Voorzichtig met pionnen
Vergeet door de snoek de voorn niet
HORZELS VORMEN EEN WARE
KWELLING VOOR HET VEE
H
a
4 m
3S
i
1
I
,\vv
vlv!
I
H
Puntensystemen zijn
sleelite biedmethoden
HET CflPCHUR
CEWEER^H
m
HOE
WERKT
HET!
Bestrijding dringend nodit
i
door Sjouke van der Zee
Het nietigste stootje
kan een twee - ponder zijn!
Zatercïag 3 november 1962
Pagina 4
Miin artikel over
Mijn artikel over zomerkwelgeesten. waarin ik iets uit het
leven en werken van de runderdaas behandelde, bevatte de
aankondiging dat ik ook nog eens over de horzels zou schrijven,
eveneens een vliegensoort, die het onze runderen, onze paarden
en schapen heel erg lastig kan maken. Dit is dan nog al zacht
uitgedrukt; we mogen gerust zeggen, dat de horzels voor die
dieren een ware plaag, een kwelling zijn, veel erger dan wat de
j steekvliegen, de z.g. dazen, voor ze betekenen.
Activiteit eindigt
niet in de winter
Een paardevlieg, een run d«r vlieg,
steekt lijn slachtoffer met
zijn zulgsnuit en zuigt bloed
uit de huid en dan is, op een pijn
lijke opzwelling na, de kous af.
Maar bij de horzels gaat het wel
iets anders toe.
U zult misschien denken: „He,
ln de herfst nog schrijven over
een vliegensoort? Zijn er dan nog
vliegen? Kunnen we dit praatje
niet beter uitstellen tot volgende
zomer"?
„Mijn antwoord hierop is: „Zo
ls 't, de vliegen worden schaars,
er cirkelt 's avonds nog een trage
bromvlieg om de lamp, zo'n luie
plakker, die op z'n laatste (zes)
benen loopt en de koestering van
het warme lamplicht zoekt. En
©verdag, in de tuin, zitten nog een
aantal glasgroene vliegen op de
herfstasters, maar hun dagen zijn
geteld. Dit geldt ook voor de run
derdazen, zodat al wat hoeven
heeft, weer ongehinderd kan gra
zen.
Dat ik vandaag voor de horzels
toch uw aandacht vraag, komt om
dat in de lange wintertijd, die we
nu tegemoet gaan, de activiteit
van de horzels geenszins is geëin
digd, al onttrekt hun werkzaam
heid zich aan onze waarneming.
De naam horzel wordt nog al
eens aan verschillende ande
re insekten gegeven. Zo zijn
er streken in ons land, waar men
de grote wespen de hoornaars of
Onze schaakrubriek
Die eindspelen, waarbij aan
weerszijden nog slechts de koningen
en pionnen aanwezig zijn lijken
mogelijk de eenvoudigste, maar be
horen in werkelijkheid tot de aller-
lastigsten. Figuren kunnen even
tueel nog wel terug, zich wat positie
betreft, herstellen; met pionnen is
iedere zet definitief geschied. Van
daar dat men uiterst voorzichtig te
werk gaat met het opstellen van de
pionnen.
In 't algemeen is in een eindspel
van louter pionnen een pion-plus
wel voldoende voor de winst. In bo
venstaande stelling heeft wit zeven
tegen zwart zes pionnen.
m
i
i
i
4
I
i
I
Wit aan zet, wint.
CXXVI
a b c d e t b
Maar de zwartspeler vindt een
listig valletje, waar wit inloopt. Hij
speelde 1c5c4t. En wit maakt
een "oor de handliggende fout, n.l.
2 d3 x c4? Niet 2. Kc2, Ke5; 3. Kd2,
Kd 5, 4. Ke 2. Ke 5; 5 d x c4. b x
c4; 6. c x d4, K x d4; 7. g3 had wit
kunnen winnen.
Zwart vervolgde met 2d4—
d3!; 3. c4 x b5. Nog had wit met
3 c5. remise kunnen maken; bijv.
3. b x c; 4. bij c. g4!; 5. cG!
