r VOOR INDIA SLAAT NU HET UUR VAN DE WAARHEID- ZOEKLICHT Een miljoen telefoonnummers feilloos onthouden Mao's proef op de som John Braine 4.90 (LEIDSCH DAGBLAD Kwestie van oefenen WOORD VAN BEZINNING ZIJN WE EEN MONDIG VOLK? N M8 „(Ja? 11 mei 1963 Pagina 1 aanplakbiljet hangt in alle fabrieken van India en wat Jgt is waar: Iedere fa- brieksarbeider is een soldaat, jd de strijd van de jawan (soldaat) in de fabriek. Produ ceer meer", (Van onze reisredacteur, W. L. Brugsma) Morarji Desai, India's minister van Finan- 4fl an het nog niet laten. Hij behandelt voor ons de internatio- jj olitiek in morele termen van ..goed en kwaad En hij be ns, dat het goede niet het monopolie van het Westen en het niet dat van het Oosten is. Hetgeen ons minder verras- io roorkomt dan menig Indiër meent. Hij zegt ook. dat een mo- alitiek een nuttige politiek is. A taster Desai, een 'omwel- asceet in het ivlt en een [*ïaand integer man, komt LJ s Nehroe uit de school ahatma Gandhi. India's lloze vrijheidsstrijd, een J eld van succesvolle ethiek deze mannen gesterkt in dat eerlijk het duurt. Voor deze ethiek Britse imperalisten nog ;lAitvankelijk, maar de Chi- ta ommunisten zijn het niet: m bben een andere code. Zij t i, dat de ethiek der ge- rt osheid geen uitgangspunt van een politiek is, maar de ra tionalisatie van een onmacht: edelheid is het laatste wapen van de zwakke. Voor premier Nehroe en minister Desai is de proef op de som die Mac Tee-toens sondaten op India's idealen hebben genomen, een ont zaglijke schok geweest. Nehroe er vaart de dodelijke vermoeienis van de desillusie: als zijn persoon voor India niet onmisbaar was, zou hij misschien zijn heengegaan. Minister Desai wil het ethisch beleid nog voortzetten, zij het geschraagd door wezenlijke kracht, geboren uit op offeringen. Hij is een puritein en EEN leuk Romijn Meijer. „Onder ichoolkinderen". De Arbei- t lerspers. Amsterdam 1963. alen over schoolkinderen en in Australië, geschreven et krasse realisme, dat zich keld heeft uit het surrealis- gevolg van deze vorm van sch zien is, dat men in dit indruk krijgt, dat het mi- van onderwijs in Melbourne ar het schoolsysteem uit Bint wdewijk als voorbeeld geno- eeft. Echter zonder de tucht, ie moderne instituten als door beschreven, dragen alle het „Er zijn geen misdadige kin alleen misdadige ouders". De ti en leraressen schijnen er iders over te denken. Zy pas- it devies alleen toe, omdat er last van komt met die in kwestie. De overeenkomst i Bintfiguren, die overigens uit 1934 stammen, kan ik u ntonen. B.v. Henk Meijer be lt een meisje, dat moet school- n: „Zij was dik van onderen P in een stompe punt uit, als iderwetse koffiekan, een peer steel". En nu een jongen bij wijk, uit de klasse genaamd el: „Taas Daamde, een duivel een spulletent. een meter een meter breed, een halve diep, een blok. vlees als een eperst hooi." neiging levende wezens met iw te bekijken en te vergelij- let voorwerpen een koffie- een peer, een blok geperst - is bij beide schrijvers duide- u het woord „hel" zou op de n van Meijer eveneens van ssing kunnen zijn. merkwaardige is nu dat in 'veel oudere verhaal van Bor- het surrealisme duidelijk aan oord is, terwijl in ..Onder lkinderen" het realisme de nd heeft. Zo zou men tot de conclusie kunnen komen, dat matuur zijn tijd dikwijls voor- Dit neemt evenwel niet weg, fenk Romijn Meijer een knap werk geleverd heeft. Niet ge- voor hen, die de neiging heb- i°t een traan in het oog over pen kindertjes te denken. Oscar Timmers: „Enkele reis retour". I)e Bezige Bij. Am sterdam 1963. deze enkele reis retour gaat hiun citaat vooraf van Ken- Patchen. waarin de evocatieve 1 van het woord uitvoerig en W&elijk wordt uitgemeten. heeft de belastingen aanzienlijk verhoogd. Op de ..64 dollar question" wie ooit Nehroe op moet volgen, wordt soms Desais naam genoemd. Maar zeker is het niet. Want een treedje onder het Olympisch niveau van India's ministers vindt men staats secretarissen op Buitenlandse Zaken en