MUSSOLINI STORT ITALIË IN DE OORLOG ZOEKLICHT Aanval opAbessinie: debacle f olkenbond EN GEEFT FRANSEN DOLKSTOOT IN RUG WOORD VAN BEZINNING DE WERELDMYSTERIE ONTHULD Zaterdag 29 september 1962 Pagina 1 Mussolini voelde weinig: voor Adolf Hitler, de „krankzin nige clown", zoals hij hem vol verachting noemde. Maar onweerstaanbaar werd hij naar een verbond met Duits land toe gedreven. En toen hij eenmaal onder de Invloed stond van Hitiers „boze oog", was slechts één uitkomst nog mogelijk: Italië zou aan Duitsland* zijde het noodlot tegemoet snellen. O") Op de 10de juni 1940 werden de ambassadeurs van Engeland en Frankrijk in Rome bij Mussolini's schoonzoon, de minister van Buitenlandse Zaken graaf Ciano, ontboden. Italië verklaar de beide landen de oorlog op een ogenblik, dat de Duitse zege in Europa reeds zo goed als beklonken was. Mussolini had al lange tijd zitten te springen van ongeduld om aan Duitslands zijde mee te mogen doen aan de tweede wereldoorlog, bevreesd als hij was er bekaaid af te komen door te lang te dralen. De ge dachte. dat Duitsland alleen als triomfator het slagveld, dat door Italië nog steeds niet betreden was, zou kunnen verlaten ergerde hem bovenmate. De Duce en Hitier lachen elkaar vriendelijk toe. Maar dat is maar schijn. In werkelijkheid waren beide he ren bepaald geen dikke vrien den. Aanvankelijk had Musso lini zelfs een uitgesproken anti pathie tegen de Führer. De Engelse ambassadeur Sir Percy Loraine ontving de verklaring zonder ook maar een ogenblik met zijn ogen te knipperen of van kleur te verschieten. De Franse ambassa deur Francois Ponccnt noemde de oorlogsverklaring een dolkstoot in de rug van een reeds gevallen man. „De Duitsers zijn harde meesters. Ook u zult dit nog wel merken", zo zei hij. Niet alleen Clano, maar ook Mussolini en het gehele Italiaanse volk zouden spoedig de juistheid van deze woorden op bittere wijze erva ren. Zelfs na deze oorlogsverklaring was er bij de meeste Italianen, die voor 't merendeel weinig voor oorlog voel den, nog geen sprake van een anti- Mussolini stemming, al waren er in de afgelopen jaren voor het ont staan van een dergelijke stemming reeds redenen te over geweest. De moord op Matteotti had in brede kringen verontwaardiging veroor zaakt, men had zich geërgerd over de groeiende onvrijheid en vooral de pogingen van de fanatieke germa- nofiel Starace de Italianen tot een soort Latijnse Pruisen te herschepen wekten ernstig misnoegen. Maar men was Mussolini trouw gebleven. De fouten werden aan het stelsel en niet aan de man, die dit stelsel had gevestigd, toegeschreven. Er waren wèl anti-fascisten in Ita lië. maar slechts weinigen die anti- Mussolini waren. Hij was niet zo maar een dictator, hij was een idool. In vrijwel ieder huis hing Mussolini's portret. De dingen, die hij had ge bruikt een glas, waaruit hij had gedronken of een pikhouweel, die hij bij een van zijn uitgebreide tour nees door het land had gehanteerd werden bewaard als heilige re likwieën en in iedere stad, ieder dorpje, ieder gehucht stonden in ko lossale letters uitspraken yan de Duce op muren en straten in witte kalk geschreven. Bewondering Ook buitenlandse staatslieden toonden een onverholen bewondering voor Italië's sterke man. Enkele van deze oordelen: de Britse minister van Buitenlandse Zaken, Sir Austen Chamberlain: „Een prachtkerel die werkt voor de groot heid van zijn land". Winston Chur chill: „Als ik een Italiaan was, zou ik 't fascistische zwarte hemd dra gen". Lloyd George noemde het cor poratieve stelsel „een veelbelovende ontwikkeling". De Franse minister van Buitenlandse Zaken