COTE D'AZUR ACHTER WENEN BEGINT DE BALKAN De Weerler rogstekers Dc roemruchte historie run tie (LEIDSCH DAGBLAD VAN COSMOPOLITISCH WINTERPARADIJS TOT ZOMER VAKANTIE- OORD VOOR MILJOENEN In Oostenrijk al houdt de Westerse wereld op WOORD VAN BEZINNING AL UW BRANDINGEN EN UW GOLVEN GINGEN OVER MIJ HEEN.... Zaterdag 2 februari 1963 Pagina 1 J (Van onze Parij r Vooral voor de noordeling rijmen de woorden „vakantie" en „zon" nog altijd op elkaar. En omdat men zich voor een rendezvous met de zon toch altijd nog maar het zekerst in zuidelijke richting begeeft, is vakantievoor honderddui zenden. wat zeg ik?, miljoenen toeristen ook nog synoniem met RivièraEr zijn. ge weet 't. te genwoordig meer Rivièra's. Italië heeft San Remo met achterland en Spanje zijn Costa Bra- va. om van de Noordafrikaanse stranden die door de internationale toeristenindustrie nog niet se correspondent) tot complete ontginning zijn gebracht, dan nog maar te zwijgen. Maar de Franse Rivièra. waarvoor een in tussen vergeten poëet eens de naam van Azuren kust heeft verzonnen, blijft met haar mimosa, bloeiende cacteeën. palmen, sinaasappelbomen, blauwe hemel en dito zee. haar toeristenpaleizen en tentenkampen, haar casino's en petanque- toernooien. haar prinselijke jachten en kleine vissersbootjes, toch nog altijd wel het nee plus ultra, het Mekka, en Nirwana in de herinnering of dagdromen van negen op de tien zomergasten. zag deze gentleman de toegang tot zijn gebruikelijke rustoord in Pie- mont. waar dat jaar een kwaad aardige cholera-epidemie was uit gebroken, gesloten en om niet on- verrichterzake en met uitgeputte le den weer terug te moeten keren naar do „smog" van Londen, be sloot hij zijn bivak die winter maar 's in 't bescheiden rustplaatsje Can nes op te slaan. Hij bleek zich bij dat verblijf on der de Mediterraanse zon wel te bevinden, en zo keerde hij *s ande- renjaars dan ook weer terug. De mare van die ontdekking verspreid de zicli al spoedig in de society van de Britse hoofdstad en daarmee was dan het prestige van Cannes geves tigd en ae basis voor haar toekom stige welvaart en glorie gelegd. Nog altijd kunt go vandaag in Cannes een standbeeld van deze Engelse „grondlegger" en eerste va kantieganger vinden, wiens voor- beela door duizenden land- en soortgenoten gevolgd zou worden. Doch dc grote, zo niet massale win terse uittocht van het ganse Euro- ters met de klinkendste namen de Russische groothertogen Boris, Wladiinir en Michel, de prinsen van Bourbon, de groten van Spanje, de Duitse politiserende miljardair Von Bisschofsheim. de Zanaroff's, Cleo de Mérode of Liane de Pougy mocht beroemen, kon men nog ja renlang volgen aan de hand van de steeds weelderiger, protseriger en geweldiger hotelpaleizen die succes sievelijk ir. Nice en in Cannes zou den verrijzen. Wanneer de Zwitserse hotelmag naat Ruhl. die in rijkdom voor zijn vermogendste klant graaf Alva met uit de weg hoefde te gaan. in Nice het record aan verdiepingen en luxe heeft geslagen, steekt de bizarre Roemeen Negresco hein in Cannes niettemin onmiddellijk de loef af door in zijn Palace aan ieder ap- partment een eigen badkamer toe te voegen. De rekeningen die de gasten wor den gepresenteerd, zijn niet minder buitensporig dan de luxe waardoor En de Fransman deelt, voor een keer. nu ook eens die over tuiging van de vreemdeling. Frankrijk heeft zo'n slordige vijftien honderd kilometer kust. Maar zeg: ik ga deze zomer toch maar weer naar de kust (la cóte) en een iegelijk weet dat hij u. desge wenst, dan die tijd ergens tussen Menton en Port Vendres in Monaco, Fréjus, Saint-Juan of Saint-Tropez, Cannes of Nice zal kunnen vinden. Luxueuse etablissementen voor de rijkdom 1900 telde Nice zo onder zijn 25.000 gasten, ternauwernood de helft Fransen, 'n zesduizend Engelsen, een vijfentwintighonderd Russen plus nog een tweeduizend Amerika nen (die toen nog niet de zwaarste geldbuidels torsten) als minderheid en hekkensluiters. Het is ook weieens heel anders ge weest. Geen streek ter wereld die zo zichtbaar in de sociale paradoxen van het publiek de weerslagen