DE „BON MOTS" VAN GENERAAL DE GAULLE lom er ACHT-er IN DE SIERTUIN Boek met eitaten van president belooft een bestseller te worden Zaterdag 20 oktober 1962 Pagina 2 die oorden) die iedereen nu wel kent en die, voor een deel, zelfs de dagelijkse spreektaal hebben veirykt. Maar talloze andere uit latingen en minder bekende anek dotes leveren daarnaast de bijzon der amusante illustraties van zijn soevereine hoogmoed, koelbloedig heid en het hautaine sarcasme, om niet te zeggen: cynisme, waar voor niemand veilig blijkt te zyn. wat vindt u als militair van mijn grondwetsherzie ning? en dan zeggen ze nog dat ik niemands opinie j vraag... zyn laatste instructies. Met van moeheid gezwollen ogen en knik kende knieën melden minister en generaal zich aan bij het kabinet van het staatshoofd. De Gaulle ontvangt hen, staande achter zijn bureau, gekleed in uniform en fris geschoren. Een ogenblik plechtige stilte. Joxe en Olié wachten. De generaal verplettert hen nog steeds met zijn blik. En dan spreekt hij: „Tot ziens, mijne heren". In mei 1958 als De Gaulle onder de druk van de militaire rebellie in Algiers de macht opnieuw heeft overgenomen, ontvangt hij in het Matignon, het ambtspaleis van de minister-president, een katholieke en wat dikdoenerige vakbondslei der. „Zoals", aldus opent de bezoeker het vuur, „ik reeds verscheidene malen uiteen mocht zetten tegen over uw voorganger De generaal onderbreekt de spre ker op slag met slepend stemgeluid: „Ge vergist u, monsieur. De Gaulle hééft geen (en de stem zakt nu een kwint in minachtig) voor - gang - ers". Iemand verwijt de generaal dat hij in mei 1958 naar de macht had gegrepen. Zijn antwoord: „De macht? Die was niet eens meer te grypen. Hoogstens bijeen te vegen". Bekend is dat De Gaulle een hartgrondige hekel heeft aan telefoneren. In de vroege ochtenduren van januari 1960 als in Algiers eindelijk de bar ricaden van Lagaillarde ineen zijn gezakt, meent de hoge com missaris ter plaatse, Delouvrier, dat hij voor dat nieuws de ge neraal toch wel telefonisch kan oproepen. De verbinding is ech ter bar slecht, en De Gaulle schreeuwt door de hoorn: „Ik versta U niet, Delouvrier". „Ik U ook niet, generaal". „Waarom belt U me dan op Delouvrier?". En De Gaulle de poneert de hoorn op zijn toestel. Een torenhoge dunk heeft de ge neraal evenmin van diplomaten. Zijn definitie: „Een militair wordt van verraad beschuldigd als hy wijkt voor een buitenlandse mo gendheid. Van een diplomaat zegt men in zo'n geval, dat hy zich met zijn collega's elegant weet te gedragen". Een president van een Afrikaan se staat die even eerder nog een Franse kolonie was, onthult, op een persoonlijke audiëntie, zijn gran dioze plannen tegen de generaalt „Ik wil heel Afrika verenigen on der de opperleidlng van God". „Goed idee", laat De Gaulle zich ijskoud ontvallen, „u sluit zo ten minste alle concurrentie uit". Andere audiëntie: van Bour- guiba jr. die als jong broekje van zijn vader, de Tunesische president, de ambassade in Pa rijs kreeg toebedeeld. Hij maakt nu zijn eerste opwachting op het Elysee waar De Gaulle hem met veel ceremonieel ontvangt: Mijnheer de ambassadeur, ik verzoek U mijn gevoelens van vriendschap wel te willen over brengen aan president Bourgui- ba". Plotselinge wijziging van stemregister: „A propos, hoe maakt papa 't?" En een laatste aanhaling die als historisch woord waard is in de geschiedenisboekjes onzer kindskin deren te worden opgenomen. Het was na de jongste moordaanslag bij Petit Clamart waarbij de generaal door het bekende oog van de naald kroop. Emoties, consternatie, feli citaties van