Aristide Briand: „Hij is niet alleen een groot, maar ook een goed man". Hoezeer zij zich in de „nobelheid" van de dictator Mussolini vergist hadden, werd hun duidelijk toen Ita lië in oktober 1935 Haile Selassies Abessinië overviel. Mussolini's Ethio pische avontuur werd door de volke renorganisatie veroordeeld, maar de aanbevolen sancties werden, ondanks Haile Selassies historische pleidooi voor interventie, niet uitgevoerd, iets wat later vérstrekkende gevolgen zou hebben. Want in de eerste plaats was de dreigende interventie door Frankrijk en Engeland er één van de eerste oorzaken van, dat Musso lini in de richting van Berlijn werd gedrongen, in de tweede plaats was het uitblijven van sancties voor Adolf Hitler een teken, dat hü zich bij eventuele agressie zijnerzijds niet veel zorgen over een ingrijpen van de volkerenorganisatie zou behoeven te maken. Het debacle van de volkenbond markeerde dan ook het einde van het Stresa-front, waarin Italië samen met Engeland een bemiddelende rol tussen Frankrijk en Duitsland had willen spelen en het begin van de Italiaans-Duitse, alliantie, die voor Italië zulke noodlottige gevolgen zou hebben. Gevaarlijke gek" Aanvankelijk had Mussolini niets willen weten van de avances van de nazi-dictator. Van enige overeen stemming tussen fascisme en natio- naal-socialisme was volgens hem geen sprake. Hitier beschouwde hij als een „krankzinnige kleine clown 'n „afschuwelijke seksuele dégenoré" en een „gevaarlijke gek". Het natio- naal-socialisme was „de revolte van de oude Germaanse stammen uit de prehistorische wouden". Ofschoon er aanwijzingen bestaan, dat de nazi's van 1932 vanuit Italië geldelijke steun kregen, wilde Musso lini zich beslist niet openlijk com promitteren met de „onsmakelijke avonturier," die hun leider was. De eerste ontmoeting tussen Hitier en Mussolini, 14 juni 1934 in Stra nabij Padua liep dan ook uit op een volkomen mislukking. Mussolini koesterde een hevige antipathie te gen zijn Duitse collega, een tegen zin die de volgende dag. toen de con ferentie in Venetië werd voortgezet, nog meer toenam toen Hitier een monoloog begon over de superioriteit van de noordelijke rassen en minder waardigheid van de mediterrane vol ken, vooral de Italianen, die, volgens hem, negerbloed in de aderen had den. Maar de loktonen uit Berlijn wer den steeds sterker en na zyn tegen bezoek in september 1937 verklaar de de Duce, diep onder de indruk van Hitiers machtsvertoon: „Als het fascisme een vriend heeft, zal het met die vriend samen tot het einde toe marcheren". Een maand later tekende Italië het anti-Comlntern- pact: Italië en Duitsland zouden zij aan zij staan tegen de dreiging van het bolsjewisme Zij aan zij Zij aan zij met Hitier stond de Duce ook toen Duitse troepen op za terdag 12 maart 1938 Oostenrijk bin nenvielen om de Anschluss een feit te maken. Enkele dagen tevoren had Hitler Mussolini van zijn plannen op de hoogte gesteld één van de wei nige keren, dat hij bewees enig ver trouwen in zijn Italiaanse „vriend" te hebben en Mussolini had toe gezegd niet tussenbeide te zullen ko men. Hitiers opluchting was enorm. Tegen zijn boodschapper Prins rhilip van Hesse zei hy: „Zeg Mussolini, dat ik dit nooit zal vergeten". „Ja". „Nooit, nooit, nooit, wat er ook gebeuren magzo gauw de Oostenrijkse kwestie is opgelost, ben ik bereid met hem door dik en dun te gaan, wat er ook gebeurt". „Ja mijn Führer". „Luister, Ik ben bereid welke over eenkomst dan ook met hem te slui ten... ik zal nooit vergeten wat er gebeurd Is.als hij ooit hulp nodig mocht hebben of in gevaar zou zijn, kan hü ervan verzekerd zijn, dat