MUSSOLINI STORT ITALIË
IN DE OORLOG
ZOEKLICHT
Aanval opAbessinie:
debacle f olkenbond
EN GEEFT FRANSEN
DOLKSTOOT IN RUG
WOORD
VAN
BEZINNING
DE WERELDMYSTERIE ONTHULD
Zaterdag 29 september 1962
Pagina 1
Mussolini voelde weinig: voor
Adolf Hitler, de „krankzin
nige clown", zoals hij hem
vol verachting noemde. Maar
onweerstaanbaar werd hij
naar een verbond met Duits
land toe gedreven. En toen
hij eenmaal onder de Invloed
stond van Hitiers „boze oog",
was slechts één uitkomst nog
mogelijk: Italië zou aan
Duitsland* zijde het noodlot
tegemoet snellen.
O")
Op de 10de juni 1940 werden de ambassadeurs van Engeland
en Frankrijk in Rome bij Mussolini's schoonzoon, de minister
van Buitenlandse Zaken graaf Ciano, ontboden. Italië verklaar
de beide landen de oorlog op een ogenblik, dat de Duitse zege in
Europa reeds zo goed als beklonken was. Mussolini had al lange
tijd zitten te springen van ongeduld om aan Duitslands zijde
mee te mogen doen aan de tweede wereldoorlog, bevreesd als
hij was er bekaaid af te komen door te lang te dralen. De ge
dachte. dat Duitsland alleen als triomfator het slagveld, dat
door Italië nog steeds niet betreden was, zou kunnen verlaten
ergerde hem bovenmate.
De Duce en Hitier
lachen elkaar vriendelijk toe.
Maar dat is maar schijn. In
werkelijkheid waren beide he
ren bepaald geen dikke vrien
den. Aanvankelijk had Musso
lini zelfs een uitgesproken anti
pathie tegen de Führer.
De Engelse ambassadeur Sir
Percy Loraine ontving de verklaring
zonder ook maar een ogenblik met
zijn ogen te knipperen of van kleur
te verschieten. De Franse ambassa
deur Francois Ponccnt noemde de
oorlogsverklaring een dolkstoot in de
rug van een reeds gevallen man.
„De Duitsers zijn harde meesters.
Ook u zult dit nog wel merken", zo
zei hij. Niet alleen Clano, maar ook
Mussolini en het gehele Italiaanse
volk zouden spoedig de juistheid van
deze woorden op bittere wijze erva
ren.
Zelfs na deze oorlogsverklaring was
er bij de meeste Italianen, die voor 't
merendeel weinig voor oorlog voel
den, nog geen sprake van een anti-
Mussolini stemming, al waren er in
de afgelopen jaren voor het ont
staan van een dergelijke stemming
reeds redenen te over geweest. De
moord op Matteotti had in brede
kringen verontwaardiging veroor
zaakt, men had zich geërgerd over
de groeiende onvrijheid en vooral de
pogingen van de fanatieke germa-
nofiel Starace de Italianen tot een
soort Latijnse Pruisen te herschepen
wekten ernstig misnoegen. Maar
men was Mussolini trouw gebleven.
De fouten werden aan het stelsel
en niet aan de man, die dit stelsel
had gevestigd, toegeschreven.
Er waren wèl anti-fascisten in Ita
lië. maar slechts weinigen die anti-
Mussolini waren. Hij was niet zo
maar een dictator, hij was een idool.
In vrijwel ieder huis hing Mussolini's
portret. De dingen, die hij had ge
bruikt een glas, waaruit hij had
gedronken of een pikhouweel, die hij
bij een van zijn uitgebreide tour
nees door het land had gehanteerd
werden bewaard als heilige re
likwieën en in iedere stad, ieder
dorpje, ieder gehucht stonden in ko
lossale letters uitspraken yan de
Duce op muren en straten in witte
kalk geschreven.
Bewondering
Ook buitenlandse staatslieden
toonden een onverholen bewondering
voor Italië's sterke man.
Enkele van deze oordelen: de Britse
minister van Buitenlandse Zaken,
Sir Austen Chamberlain: „Een
prachtkerel die werkt voor de groot
heid van zijn land". Winston Chur
chill: „Als ik een Italiaan was, zou
ik 't fascistische zwarte hemd dra
gen". Lloyd George noemde het cor
poratieve stelsel „een veelbelovende
ontwikkeling". De Franse minister
van Buitenlandse Zaken Aristide
Briand: „Hij is niet alleen een groot,
maar ook een goed man".