de leden van zijn ge volg toen de presidentiële stoet en kele kilometers voorbij de hinder laag stopte. Commentaar van De Gaulle: „De stommelingen. Ze kun nen nog niet eens goed mikken", De generaal bereidt zich voor op zijn Duitse reis. Kunt U de acht aiwykingen in de beide bovenstaande tekeningen vinden? De juiste oplossing vindt U elders ln dit Bijvoegsel. De late herfstbloemen staan nog in volle bloei, doch met de gladiolen is het nu toch gedaan. De grootbloemige, in de zomer bloeiende soorten moeten nu op genomen worden; ze kunnen niet in de grond overwinteren. Het loof kan men afsnijden of afbreken, nadat men de knollen uit de grond heeft genomen. Als ze goed gegroeid zijn, kan men meer knollen uit de grond ha len dan men er in gestopt heeft. De kleine kraaltjes, die aan de grote knollen bij tientallen zit ten. kan men gerust verwijde ren; voor tuinbeplanting hebben ze geen waarde. Het is natuur- lyk mogelyk ze voort te kwe ken, doch in de kleine liefheb- berstuin zal er over 't algemeen weinig van terecht komen. De knollen moet men in zon en wind laten drogen en de wortels verwijderen. Daarna dient men ze koel en vorstvrtf op een zolder te bewaren. Doe ze bij voorkeur in een open kartonnen doos; ze kunnen dan prima overblijven en men kan ze het volgend voor jaar opnieuw gebruiken. Intussen zijn er dan nu weer de vroegbloeiende gladiolen, waaraan aandacht besteed moet worden. Die kunnen het best vóór de winter gepoot worden en dan dient men Gladiolus col- villei te bestellen. Dit zyn soor ten met kleine bloemen, doch ze bloeien erg rijk. Zet ze by voorkeur niet op de plaats waar u zojuist de grootbloemige soor ten hebt gerooid; ze hebben echt verse grond nodig. Ze verlangen ook een voedzame grondsoort en het is dus nuttig, indien wat kompost door de grond wordt heen gewerkt. De knollen kun nen op een diepte van ongeveer acht tot tien centimeter gepoot worden. Ze zyn niet winterhard en tegen het invallen van de winter moet men ze dus een wei nig afdekken met een laagje turfmolm. De uitgebloeide klimrozen zien er misschien wat wild uit; ze kunnen nu voor de winter ge snoeid worden. Als er voldoende hout is, kan men veel van de oude en uitgebloeide takken wegnemen. De jonge en groene takken, die nog niet gebloeid hebben, kunnen er dan voor in de plaats geleid worden Over het algemeen zit er te veel hout in een klimroos. De onderlinge afstand van de takken mag wel lertig centimetr bedragen; de bloemen zullen dan de volgende zomer veel beter tot hun recht komen. G. Kromdijk. (Van onze Parijse correspondent) Naast de diverse biografieën die de laatste jaren zijn ver schenen over generaal Charles de Gaulle die dus reeds tijdens zijn leven zijn prominente plaats in de galerij van historische figuren heeft ingenomen, is er in Frankrijk sinds enige tijd een literatuur aan het groeien die de grote man vanuit andere ge zichtshoeken belicht. De filosoof taalgeleerde Revel heeft zo, een paar jaar geleden, de redevoeringen en geschriften van de generaal eens onder zijn microscoop gelegd om er met zijn pincet nog heel wat styi- en zelfs grammaticafouten uit te halen (met het heimeiyke doel mèt de alom hooggeprezen stylist en rhe- toricus ook de staatsman van zyn voetstuk te stoten). De meester-journalist A. Ribaud die een virtuoos is in de imitatie der Franse achttiende-eeuwse me- moireschryvers, heeft daarna zijn wekelykse kronieken uit de Ca nard Enchainé nu al voor de tweede maal gebundeld. Daar in wordt de generaal als een ana chronistische evenknie van de Zonnekoning afgeschilderd. En nu Is. nadat al die vorige boeken