Defensie bijvoorbeeld die geen puriteinen zijn en die de criteria van goed en kwaad niet zo makkelijk in de grond nemen. Het zal wel toeval zijn, dat zy niet as cetisch mager zijn. maar eerder vierkant en gezet zyn. In ieder ge val spreken zij voortdurend over „the facts of life", de harde feiten van het harde leven. OP DE BOEKENMARKT Zo min als Nehroe en Desai wil len zij zich overigens aan het Wes ten binden. India's politiek van ..non-alignment", van blokvrijheid, blijft staan. Maar de gezette staats secretarissen refereren daarbij niet aan de ethiek, doch aan India's be lang en aan dat van het Westen. Heimwee? Westerlingen die nog heimwee voelen naar de militaire pactenver zameling van John Foster Dulles, kunnen in Nieuw Delhi bij ambas sadeur Kenneth Galbraith ophelde ring gaan zoeken. Als India zich bij het Westen zou aansluiten, zo rede neren de Amerikanen, wordt het de Sowjet-Unie onmogelijk gemaakt zich van China te distantiëren. Eén van de oogmerken van de Chinese aanval was het forceren van die ontwikkeling. Het formele kader van India's po litiek van blokvrijheid blyft dus be staan. maar de wezenlijke inhoud verandert. India blyft niet langer in het „uiterste midden" tussen Wash ington en Moskou staan. Het erkent nu het bestaan van „friendly coun tries", de vriendelijke Angelsaksi sche landen. Het wil gerust tien- (Advertentie) leven aan de top Een jongeman uit een armelijk milieu klimt op tot groot zaken man. Maar het succes... het leven aan de top. blijkt vol schrijnende kanten. Het hart van Joe Lampton strijdt verbeten om wat geluk en warmte En „ge slaagd" als hij is, blijft hij de zoeker de grote hunkeraar. Een indringend geschreven tijds beeld door de angry young man' John Braine U zult dit ontroe rend mooie boek zonder onder breking uitlezenl Nu bij Uw boek-1 handelaar. Waarom dat zo is, kan men vinden op blz. 109: „Mijn broer is vernie tigd, machteloos gemaakt door beelden, voorstellingen, door alles wat zich uit een andere, dapper, mannelijk gewaande wereld in beel den aan hem opdrong. Hij heeft al les geslikt wat de tijd hem voor zette. althans de schone schijn er van, letterlijk het plaatje. Ik, ik heb ook geslikt, en herkauwd, maar Goddank heb ik een hand gevon den, en een hand weten te vormen om er uitdrukking aan te geven. Charlie kon zich alleen maar laten opvreten door zijn beelden. Maar mijn klap viel ergens anders. Goed, en het enige dat ik hopen kan, is dat inderdaad het woord de enige vijand van moord is. Want wat zou ik anders moeten. Hoe zou ik an ders me te weer moeten stellen te gen mezelf en de rest." Het is wel goed deze sleutel te hebben, want Timmers' korte roman is niet een boek, dat men in een vaart zonder veel nadenken uit kan lezen. Daarvoor is de intrige te sterk verwikkeld met het inwendige leven van de „ik". Deze ingewik keldheid wordt in de hand gewerkt doordat ook dat gevoelsleven voor een deel wordt gedemonstreerd aan tastbare dingen: een tram die ge regeld voorbijkomt, kopjes koffie, een map met knipsels, waarin ogen schijnlijk willekeurige feiten verza meld zijn. Het gaat hier dus om een realiteit in de realiteit. De in trige is in wezen eenvoudig. Iemand is zijn dagelijks bestaan ontlopen en toeft nu in een stadje in het zui den. Zijn broer (een gewezen offi cier genaamd Charlie. Zie het ci taat hierboven) is hem achterna ge stuurd om hem weer in het gareel te krijgen. Dat lukt wel, ach ja, een leven met de lieve, gave Ivanka, zou toch onderroepelyk verworden tot dagelijksheid. „Je kunt de liefde niet blijven behandelen als een eeuwige vakantie". Het hart is ver steend door „de ontroering, die zo n hoofd gestoten heeft" en uiteinde lijk moet ieder gevoel, iedere erva ring bij die stenen kern terecht komen. Zo oud als de wereld, deze ro mantische opvatting van de liefde, zult u zeggen. Maar aangezien er nu eenmaal niets nieuws is onder de zon en zeker niet in de contro verse. liefde puur menselijk be staan. moet men Oscar Timmers prijzen, omdat hij