Hoezeer zij zich in de „nobelheid"
van de dictator Mussolini vergist
hadden, werd hun duidelijk toen Ita
lië in oktober 1935 Haile Selassies
Abessinië overviel. Mussolini's Ethio
pische avontuur werd door de volke
renorganisatie veroordeeld, maar de
aanbevolen sancties werden, ondanks
Haile Selassies historische pleidooi
voor interventie, niet uitgevoerd, iets
wat later vérstrekkende gevolgen zou
hebben. Want in de eerste plaats
was de dreigende interventie door
Frankrijk en Engeland er één van
de eerste oorzaken van, dat Musso
lini in de richting van Berlijn werd
gedrongen, in de tweede plaats was
het uitblijven van sancties voor
Adolf Hitler een teken, dat hü zich
bij eventuele agressie zijnerzijds niet
veel zorgen over een ingrijpen van
de volkerenorganisatie zou behoeven
te maken.
Het debacle van de volkenbond
markeerde dan ook het einde van het
Stresa-front, waarin Italië samen
met Engeland een bemiddelende rol
tussen Frankrijk en Duitsland had
willen spelen en het begin van de
Italiaans-Duitse, alliantie, die voor
Italië zulke noodlottige gevolgen zou
hebben.
Gevaarlijke gek"
Aanvankelijk had Mussolini niets
willen weten van de avances van de
nazi-dictator. Van enige overeen
stemming tussen fascisme en natio-
naal-socialisme was volgens hem
geen sprake. Hitier beschouwde hij
als een „krankzinnige kleine clown
'n „afschuwelijke seksuele dégenoré"
en een „gevaarlijke gek". Het natio-
naal-socialisme was „de revolte van
de oude Germaanse stammen uit de
prehistorische wouden".
Ofschoon er aanwijzingen bestaan,
dat de nazi's van 1932 vanuit Italië
geldelijke steun kregen, wilde Musso
lini zich beslist niet openlijk com
promitteren met de „onsmakelijke
avonturier," die hun leider was.
De eerste ontmoeting tussen Hitier
en Mussolini, 14 juni 1934 in Stra
nabij Padua liep dan ook uit op een
volkomen mislukking. Mussolini
koesterde een hevige antipathie te
gen zijn Duitse collega, een tegen
zin die de volgende dag. toen de con
ferentie in Venetië werd voortgezet,
nog meer toenam toen Hitier een
monoloog begon over de superioriteit
van de noordelijke rassen en minder
waardigheid van de mediterrane vol
ken, vooral de Italianen, die, volgens
hem, negerbloed in de aderen had
den.
Maar de loktonen uit Berlijn wer
den steeds sterker en na zyn tegen
bezoek in september 1937 verklaar
de de Duce, diep onder de indruk
van Hitiers machtsvertoon: „Als het
fascisme een vriend heeft, zal het
met die vriend samen tot het einde
toe marcheren". Een maand later
tekende Italië het anti-Comlntern-
pact: Italië en Duitsland zouden zij
aan zij staan tegen de dreiging van
het bolsjewisme
Zij aan zij
Zij aan zij met Hitier stond de
Duce ook toen Duitse troepen op za
terdag 12 maart 1938 Oostenrijk bin
nenvielen om de Anschluss een feit
te maken. Enkele dagen tevoren had
Hitler Mussolini van zijn plannen op
de hoogte gesteld één van de wei
nige keren, dat hij bewees enig ver
trouwen in zijn Italiaanse „vriend"
te hebben en Mussolini had toe
gezegd niet tussenbeide te zullen ko
men. Hitiers opluchting was enorm.
Tegen zijn boodschapper Prins
rhilip van Hesse zei hy:
„Zeg Mussolini, dat ik dit nooit
zal vergeten".
„Ja". „Nooit, nooit, nooit, wat er
ook gebeuren magzo gauw de
Oostenrijkse kwestie is opgelost, ben
ik bereid met hem door dik en dun
te gaan, wat er ook gebeurt".
„Ja mijn Führer".
„Luister, Ik ben bereid welke over
eenkomst dan ook met hem te slui
ten... ik zal nooit vergeten wat er
gebeurd Is.als hij ooit hulp nodig
mocht hebben of in gevaar zou zijn,
kan hü ervan verzekerd zijn, dat ik
hem niet zal afvallen, zelfs als de
gehele wereld tegen hem zou zün".