ver toont van de maatschappelijke wij zigingen en omwentelingen die zich sedert een eeuw voltrokken hebben, als de Franse Rivièra. Nu kunt ge in jul! ol' augustus de slager uit uw Parijse straat of de klerk van de notaris uit Reims in zyn caravan over de Promenade des Anglais in Nice of onder een tentzeil in Nar bonnen tegenkomen. Niet alleen was voor deze laatste oorlog zo'n ontmoeting om sociale redenen al bijna onvoorstelbaar ge weest. omdat de „kleine man" toen nog nauwelijks uit ervaring wist wat vakantie wel beduidde. Doch bovendien was 't aan de Cóte toen in de zomer rnog bijnai de dood in de pot. 's Zomers zocht de welgestelde Pa- rijzenaar 't eerder in de bergen of aan de Atlantische kusten om eni ge koelte te vinden. Het seizoen van de Rivièra was daarentegen de win ter en het vroege voorjaar. Een sei zoen dal trouwens vooral wel door de steenrijke vreemdelingen, en de Britten voorop, werd beheerst. In In 1834 De Franse Rivièra als winterpa- radijs is een ontdekking van de Engelse Lord Brougham. In 1834 pese aristocratendom naar de Azu- reu Kust. zette niettemin pas even later in. Nauwkeuriger: Na augustus 1858 toen Frankrijks Napoleon III en Savoye's Victor Emanuel getweeën Oostenrijk de oorlog verklaarden, waardoor tevens een stokje voor de vereniging van Savoyc met Italië werd gestoken. Als wederdienst werden Savoye (waar bijna niemand Italiaans sprok» en het graafschap Nice 'waar bijna niemand Frans sprak) bij Frankrijk ingelijfd. Een jaar later was Oostenrijk verslagen en organiseeraen de Fransen een refe rendum in Nice, waarbij 23.743 tegen 160 inwoners zich achteraf uitspraken vóór die definitieve An schluss. Nice en Cannes Sedertdien zouden Nice en Can nes. waartussen een vinnige con currentiestrijd ontbrandde. lange tijd de twee attractieve Polen blij ven voor het cosmopolitische adel dom en grootkapitalisme, welks le den alleen al ter wille van hun aan zien geen winter meer konden man keren aan Frankrijks Azuren Kust. De etappes van die concurrentie slag tussen de beide steden, die zich elk op de eigen klanten en suppor- die etablissementen worden geken merkt. De Roemeense Prins Ghika, die In zijn vaderland aan het hoofd staat san vierendertigduizend bun ders grond, legt per etmaal voor een hotelsuite, zonder een seconde met de ogen te knipperen, graag tweeduizend guldens neer. En de Amerikaanse magnaat Vanderbilt vereffent, met diezelfde onaandoen lijkheid. een nota van het dubbele bedrag voor een intiem etentje dat hij met zeven relaties heeft gehad. Een Russische Prins pleegt zyn onvrede met een ongelukkige afloop van het dagelijkse baccarat-spel te manifesteren door stelselmatig met champagneflessen alle spiegels en ruiter, van het casino in diggelen te slaan. De volgende ochtend stuurt hij zijn secretaris langs om de schade op te gaan nemen en te vergoeden. Manie Carlo De hoteldirecties en stadsbestu ren van Nice en Cannes tonen in tussen te meer begrip voor die be minnelijke caprices van hun steen rijke gasten, waar in deze tijd, als concurrent, een derde kaper aan de Azuren Kust verschenen is: Monte Carlo. Hier was 't de Franse financier en multi-miljonair Edmond Blanc die de fundamenten liet leggen voor het grootste casino ter wereld, om zo tevens een prins, die tot dusver op zijn naakte rots booral wel met de zeeschuimer ij in zijn onderhoud had moeten voorzien, zo niet op nettere dan toch op geriefelijker wijze te helpen om zijn levenskos- ten te bestrijden. Toen monsieur Blanc enkele tientallen jaren later overleed, liet hij zijn nabestaanden een erfenis van omstreeks vijftien miljard gulden na, terwijl zyn vor stelijke „kostbaas" een nog wat ho gere som als baten van de speel bank zijn persoonlijk eigendom mocht noemen. Saint Tri opez De eerste wereldoorlog luidde echter het einde in van deze „belle époque" en omstreeks tien jaar la ter steken weer nieuwe rivalen in de run om de hegemenie over de Rivièra de koppen op. Nu zijn 't de intieme vissershaventjes Juan-les- Pins en Saint-Tropez waarop de Amerikaanse miljardair Frank Jay Gould en de