Van tsaar Peters beloften aan
„Balticum" kwam niets terecht
...EN OVERAL IS GOD...
Klacht van Nicolaas II: „Ik
en mijn volk zijn meinedig
geworden zonder het te weten
-a
r>n
.Vluchtelingen uit de hossen
verjoegen een wrede generaal
Privileges
„O1
WOORD
VAN
BEZINNING
(LEIDSCH~DAGBLAD
Revolutie
Eeuwigheid
Een wonder
Zaterdag 16 februari 1963
Pagina 1
De rijke Oostzeelanden hebben eeuwenlang
de begeerte van de buurlanden opgewekt. Voor-
al de Polen. Litauersoud-Pruissen, Zweden.
Denen. Saksen e.a. vielen dat gebied steeds
weer aan. Soms werden zij te hulp geroepen en
bleven dan een poosje hangen, maar steeds
slechts tijdelijk. Niet al deze aanvallers beteken
den overigens een ramp voor de Oostzeelanden.
Zo denken de Baltische volken met sympathie
aan Koning Gustaaf Adolf van Zweden 1594-
1632). Hij kwam niet om die landen uit te zui
gen. maar om aan hun opbouw mee te werken.
Bij de Letten staat hij hoog aangeschreven, om
dat hij de Bijbel in hun taal liet overzetten, en bij
de Estlanders door hun de universiteit in Dorpat
(Tartu) te schenken.
Hoewel zij vaak in onderlinge machtsstrijd
waren gewikkeld, ontbrak het de Oostzeevolken
niet aan eenheid als het om hun aartsvijand, de
Russen, ging. Zij noemde de Russen eerst Tata
ren. niet wetend, dat juist die de grootste vijan
den van de Russen waren. Maar Tatar. Ruis.
Ros of Rus zoals ze de Slavische stammen
noemden was voor hen het begrip van een ge
weldig monster, dat hen steeds weer uit het oos
ten kwam overvallen.
eed, dat hij en zijn opvolgers zich
„eeuwig' aan hun belofte zouden
houden. Als tegenprestatie eiste Pe
ter, dat de Baltische volken nooit
alleen of met anderen een opstand
tegen Rusland zouden beginnen.
Getrouw zijn de Balten die eis na
gekomen, verscheidenen hebben
zelfs de laatste, door eigen volk ver
laten Tsaar tot in de dood in Jeka-
terinenburg gevolgd. Maar van
haar kant begon de Russische re
gering reeds onder Tsaar Nicolaas
I (17961855) de belofte te breken.
De toestand verergerde met ieder
der volgende tsaren. Het is wel mo
gelijk, dat dezen niet of onvoldoen
de op de hoogte waren van de ter
reur. die hun onbeschaafde ambte
naren uitvoerden. De laatste Tsaar
Nicolaas II btfv. was oprecht ver
ontwaardigd toen hy bij zijn be
zoek in Reval in 1902 vernam, dat
de scholen gerussificeerd waren, dat
Russische ambtenaren er de scep
ter zwaaiden, dat geestelijken naar
overkomen, dan had hy zijn minis
ters tenminste zijn gevreesde stok
laten voelen, maar Nicolaas werd
daardoor steeds meer en nog gron
diger van eigen machteloosheid
overtuigd en daardoor steeds ge-
drukter. Zo was hij, die van wereld
vrede droomde en de vredesconfe
rentie in Den Haag tot stand had
gebracht, niet bij machte de oor
logszuchtige clique om zich heen tot
rede te brengen. En toen zich het
conflict met Oostenrijk voordeed
(de moord in Serajewo) en Duits
land zijn bondgenoot Oostenrijk
moest bijstaan, vond die clique dit
een geschikt ogenblik om een groot
leger aan de Duitse grens te verza
melen. Dit werd voor de Tsaar ge
heim gehouden. De oorlog begon
Leidende Russen, de toestanden in
eigen land kennende, meenden toen,
dat een oorlog een onafzienbare
ramp voor Rusland zou betekenen,
onverschillig hoe de uitslag zou zijn.