Het Italiaanse volk echter kon de
Anschluss niet zo gemakkelijk aan
vaarden. Men was nog niet verge
ten. dat Mussolini eens verklaard
had, dat „Italië nooit zou kunnen
toestaan, dat Oostenrijk, het bastion
van de mediterrane civilisatie, het
slachtoffer van pan-germanisme zou
worden". Voor het eerst sinds de
moord op Matteotti voelden de Ita
lianen zich diep teleurgesteld door
hun leider. De as BerlijnRome had
de Anschluss overleefd, de tot dit
ogenblik toe vrijwel algemene popu
lariteit van Mussolini echter niet.
Men beschouwde Duitsland als een
ongewenste bondgenoot, waarvan de
aanwezigheid aan de voet van de Al
pen als een bedreiging werd gevoeld.
In Hitiers
Strikken
Mussolini was voorgoed in de strik
ken geraakt van de nazileider. De
man, die zo bygelovig was, dat hij
zich op straat door een vrij obscene
magische handeling tegen het boze
oog poogde te beschermen, was ge
doemd tot het einde toe in de ban
te blyven van het boze oog van Hit
ler. Toen hij dat besefte, was het
te laat, zowel voor hemzelf als voor
Italië.
Maar nimmer voelde hij zich be
haaglijk in dit bondgenootschap met
een man, die hy niet anders dan als
een concurrent niet zozeer in de
strijd naar de macht als wel in het
sireven naar onsterfelijke roem kon
beschouwen. Hitiers successen, eerst
in Oostenrijk, vervolgens in Tsje-
cho-Slowakije. daarna in Polen, ver
oorzaakten by Mussolini een gevoel
\an wrevel, dat allengs uitgroeide
tot een minderwaardigneidscomplex.
Hij was aan de „krankzinnige clown"
gebonden in een merkwaardige haat-
liefdeverhouding, te vergelijken met
die, welke soms tussen vader en
zoon bestaat.
Toen Hitier op het punt stond
Tsjecho-Slowakije binnen te rukken,
was Mussolini dan ook verrukt in
München als vredesengel te mogen
optreden, een rol hem toebedacht
door Chamberlain die hem, ge
zien de begerige ogen waarmee hij
reeds toen naar Albanië en Noord-
Afrika keek, beslist niet misstond,
maar die hij daarom niet minder
overtuigend speelde. Hij keerde te
rug naar Rome. evenals Chamber
lain naar Londen, als de man, die
dc wereldvrede had gered. Maar reeds
kort daarop liet hij Italiaanse troe
pen Albanië binnenrukken, niet lang
nadat Tsjecho-Slowakije door Hit-
Ier was veroverd, zonder dat de vrije
wereld een hand uitstak.
11 revel
De dreigende Duitse aanval op
Polen lag Mussolini echter zwaar op
de maag. Wat moest hij doen'' Zich
houden aan zijn verplichtingen ten
opzichte van Hitler of neutraal blij
ven? Italië was in geen enkel op
zicht economisch noch militair
voor een oorlog gereed. Boven
dien voelde Mussolini zich in sterke
mate geirriteerd door de Duitse ge
heimzinnigheid, die hij als een gemis
aan vertrouwen, voelde.
In zijn wrevel werd hij gesterkt
door zijn schoonzoon, de minister
van Buitenlandse Zaken, graaf Ga-
leazzo Ciano, die in Duitsland door
de nazi-bonzen steeds weer op een
bijzonder ontactvolle manier voor het
hoofd werd gestoten en duidelijk ge
maakt .dat Italië's bondgenootschap
voor Duitsland slechts in zoverre van
belang was, dat de vijand hierdoor
gedwongen was een aantal divisies
vrij te houden.
De klap op de vuurpijl kwam voor
Ciano toen na een conferentie met
Hitler en Von Ribbentrop in Salz
burg over de Poolse kwestie, de Duit
sers tegen zijn wil en tegen de af
spraak een communiqué publiceer
den waarin verklaard werd, dat de
bijeenkomst was geëindigd met een
volledige Italiaanse goedkeuring van
de Duitse opvattingen en aspiraties
„De Duitsers zijn verraders", zo zei
hy tot Mussolini bij zijn terugkeer,
„en wij behoeven geen enkele scru
pules te hebben, wanneer wij ze aan
de dijk zetten".
