GROOT ORANJE-VORSTIN IN DELFT TE RUSTE GELEGD BIJ HAAR VOOROUDERS Ontroering sprak uit beklemmende stilte bij afscheid in Delft LAATSTE GROET ONTROEREND AFSCHEID VAN ONZE OUDE KONINGIN Lieve „Oude Koningin", Laatste kransleggingen bij de baar van Prinses Wilhelmina Opgericht 1 maart 1860 ZATERDAG 8 DECEMBER 1962 No. 30827 LEIDSCH DAGBLAD Directeur: E. A. E. van Dishoeck Hoofdredacteur: J. Brouwer DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN f. 8.25 per kwartaal, f2.80 per maand, f. 0.65 per week Witte Singel 1, Leiden - Giro no. 57055 Telefoon Directie en Administratie: 25041; Redactie: 21507 Het Koninklijk Gezin en het Neder landse volk hebben vandaag op ontroe rende wijze afscheid genomen van haar, die een halve eeuw onze Vorstin is ge weest: Prinses Wilhelmina. Zwijgend hebben miljoenen de witte rouwstoet gadegeslagen, langs de ge hele route of dank zij de moderne techniek in de huiskamers. Ontroerd werd de plechtige bijzetting in de Nieuwe Kerk in Delft gevolgd. Deze heldere, zonnige winterdag was er een van rouw, maar een rouw die ge temperd werd door het besef, dat onze vroegere Landsvrouwe zelf de dood niet als het einde zag, maar als een begin. Deze overtuiging kreeg uitdrukking in het heldere wit, dat de stoet en de entourage van de plechtigheid in Delft tekende. Het stoffelijk overschot van Prinses Wilhelmina rust thans met de lichamen van 39 andere Vorsten en Vorstinnen, Prinsen, Prinsessen en Stadhouders uit het Huis van Oranje in de Koninklijke grafkelder in Delft, waar, zonder aan wezigheid van iemand anders, de leden van ons diep getroffen Koninklijke Gezin afscheid van een geliefde en ver eerde moeder en grootmoeder namen. Een beklemmende stilte heerste in het vroege middaguur in de Nieuwe Kerk in Delft, waar de lichamen van tientallen Oranjes rusten in de Koninklijke Grafkelder. Na een indrukwekkende dienst ivas het stoffelijk overschot van Prinses Wilhelmina in dc kelder gedragen, waar alleen de leden van het Ko ninklijk Gezin waren achterge bleven. De diepe stilte viel na het zwijgen van het lied „De zon schijnt in mijn ziel", een stilte die slechts door zacht orgelspel werd ver broken. Op dit moment meer dan enig ander van deze ontroe rende dag leefde heel het Neder landse volk intens mee met de droe fenis van Koningin, Prins en Prin sessen bij het onherroepelijk laatste wfscheid. Een afscheid dat tevens het slot vormde van een reeks indrukwek- kende plechtigheden die een aan vang namen, toen vanochtend tegen tien uur de kist met het stoffelijk overschot uit het Paleis aan het I Lange Voorhout werd gedragen. In do hork Al vroegtijdig waren de eersten der 2700 gasten bij de kerk aangekomen. Rond elf uur arriveerden de moeder van Prins Bernhard Prinses Armgard van Lippe Biesterfeld, de Groother togin en de Prins van Luxemburg en de Graaf en Gravin van Oeynhau- sen-Sierstorpff bij de kerk. Evenals de leden van de buitenlandse en Ne derlandse Hofhoudingen werden zij met hofauto's van Huis ten Bosch naar het Delftse stadhuis gebracht, Korte tijd later arriveerden het Bel gische Koningspaar dat met de Ko- niklijke trein van Brussel naar Delft reisde. Bij aankomst bü de kerk omstreeks 12 uur, eerder dan was verwacht, stegen de Koningin, de Prins en de Prinsessen dadelijk uit en begaven zich naar het voorportaal van de Nieuwe Kerk. Daarna werd de kist met het stoffelijk overschot van j Prinses Wilhelmina naar het voor portaal ged-agen. Nadat alle Vorste lijke gasten uit de stoet en uit het stadhuis de kerk betreden hadden, werden dr grote deuren onder de lange toren gesloten. Orgelmuziek ruiste onder de hoge gewelven toen de stoet