Italiaans-Algerijnse hotelmagnaat Aletti de uitgeslapen ogen laten vallen. Omstreeks 1925 lijkt Juan-les-Pins, waar in 't bij zonder de Franse OW-ers en an dere parvenu's en potverteerders zijn neergestreken, zich aan de spits te hebben geplaatst. Maar spoedig zal Saint-Tropez door enkele Parijse kunstenaars, schilders en filmspelers worden ont dekt, die nu voor hun vakantiever blijf ook de zomer „rehabiliteren", en die opmars heeft, schijnt 't, voorlopig nog geen einde genomen. Saint-Tropez met zijn cabarets en nachtclubs, zijn luxejachten en exentrieken, kraait momenteel wel onbedreigd koning over de Cote d'Asur. Gelijktijdig werd ook het mono polie der welgestelde burgers die na de eerste wereldoorlog, als gezegd, Europa's met goud behangen aris- tocraten-van-den-bloede al hadden afgelost, geleidelijk aan gebroken door de middenklassen en zelfs de gewone man die sinds een Jaar of vijftien betaalde vakanties „congés payés" genieten en nu dit „paradijs op aarde" op hun beurt betreden. En nu die vakanties dit jaar in Frankrijk van drie tot vier weken zijn verlengd, zal die invasie der „congés payés" tot ontstemming der voormalige habitués zeker nog massaler vormen aannemen. In afwachting van de dag dat al leen die bombastische paleizen van de avenues en promenades nog her inneren zullen aan de „groten der aarde" die een eeuw geleden de Cote d'Azur tot hun exclusieve hof van Eden proclameerden. (Van onze correspondent in Wenen) Wie al jarenlang in Wenen woont en dan in deze barre winter opeens een bliksembezoek moet brengen aan Duitsland. Neder land. Engeland, België en Frankrijk, vindt na zijn terugkeer met de KLM deze stad nog altijd wel mooi en prettig, maar hij heeft toch het gevoel dat hier de Westerse wereld zonder enige twijfel ophoudt. Onder de oude Oostenrijks-Hongaarse monarchie zei men al dat de Balkan reeds in de tiende wijk, namelijk de meest oostelijk gelegen Weense wijk lag. De hedendaagse reiziger is het daar volkomen mee eens, want volgens hem begint de Balkan „gates" bijvoorbeeld van Orly. VOLKSVERHALEN (IV) op het Weense vliegveld van Schwechat. Als is het gebouw van deze luchthaven nog zo mo dern en comfortabel, het blijft in vergelijking met de luchtha vens van Frankfort. Londen, Parijs en München toch een zakvesthaventje met slechts een paar uitgangen tegenover de 52 Op het Weense landingsterrein staan een paar kleine Oostenrijkse sportvliegtuigjes in de sneeuw en een enkele machine van de SAS. Maar het Oosten overheerst de si tuatie met vliegtuigen van de Aero- flot en van de Tsjechische, Poolse, Roemeense en Joegoslavische lucht vaartmaatschappijen. Ofschoon de coulois en het res taurant van Schwechat betrekkelijk klein zijn, maken zij toch een ruime indruk, omdat ze vrywel helemaal leeg zijn. Slechts zelden hoort men de stem van de omroepster, die de aankomst of het vertrek van een vliegtuig bekendmaakt. De heren van de douane hebben in deze provinciale atmosfeer de tijd en laten daarom de passagiers rus tig wat wachten, voordat zij hen met hun bagage die zij overigens niet controleren laten doorgaan. Overal ter wereld zijn de verbin dingswegen tussen vliegveld en het centrum van de stad lang, ver velend en teleurstellend, maar op de weg van Schwechat naar Wenen heeft men de indruk dat men steeds den dat hier in de buurt een metro pool met de naam Wenen zou kun nen liggen. De passagiers die niet door fa milie of kennissen per auto wor- meer in de binnenlanden verzeild raakt, koersend naar de bossen van Bohemen en Moravië, naar een stuk Hongaarse Poeszta of naar Siberië. Men heeft niet het minste vermoe- VPELT 62-A Holderdebolder reed 's morgens vroeg de kar van een visboer, die van de kust op weg was naar Maastricht door het stadje Weert over keien als kinderkopjes. Mid den op het marktplein gebeurde het een grote rog viel van de wagen zonder dat de voerman het merkte. Het gebeurde eeuwen geleden toen de Weertenaars nog opstanden als de hanen gekraaid hadden. Ze keken uit hun vensters en zagen tot hun ontsteltenis het zonderlinge platte dier met zijn lange staart op