Halfslachtig
Mussolini's reactie was typerend
voor zijn halfslachtigheid. Ciano
schreef in zijn dagboek: .Berst was
hij het met mij eens. Vervolgens
zei hij, dat zijn eer hem wel dwong
om samen met Duitsland op te ruk
ken. Tenslotte zei hij, dat hij ook
zijn deel van de buit wilde". Mus
solini vond een tussenweg: hij be
richtte Hitier, dat Italië weliswaar
bereid was een Duitse inval in Po
len te steunen, maar dat deze steun
slechts beperkt kon blijven tot het
economische en politieke vlak, ten
zij Duitsland onmiddellijk grond
stoffen en machinerieën ter beschik
king kon stellen. Hij voegde er een
formidabele lijst met de gewenste
goederen by: 7 miljoen ton olie, 6
miljoen ton steenkool, 2 miljoen ton
staal, een miljoen ton hout. 17000
militaire voertuigen en 150 stuks
luchtdoelgeschut.
Von Ribbentrop vroeg de Italiaan
se ambassadeur Attolico, wanneer
Italië deze goederen dan wel no
dig zou hebben. „Onmiddellijk", zo
ze: Attolico op eigen initiatief, „on-
middeliyk. nadat de vyandelykhe-
den begonnen zijn".
Geen neutralist
Het begon er naar uit te zien, dat
de as Berlijn-Rome zijn langste tyd
had gehad. De verklaring kwam er
immers op neer, dat Hitier maar
zyn eigen boontjes in Folen moest
doppen. Het inmiddels tot stand ge
komen Duits-Russische non-agressie
pact bleef voor Mussolini een onver
teerbaar brok Hitleriaans opportu
nisme. Maar tegelijkertijd had hy
het gevoel, dat hij niet werkeloos
kon blyven toezien, toen Duitsland
in Polen het ene na het andere
militaire succes boekte.
„Niemand", zo zei hü tegen zyn
vrouw Rachele, „houdt van een neu
tralist Het is onmogelijk buiten de
ze oorlog te blyven en zelfs nog min
der mogeiyk niet aan Duitslands
zijde aan de oorlog deel te nemen".
Deze overtuiging werd nog sterker
toen Hitler in 1940 Nederland en
Eelgië van de kaart had geveegd en
bezig was hetzelfde met Frankryk
te doen. „Ieder verder uitstel is on
mogelijk", zei hy tegen Ciano. „We
hebben geen tyd meer te verliezen.
Enkele maanden geleden zei ik al,
dat de geallieerden de victorie had
den verloren. Nu zeg ik u, dat zy de
oorlog verloren hebben".
En zo verklaarde Italië Engeland
en Frankryk op de 10de juni 1940
de oorlog. Die avond hing er In
een muisstil Rome een sombere stem
ming. De correspondent van The Ti
mes, op weg naar huis om te pak
ken, liep langs de Corso L'mberto
en over de Piazza dl Spagno. Ner
gens was de vlag uitgestoken. Over
al stonden mensen in de deuren on
gerust met elkaar te fluisteren. De
Duce had zyn zin gekregen. Italië
was in oorlog. Maar hoe zou die oor
log aflopen?
Mussolini „troost" de nabestaanden van de gevallenen in Abessinii.
Wie zou niet het diepste ge
heim van deze wereld
willen weten? Het eigen
lijke, waar alles om draait, en
waar -het heen gaat met onze
aarde? Al sinds oude tyden heb
ben geleerden en priesters ge
speurd naar de geheime achter
grond van al wat bestaat. Daar
om lykt het al te dwaas, te be
weren dat het wereldmysterie
onthuld is. Toch is het zo. Dat
is het machtige van het evange
lie, het unieke en het bevry-
dende!
De wereldgeschiedenis heeft
inderdaad een geheim. Maar een
onthuld geheim. En wel dit: God
heeft zich voorgenomen, al wat
Christus om, tot mislukking ls
gedoemd. De wereld wórdt één.
Eén onder Christus.
De dichter Marsman heeft
eens geklaagd:
ik sta alleen, geen God of
maatschappy
die myn bestaan betrekt ln
een bezield verband
Wat verstaan we dit levens
gevoel! Toch ls het gelukkig niet
waar. God trekt wèl ln een be-
Mussolini samen met Ciano (midden) en de Britse premier
aan het eind van de jaren der- eens van de Duce zei: „Een
tigChamberlain (links), die prachtkerel die werkt voor de
grootheid van zijn land."