ik hem niet zal afvallen, zelfs als de gehele wereld tegen hem zou zün". Het Italiaanse volk echter kon de Anschluss niet zo gemakkelijk aan vaarden. Men was nog niet verge ten. dat Mussolini eens verklaard had, dat „Italië nooit zou kunnen toestaan, dat Oostenrijk, het bastion van de mediterrane civilisatie, het slachtoffer van pan-germanisme zou worden". Voor het eerst sinds de moord op Matteotti voelden de Ita lianen zich diep teleurgesteld door hun leider. De as BerlijnRome had de Anschluss overleefd, de tot dit ogenblik toe vrijwel algemene popu lariteit van Mussolini echter niet. Men beschouwde Duitsland als een ongewenste bondgenoot, waarvan de aanwezigheid aan de voet van de Al pen als een bedreiging werd gevoeld. In Hitiers Strikken Mussolini was voorgoed in de strik ken geraakt van de nazileider. De man, die zo bygelovig was, dat hij zich op straat door een vrij obscene magische handeling tegen het boze oog poogde te beschermen, was ge doemd tot het einde toe in de ban te blyven van het boze oog van Hit ler. Toen hij dat besefte, was het te laat, zowel voor hemzelf als voor Italië. Maar nimmer voelde hij zich be haaglijk in dit bondgenootschap met een man, die hy niet anders dan als een concurrent niet zozeer in de strijd naar de macht als wel in het sireven naar onsterfelijke roem kon beschouwen. Hitiers successen, eerst in Oostenrijk, vervolgens in Tsje- cho-Slowakije. daarna in Polen, ver oorzaakten by Mussolini een gevoel \an wrevel, dat allengs uitgroeide tot een minderwaardigneidscomplex. Hij was aan de „krankzinnige clown" gebonden in een merkwaardige haat- liefdeverhouding, te vergelijken met die, welke soms tussen vader en zoon bestaat. Toen Hitier op het punt stond Tsjecho-Slowakije binnen te rukken, was Mussolini dan ook verrukt in München als vredesengel te mogen optreden, een rol hem toebedacht door Chamberlain die hem, ge zien de begerige ogen waarmee hij reeds toen naar Albanië en Noord- Afrika keek, beslist niet misstond, maar die hij daarom niet minder overtuigend speelde. Hij keerde te rug naar Rome. evenals Chamber lain naar Londen, als de man, die dc wereldvrede had gered. Maar reeds kort daarop liet hij Italiaanse troe pen Albanië binnenrukken, niet lang nadat Tsjecho-Slowakije door Hit- Ier was veroverd, zonder dat de vrije wereld een hand uitstak. 11 revel De dreigende Duitse aanval op Polen lag Mussolini echter zwaar op de maag. Wat moest hij doen'' Zich houden aan zijn verplichtingen ten opzichte van Hitler of neutraal blij ven? Italië was in geen enkel op zicht economisch noch militair voor een oorlog gereed. Boven dien voelde Mussolini zich in sterke mate geirriteerd door de Duitse ge heimzinnigheid, die hij als een gemis aan vertrouwen, voelde. In zijn wrevel werd hij gesterkt door zijn schoonzoon, de minister van Buitenlandse Zaken, graaf Ga- leazzo Ciano, die in Duitsland door de nazi-bonzen steeds weer op een bijzonder ontactvolle manier voor het hoofd werd gestoten en duidelijk ge maakt .dat Italië's bondgenootschap voor Duitsland slechts in zoverre van belang was, dat de vijand hierdoor gedwongen was een aantal divisies vrij te houden. De klap op de vuurpijl kwam voor Ciano toen na een conferentie met Hitler en Von Ribbentrop in Salz burg over de Poolse kwestie, de Duit sers tegen zijn wil en tegen de af spraak een communiqué publiceer den waarin verklaard werd, dat de bijeenkomst was geëindigd met een volledige Italiaanse goedkeuring van de Duitse opvattingen en aspiraties „De Duitsers zijn verraders", zo zei hy tot Mussolini bij zijn terugkeer, „en wij behoeven geen enkele scru pules te