het schip van de kerk be trad. Er werd geruime tijd, tot half een, gewacht, alvorens de dienst een aan vang nam. Voorafgegaan door de opperceremoniemeester, de zes groot- officieren, de grootmeester en de chef van het militaire huis en bege leid door de vier slippendragers werd de kist binnen gedragen. Daarachter liepen de Koningin en de Prins en steeds twee aan twee de Prinsessen en de Vorstelijke gasten. II itte katafalk Voor de kansel werd het stoffelijk overschot bij het doophek op een witte katafalk geplaatst, waarna de Vorstelijke personen naar hun plaat sen werden geleid. Het kussen met het grootkruis van de militaire Wil lemsorde werd door de chef van het militaire huis op de kist geplaatst. Tot de 2700 genodigden in de kerk behoorden vele in Nederland geac crediteerde diplomaten, leden van de regering van het Koninkrijk en staatssecretarissen, de voorzitters en vele leden van de Kamers der Sta- ten-Generaal, leden van de hoge colleges van Staat, een zeer groot aantal verzetsstrijdei's en delegaties van de steden Amsterdam, Rotter dam. Delft en Den Haag en de pro vincies. Gezang en gebed De hofprediker ds. J. P. Berkel las uit Johannes 14 de verzen 1 tot 6 voor: Uw hart worde niet ontroerd: GU gelooft in God. geloof ook in Mij. In het Huis Mijns Vaders zijn vele woningenVervolgens ging de predikant voor in gebed, waarna hij uit Mattheus 28 de verzen 1 tot 6 las. handelend over de opstanding. Na het gezamenlijk zingen van .Christus onze Heer verrees" las de Waalse hofprediker ds. G. I. P. B. Forget in het Frans uit het twin tigste hoofdstuk van het Evangelie van Johannes de verzen 11 tot 18 voor, waarin verhaald wordt van de opstanding en de eerste verschijning aan Maria van Magdalena met onder andere de woorden: „Ik vaar op naar mijn Vader en Uw Vader, naar mijn God en Uw God". Nadien weerklonk het „A Toi la gloire" door het bede huis, dat was getooid met duizenden witte bloemen op een ondergrond van bladplanten in grijze, groene, donkerrode en okergele tinten. Getuigenis van O Gods leiding Ds. Berkel wees er in het begin van zyn predikatie naar aanleiding van Mattheus 28 20 op. dat de dienst op uitdrukkelijk verlangen van Prinses Wilhelmina een getuigenis moest zijn van Gods leiding in ons leven en van de overwinning door Jezus Christus de Heer. „Prinses Wilhelmina heeft de na bijheid van Christus door Zijn geest steeds^gevoeld", zei de predikant on dermeer. „ZU zag geen toevallig heden in de lotgevallen van haar en haar volk, maar leiding Gods. Gods leiding was duidelijk te zien in het leven van de Vader des Vaderlands. Willem van Oranje", stelde ds. Ber kel. Hij herinnerde aan de woorden van de ontslapene: „Eerst was het mijn roeping en thans die van Juliana om toe te passen en voort te zetten, wat hij begon, toegepast op het le- ven en aan de polsslag van onze tijd. ons gedragen wetend door dezelfde God als Willem van Oranje" Ti vee instrumenten „Hier hebt U het levensmotief van haar, die vUftig jaar over ons volk als een Koningin heeft geregeerd", vervolgde ds. Berkel. HU noemde Koningin Emma en Prins Hendrik als de twee personen, die God in zUn leiding heeft gebruikt om haar bU haar ta.