het plaveisel liggen. ,,'t Is een ondier van een andere planeet, dat wij moeten verdelgen anders gaan we er allemaal aan", riepen de Weertenaars. En zij snel den met snaphanen, zwaarden en pieken gewapend naar de markt, waar ze in een wyde kring om het monster stonden, maar telkens ach teruit stoven wanneer ze dachten dat het bewoog. Onderwijl werden de klokken ge luid en de trommen geroffeld, zodat de boeren uit de omtrek zich even eens wapenden met zeisen en spa den, met hooivorken en dorsvlegels en op hun ossen naar Weert kwa men gereden om de stedelingen bij te staan. Maar ook deze moedige lieden deinsden terug bij het zien van de rog. Al die tijd hadden schout en sche penen beraadslaagd, maar nu kwa men zij uit het raadhuis om het be vel over dit rumoerige, maar ang stige leger op zich te nemen. Vooraan moesten de schutters met hun snaphanen staan om een eerste salvo te geven. Daarna zou den de boeren en burgers, al hou wend en stekend, het ondier af maken. Het was gemakkelijk gezegd, maar de dapperen aarzelden nog, toen eensklaps de visboer zich een weg baande door de dichte menigte, de onschuldige rog bjj de staart greep en op zijn kar wierp. Zo verdienden de Weertenaars al vyf eeuwen geleden hun naam Rog- stekers. En ze houden die bijnaam in ere, want met Carnaval wordt vaak midden in het stadje de strijd tegen de rog uitgebeeld. Y ONAS in de walvis! U kent dat kinderspel van het jo- J nassen? Van je een, twee drie hup! En dan wordt je heen en weer geslingerd en op en neer geworpen, zoals een maal Jona in de buik van het zeemonster. Het verhaal uit de bijbel zult U ook wel kennen, denk ik. Jona was immers die profeet, die weigert Gods ge bod om tegen Ninivé te predi ken, te gehoorzamen. De opengesperde muil van de vis is verschrikkelijk om te zien: de scherpe tanden bewaken de we voor alle dingen naar God moeten vluchten. Daar hangt alles van af dat we schreeuwen om Hem. Dan zult U dadelijk merken dat het beter gaat. Kunt ge roepen en schreeuwen, dan is het ergste geleden. Want de hel is geen hel meer, als ge daarin roept en schreeuwt tot God. Wat is dat moeilijk. Huilen en Let er we lop: hij spreekt van Uw branding, Uw golven. Wij hebben gisteren naar de radio geluisterd, naar de televi sie gekeken. Tien jaar geleden sloeg de branding over een stuk van ons vaderland. Veel name loos leed. Ik moest er nu maar niet over schrijven. Ook niet wat daarna als iets groots ver richt wordt: de Delta-werken. Let er alleen op: Jona spreekt van Uw golven, Uw branding. Meer kunnen wij niet zeggen. Jona keerde zich van God de Rechter tot God de Vader. Het ingang naar de diepte, de don kere buik. Dat is, zegt Luther, voor de arme, verloren en ster vende Jona een verschrikkelijk beeld van de aanvechting. Zo komt het hart van iedere ge lovige in gelijke aanvechting, het geweten voelt niet anders dan de woedende aanval van Gods Toorn en de Dood. Maar God is ook in de hel. „En Jona bad tot de Heer zijn God uit het ingewand van de vis". Hij dacht niet anders dan dat hü sterven moest en toch bad hij: „Ik riep uit mijn nood tot de Heer". Hier zien wtf dat klagen, dat kunnen wU wel. Maar roepen, dat wil het keel gat niet uit. Toen Jona zover gekomen was dat hij riep, toen had hij het gewonnen. Roep de Heer aan in uw angst en ge zult ruimte krijgen. Alleen maar roepen niets anders. Echter: wij willen altijd wat doen om het weer goed te ma ken met God, om Hem te ver zoenen. Hij vraagt niet naar ons werk. Roepen zo leert Jona ons. Roepen alleen is voldoende om Gods Toorn te stillen. Al uw brandingen en uw golven zyn over mij heengegaan, zegt Jona. gebed dat is de weg naar de redding. Alleen het gebed, dat staat op Gods Woord: dat gebed, dat God Zijn woord voor de voeten werpt, in 't Aangezicht slingert, als het moet. Als wij willen dat God onze gebeden hoort (zegt Luther), moeten wij eerst Gods Woord horen, anders hoort Hij ons niet, ook al zouden wij we nen en schreeuwen tot wij barst ten. ds. H. J. A. HAAN. evangelisch luthers predikant te Leiden. den afgehaald, moeten na de douaneformaliteiten minstens