gretig aftrek by het pu bliek hadden gevondm (Ribaud's „La Cour" stond zelfs maanden lang boven aan de bestellersiyst), van de hand van een intimus die echter onbekend wenst te blijven en met een voorwoord van de laatste Prix Concourt-winnaar Jean Can, die overigens niet tot de innigste vrienden van het staatshoofd behoort alweer een boek in ditzelfde genre versche nen met de titel: „Les mots du général". Een bloemlezing dus van uitspraken, gevleugelde woorden, boutades en philippica's die Er- nest Mignon (achter welk bemin nelijk pseudoniem de auteur schuil wenst te gaan) uit toespraken, vertrouwelijke gesprekken en ook wel onmiddellijk uit De Gaulles eigen mond verzameld heefta Mignon heeft ook nog nauwkeu rige aanwyzingen gegeven hoe zyn boek gehanteerd, of beter hardop gelezen moet worden. Met een grafstem waarby de woorden traag worden gescandeerd, met nadruk ken op de laatste lettergrepen, ac centverschuivingen, lange pauzes tussen de zinnen en heel onver wachte. hese uithalen. De onbeken de auteur moet wél een fyne neus bezitten voor een succes dat in de lucht hangt, want na de honderd duizenden grammofoonplaten die van Henri Tisot's De Gaulle-paro- dieën zyn verkocht, valt nu te voorzien dat heel Frankryk, met dit nieuwe boek op tafel, zich zal willen bekwamen in stemoefenin gen aan de hand van des generaals eigen teksten. Voor de komende lange winteravonden een uitkomst ln de familiekring. Het geschrift is in twaalf hoofd stukken onderverdeeld die De Gaulle successieveiyk tonen in het aangezicht van de historie, de daad. Frankryk, de politiek, de di plomatie, de politie, het leger, zUn ministers, de journalisten, zijn en tourage, de vrouwen (waarom niet?) en de eenzaamheid. Jean Cau typeert de generaal in zijn „poging tot voorwoord" als: harte- De film "Babette s en va-t en-guerre" over de vrije Fran sen is voor de echtgenote van een minister aanleiding de ge neraal dè brandende vraag te stellen: Wat denk je van Brigitte Bardot?" „Welnu, het komt me voor datdeze dameover een natuurlijke eenvoud be schikt van goed allooi loos wreed, hooghartig en pessi mistisch. En dat met die karakte ristiek een bepaald en zelfs wel fundamenteel aspect van De Gaulles persooniykheid getroffen is, kan ook wel worden toegege ven. Niettemin treedt de figuur ln zyn grootheid en met al zyn klei ne hebbeiykheden toch nog veel completer naar voren uit dit boek, Jacques Faizant. de illustra tor van het citatenboek, geeft zijn visie op De Gaulle's tac tiek inzake het zo fel omstre den plan ter herziening van de grondwet. dat men daarom een zelfportret in pointillé-technlek zou willen noemen. Er zyn trouwens heel wat cita ten opgenomen als: „Ik heb u be grepen" (gericht in 1958 tot de Franse zwartvoeten in Algiers) „Helaas, helaas, helaas" (naar aanleiding van de ontrouw van de hoogste legerleiders) „Leve Saint- Sever en leve Duitsland" (ter ge legenheid van zyn bezoeken aan Hieronder volgen enkele losse grepen uit de massa: Op 22 april 1961 besluit de gene raal minister Louis Joxe en gene raal Olié voor de volgende ochtend vroeg naar Algerye te sturen met de opdracht daar de legaliteit te gaan herstellen die door de „ver loren soldaten" Salan, Jouhaud en Challe met hun plompe laarzen opnieuw wordt getreden. De kor te uren rust die de beide bood schappers zich nog net meenden toe te kunnen meten, worden ech ter in het holst van de nacht ver stoord door De Gaulles adjudant die hun de boodschap komt bren gen dat de generaal hen onmid- deliyk op het Elysee verwacht voor

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1962 | | pagina 14