren en het zich een
eindweegs terugtrekken door de
Chinezen, brak India's kortstondige
heilige eenheid weer in het craquele
van ras, taal. kaste, religie, rijkdom
en armoe. De traagheid van het
sub-continent hernam zijn rechten.
Lamlendig:
De Chinezen hebben nóg een psy
chologisch element goed ingezien:
de lamlendigheid van de Aziatische
reactie. Die varieerde van de doods
angst om China te mishagen in Bir
ma en Nepal en de innerlijke zwak
te van Ceylon tot het ordinaire
leedvermaak van de ijdele Soekarno
die Nehroe's wezenlijke superioriteit
niet kan velen. India is in Azië's
ogen vernederd: het kan er op nie
mand rekenen, behalve op zichzelf.
Pas als het zich sterk genoeg kan
maken om met succes het hoofd te
bieden aan China's latente dreiging,
zal het steun kunnen aantrekken.
Maar die polarisatie zal ook op
macht en niet op ethiek moeten
berusten: wederom een „fact of
life".
Dat harde leven eist nu van In
dia een ontzaglijke inspanning op
economisch terrein. De Chinezen
hoeven in de bergen maar af en
toe met hun wapens te ritselen om
India te dwingen s..ich ev*n nood
zakelijk als overbodige militaire
uitgaven te getroosten. Met dit in
genieuze systeem van linge-af-
standbediening kunnen de Chinezen
steeds weer de dunne melk van In-
dia's economie afromen. En om
haar bevolking aan te spogen kan
India's democratische reger'jig niet
de zweep hanteren die Mad met zo
weinig schroom over de Chinese
ruggen legt.
Voor India slaat dus nu ftet uur
van de waarheid: het moet zien of
het binnen een democratisch bestel
zijn economie zo kan opwinden dat
de stijging van de levensstandaard
vóór blyft op de angstaanjagende
bevolkingsaanwas en dat er ook nog
een rijk voorziene kast met militair
speelgoed op over schiet.
Dat uur van de waarheid slaat
uiteraard ook voor het Westen Ook
wij hebben neiging tot ethische ra
tionalisaties: onze natuurlijke af
keer van het afstaan van geld uiten
wij door te wijzen op het karakter-
bederf dat bedelen met zich mee
brengt voor India. Alleen het Wes
ten heeft de middelen om nieuwe
doeltreffende methodes voor ge
boortebeperking te ontwikkelen,
maar die mogelijkheid stuit op re
ligieuze bezwaren. Wij hebben een
hekel aan Rood-China, maar sluiten
Europa's grenzen voor India's in
dustriële exportprodukten. En toch
spreken wij graag over „kiezen of
delen".
Excessen van liet inenselijhe brein (VI)
I
Ter gelegenheid van de her
denking van de bevrijding
wees ik er vorige week in
dit woord van bezinning op. dat
bepaalde waarden, zoals recht
ïn waarheid, menselijkheid en
vrijheid in deze wereld nog
steeds in gevaar zyn. Wanneer
je dat zo in het algemeen zegt.
vooral aan de vooravond van de
5de mei. is er niemand, die pro
test aantekent. Ik heb met die
woorden niemand op zijn zere
tenen getrapt en heb geen en
kele verontwaardigde brief ont
vangen.
Hoezeer het er echter juist in
een tijd van vryheid en demo
cratie op aan komt om op de
bres te staan voor de waarheid
en eerlijkheid in de menselijke
verhoudingen, heeft de afgelo
pen week weer eens duidelijk
gedemonstreerd. We staan aan
de vooravond van de verkiezin-
staat en de stad met zijn be
volking, om de vrede en de ge
rechtigheid in de menselijke
verhoudingen.
Hoe komt het toch. dat zo-
velen volmaakt ongeïnteresseerd
zijn in de politieke gang van
zaken? Is het de welvaart, die
ons parten speelt, of het gevoel,
dat we toch machteloos staan
tegenover de grote dingen, die
de wereldgeschiedenis bepalen?