«k te steunen en hU haalde de woorden van de Prinses aan. waarmede zU daarvan zelf getuigenis heeft afgelegd. Door veel worsteling heen Is In haar een sterk geloof gerüpt Zo kon zU in Engeland zelf kracht hebben en kracht geven. En ln het bezet Ne- Personeel van de houtvesterij 't Loo draagt de kist met het stoffelijk overschot uit het Pa leis aan het Lange Voorhout naar de witte rouwkoets. derland is zU ons. door Gods gunst, een lichtend voorbeeld en een sterke steun geweest. Het verzet was zeker vastgelopen zonder deze Moeder des Vaderlands. Achteraf kan men slechts zeggen: dit was leiding Gods, genade. Al haar gaven en krachten, haar vele talenten had de Koningin ge kregen om deze ten dienste te stel len van anderen. Oproep Na haar aftreden als Koningin zag zij een nieuwe taak zich door God op de schouders gelegd: het evangelie van Christus iedereen be kend maken, niet in dienst van een bepaalde kerk of een bepaalde groep Ds. Berkel riep allen op om de ge tuigenis van Prinses Wilhelmina niet in de wind te slaan. (Voor de volle dige tekst van de predikatie verwij zen wij naar elders in dit blad». Na de predikatie van ds. Berkel klonk de geloofsbelijdenis van Nicea uit het jaar 325 na Chr. Twee coupletten van het Wilhel mus werden daarna samen gezongen, namelUk „Mün schilt ende betrou wen" en „Oorlof mijn arme scha pen". Vervolgens ging ds. Forget voor in gebed. Ds. Forget hield vervolgens een korte predikatie in het Frans. De gemeente,zong tenslottte „Wees gegroet GU Eersteling der dagen". Zichtbaar ontroerd Dan vlei een diepe stilte in de kerk. De chef van het militaire huis begaf zich naar de katafalk en nam het kussen met het Grootkruis van de Militaire Willemsorde van de kist. De dragers namen deze daarna op- Vandaag hebben wij U naar Uw laatste rustplaats geleid. „Wij" dat zijn de de miljoenen landgenoten, waar ook ter wereld, die zo gaarne bij Uw uitvaart aanwezig hadden willen zijn, maar het uiteraard niet allen konden. In gedachten waren wij er evenwel allemaal, een ontelbaar veelvoud van het opzichzelf indrukwekkende aantal, dat per soonlijk getuige was van Uw laatste gang. Van dat kleine paleisje, dat eens Uw Moeder tot residentie strekte, naar het monumentale mausoleum, ivaa'r zovele van Uw voorouders rusten. En met diepe ontroering hebben wij gekeken naar de witte koets, waarin Uw stoffelijk hulsel rustte. Rouwkoetsen plegen zwart te zijn. Deze was wit. Zo wit als pasgevallen sneeuw. En toen, lieve „Oude Koningin" hebben wij het opnieuw begrepen en wij zijn U intens dankbaar voor de wijze les, die U ook op Uw laatste gang ons nog hebt willen geven. Want zwart, nietwaar, is de kleur van de rouw, van verdriet en droefenis om wie van ons heenging. Maar wit is de kleur van de hoop, van het vertrouwen, van de verwach ting, dingen, die in Uw leven altijd zulk een grote rol hebben gespeeld. Vanzelfsprekend zijn wij diep verdrietig, omdat U van ons bent heengegaan. U, die velen van ons hebben gekend als jong prinsesje, als onze toekomstige Koningin. Als een waar dige nazate van het doorluchtig Oranje-geslacht, dat reeds gedurende vier eeuwen zich in dienst heeft gesteld van ons land en volk en wie reeds op achttienjarige leeftijd de zware last van dat verbond op de schouders werd gelegd. Als de voorbeeldige Moeder van onze Koningin Juliana, die U op zo geheel andere wijze dan voor Uzelf was weggelegd, hebt voorbereid op Haar roeping en toekomstige taak. Als onze „Koningin-in-ballingschap", die ondanks Uw ver blijf in den vreemde, geen middel onbeproefd liet om ons te doen weten, dat U in ons midden was en er ons van te door dringen, dat ons leed en lijden ook het Uwe was. En tenslotte als die eenvoudige Prinses Wilhelmina, die gedurende slechts veertien jaar van Uw lang en zegenrijk leven eindelijk eens zichzelf heeft kunnen en mogen zijn. Maar die ook in die jaren door de publikatie van Uw levensgeschiedenis voor de laatste maal het bewijs hebt ge leverd van Uw innige verbondenheid met Uw land en volk. Zwart is het symbool van de rouw. Wit dat van de blijd schap, van de dankbaarheid, van de