(niet h x g wegens h3: 6. g x h. Kf3
7 c6, d2 en zwart wint) g x h: 6.
g X h, Kf3; 7. cl, d2; 8 cD, 8
dl Dt; 9. Ka2, (niet Kb4 wegens
9 Da4t, 10. Kc5, Dclt enz.)
9 Da4t en zwart geeft eeuwig
schaak).
j. m
zei bedreigd voelen. Het merk
waardige is, dat de bemoeienis van
het insekt met het rund geen Pijn
geeft, zelfs geen lichte prikkeling.
Er wordt niet gestoken, geen bloed
gezogen, alleen maar een eitje ge
legd en vastgeplakt aan de haren
van poten en onderlichaam. Om
precies te zijn de zgn. grote run
derhorzel bevestigt aan een haar
slechts één eitje, terwijl de kleize
horzel een hele serie van die spel-
depuntkleine dingentjes aan elk
koeiehaar achterlaat.
paardwespen, ook wel horzels
noemt. Ook de runderdaas wordt
met horzel aangeduid. Ik vrees, dat
deze hardnekkige naamsverwis
seling de wereld niet meer uit
gaat.
Zoals ik in mijn aanhef al schreef
bestaan er verschillende soorten
horzels of horzel vliegen, die ieder
voor zich gespecialiseerd zijn in
een bepaald hoefdier, dat als gast
heer (gastvrouw» moet dienst doen.
Het woord slachtoffer past anders
beter bij deze afschuwelijke para
sieten, die de oorzaak zijn van die-
renkleed, waarvan wij mensen geen
vermoeden hebben, omdat onze
runderen en paarden nu eenmaal
nooit klagen. Deden ze het maar,
dan zouden veel mensen wat meer
aandacht hebben voor de misère
van hun huisdier.
Het wordt een beetje moeilijk,
alle horzelsoorten uit voerig
te bespreken. Elke soort heeft
z'n eigen leefwijze, z'n eigen ma
nier van een slachtoffer te kiezen
en vereist derhalve ook een bijzon
dere bestrijdingsmethode.
Ik zal me daarom bepalen tot
de bekendste horzel, die in eco
nomische betekenis ook de meeste
schade veroorzaakt en wel de run
derhorzel. Of mijn lezers en leze
ressen ooit een horzel hebben ge
zien, betwijfel ik. Er zijn zoveel
soorten vliegen, ook bontgekleur
de en zwaarbehaarde, zoals de
runderhorzel er een is, dat deze
tussen al zijn gonzende en snel
vliegende verwanten niet opvalt.
De hoefdieren echter hebben er
blijkbaar een fijn gehoor voor;
vandaar dat ze aan de haal gaan
als ze zich door een zoemende hor-
Na 3. c4 x b5 dus g5g4; 4. h3 x
g4, h4h3; 5. g2 x h3. Kf4—f3
Twee pionnen winnen nu zelfs te
gen zeven collega's!) 6. c3c4, d3
d2 en zwart wint.
LADDERWEDSTRIJD
cxxv
Nu kan men zeggen: „Een paar
eitjes op een koe, wat hin
dert dat. Er zijn zoveel die
ren die beestjes op hun huid
hebben. Ze krabben zich een flink
of schuren en schurken tegen een
boom of een paal en klaar is
Kees".
Zo eenvoudig is het met de horzel
niet gesteld. Na een paar dagen
komt uit ieder eitje een net zo
klein larfje. dat door een mensen
oog nauwelijks is te onderscheiden,
een nietigheidje. dat bij z'n ge
boorte een duidelijke boodschap
lijkt te hebben meegekregen n.l.
„zorg, dat je door de huid van de
koe heen komt, dan ben Je bin
nen. Veilig binnen en bovendien
omringd door voedsel Dus boort
het larfje zich door de huid en
belandt in het onderhuidse bind
weefsel. Men behoeft maar weinig
voorstellingsvermogen te heb
ben om te begrijpen, wat dat lang
durige proces van wroeten en bo
ren, vervellen en groeien van de
ellendige parasiet voor het vee be
tekent. Gedreven door een geheim
zinnige kracht volgen de larven
hun weg door het runderlichaam.