hebben, wanneer wij ze aan de dijk zetten". Halfslachtig Mussolini's reactie was typerend voor zijn halfslachtigheid. Ciano schreef in zijn dagboek: .Berst was hij het met mij eens. Vervolgens zei hij, dat zijn eer hem wel dwong om samen met Duitsland op te ruk ken. Tenslotte zei hij, dat hij ook zijn deel van de buit wilde". Mus solini vond een tussenweg: hij be richtte Hitier, dat Italië weliswaar bereid was een Duitse inval in Po len te steunen, maar dat deze steun slechts beperkt kon blijven tot het economische en politieke vlak, ten zij Duitsland onmiddellijk grond stoffen en machinerieën ter beschik king kon stellen. Hij voegde er een formidabele lijst met de gewenste goederen by: 7 miljoen ton olie, 6 miljoen ton steenkool, 2 miljoen ton staal, een miljoen ton hout. 17000 militaire voertuigen en 150 stuks luchtdoelgeschut. Von Ribbentrop vroeg de Italiaan se ambassadeur Attolico, wanneer Italië deze goederen dan wel no dig zou hebben. „Onmiddellijk", zo ze: Attolico op eigen initiatief, „on- middeliyk. nadat de vyandelykhe- den begonnen zijn". Geen neutralist Het begon er naar uit te zien, dat de as Berlijn-Rome zijn langste tyd had gehad. De verklaring kwam er immers op neer, dat Hitier maar zyn eigen boontjes in Folen moest doppen. Het inmiddels tot stand ge komen Duits-Russische non-agressie pact bleef voor Mussolini een onver teerbaar brok Hitleriaans opportu nisme. Maar tegelijkertijd had hy het gevoel, dat hij niet werkeloos kon blyven toezien, toen Duitsland in Polen het ene na het andere militaire succes boekte. „Niemand", zo zei hü tegen zyn vrouw Rachele, „houdt van een neu tralist Het is onmogelijk buiten de ze oorlog te blyven en zelfs nog min der mogeiyk niet aan Duitslands zijde aan de oorlog deel te nemen". Deze overtuiging werd nog sterker toen Hitler in 1940 Nederland en Eelgië van de kaart had geveegd en bezig was hetzelfde met Frankryk te doen. „Ieder verder uitstel is on mogelijk", zei hy tegen Ciano. „We hebben geen tyd meer te verliezen. Enkele maanden geleden zei ik al, dat de geallieerden de victorie had den verloren. Nu zeg ik u, dat zy de oorlog verloren hebben". En zo verklaarde Italië Engeland en Frankryk op de 10de juni 1940 de oorlog. Die avond hing er In een muisstil Rome een sombere stem ming. De correspondent van The Ti mes, op weg naar huis om te pak ken, liep langs de Corso L'mberto en over de Piazza dl Spagno. Ner gens was de vlag uitgestoken. Over al stonden mensen in de deuren on gerust met elkaar te fluisteren. De Duce had zyn zin gekregen. Italië was in oorlog. Maar hoe zou die oor log aflopen? Mussolini „troost" de nabestaanden van de gevallenen in Abessinii. Wie zou niet het diepste ge heim van deze wereld willen weten? Het eigen lijke, waar alles om draait, en waar -het heen gaat met onze aarde? Al sinds oude tyden heb ben geleerden en priesters ge speurd naar de geheime achter grond van al wat bestaat. Daar om lykt het al te dwaas, te be weren dat het wereldmysterie onthuld is. Toch is het zo. Dat is het machtige van het evange lie, het unieke en het bevry- dende! De wereldgeschiedenis heeft inderdaad een geheim. Maar een onthuld geheim. En wel dit: God heeft zich voorgenomen, al wat Christus om, tot mislukking ls gedoemd. De wereld wórdt één. Eén onder Christus. De dichter Marsman heeft eens geklaagd: ik sta alleen, geen God of maatschappy die myn bestaan betrekt ln een bezield verband Wat verstaan we dit levens gevoel! Toch ls het gelukkig niet waar. God trekt wèl ln een be- Mussolini samen met Ciano (midden) en de Britse premier aan het eind van de jaren der- eens van de Duce zei: „Een tigChamberlain (links), die prachtkerel die werkt voor de grootheid van zijn land." EEN iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii OP DE BOEKENMARKT Comte de Lautréamont. „De Zangen van Maldoror". (ver taling) D? Bezige By. Am sterdam. 