twintig minuten wachten, voor dat de stedelijke autobus hen meeneemt: eerst langs de uit gestrekte weiden onder een dik ke sneeuwlaag, dan langs een paar olieraffinaderijen en ten slotte langs de muren van de al gemene begraafplaats, die zo lang blijken te zijn dat men hierachter toch wel even een wereldstad vermoedt. Maar dan komt er weer een lange tijd he lemaal niets, plotseling passeert men een stadje, dat zich trots de „bierstad Schwechat" noemt en dat alle doorgaande reizigers hartelijk begroet. Eindelijk vertonen zich dan de eerste rijen huizen van de Weense buitenwijken en veel lage fabriek jes. grijs en zonder enige fleur. Men ziet geen mens op straat, de sneeuw meter hoog langs de weg en ook de eerste tram, die geluidloos voort sukkelt, is vrijwel leeg. Men voelt zich hier op de grens van het Wes ten, op een punt waar een andere wereld begint van sneeuw, lage hui. zen en Siberische kou. Zelfs de We ners schijnen zich voor een lange winterslaap achter hun dikke mu ren en de dubbele ramen te hebben teruggetrokken. Maar dat juist is het grote voor deel van deze zwaar en degelijk ge bouwde huizen, die geen anderhalf- steens-muurtje kennen, maar wel de grote ouderwetse faiencekachels of moderne spaarhaarden, die weinig brandstof verstoken en toch de hele kamer goed verwarmen, zoals de grote Russische kachel midden in het vertrek, met een bank er om heen. Hier is men veel beter tegen de winter gewapend dan in het Westen, want de sneeuw levert geen moeilijkheden op. Elke gemeente beschikt over sneeuwploegen, bag germachines, kiqkarr en en een heel leger van sneeuwruimers, die steeds beter worden betaald naar mate zich minder vrijwilligers mel den. Ook de kleding is, evenals overal op de Balkan, op de kou berekend. Vrijwel alle vrouwen en niet al leen mevrouwen hebben twee bontmantels: één, met een goede snit, voor de zondag en één voor door de week; het is meestal een Jas van lamsvel met bont als voe ring. De bontmuts wordt op 't ogenblik door zoveel mannen ge dragen dat men gelooft in Moskou te zijn. Het is bijna doodstil in de straten waar de sneeuw elk geluid opslokt en waar het verkeer tot het nood zakelijkste beperkt blijft. De men sen hebben zich schijnbaar inge graven. De concertzalen zijn maar half vol. de kerken bijna leeg, alleen in de Opera vindt men geen enkele vrije plaats. In de collegezalen van de univer siteit houden de studenten de jas sen aan en de professoren bekorten hun colleges met het oog op de kou de en de steeds geringer wordende belangstelling. De uitverkoop is een mislukking, want wie gaat er op koopjes uit. nu men alleen maar goede waterdichte schoenen en warme dekens nodig heeft. De koude stelt de hoogste eisen aan het organisme, zodat de men sen zich automatisch minder in spannen om krachten en weerstand te sparen. Eén op de vier arbeiders is ziek en drinkt thuis hete grog onder de warme dekens. Alleen in de wintersportplaatsen, ln de berghutten en op de hellingen is er vertier, vooral voor de jonge mensen, maar ook hier duurt de dag kort; tegen vijf uur 's avonds wordt het plotseling donker zonder noemenswaardige schemering. Dan kruipen al die skilopers bij elkaar in de warme „lobbies" en gelagkamers en al wordt er na tafel wel even gedanst, de meesten gaan vroeg naar bed en slapen lang. omdat de koude veel energie verslindt. Ook in de bergen kruipen de mensen weg als mollen achter de kleine dubbele raampjes en onder de lage daken, die bedolven liggen onder dikke pakken sneeuw. Oostenrijk is in een winter slaap gesukkeld. De mensen werken maar op halve kracht, alleen de radio en de telefoon verbinden hen met de bedrijvige wereld van het Westen die zich nog met geweld tegen de winter poogt te verzetten. In Wenen echter heeft men uit eeuwenlan ge ervaring een dergelijke strijd al lang opgegeven, omdat men de kracht van de natuurelemen ten al te goed kent zoals overal op de Balkan met de on afzienbare witte poeszta en uit gestrekte sneeuwvlaktes, die rei ken tot Moskou en Siberië.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1963 | | pagina 11