Zij kregen gelijk.
Wat die namen betreft: de krijgsmethoden der Tataren waren niet van
die der Russen te onderschelden. De wrede generaal Sjeremetjew, die In
opdracht van Tsaar Peter het Baltenland kwam veroveren, bleek alle
krijgsmethoden uit de tyd van Iwan de Verschrikkelijke, tweehonderd Jaar
eerder, te hebben overgenomen. Overigens vonden de Russen zelf deze
„oorlogsheld" niet zo erg verschrikkelijk, want ze lieten hem onder de
minder wrede naam van „Iwan de Dreigende" hun geschiedenis ingaan.
Na een strijd van vierentwintig jaar gelukte het de Baltische bevolking
ook die geweldenaar te verslaan en te verdrijven. Uit hun bossen, waarheen
ze gevlucht waren, teruggekeerd, bouwden de overlevenden hun boerderijen
en steden weer op en begonnen weer aan de bewerking van hun akkers.
Veelbelovende
gebieden teerden
zwaar geschonden
De Zweedse periode bracht weer
wat rust In die landen, maar de
Russen waren niet opgehouden be
gerige blikken op de Oostzeelanden
te werpen. Het begerigst was Tsaar
Peter, die, hoewel Aziaat van na
tuur, een groot gedeelte van zijn
hart aan het Westen had verpand.
Intelligent en verziend als hij was,
begreep hij dat deze landen het zij
ne zeker een paar eeuwen in cul
tuur vooruit waren. Ook had Rus
land, met zijn geweldige achterland,
gebrek aan havens, die aan de Oost
zeekusten rijkelijk te vinden waren.
Het ging Peter erom deze veel be
lovende gebieden zo ongeschonden
mogelijk in bezit te krijgen. Daar
om berust het waarschijnlijk op
waarheid, dat Peter een van zijn
beruchte woede-aanvallen kreeg,
toen generaal Sjeremetjew hem op
2 Januari 1702 het volgende bericht
te:
„Ik wil je melden, grote Tsaar,
dat ik zojuist van een strooptocht
ben teruggekeerd. De Almachtige
God en de Allerheiligste Moeder
Gods hebben je wens vervuld: er
is niets meer in het hele land te
verwoesten. Hoeveel gevangenen
wij hebben gemaakt, weet ik niet.
Deze zaken hebben de Kozakken
onder elkaar opgeknapt. Ik heb
~.v-
t, -
k '-W/T
hun de gevangenen niet willen af
nemen om hun ijver niet te be
koelen. Tussen Riga en Reval heb
ik alles uitgeroeid. De plaatsen
staan nog slechts op de kaart ver
meld. Hoe het daar is toegegaan,
kunnen alleen de gevangenen be
richten, landheren en adellijken.
Het zijn gevaarlijke lui, in hun
wanhoop tot alles bereid. Wegge
haald hebben we: officieren, sol
daten, tamboers en wie er verder
weggehaald kon worden: predi
kanten, kosters, artsen, mole
naars, kleermakers, burgers, grote
en kleine meisjes, boerenvrouwen
enz. Esten van het mannelijk ge
slacht iets minder, omdat ze niet
allen weggevoerd konden worden.
Toch komt er op iedere man nog
één Est. De rest hebben we afge
maakt. Ik heb geen geld. Beveel
wat ik doen moet!"