Het lijkt wel of ze anatomische
kennis bezitten, want langs de
slokdarm bewegen ze zich met een
omweg in de richting van het wer
velkanaal, dat zij via de gaten tus
sen de wervels zelfs kunnen bin
nendringen!
Deze reis gaat niet snel, de lar
ven doen er ongeveer een
jaar over en het eind van het
lied is, dat zij, als ze hun maxi
male grootte hebben bereikt, onder
de huid van de rug uitkomen. La
ten we ons dit alles eens voorstel
len: een larve, die leeft van de le
vensvochten van een dier, woeke
ringen veroorzakend rondom de
slokdarm en ontstekingen in de
vliezen van het ruggemergEen
plaae, die maanden achtereen duurt
en die haar hoogtepunt bereikt, als
op de koeierug, ter weerszijden van
de wervelkolom bulten ontstaan, de
z%. horzelbulten, builen, die gevuld
zijn met bloedwei en etter. In elke
buil zit een horzellarve ter grootte
ongeveer van 2 Vs cm. die ademt
door een kleine opening in de huid.
In de maand juni of juli wurmt
het insekt zich naar buiten, rolt
van de koeierug op de grond en
dan heeft de koe haar ongevraagd
aandeel in het langdurige treurspel
meegespeeld. Valt de larve op een
stenen stalvloer, dan gaat ze dood.
maar komt ze op het weiland te
recht, dan verandert ze snel in een
pop.
Na 40 50 dagen komt uit de
pop een volwassen horzelvlieg
of runderhorzel. De kringloop
is gesloten, moeder Natuur kan te
vreden zijn, een van haar kinde
ren heeft t'er weer goed afge
bracht. Is dit een wijfje, dan kan
zij na slechts enkele dagen al weer
„aan de leg" raken en dan weet zij
in een zonnig weiland wel weer een
slachtoffer te vinden, dat hollend
en springend met de staart om
hoog aan haar kwelgeest probeert
te ontkomen. Tevergeefs!
En dit is eigenlijk zo triest in
deze hele geschiedenis dat onaf
wendbaar, onontkoombare van het
lot, dat de geduldige koe heeft te
dragen, een jaar lang. Dit lot wordt
nog afschuwelijker, als we beden
ken, dat een horzel wel 1000 eitjes
op één koe kan afzetten!
U begrijpt, dat wilde runderen
en andere hoefdieren aan de hei
denen zijn overgeleverd, als ze van
de natuur geen natuurlijke bes-
schermingsmiddelen hebben mee
gekregen. Van wilde rendieren b.v.
is bekend, dat ze hun snoet in de
sneeuw steken wanneer een ren-
diehorzel in aantocht is. Deze legt
nl. eitjes op de neus van het dier,
zoals de reeënhorzel dat ook doet
in onze streken. Bij reeën en herten
speelt het hele ontwikkelingsproces
zich dan af in de ademhalingswe
gen, de neus- en voorhoofdsholten,
met als gevolg erge benauwdheid
en zelfs verstikking.
Ons Nederlandse vee wordt al
sinds jaren geregeld behan
deld. ik meen zelfs, dat de
veehouders wettelijk verplicht zijn,
hun dieren horzelvrij te houden.
Wil men de veestapel gezond hou
den, dan is horzelbestrijding nood
zakelijk. Het zal echter duidelijk
zijn, dat alleen dan volledig gun
stige resultaten worden verkregen,
als ook in onze buurlanden begrip
bestaat voor de grote betekenis van
een goed georganiseerde bestrijding.
WU burgers niet-veehouders be
hoeven hier ons hoofd niet over te
breken, al begrijpen wij heel best,
dat met een intensieve bestrijding
de kwaliteit en het vlees en het
leer en de melkopbrengst samen
hangen.
Laten wij, natuurliefhebbers, ons
zelf maar goed voorhouden, dat
het in die mooie en lieflijke natuur
toch werkelijk niet alles rozegeur
e-.i maneschijn is en dat het hor
zeldrama geenszins een uitzonde
ring is. Maar dat wist u toch al
lang!