zekerheid. Wit straalt meer dan zwart. Lieve „Oude Koningin", bij Uw (en onsOranje past al leen maar wit Dank, hartelijk dank voor alles wat U voor ons hebt ge daan en zijt geweest. Uw gehele leven was een rijke bevesti ging van de band tussen Oranje en Nederland. God schenke U de rust, welke U tijdens Uw leven nooit hebt gekend noch begeerd nieuw op de schouders. Langzaam schreed een korte stoet, voorafge gaan door de grootofficier mr. W. C. Baron Snouckaert van Schauburg, de commissaris van de KoninklUke grafkelder burgemeester D. de Loor en de Hofpredikers naar de trappen van de grafkelder van het Huis van Oranje. Alleen de Koninklijke fa milie volgde. Aangekomen bU de trappen stelden zij, die voor de kist liepen zich aan weerzUden van de ingang op. Slechts de Koningin, de Prins en vier Prinsessen volgden de kist naar beneden. TerwUl zij daar toefden en witte bloemen strooiden zong de gemeente een door de Ko ningin uit het Noors vertaald lied „De zon schUnt in mUn ziel". De dragers verlieten de grafkelder, maar bleven beneden aan de trap staan, waarin de leden van het Ko ninklijk gezin enige tUd achterbleven. Nadat de Koningin, de Prins en de Prinsessen, zichtbaar ontroerd, weer naar hun plaatsen waren te ruggekeerd, werd de dienst besloten met het zingen van het elfde vers van psalm 72: „ZRn naam moet eeuwig eer ontvangen". Vertrek Tenslotte geleidden de Hofpredi kers. de burgemeester van Delft, de Hofmaarschalk, de eerste stalmeester, de grootmeester en de chef van het militaire huis de leden van de Ko ninklijke Familie, de Groothertogin en de Prins van Luxemburg, de Ko ningen van Noorwegen en Zweden, het Belgische Koningspaar en de an dere Vorstelijke gasten naar de uit gang van de Nieuwe Kerk. Met hofauto's werd teruggereden naar Huis ten Bosch, waar de lunch ge bruikt werd. Nadat ook de leden van de Nederlandse en buitenlandse Hof houdingen vertrokken waren, stroom de de kerk langzaam leeg. ..De zon schijnt in mijn ziel" Het lied „De zon schijnt in mijn ziel", dat in de Nieuwe Kerk tijdens de bijzetting van Prinses Wilhelmina gezongen werd, is door de Noor E. Ed mund Hewitt gedicht en dooi diens landgenoot Sweney ge toonzet. Het werd door konin gin Juliana in haar studietijd in het Nederlands vertaald. In Eenzaam maar niet alleen' heeft wijlen Prinses Wilhelmina dit lied opgenomen met een be schrijving van het geestelijk herontwaken van Noorse gevan genen. die door tekst en toon getroffen werden. Onder meer door corps diplomatique Ongeveer 50 hoofden van Buiten landse diplomatieke missies en hun echtgenotes waren gisteravond aan wezig bij de kranslegging in het Lan ge Voorhout Paleis door de deken van het diplomatieke corps, de Bel gische ambassadeur baron F TC. van der Straten Waillet. Om zeven uur gisteravond hebben de drie chefs van staven van de Ko ninklijke Marine, de Koninklijke Landmacht en de Koninklijke Lucht macht eveneens een krans bij de baar van H K.H. geplaatst. Kort tevoren had eenzelfde plech tigheid in het Paleis plaatsgevonden toen de gevolmachtigd minister van de Nederlandse Antillen, de heer W. F. M. Lampe, en de gevolmachtigd minister van Suriname, dr. R. H. Pos, elk een krans legde. Een deputatie van zeven van de garderegimenten heeft later op de avond nog een graftak bij de baar geplaatst, waarna een deputatie van de Militaire Willemsorde een bloem stuk neerlegde. Om omstreeks acht uur maakte de laatste deputatie haar opwachting in het Paleis om een grafkrans te leg- gen. Deze deputatie bestond uit een I aantal rechters van het Internatio nale Hof van Justitie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1962 | | pagina 1