Tsaar Peter had een juist
inzicht in zijn eiqen onmacht
aan de opbouw van de ver
woeste gebieden te kunnen
meewerken. Daarom zag hij af
van inlijving en verleende de
Oostzeelanden vérgaande pri-
Rotsen aan de kust van
noord-Estland
vileges. Hij deed dit in de
hoop, dat dit gebied een bin
dend element zou worden tus
sen het vooruitstrevende Wes
ten en zijn eigen achterlijk
land. De privileges betekenden
autonomie, d.w.z. eigen beheer
van stad en land en eigen
rechtsorde, zoals deze zich in
de loop der eeuwen onder de
Orde der Zwaardbroeders had
ontwikkeld. Verder verleende
hij godsdienst- en taalvrijheid,
zelfs Yrijheid van dienstplicht
met uitzondering van tijden
van groot gevaar.
De Tsaar zwoer, mondeling en
schriftelijk, met een keizerlijke
Narva, grensstad met Rus
land in noordoost-Estland.
Twee werelden: links de
Herman-vesting. gebouwd
door de Denen en rechts: de
vesting Ivangorod. gebouwd
door de Russen.
gevangenissen of naar Siberië wer
den gebracht enz. Op weg naar het
stadhuis voor de officiële ontvangst
draaide hij zich midden op straat
om en overstelpte zyn achter hem
lopende ministers met verwijten:
Wat hoor ik? Dit alles hebben jullie
voor mij geheim gehouden. Zo word
ik belogen en bedrogen door mijn
eigen ambtenaren! Ik en mijn volk
zijn meinedig geworden zonder het
te weten!'. Als dit Tsaar Peter was
P bergen en in dalen en
overal is God", aldus
een bij velen geliefd
lied. Ja, Hij is overal, maar on
naspeurbaar. Hij is in elk graan-
korreltje. elke ontluikende roos
tegelijk overstijgt Hij alle di
mensies, alle afmetingen van het
ontzagwekkende heelal. Niet is
zo klein of God is nog kleiner en
niets is zo groot of God is nog
groter. Hy is buiten het leven
der natuur, want Hij is de Schep
per aller dingen tegelijk ln het
leven der natuur, verborgen,
want Hij onderhoudt het al door
het steeds doorgaand te schep
pen.
natuur, geschiedenis en mens
verafgoden.
Maar als God een verborgen
God is en wij Hem eigenlijk ner
gens kunnen vinden, hoewel Hij
overal is, waar kunnen wij Hem
dan zoeken? vraagt U.
Wij vinden Hem daar, waar
Jood. Daar openbaart Hy zich.
In Christus en Zyn kruis. God i6
een verborgen God.
Je zou hem daar nooit zoeken.
Het moet je aangezegd worden.
Wy moeten aangesproken wor
den door deze rabbi, die Gods
Zoon is. We kunnen het nauwe-
lyks geloven want een mens ziet
graag omhoog en liefst niet naar
beneden. Toch: daar, waar de
Allerhoogste één wordt met de
mens, tot in de dood, dóér toont
Hy ons Zijn aangezicht. In
Christus, die met ons is alle da
gen, alomtegenwoordig tot het
eind.
Zoek uzelf mèt uw ziekte, ver-
De schepping is Zijn allerbui-
tenste kleed, Hy is er in ver
kleed, het is Zyn masker. Je
kunt Hem nooit aantikken en
zeggen: Kyk daar is Hy, tikkie,
U bent 'm!
Zo geldt het ook van de ge
schiedenis der volkeren. Hy is
een schutter, Hy schiet het ene
volk door het andere weg. Zo
schoot Hij de Romeinen met de
Gothen, de Grieken met de Tur
ken. En (zegt Luther) God zal
voor ons, Duitsers ook wel een
kogel vinden, die ons treft en
niet mist.
Christenen weten het ook wel:
wij zijn slechts Zijn masker. Je
kunt Hem nergens aantikken. Je
mag nooit het masker, dat is:
wy Hem nooit zouden zoeken.