Wat legt mijn stem uiteindelijk
voor gewicht in de schaal als
het gaat om de grote vragen van
oorlog en vrede, om de vraag
van de kernbewapening of de
(Bijzondere medewerking)
Op het eind van de vorige eeuw zat er In een Newyorkse lagere school
een jongetje, dat luisterde naar de weinig Amerikaans klinkende naam
Benjamin Zufall. Zyn onderwijzers waren niet erg tevreden over hem en
lieten geen gelegenheid voorbijgaan zyn vader er op te wijzen, dat de
kleine Benjamin het niet ver In het leven zou brengen, als hij niet beter
zijn best deed op school. Dat hy In het Engels zo slecht was, vonden ze
nog niet zo heel erg; zij begrepen wel, dat een knaap, wiens vader van
huis uit Duitser en wiens moeder een geboren Nederlandse was, meer moei
lijkheden met het Engels had dan andere, even oude Newyorkertjes, wier
ouders en grootouders in de nieuwe wereld waren geboren. Maar dat de
jongen zelfs van het beetje geschiedenis en aardrijkskunde, dat het leer
programma van de lagere school destijds voorschreef, zo weinig terecht-
bracht, liep toch de spuigaten uit. „Dat hoeft hy maar gewoon uit zijn
hoofd te Ieren", zei de boze onderwijzer tegen vader Zufall, „maar daar
lijkt hij wel te lui voor". Zufall Sr. knikte, dat hij het begreep en beloofde
zoonlief eens duchtig de les te lezen. Dat deed hy ook, maar tevergeefs.
Benjamin bleef slechte rapporten mee naar huis brengen
Een tiental jaren later vinden wij de jonge Zufall op een klein New-
yorks uitgeverskantoor, waar hij een baantje heeft als klerk. Ook daar
behoort hij niet tot de uitblinkers en hij zou er zeker tot het einde van zijn
dagen in zijn ondergeschikte positie zijn gebleven, als er op een zekere dag
niet Iets gebeurd was. dat het begin van een nieuw leven voor hem be
tekende. Wat was namelijk het geval?
gende dag vóór tien uur een groot
aantal boeken wil ontvangen. Hij
zal de bestelnummers even opgeven.
„Een moment, alstublieft", onder
breekt Zufall hem. „ik zal even pot
lood en papier pakken." Maar hoe
hy ook zoekt, het enige wat hij
vindt is een stuk papier. Een pot
lood is in geen velden of wegen te
bekennen. „Bent u klaar?" vraagt
de stem aan de andere kant van de
telefoonlijn ongeduldig. In arren
moede hakkelt Zufall; „ja ja
zegt u het maar", en terwijl de
zweetdruppels op zijn voorhoofd
verschyncn. hoort hy de klant de
bestelnummers opdreunen: 2083-
17619-376-14001-2933-1854. enzo
voort. Als de klant allang heeft op
gehangen, zit Zufall nog wezenloos
voor zich uit te staren. Plotseling
springt hij op, holt naar zijn bu
reau, vindt er in de onderste la
potlood en papier en begint te
schrijven: 2083-17619-376-14001-
2933, enzovoort. Waarachtig het
lukt! Hij weet de nummers nog pre
cies! De bestelling is gered en hij
zelf is gered dank zij zijn ge
heugen
Terwijl hij tegen zes uur, terwijl
ziin collega's al naar huis zijn,
zyn bureau aan het opruimen
is hoort Zufall de telefoon gaan. Hij
holt naar het toestel, dat op het
volkomtn lege bureau van zijn chef
staat, pakt de hoorn en luistert. Er
is een klant aan de lijn, die de vol-
angstpsychose voor de tegen
stander aankweekt. Dat men
zichzelf opwerpt tot promotor
van de zaken, die iedereen ple
zierig vindt en over de onpopu
laire. maar beslist noodzakelijke
aangelegenheden zwijgt of ze
naar de tegenstander toeschuift.
Het spijt me. dat ik het bo
vengenoemde kwaad in de afge
lopen week op verschillende wij
zen heb moeten constateren.