dit zo zuiver en op zo nieuwe wyze heeft waar ge maakt. CLARA EGGLNK Het kleine jongetje in Leh Ladakhheeft het salueren al van de soldaten afgekeken. Hij woont aan het front. Maar ook daarachter begint een militan ter houding veld te winnen. maal zoveel steun uit het Westen ontvangen dan uit Oost-Europa. En Moskou maakt daar geen bezwaar tegen. Al is het voor iedereen nog even wennen aan de gedachte dat Moskou, Washington en Londen gezamenlijk en in vereniging doende zijn India uit Chinas handen te houden en daarmee uiteindelijk te voorkomen dat de wereld zich splitst in een hongerige, gekleurde meerderheid onder China's leiding en een rijke, minderheid van blan ken democraten en communisten. Militaire steun Het Westen kon zich overigens permitteren India meer directe steun te geven dan de Russen die nog een schijn van ideologische lotsverbondenheid met China moes ten ophouden. Om de grootste ga pingen in India's defensie op te vullen hebben de VS voor 120 mil joen dollar militaire uitrusting ge schonken. Daarmee worden zes nieuwe Indiase divisies uitgerust, een verdubbeling van de parate strijdkrachten. Inmiddels wordt on derhandeld over militaire bijstand op langere termijn, die de Chinezen moet behoeden voor de verleiding om uit de Himalaja op India zelf neer te strijken. Niemand verheelt zich overigens dat die militaire steun slechts een noodmaatregel is tegen een militair gevaar dat vermoedelijk nooit wer kelijkheid zal worden. De Chinese aanval was geen poging om India te bezetten, het was een aansporing voor India om zich een inspanning te getroosten, waaraan naar de Chinezen stellig geloven India zal bezwijken. Het is te vroeg om te zeggen of de Chinezen gelijk zullen krijgen met die voorspelling, maar uitgeslo ten is het niet. De golf van geest driftige opofferingsgezindheid die de Chinese aanval uitlokte, is weg geëbd. althans geformaliseerd in een officieel afgekondigde nood toestand die voornamelijk op fiscaal terrein tot uiting komt. Na het sta ken van het vuren en het zich een eindweegs terugtrekken door de Chinezen, brak India's kortstondige heilige eenheid weer in het craquele van ras, taal. kaste, religie, rijkdom en armoe. De traagheid van het sub-continent hernam zijn rechten. Lamlendig: De Chinezen hebben nóg een psy chologisch element goed ingezien: de lamlendigheid van de Aziatische reactie. Die varieerde van de doods angst om China te mishagen in Bir ma en Nepal en de innerlijke zwak te van Ceylon tot het ordinaire leedvermaak van de ijdele Soekarno die Nehroe's wezenlijke superioriteit niet kan velen. India is in Azië's ogen vernederd: het kan er op nie mand rekenen, behalve op zichzelf. Pas als het zich sterk genoeg kan maken om met succes het hoofd te bieden aan China's latente dreiging, zal het steun kunnen aantrekken. Maar die polarisatie zal ook op macht en niet op ethiek moeten berusten: wederom een „fact of life". Dat harde leven eist nu van In dia een ontzaglijke inspanning op economisch terrein. De Chinezen hoeven in de bergen maar af en toe met hun wapens te ritselen om India te dwingen s..ich ev*n nood zakelijk als overbodige militaire uitgaven te getroosten. Met dit in genieuze systeem van linge-af- standbediening kunnen de Chinezen steeds weer de dunne melk van In- dia's economie afromen. En om haar bevolking aan te spogen kan India's democratische reger'jig niet de zweep hanteren die Mad met zo weinig schroom over de Chinese ruggen legt. Voor India slaat dus nu ftet uur van de waarheid: het moet zien of het binnen een democratisch bestel zijn economie zo kan opwinden dat de stijging van de levensstandaard vóór blyft op de angstaanjagende bevolkingsaanwas en dat er ook nog een rijk voorziene kast met militair speelgoed op over schiet. Dat uur van de waarheid slaat uiteraard ook voor het Westen Ook wij hebben neiging tot ethische ra tionalisaties: onze natuurlijke af keer van het afstaan van geld uiten wij door te wijzen op het karakter- bederf dat bedelen