Het moet Je gezegd, verkondigd
worden. Daartoe heeft de Here
God een kerk gesticht. Niemand
kan God van aangezicht tot
aangezicht zien: je zou dood
vallen, vergaan tot stof en as, in
een glimp van het ongeschapen
licht verdampen. Uit barmhar
tigheid heeft Hy de dodende blik
van zijn ogen omhuld. Tot de
alomtegenwoordige God zich
daar openbaart, waar Hy zich
ten allerdiepste verborg.
Hy verborg zich in een ver
acht volkje. Tot in onze dagen
hebben ze dat volkje vervolgd,
gepoogd zelfs het te vergassen.
Hij verborg zich in het kind van
Maria. Hy werd geboren als
driet en eenzaamheid in de lij
dende Christus en zoek u zelf
dus niet in u zelf. zo zult ge u
zelf eeuwig in Hem vinden.
Hy is met ons alle dagen, tot
het eind. Het eind! Wat weten
wy daar weinig van. Even wei
nig als een kind in het lichaam
van zyn moeder weet van de
buitenwereld, die het tegemoet
gaat. Wanneer het einde geko
men is, zullen wy met grote
open ogen staan kyken in een
nieuwe wereld. Dan aanschou
wen wy Hem, openlyk, zonder
masker.
H. J. A. Haan.
evang. luth. predikant
te Leiden.
Intussen was namelijk aan de
Zwitserse universiteiten, vooral in
Ziirich, sedert de vorige eeuw door
de zogenaamde Russische intelli
gentsia de revolutie voorbereid. Ge
durende verscheidene jaren heb ik
gelegenheid gehad om het doen en
laten en in het bijzonder het „den
ken" van deze elite der Russische
wereldverbeteraars te volgen. Van
al die jonge mannen en vrouwen
(in Ziirich vier a vyfhonderd) hield
zich een twintig procent met studie
bezig. Alle anderen hadden zich als
studenten laten inschrijven om zich
langere tijd in dit veilige(!) land te
mogen ophouden. Tot diep in de
nacht discussieerden ze hij thee en
sigaretten over de doelmatigste wij
ze gevoelens van ontevredenheid en
opstand op te wekken by hun zo
„geduldig en achterlijk' volk.
Met de arbeiders boekten
de revolutionairen enig succes.
Ook moordaanslagen op de
tsaren gelukten wel eens
(Alexander II, 1881), ondanks
de stuntelige voorbereiding.
Maar hoe moesten ze de
„stomme"' moezjieks (boeren)
overtuigen van het paradijse
lijk leven, dat ze bezig waren
voor te bereiden? De boeren
hingen immers met hart en ziel
aan hun „vadertje", de tsaar,
aan God en hun eigen lapje
grond. Dat hun talrijke opvol
gers, nu communisten ge
noemd, nog na vele tientallen
jaren zouden worstelen met het
probleem van de kolchozen
(collectieve landbouwbedrij
ven), zal deze pseudo-intelli
gentsia wel niet hebben ge
droomd.
Al het bestaande moest worden
weggevaagd, wat ervoor in de plaats
moest komen was van later zorg,
kwam van zelf. Ondanks hun gren
zeloze naiviteit en roekeloosheid
stond deze eerste falanx van com
munisten toen nihilisten ge
noemd toch nog op een hoger
moreel peil dan de volgende. Zy
verzekerden tenminste, dat zy de
onderdrukking en russificering van
de door Rusland onderworpen lan
den ten zeerste afkeurden. Het be
grip „genocide" (volkerenmoord)
kwam toen ook in de meest ver
warde hersenen nog niet op!
De eerste revolutie in 1905 mis
lukte. De tweede in 1917 vond in de
eerste wereldoorlog een gunstige
voedingsbodem. De Duitse troepen
hielden toen Estland en Letland be
zet en beschermden de bevolking
tegen de rode invasie. Toen de Wei-
mar-regering gedwongen werd haar
soldaten terug te roepen, overviel
een geweldige rode armee plunde
rend. brandend en moordend de
weerloze bevolking.