1962. Een merkwaardigheid van „Les Chants de Maldoror" is. dat dit boek sedert zyn verschenen in 1868-'69 voor de tweede maal in de belangstelling staat. De schrij ver, die zich het pseudoniem Le Comte de Lautréamont had aan gemeten, heette Isidore Ducasse. Hy was geboren in 1846 in Mon tevideo, waar zyn vader kanselier was by het Franse consulaat. Beide ouders waren in Frankrijk geboren. Toen de zoon vyftien jaar was, on dernam de vader een reis van twee jaar door Zuid-Amerika, waarvan hij financieel en lichamelijk gebro ken terugkeerde. Hoewel hij nage noeg geruineerd was, heeft hy zyn zoon Isidore toch in 1865 naar Frankrijk kunnen zenden om daar een polytechnische en mijnbouw- school te bezoeken. Aan zyn jeugd in Montevideo heeft Lautréamont sombere herinneringen vol woede en opstandigheid tegen zijn vader, die inderdaad een bizar en ydel mens geweest schynt te zyn. In 1867 komt Isidore in Parijs aan. Van zyn korte leven in die stad Lautréamont is in 1870 aan de tering gestorven is weinig be kend. Hij schijnt wel een tijdlang een school bezocht te hebben* Ze- mensen minder in geloven, dan in eenheid. Daarom ook begin nen velen niet eens aan de oe cumene. O natuurlyk, het lijkt er veel op. dat zy geiyk hebben. Maar alles onder het ene Hoofd Chris tus ziet het daar naar uit? Toch werkt God daar op aan. In de kerk komen eeuwenoude tegen stellingen tot verzoening. Die tussen God en de mensen, die tussen de Joden en de volkeren, die tussen ryk en arm, blank en gekleurd. Wie verbrokkelt werkt God tegen. Dit onthulde wereldmysterie bewaart voor wanhoop. De ge- is onder één hoofd samen te vatten. Het gaat op een éénhoof dige leiding aan. De strijd om de wereldhegemonie is in volle gang. Maar de laatste wereld president is bekend. Deze func tie heeft God voor Jezus Chris tus voorbehouden. God werkt op Christus aan. Deze benoeming van Christus is niet maar een inval van God geweest, in het jaar 30 of zo, nee, God heeft zich al voor de wereldgeschiede nis begon, vastgezet op Christus. Paulus schryft hier uitbundig over, o.a. in zyn brieven aan Efeze en Colosse. We lezen tegenwoordig nogal eens de leus: „één wereld of geen wereld". Die leus lykt me juist. Mits we er by bedenken, det elk eenheidsstreven buiten zield verband. Hy roep ons er toe. Los van Christus blijft deze wereld vol tegenstellingen. Een wereld vol stukjes en brokjes. U weet het, wat wordt er gepuzzeld om al deze stukken en brokken tot één geheel te maken. Daar geven we miljarden voor uit. Daar hebben we de VN voor en andere wereldorganisaties. Maar God heeft ons onthuld, dat er één stuk al ligt. En de legpuzzel komt alleen af, als we aanslui ten by Christus. Alleen met Hem als het ene Hoofd, onder Hem als het ene Hoofd, wordt le wereld werkelijk één. In de kerk, ook dat behoort ot het onthulde mysterie, is dit zich aan het voltrekken. Mis schien lacht U schamper. Soms denk ik: er is niets, waar de meente bezingt het. Wat is het vreemd, dat heel veel mensen blyven zoeken en tasten naar het wereldgeheim! Het is niet meer nodig. Stelt de onthulling teleur of is het te ongelofeiyk? Hoe het ook zij, de heerschap- py van Christus zal onze wereld stempelen. En God roep tot dit bezield verband. Ook ons doet Hij delen in de kennis van het wereldmysterie. God wil iets met ons. Hy wil, dat Christus er voor ons ls. En dat wy by Hem zul- 