Antwoord aan lezers:
Leidse lezers hebben, hoop ik,
begrepen dat de Turkse tortelduif
geen strandvogel is, maar een
standvogel. Een zetfout-
Onze bridgerubriek
Was het vóór de oorlog zo,
dat bridgers zich in hoofdzaak
hielden aan systemen als die
van Culbertson of Goudsmit,
thans heeft een groot gedeelte
der spelers vooral die in de
lagere klassen zich gestort
op een allegaartje van bied-
conventies. Populair blijkt in
sommige kringen een bied-
methode te zijn, waarbij de
partners in de eerste biedronde
slechts hun puntenbezit aan
geven en eerst later hun speel
bare kleur(en).
Een dergelijk systeem heeft, als
soortgelijke slechte systemen, de
kans goede dingen te bereiken, zo
lang de tegenstanders zich met ge
lijke botte wapenen teweer stellen.
Uitspraken als „wij komen er altijd
goed mee terecht", moeten dan ook
gerubriceerd worden onder het
spreekwoord, dat in het land der
blinden éénoog koning is.
Zodra puntenbieders werkelijk
sterk'1 spelers tegenover zich krijgen
zal vrij snel bewezen worden, dat
bridge geen spel is voor twee kas
registers, doch voor twee intelligent
en logisch denkende mensen.
In de praktijk zag ik onlangs de
volgende hand:
Sch. 7 5 4 2
Ha. 9 5 3
Ru. V 9 7 5 2
KI. B
Sch B 10 9 xt Sch. A V 3
Ha- 7 6 Jv Ha. A B 10 8 4 2
Ru. B 6 3 W O Ru. H 8
KI. A H 9 6 3 Z KI. 5 2
Sch. H 8 6
Ha. H V
Ru. A 10 4
KI. V 108 7 4
Zuid gever, OW kwetsbaar.
NZ speelden Acol zuid opende
met 1 Sansatout. West paste (juist)
en noord zag terecht meer in 2 rui
ten. Oost bood 2 harten, wat u een
zéér normaal bod zal lijken doch
dat was het niet. Het gaf nl. aan,
dat oost over ongeveer 14 punten
beschikte, wat dus betekende dat de
partner niet kon passen, daar hij
helemaal niet wist of oost wel har
tens had.
Zuid wachtte de zaken maar eens
af west kon niets beters doen
dan 3 klaveren zeggen, noord paste
en oost bood nu drie harten.
Let u er nu op, dat met drie har
ten OW hun krachten al teboven
gingen als zuid de normale uit
komst doet in klaveren (zijn part
ners korte kleur zal wel klaveren
zijn) gaat drie harten al tenminste
één aown.
West wist het niet meer —voelde
er niet veel voor zijn partner drie
harten te laten spelen en waagde 3
Sansatout, waarop iedereen p
Noord speelde een kleine rv
voor en het volkomen kansloze
tract ging drie down.
„Gewoc
Later, we nu eens een „gewt
biedverloop aannemen- zuid l
west past, noord 2 ruiten, ooi
harten. Dit 2 hartenbod betel
natuurlijk „partner, ik heb
aardig spel met een vrij lange,
de hartenkleur." Veel sterker
hij is kan oost niet zijn, daar
anders wel drie harten gebodej
gedoubleerd (Informatief) zou
ben.
West heeft tè weinig troefst
om te verhogen, zijn twee sli
in k'averen zullen aardige hulp
tekenen, doch géén manche m<
lijk maken, vooral niet omdat
den geuoemd is tot mislukken,
zuid natuurlijk de hoge ka
achter oost heeft.
Na twee harten door oost
ben OW het ideale eindbod ben
en als NZ nog drie ruiten b:«
gaat dat één down.
Het aanbevolen bieden heeft
sensationeels en bestaat slechte
goede, openhartige logica. Van
punten-bieden kan dat beslist i
gezegd worden en zo'n method
gedoemd tot veelvuldige onjuii
den.
H. W. Filai
VOOR ONZE SPORTVISSERS
EEN groot gedeelte van de zevenhonderdduizend Nederland
se sportvissers, voelt zich, zodra september of oktober is
gekomen, geroepen, de spulletjes op te bergen, behoudens
de materialen die voor de snoek moeten dienen. Als de herfst is
gekomen, is het snoekseizoen daar en dan is er feitelijk niets
anders te doen. Zij, die zo redeneren, beperken zich heel erg in
hun mogelijkheden en zij ontzeggen zich een bijzonder spannende
visserij.