Zo kon een inderhaast gevormde
„Baltische Landweer' een Let-
tisch en een Estnisch regiment, op
het laatst versterkt door een te
hulp gesneld Fins regiment de
communistische benden door een
verschroeid land voor zich heen
dry ven, hen achtervolgend over de
Narwa tot op Russisch gebied. De
Esten met hun vurig patriottisme
en doorzettingsvermogen hadden
zich met alle macht aan de bevry-
ding van hun land gegeven. Het
ongelooflyke gebeurde: op 3 Januari
1920 werd Sowjet-Rusland gedwon
gen een wapenstilstand te sluiten
in Tartu (Dorpat) en een maand
later, op 3 februari, een vredesver
drag, waarin de Sowjetrussische re
gering verklaarde de zelfstandig
heid en onafhankelykheid van een
Estnische republiek voor nu en al-
tyd te erkennen. Spoedig daarop
moest Moskou ook Letland en Li-
tauen tot onafhankelyke staten
verklaren.
Maar helaas, het begrip „eeuwig
heid' betekent in het oosten iets
anders dan in het westen, als het
tenminste overeenkomsten betreft.
Bedenkt men, dat de Oostzeelanden
pas na de vrede van Nystad (Zwe
den) in 1721 onder Russische heer*
schappy zyn geraakt en hun onaf*
hankelykheid in 1920 herwonnen,
dan biykt dat deze staten niet eena
gedurende tweehonderd Jaren onder
Russisch bestuur hebben gestaan
en dat slechts na een heilige belof-
te van autonomie en vergaande pri
vileges voor nu en eeuwig! In de
loop van 1921 werd Estlands onaf
hankelykheid ook door de andere
landen erkend. De Baltische repu
blieken, Duitsland en Sowjet-Rue-
land sloten een niet-aanvals-
verdrag. De Volkenbond was toen
echter evenmin als de VN nu bij
machte de vryheid der kleine sta
ten te beveiligen. In de volgende
twintig Jaren van zelfstandigheid
Gedeelte van de oude stadsmuur in Tallinn (Reval)
Toen gebeurde er een wonder!
Het was een stryd van de kleine
David tegen de reus Goliath, een
rechtvaardige stryd, omdat het niet
alleen ging om het behoud van
eigen leven en bezit, maar ook om
de vrijheid van de Baltische volken,
hun geestelyke waarden en eigen
cultuur, in eeuwenlange gemeen
schappelijke arbeid verworven. Tot
welke prestaties geimproviseerde le
gertjes onvoldoende gekleed, ge
voed, bewapend en geoefend in
staat zijn als het erom gaat aan
slavernij en ondergang te ontko
men, leert deze heldenstrijd tegen
een oppermachtige rode armee.
Deze vocht immers zonder overtui
ging en zonder te weten waarvoor
en tegen volken, die hun onbekend
waren en hun nooit kwaad hadden
gedaan.
al werd deze ook telkens uit het
oosten bedreigd toonde het Est
nische volk een bewonderen waar
dige wils- en werkkracht. Met
nieuwe moed herstelde het. als zo
vele malen tevoren, niet alleen de
geweldige, door de oosteiyke buren
veroorzaakte schade, maar het
bouwde ook nieuwe industrieën op
en werkte onvermoeid aan de ver
hoging van de materiële en cultu
rele welstand.
Ondanks zyn nauwe betrekkin
gen met het Westen nam het Est
nische volk niets over wat niet met
de eigen volksaard strookte. Het
bouwde, in die jaren na de eerste
wereldoorlog, getrouw aan eigen
tradities, aan een eigen cultuur. Te
recht zyn de Esten trots op hun
schat aan oude volksliederen,
sprookjes en legenden, waaronder
de vele, die om hun volksheld Ka-
lewipong (zoon van de Finse held
Kalewala) zijn ontstaan.
Mevr. dr. M. Nieuwenhuis-
v. L'exkuli.