Wanneer men, waar dan ook
in politiek pamflet, per advér-
tentie of zelfs op de kansel
een vertekend beeld van de
naaste geeft, is dit uiteindelijk
leugen. Men kan er misschien
op korte termijn triomfen mee
behalen, op de lange baan
wreekt deze mentaliteit zich al
tijd. Want de eerbied voor de
naaste en onze verantwoorde
lijkheid voor de samenleving
worden er door ondergraven.
gen. Het komt niet in mijn
hoofd op om in dit wekelijkse
rubriekje politiek met u te gaan
bedrijven. Wat me echter opvalt,
is het feit. dat zeer velen in ons
volk eigenlijk zo uitermate on
geïnteresseerd zijn in de poli
tieke gang van zaken. Men kan
er eigenlijk alleen maar een
beetje meewarig om glimlachen;
om die verkiezingen met 16 par
tyen, om die politiek, die toch
maar een vuile zaak heet te zijn.
Ik moet zeggen, dat deze gang
van zaken ons allemaal boven
mate dient te verontrusten.
Want in de praktijk mag de po
litiek met zijn compromissen,
met zyn belangengroepen, de in
druk op ons maken een vuile
zaak te zijn, uiteindelijk heeft
prof. Van Ruler nog altijd ge
lijk. die eens gezegd heeft, dat
politiek in wezen een heilige
zaak is. Want het gaat in de
politiek om het welzyn van de
oplossing van de woningnood?
Het lijkt me toe, dat er naast
het gevoel van persoonlijke
machteloosheid nog een andere
factor schuldig is aan de sterke
politieke ongeïnteresseerdheid.
Die is gelegen in de wijze waar
op politieke tegenstanders el
kaar maar al te dikwyls bestrij
den. Er is natuurlijk geen enkel
bezwaar tegen, dat er politieke
tegenstellingen bestaan en dat
men fel en bezield voor eigen
idealen en doelstellingen uit
komt. Daar is een levende de
mocratie alleen maar me.e ge
diend. Wat de menselijke ver
houdingen en de eerbied voor de
democratie echter ondergraaft,
is de omstandigheid, dat men
een vertekend of karikaturaal
beeld geeft van de ander, de te
genstander. Dat men speculeert
op de valse hartstochten en het
domme, bekrompen egoïsme, dat
er in de mensen leeft en een
We mogen er dankbaar voor
zijn, dat we volgende week onze
stem kunnen uitbrengen. Het is
een teken van de mondigheid
van ons volk. Een teken, dat we
verantwoordelijkheid mogen dra
gen voor het welzijn van ons
volk. Alleen: één teken onder
vele. Naast onze stem, die we
eens in de 4 jaar voor onze
volksvertegenwoordiging uit
brengen. mogen we iedere dag
op velerlei wijze onze verant
woordelijkheid tonen voor het
welzijn van ons volk.
Onze politieke ongeïnteres
seerdheid en de wijze waarop
deze bevorderd wordt, kan de
vrees wel eens bij me doen op
komen, dat we eigenlyk met
onze mondigheid en verant
woordelijkheid geen raad weten.
En dat zou een veeg teken zyn.
P. KLOEK. Ned. herv.
pred. te Leiden.
Geen domme jongen
u bleek pas. dat Zufall niet zo
dom was als zijn onderwijzers
vroeger hadden gemeend.
Want hij stelde zich niet tevreden
met het feit, dat hij een belangrijke
bestelling voor zijn firma had be
houden, maar ging eens goed over
de verbazingwekkende prestaties
van zyn geheugen nadenken. „Als ik
een reeks bestelnummers kan ont
houden. kan ik nog veel meer ont
houden", redeneerde hij en hij ging
zijn geheugen op de proef stellen.
Weldra kwam Zufall tot zulke op
merkelijke geheugenprestaties, dat
hy zyn betrekking eraan kon ge
ven en de kost kon verdienen met
de „seances". die hij op geregelde
tijden gaf. Zyn publiek stond stom
verbaasd en zyn vrienden en ken
nissen niet minder. Hij kon reeksen
getallen onthouden, als hy ze maar
één keer had gehoord, en hy kon
die getallen desgewenst ook van
achteren naar voren opnoemen. Hij
onthield de namen en gezichten van
alle mensen, met wie hy slechts
eens terloops had kennis gemaakt.