'en terecht komen. Kun* U zich 'oorstellen, dat iemand om deze eden gezegd heeft: Ga door het even met muziek in uw hart en een lied op de lippen. H. BOUTER, Herv. predikant te Leiden. ker is dat hy straatarm en een zaam was en zijn „Chants de Mal doror" in een jaar tyds geschre ven heeft. Waarschynlyk had hy zich ook aangesloten by de revolu tionairen, die de Commune van 1871 voorbereid hebben. Hij is vol komen alleen en volgens zijn bio graaf- Philippe Saupault, enigerma te geheimzinnig gestorven op zyn kamer in de faubourg Monmartre. Niemand was by zyn begrafenis. De neerslag van dit sinistere en korte bestaan wordt gevormd door .Les Chants de Maldoror". een prozawerk, dat een onvoorstelbaar mengsel vormt van verbeeldings kracht, eloquentie, lyriek en wreed heid. By het verschynen heeft het boek weinig aandacht gekregen. De reden daarvan kan liggen in het feit. dat het verschenen is in een periode, waarin de voornaamste ka raktertrekken van dit werk: haat tegen 't mensdom, godsloochening, uitdagende beschrijvingen van on deugden en misdadigheden, verbit tering en een grote voorkeur voor het afzichtelyke en griezelige, reeds min of meer aan de orde wa ren geweest by de dichter Charles Baudelaire, die gestorven is in het jaar waarin Lautréamont in Pa- rys verscheen. Het is misschien wel juist te veronderstellen, dat de af keer en de verontwaardiging, die Baudelaire's lot geweest zijn hij is o.a. achtervolgd op grond van zyn „immorele" Les Fleurs du Mal niet voor de tweede maal ln zo korte tyd tot uitbarsting konden komen over deze toch nog heel wat krassere Zangen van Maldoror. Als het juist is, dat schryvers schrij ven voor een toekomstig publiek, dan zou men kunnen veronderstel len, dat het publiek uit die tijd de ze Zangen mogelyk met een ver veeld „Schon dagewesen" opzy heeft gelegd. En wellicht heeft ook het feit dat in de volgende tien Jaar Verlaine en Rimbaud aan "t woord kwamen, bygedragen tot het ver geten raken van Maldoror. Dat evenwel Lautréamont tot tweemaal toe. zoals ik aan het be gin van dit artikel zei, min of meer tot voorganger is uitgeroepen van een literaire stroming, is «rkwaar- dig genoeg. De eerste maal gebeur de dat door de Franse Surrealisten na de eerste wereldoorlog. Het is dus niet verwonderlyk dat de sur realist Philippe Soupault degene ls geweest, die de heruitgave van Lautrémont in 1927, voorzien van een biografische inleiding en ge completeerd met brieven en be scheiden, verzorgd heeft. Het verschynen van deze goede Nederlandse vertaling van C. N. LUsen, wyst er wel op nog af gezien van andere verschijnselen dat ook heden de belangstel ling of moet ik zeggen de aan trekkingskracht voor en van dit chaotische, enigmatische en ook fascinerende boek levend is. Nu, na de tweede wereldoorlog zijn het vooral de auteurs van het Absurde, die een niet geringe in vloed hebben ondergaan van Lau tréamont. Bij hem toch vinden zij, zoals de Surréalisten vóór hen, de neiging tot kastijden, tot satire, tot shockeren en tevens de hang naar een soort negatief mysticisme en een negatieve romantiek. Om een enkel voorbeeld te geven: voor wie de zesde zang van Maldoror ge lezen heeft, is het wel duidelyk waar de Rhinocéros van Ionesco vandaan gekomen is. Schryft Lau tréamont niet: „de Almachtige, in een rinoceros veranderd Bezweet en hygend verscheen hij om de hoek van de Rue Castiglio- ne". Deze overeenkomst met de ont moeting van Bérenger met de ri noceros in de hoofdstraat van de stad uit Ionesco's toneelstuk, kan toch geen toeval zyn. CLARA EGGLN^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1962 | | pagina 13