Laten we beginnen met te consta
teren, dat Jang niet alle dagen
in najaar en winter geschikt
zijn om op snoek te vissen. De mo
derne wetenschap omtrent de snoek
en net juiste weertype om op hem
te vissen, heeft heel wat theorieën,
die jarenlang stand hielden, aan het
wankelen gebracht.
Het was bijvoorbeeld algemeen
bekend en werd als vaststaand be
schouwd, dat het gunstigste weer
om op snoek te vissen het ruwe
weer was. Het moest hard waaien,
desnoods stormen, het kon rustig
een tikkeltje fris zijn. en af en toe
een hagel- of sneeuwbui deed wei
nig kwaad.
Deze theorie is min of meer ont
staan door de wijze van vissen.
Vroeger werd er uitsluitend met
levena aas gevist op snoek en dit
systeem brengt mee. dat men dicht
langs het water vertoeft. De lengte
van de hengel bepaalde zo ongeveer
hoe ver men van de kant kon af
blijven, maar zelfs met een zeer
lange hengel, van, laten we zeggen,
zes meter, stond en staat men toch
ongeveer wel oog in oog met de vis
die men wil vangen.
Daarom moest de snoekvisser met
levend aas wat wind hebben. De
spiegel van het water wordt door de
kabbel gebroken; de snoek kan de
sportvisser niet zien en wat
zeker zo belangrijk is; de trillingen
die men veroorzaakt tijdens het
langs de kant lopen, gingen in de
algehele onrust van het water te
niet Kort en goed: wanneer het
stevig waaide, had men veel meer
kans de snoek te benaderen, dan
wanneer het windstil weer was of
windstil weer met bovendien nog
een zonnetje.
Toen de visserij met kunstaas po
pulair werd, bleek al gauw. dat de
snoek ook wel wilde bijten bij rustig
en helder weer, als men hem maar
geraffineerd benaderde. Dat kan
met kunstaas; men blijft, als men
dat wil, wel dertig meter van de vis
abcdefgb
Wit geeft mat en acht zetten.
Deze zijn de laatste opgaven van
e serie van twaalf. De oplossingen
an de opgaven CXV t m CXXVI
xunncn worden ingezonden tot
uiterlijk 10 november aan W. H.
van der Nat, Acacialaan 25, Leider
dorp.
Om het vonaen en medisch
behandelen van grote wilde
dieren te vergemakkelijken
is het cap-chur-injectiegeweer
of pistool ontwikkeld.
De injectiespuit bestaat uit een
aluminióm cylinder met een lange
holle naald. Aan deze naald, die
al naar gelang het te behandelen
dier verschillend van dikte is# be
vindt zich een manchet om de
spuit te beletten vroegtijdig uit
het dier te vallen. In de cyjinder
bévinden zich de medicijnvloeistof,
een rubberzuigertje, een tabletje
en een chemische vloeistof.
Het qeweer is een soort
luchtbuks. Het wordt ge
laden met een koolzuur
gaspatroon die het nodige
drukgas levert om de in
jectiespuit uit te drijven.
Wanneer de injectiespuit is afgeschoten
laat,door de schok,een koperen dopje
los van de zuiger. Hierdoor kan de vloei
stof bij het tabletje komen, waarbij door
chemische reactie koolzuur vrijkomt.
De druk van dit gas drijft de zuiger naar
voren zodat het medicijn in de, inmiddels
in het vlees gedrongen, naald vloeit.
Vooral in dierentuinen is
het cap-chur-pistool onont
beerlijk. Vaak is het levens
gevaarlijk om bij het zieke
dier in de kooi te komen.
Dan kan met het pistool de
genezing brengende injectie
gegeven worden.
Het zieke dier merkt maar
heel weinig van de prik.
Door de bewegingen van
het dier wordt de spuit
vanzelf uit het v-|ees ge-
werk t-, zodat ze na enige
dagen wegvalt.
vandaan. Maar dit even slechte
opmerking.