met zich mee brengt voor India. Alleen het Wes ten heeft de middelen om nieuwe doeltreffende methodes voor ge boortebeperking te ontwikkelen, maar die mogelijkheid stuit op re ligieuze bezwaren. Wij hebben een hekel aan Rood-China, maar sluiten Europa's grenzen voor India's in dustriële exportprodukten. En toch spreken wij graag over „kiezen of delen". Excessen van liet inenselijhe brein (VI) I Ter gelegenheid van de her denking van de bevrijding wees ik er vorige week in dit woord van bezinning op. dat bepaalde waarden, zoals recht ïn waarheid, menselijkheid en vrijheid in deze wereld nog steeds in gevaar zyn. Wanneer je dat zo in het algemeen zegt. vooral aan de vooravond van de 5de mei. is er niemand, die pro test aantekent. Ik heb met die woorden niemand op zijn zere tenen getrapt en heb geen en kele verontwaardigde brief ont vangen. Hoezeer het er echter juist in een tijd van vryheid en demo cratie op aan komt om op de bres te staan voor de waarheid en eerlijkheid in de menselijke verhoudingen, heeft de afgelo pen week weer eens duidelijk gedemonstreerd. We staan aan de vooravond van de verkiezin- staat en de stad met zijn be volking, om de vrede en de ge rechtigheid in de menselijke verhoudingen. Hoe komt het toch. dat zo- velen volmaakt ongeïnteresseerd zijn in de politieke gang van zaken? Is het de welvaart, die ons parten speelt, of het gevoel, dat we toch machteloos staan tegenover de grote dingen, die de wereldgeschiedenis bepalen? Wat legt mijn stem uiteindelijk voor gewicht in de schaal als het gaat om de grote vragen van oorlog en vrede, om de vraag van de kernbewapening of de (Bijzondere medewerking) Op het eind van de vorige eeuw zat er In een Newyorkse lagere school een jongetje, dat luisterde naar de weinig Amerikaans klinkende naam Benjamin Zufall. Zyn onderwijzers waren niet erg tevreden over hem en lieten geen gelegenheid voorbijgaan zyn vader er op te wijzen, dat de kleine Benjamin het niet ver In het leven zou brengen, als hij niet beter zijn best deed op school. Dat hy In het Engels zo slecht was, vonden ze nog niet zo heel erg; zij begrepen wel, dat een knaap, wiens vader van huis uit Duitser en wiens moeder een geboren Nederlandse was, meer moei lijkheden met het Engels had dan andere, even oude Newyorkertjes, wier ouders en grootouders in de nieuwe wereld waren geboren. Maar dat de jongen zelfs van het beetje geschiedenis en aardrijkskunde, dat het leer programma van de lagere school destijds voorschreef, zo weinig terecht- bracht, liep toch de spuigaten uit. „Dat hoeft hy maar gewoon uit zijn hoofd te Ieren", zei de boze onderwijzer tegen vader Zufall, „maar daar lijkt hij wel te lui voor". Zufall Sr. knikte, dat hij het begreep en beloofde zoonlief eens duchtig de les te lezen. Dat deed hy ook, maar tevergeefs. Benjamin bleef slechte rapporten mee naar huis brengen Een tiental jaren later vinden wij de jonge Zufall op een klein New- yorks uitgeverskantoor, waar hij een baantje heeft als klerk. Ook daar behoort hij niet tot de uitblinkers en hij zou er zeker tot het einde van zijn dagen in zijn ondergeschikte positie zijn gebleven, als er op een zekere dag niet Iets gebeurd was. dat het begin van een nieuw leven voor hem be tekende. Wat was namelijk het geval? gende dag vóór tien uur een groot aantal boeken wil ontvangen. Hij zal de bestelnummers even opgeven. „Een moment, alstublieft", onder breekt Zufall hem. „ik zal even pot lood en papier pakken." Maar hoe hy ook zoekt, het enige wat hij vindt is een stuk papier. Een pot lood is in geen velden of wegen te bekennen. „Bent u klaar?" vraagt de stem aan de andere kant van de telefoonlijn ongeduldig. In arren moede hakkelt Zufall; „ja ja zegt u het maar", en terwijl de zweetdruppels op zijn voorhoofd verschyncn. hoort hy de klant de bestelnummers opdreunen: 2083- 17619-376-14001-2933-1854. enzo voort. Als de klant allang heeft op gehangen, zit Zufall nog wezenloos voor zich uit te staren. Plotseling springt hij op, holt