EEN
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
OP DE BOEKENMARKT
Comte de Lautréamont. „De
Zangen van Maldoror". (ver
taling) D? Bezige By. Am
sterdam. 1962.
Een merkwaardigheid van „Les
Chants de Maldoror" is. dat dit
boek sedert zyn verschenen in
1868-'69 voor de tweede maal in
de belangstelling staat. De schrij
ver, die zich het pseudoniem Le
Comte de Lautréamont had aan
gemeten, heette Isidore Ducasse.
Hy was geboren in 1846 in Mon
tevideo, waar zyn vader kanselier
was by het Franse consulaat. Beide
ouders waren in Frankrijk geboren.
Toen de zoon vyftien jaar was, on
dernam de vader een reis van twee
jaar door Zuid-Amerika, waarvan
hij financieel en lichamelijk gebro
ken terugkeerde. Hoewel hij nage
noeg geruineerd was, heeft hy zyn
zoon Isidore toch in 1865 naar
Frankrijk kunnen zenden om daar
een polytechnische en mijnbouw-
school te bezoeken. Aan zyn jeugd
in Montevideo heeft Lautréamont
sombere herinneringen vol woede
en opstandigheid tegen zijn vader,
die inderdaad een bizar en ydel
mens geweest schynt te zyn. In
1867 komt Isidore in Parijs aan.
Van zyn korte leven in die stad
Lautréamont is in 1870 aan de
tering gestorven is weinig be
kend. Hij schijnt wel een tijdlang
een school bezocht te hebben* Ze-
mensen minder in geloven, dan
in eenheid. Daarom ook begin
nen velen niet eens aan de oe
cumene.
O natuurlyk, het lijkt er veel
op. dat zy geiyk hebben. Maar
alles onder het ene Hoofd Chris
tus ziet het daar naar uit? Toch
werkt God daar op aan. In de
kerk komen eeuwenoude tegen
stellingen tot verzoening. Die
tussen God en de mensen, die
tussen de Joden en de volkeren,
die tussen ryk en arm, blank en
gekleurd.
Wie verbrokkelt werkt God
tegen.
Dit onthulde wereldmysterie
bewaart voor wanhoop. De ge-
is onder één hoofd samen te
vatten. Het gaat op een éénhoof
dige leiding aan. De strijd om
de wereldhegemonie is in volle
gang. Maar de laatste wereld
president is bekend. Deze func
tie heeft God voor Jezus Chris
tus voorbehouden. God werkt op
Christus aan. Deze benoeming
van Christus is niet maar een
inval van God geweest, in het
jaar 30 of zo, nee, God heeft
zich al voor de wereldgeschiede
nis begon, vastgezet op Christus.
Paulus schryft hier uitbundig
over, o.a. in zyn brieven aan
Efeze en Colosse.
We lezen tegenwoordig nogal
eens de leus: „één wereld of
geen wereld". Die leus lykt me
juist. Mits we er by bedenken,
det elk eenheidsstreven buiten
zield verband. Hy roep ons er
toe. Los van Christus blijft deze
wereld vol tegenstellingen. Een
wereld vol stukjes en brokjes. U
weet het, wat wordt er gepuzzeld
om al deze stukken en brokken
tot één geheel te maken. Daar
geven we miljarden voor uit.
Daar hebben we de VN voor en
andere wereldorganisaties. Maar
God heeft ons onthuld, dat er
één stuk al ligt. En de legpuzzel
komt alleen af, als we aanslui
ten by Christus. Alleen met
Hem als het ene Hoofd, onder
Hem als het ene Hoofd, wordt
le wereld werkelijk één.
In de kerk, ook dat behoort
ot het onthulde mysterie, is dit
zich aan het voltrekken. Mis
schien lacht U schamper. Soms
denk ik: er is niets, waar de
meente bezingt het. Wat is het
vreemd, dat heel veel mensen
blyven zoeken en tasten naar het
wereldgeheim! Het is niet meer
nodig. Stelt de onthulling teleur
of is het te ongelofeiyk?