Snoek kan bijzonder „vast*
gen. Bedoeld wordt: snoek kan
ledig passief zijn. Bij noordem
en oostenwind ligt de snoek
vast. De stand van zijn lichaai
schuin en met de onderkaak
hij tegen de bodem of hij hang
de planten. In deze staac van
siviteit kan hij soms schrikken
een vie, die in zijn buurt kom
van de een of andere soort kil
aas. die hem wordt a&ngebo
Vaak ook trekt hij zich geheel
aan \an de een of andere aasvi
ook niel als het vlak langs zijn
wordt gevoerd.
Depressies en naderende dep
sies. een periode van vorst, 1
drukgebieden en lage baromi
standen, het is bewezen dat dit
torer. zijn, die de bijtlust of eel
van de snoek zeer negatief
vloeden.
Nu kan men twee dingen
Men kan, ongeacht het weer,
op snoek gaan vissen. Vaak t(
beter weten in. Of men kan oj
dagen, die zich slecht voor het
sen op snoek lenen, een andere
sery kiezen. De visserij op vo
En wel in de polder.
Er is een groot verschil tuil
een polder in de winter e
de zomer. Wat het water
treft bedoel ik. 's Zomers zijn
sloter. en weteringen ondiep en
groeid met planten. De vis verl
hoog en is zeer schuw. In tod
waarin bijvoorbeeld met de
zeer \eel ruisvoorn wordt gevan
vanaf juni tot september, v
nimmer één knappe voorn aai
Japanner gehaakt en zelfs niet
de werphengel en vissend met
broodvlok.
Maar diezelfde tocht ln de w:
is een heel ander stuk water,
planten zijn afgestorven, er is
ruimte ontstaan en het wata
dieper geworden. Het heeft zelfs
andere kleur gekregen. Het ia
kerder.
Op de diepere plekken van
wetering en vooral wanneer
plekken dan ook nog in de li
liggen, vindt men in de winta
ruisvoorn. De grote ruisvoorn;
sen van een pond en van am
hali pond. Soms zelfs nog zwaai
Het is dan niet meer de tierige
van cie zomermaanden, actief,
en tot flitsende dingen in staat,
beweegt zich traag, vertoeft lani
één plaats en als hij zwemt,
hij dat langzaam. Als met de
tenschap voor ogen. dat hij
lange winter de tijd heeft om
komen waar hij komen wil. Nu
rustig met de lange Japanner
den gevist en met een broodvlol
slap deeg. Uiterst dun wat de
betreft en uiterst licht wat de
aangaat. Als haak eer. limeri
nr ll< en als pen een klein Rol
dammer van ca. 12 cm en met
zeei dunne antenne. Is het w
zeer rustig, dan kan de pen i
vend v/orden afgesteld. En meti
vend bedoel ik: hij moet zoveel
houden, dat het uiterste puntje
aan de oppervlakte hangt. Zó
ver dat die pen, wanneer we
extra groot stuk aas aan de h
zouden hangen, langzaam naar
neden zou zinken. Op het mi
stootje kan worden geslagen ei
verrassingen die hierbij optfl
zijn legio.
Want de pen registreert hier
het aanbijten van een grote
maar hij wekt de suggestie dat
altijd een kleintje is; een vis
sabbelt en zuigt en te nietig is
het aas in zijn geheel te acceptt
Maar pas op!
Het nietigste stootje kan
twee-ponder betekenen. Het is
zo: hoe trager er gegeten
hoe groter vaak de vis is.
Drie of vier maal per
gaan wü, mijn vrienden en ik
winterse polder in. Zonder k(
met aasvis, dozen met spinnen
heng.-Is met reels. W'e gaan dal'
dagje rustig op de voorn. Hier
kend en daar zoekend, op een i
actieve manier als de snoekvis
vereist. En we hebben er nog
spijt van gehad.
JAN SCHREINÏ
Kom er ACHT-
1. rugzak is groter,
2. jaszak man is kleiner,
3. hoofddeksel Arabier is hog'
4. heuvelrug is verdwenen,
5. schoen Arabier,
6. tentstok is smaller,
7. ogen vrouw in tent,
8. stok in hand vrouw is W