naar zijn bu reau, vindt er in de onderste la potlood en papier en begint te schrijven: 2083-17619-376-14001- 2933, enzovoort. Waarachtig het lukt! Hij weet de nummers nog pre cies! De bestelling is gered en hij zelf is gered dank zij zijn ge heugen Terwijl hij tegen zes uur, terwijl ziin collega's al naar huis zijn, zyn bureau aan het opruimen is hoort Zufall de telefoon gaan. Hij holt naar het toestel, dat op het volkomtn lege bureau van zijn chef staat, pakt de hoorn en luistert. Er is een klant aan de lijn, die de vol- angstpsychose voor de tegen stander aankweekt. Dat men zichzelf opwerpt tot promotor van de zaken, die iedereen ple zierig vindt en over de onpopu laire. maar beslist noodzakelijke aangelegenheden zwijgt of ze naar de tegenstander toeschuift. Het spijt me. dat ik het bo vengenoemde kwaad in de afge lopen week op verschillende wij zen heb moeten constateren. Wanneer men, waar dan ook in politiek pamflet, per advér- tentie of zelfs op de kansel een vertekend beeld van de naaste geeft, is dit uiteindelijk leugen. Men kan er misschien op korte termijn triomfen mee behalen, op de lange baan wreekt deze mentaliteit zich al tijd. Want de eerbied voor de naaste en onze verantwoorde lijkheid voor de samenleving worden er door ondergraven. gen. Het komt niet in mijn hoofd op om in dit wekelijkse rubriekje politiek met u te gaan bedrijven. Wat me echter opvalt, is het feit. dat zeer velen in ons volk eigenlijk zo uitermate on geïnteresseerd zijn in de poli tieke gang van zaken. Men kan er eigenlijk alleen maar een beetje meewarig om glimlachen; om die verkiezingen met 16 par tyen, om die politiek, die toch maar een vuile zaak heet te zijn. Ik moet zeggen, dat deze gang van zaken ons allemaal boven mate dient te verontrusten. Want in de praktijk mag de po litiek met zijn compromissen, met zyn belangengroepen, de in druk op ons maken een vuile zaak te zijn, uiteindelijk heeft prof. Van Ruler nog altijd ge lijk. die eens gezegd heeft, dat politiek in wezen een heilige zaak is. Want het gaat in de politiek om het welzyn van de oplossing van de woningnood? Het lijkt me toe, dat er naast het gevoel van persoonlijke machteloosheid nog een andere factor schuldig is aan de sterke politieke ongeïnteresseerdheid. Die is gelegen in de wijze waar op politieke tegenstanders el kaar maar al te dikwyls bestrij den. Er is natuurlijk geen enkel bezwaar tegen, dat er politieke tegenstellingen bestaan en dat men fel en bezield voor eigen idealen en doelstellingen uit komt. Daar is een levende de mocratie alleen maar me.e ge diend. Wat de menselijke ver houdingen en de eerbied voor de democratie echter ondergraaft, is de omstandigheid, dat men een vertekend of karikaturaal beeld geeft van de ander, de te genstander. Dat men speculeert op de valse hartstochten en het domme, bekrompen egoïsme, dat er in de mensen leeft en een We mogen er dankbaar voor zijn, dat we volgende week onze stem kunnen uitbrengen. Het is een teken van de mondigheid van ons volk. Een teken, dat we verantwoordelijkheid mogen dra gen voor het welzijn van ons volk. Alleen: één teken onder vele. Naast onze stem, die we eens in de 4 jaar voor onze volksvertegenwoordiging uit brengen. mogen we iedere dag op velerlei wijze onze verant woordelijkheid tonen voor het welzijn van ons volk. Onze politieke ongeïnteres seerdheid en de wijze waarop deze bevorderd wordt, kan de vrees wel eens bij me doen op komen, dat we eigenlyk met onze mondigheid en verant woordelijkheid geen raad weten. En dat zou een veeg teken zyn. P. KLOEK. Ned. herv. pred. te Leiden. Geen domme jongen u bleek pas. dat Zufall niet zo dom was als zijn onderwijzers vroeger hadden gemeend. Want hij stelde zich niet tevreden met het feit, dat hij een belangrijke bestelling voor zijn firma had be houden, maar ging eens goed over de verbazingwekkende prestaties van zyn geheugen nadenken. „Als ik een reeks bestelnummers kan ont houden. kan ik nog veel meer ont houden", redeneerde hij