Hy kende nauwkeurig de afstand
van New York naar alle enigszins
belangryke steden op de hele we
reld. De tafels van eenmaal één tot
honderd maal honderd kon hij van
voren naar achteren en van achte
ren naar voren aframmelen, zonder
één fout t« maken. De geboortedata
van alia presidenten en staatslieden
van de Verenigde Staten, de aan
tallen inwoners van alle Ameri
kaanse steden met meer dan vijf
duizend zielen en alle historische
gebeurtenissen met de juiste dag,
maand en jaar zaten muurvast in
zyn hoofd. Moest hij by de kapper
een uur wachten, dan nam hy het
dikste tijdschrift dat hy kon vinden
en leerde dit zo grondig uit zijn
hoofd, dat hy de inhoud nog een
half jaar later zonder één fout kon
opzeggen.
Op een goede dag begon Zufall er
zelfs mee het Newyorkse telefoon
boek uit zyn hoofd te leren. Zijn
omgeving meende, dat hy nu toch
werkelyk krankzinnig was gewor
den. Maar hij prentte het ene blad
vol nummers en namen na het an
dere in zyn hoofd. Pas toen hy een
miljoen telefoonnummers kon op
dreunen, hield hij ermee op. Het
was te weinig interessante lectuur
om er nog langer mee bezig te zyn,
vond hy
Koopman - oudheidkundige
Geheugenwonder
Zyn eigen geheugen vond Zufall
overigens niets bijzonders. „Het
is allereenvoudigst een goed
geheugen te verkrygen". zei hij
eens. „Ieder mens kan het, als hy
maar oefent, oefent en nog eens
oefent. Dan gaat het vanzelf". Dat
was ongetwyfeld een sterke over-
dry ving, want heus niet ieder mens
is in staat zich tot een geheugen-
wonder te ontwikkelen. Maar voor
mensen, die door fantastische ge
heugenprestaties in de wieg zijn ge
legd. gelden Zufalls woorden wel
degelijk. Dat bewyst ons de geschie
denis van Hemrich Schliemann.
Heinrich Schliemann begon in de
vorige eeuw zijn loopbaan als be
diende in een winkel in het Duitse
stadje Fürstenberg. Daarna ventte
hy haringen, was een tydje klerk
op een handelskantoor en wilde
toen scheepsjongen worden. Het
scheen al, dat zijn leven er een zou
worden van twaalf ambachten en
dertien ongelukken, toen hij einde-
lyk in de handel zijn bestemming
vond. In de loop van een goede
vijfentwintig jaar wist hy zich op te
werken tot een welvarend koopman,
die geld genoeg had om zich uit
zyn zaken terug te trekken en stil
te gaan leven.
aar Schliemann was niet van
het renteniershout gesneden.
Reeds in het begin van zijn
koopmanstijd had hy zichzelf Frans
Engels, Latijn en Grieks geleerd.
Toen hy zich op gevorderde leeftijd
uit zyn zaken terugtrok, beheerste
hij reeds dertien talen. Bovendien
ging hij zich nu interesseren voor
de wetenschap der oudheidkunde,
waarin hy weldra naam maakte
door op eigen kosten verschillende
oud-Griekse steden onder meer
de Klein-Aziatische stad Troje
op te graven.
In zijn latere leven beheerste
Schliemann niet minder dan acht
tien talen en in elk van die talen
kende hij twee boeken van buiten.
Toen hij vyfenzestig was, ontdekte
hij op een kwade dag, dat van de
Engelse namen „Ivanhoe" van Wal
ter Scott een paar hoofdstukken
niet meer muurvast in zyn veel
omvattend geheugen zaten. Tot zijn
verontschuldiging voerde hy toen
aan: „Maar ik heb ook in lange tyd
niet geoefend."
Zowel Zufall als Schliemann had
den gelyk: oefening baart kunst,
ook geheugenkunst. Maar dat oefe
ning geheugenwonderen zou maken
van mensen met een van huis uit
normaal geheugen, moet nog be
wezen worden 1
(NADRUK VERBODEN)