Hoe het ook zij, de heerschap-
py van Christus zal onze wereld
stempelen. En God roep tot dit
bezield verband. Ook ons doet
Hij delen in de kennis van het
wereldmysterie. God wil iets met
ons. Hy wil, dat Christus er voor
ons ls. En dat wy by Hem zul-
'en terecht komen. Kun* U zich
'oorstellen, dat iemand om deze
eden gezegd heeft: Ga door het
even met muziek in uw hart en
een lied op de lippen.
H. BOUTER,
Herv. predikant te
Leiden.
ker is dat hy straatarm en een
zaam was en zijn „Chants de Mal
doror" in een jaar tyds geschre
ven heeft. Waarschynlyk had hy
zich ook aangesloten by de revolu
tionairen, die de Commune van
1871 voorbereid hebben. Hij is vol
komen alleen en volgens zijn bio
graaf- Philippe Saupault, enigerma
te geheimzinnig gestorven op zyn
kamer in de faubourg Monmartre.
Niemand was by zyn begrafenis.
De neerslag van dit sinistere en
korte bestaan wordt gevormd door
.Les Chants de Maldoror". een
prozawerk, dat een onvoorstelbaar
mengsel vormt van verbeeldings
kracht, eloquentie, lyriek en wreed
heid. By het verschynen heeft het
boek weinig aandacht gekregen. De
reden daarvan kan liggen in het
feit. dat het verschenen is in een
periode, waarin de voornaamste ka
raktertrekken van dit werk: haat
tegen 't mensdom, godsloochening,
uitdagende beschrijvingen van on
deugden en misdadigheden, verbit
tering en een grote voorkeur voor
het afzichtelyke en griezelige, reeds
min of meer aan de orde wa
ren geweest by de dichter Charles
Baudelaire, die gestorven is in het
jaar waarin Lautréamont in Pa-
rys verscheen. Het is misschien wel
juist te veronderstellen, dat de af
keer en de verontwaardiging, die
Baudelaire's lot geweest zijn hij
is o.a. achtervolgd op grond van
zyn „immorele" Les Fleurs du Mal
niet voor de tweede maal ln zo
korte tyd tot uitbarsting konden
komen over deze toch nog heel wat
krassere Zangen van Maldoror. Als
het juist is, dat schryvers schrij
ven voor een toekomstig publiek,
dan zou men kunnen veronderstel
len, dat het publiek uit die tijd de
ze Zangen mogelyk met een ver
veeld „Schon dagewesen" opzy heeft
gelegd. En wellicht heeft ook het
feit dat in de volgende tien Jaar
Verlaine en Rimbaud aan "t woord
kwamen, bygedragen tot het ver
geten raken van Maldoror.
Dat evenwel Lautréamont tot
tweemaal toe. zoals ik aan het be
gin van dit artikel zei, min of meer
tot voorganger is uitgeroepen van
een literaire stroming, is «rkwaar-
dig genoeg. De eerste maal gebeur
de dat door de Franse Surrealisten
na de eerste wereldoorlog. Het is
dus niet verwonderlyk dat de sur
realist Philippe Soupault degene ls
geweest, die de heruitgave van
Lautrémont in 1927, voorzien van
een biografische inleiding en ge
completeerd met brieven en be
scheiden, verzorgd heeft.
Het verschynen van deze goede
Nederlandse vertaling van C. N.
LUsen, wyst er wel op nog af
gezien van andere verschijnselen
dat ook heden de belangstel
ling of moet ik zeggen de aan
trekkingskracht voor en van dit
chaotische, enigmatische en ook
fascinerende boek levend is.
Nu, na de tweede wereldoorlog
zijn het vooral de auteurs van het
Absurde, die een niet geringe in
vloed hebben ondergaan van Lau
tréamont. Bij hem toch vinden zij,
zoals de Surréalisten vóór hen, de
neiging tot kastijden, tot satire, tot
shockeren en tevens de hang naar
een soort negatief mysticisme en
een negatieve romantiek. Om een
enkel voorbeeld te geven: voor wie
de zesde zang van Maldoror ge
lezen heeft, is het wel duidelyk
waar de Rhinocéros van Ionesco
vandaan gekomen is. Schryft Lau
tréamont niet: „de Almachtige, in
een rinoceros veranderd
Bezweet en hygend verscheen hij
om de hoek van de Rue Castiglio-
ne". Deze overeenkomst met de ont
moeting van Bérenger met de ri
noceros in de hoofdstraat van de
stad uit Ionesco's toneelstuk, kan
toch geen toeval zyn.
CLARA EGGLN^