en hij ging zijn geheugen op de proef stellen. Weldra kwam Zufall tot zulke op merkelijke geheugenprestaties, dat hy zyn betrekking eraan kon ge ven en de kost kon verdienen met de „seances". die hij op geregelde tijden gaf. Zyn publiek stond stom verbaasd en zyn vrienden en ken nissen niet minder. Hij kon reeksen getallen onthouden, als hy ze maar één keer had gehoord, en hy kon die getallen desgewenst ook van achteren naar voren opnoemen. Hij onthield de namen en gezichten van alle mensen, met wie hy slechts eens terloops had kennis gemaakt. Hy kende nauwkeurig de afstand van New York naar alle enigszins belangryke steden op de hele we reld. De tafels van eenmaal één tot honderd maal honderd kon hij van voren naar achteren en van achte ren naar voren aframmelen, zonder één fout t« maken. De geboortedata van alia presidenten en staatslieden van de Verenigde Staten, de aan tallen inwoners van alle Ameri kaanse steden met meer dan vijf duizend zielen en alle historische gebeurtenissen met de juiste dag, maand en jaar zaten muurvast in zyn hoofd. Moest hij by de kapper een uur wachten, dan nam hy het dikste tijdschrift dat hy kon vinden en leerde dit zo grondig uit zijn hoofd, dat hy de inhoud nog een half jaar later zonder één fout kon opzeggen. Op een goede dag begon Zufall er zelfs mee het Newyorkse telefoon boek uit zyn hoofd te leren. Zijn omgeving meende, dat hy nu toch werkelyk krankzinnig was gewor den. Maar hij prentte het ene blad vol nummers en namen na het an dere in zyn hoofd. Pas toen hy een miljoen telefoonnummers kon op dreunen, hield hij ermee op. Het was te weinig interessante lectuur om er nog langer mee bezig te zyn, vond hy Koopman - oudheidkundige Geheugenwonder Zyn eigen geheugen vond Zufall overigens niets bijzonders. „Het is allereenvoudigst een goed geheugen te verkrygen". zei hij eens. „Ieder mens kan het, als hy maar oefent, oefent en nog eens oefent. Dan gaat het vanzelf". Dat was ongetwyfeld een sterke over- dry ving, want heus niet ieder mens is in staat zich tot een geheugen- wonder te ontwikkelen. Maar voor mensen, die door fantastische ge heugenprestaties in de wieg zijn ge legd. gelden Zufalls woorden wel degelijk. Dat bewyst ons de geschie denis van Hemrich Schliemann. Heinrich Schliemann begon in de vorige eeuw zijn loopbaan als be diende in een winkel in het Duitse stadje Fürstenberg. Daarna ventte hy haringen, was een tydje klerk op een handelskantoor en wilde toen scheepsjongen worden. Het scheen al, dat zijn leven er een zou worden van twaalf ambachten en dertien ongelukken, toen hij einde- lyk in de handel zijn bestemming vond. In de loop van een goede vijfentwintig jaar wist hy zich op te werken tot een welvarend koopman, die geld genoeg had om zich uit zyn zaken terug te trekken en stil te gaan leven. aar Schliemann was niet van het renteniershout gesneden. Reeds in het begin van zijn koopmanstijd had hy zichzelf Frans Engels, Latijn en Grieks geleerd. Toen hy zich op gevorderde leeftijd uit zyn zaken terugtrok, beheerste hij reeds dertien talen. Bovendien ging hij zich nu interesseren voor de wetenschap der oudheidkunde, waarin hy weldra naam maakte door op eigen kosten verschillende oud-Griekse steden onder meer de Klein-Aziatische stad Troje op te graven. In zijn latere leven beheerste Schliemann niet minder dan acht tien talen en in elk van die talen kende hij twee boeken van buiten. Toen hij vyfenzestig was, ontdekte hij op een kwade dag, dat van de Engelse namen „Ivanhoe" van Wal ter Scott een paar hoofdstukken niet meer muurvast in zyn veel omvattend geheugen zaten. Tot zijn verontschuldiging voerde hy toen aan: „Maar ik heb ook in lange tyd niet geoefend." Zowel Zufall als Schliemann had den gelyk: oefening baart kunst, ook geheugenkunst. Maar dat oefe ning geheugenwonderen zou maken van mensen met een van huis uit normaal geheugen, moet nog be wezen worden 1 (NADRUK VERBODEN)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1963 | | pagina 9