perste Biënnale te Lausanne kunst der wandtapijten ZOEKLICHT WOLKENKRABBER ZONDER RAMEN zijn nomaden en emen ze daarom mee" Begin van een nieuwe traditie teventien landen aanwezig WOORD VAN BEZINNING HET VERRAAD VAN DE AARDE (leidsch dagblad GEORGE ADAM \laxie", wandtapijt van 390 bij 390 cm. geweven door het atelier Goubely-Gatien te Au busson. (Van onze Brusselse correspondent) rot-rET is de bedoeling dat de kunstminnaar, die gaat naar of '1 terugkeert van de Biennale van Venetië, voortaan zal :isteren te Lausanne. Men zal daar namelijk, gelijktijdig met t Venetiaans gebeuren, een Biennale van het wandtapijt [aniseren. De eerste is dit jaar begonnen: 58 tapijten uit 17 j. rschillende landen hebben een plaats gevonden tegen de muren a, n de zalen van het kantonale museum voor Schone Kunsten de propere stad aan het meer van Genève. Het plan voor deze tweejaarlijkse is van Jean Lurqat, die men et alle recht als de grote oude man" van de herleving van de inst van het wandtapijt in Frankrijk eerst, in de wereld larna kan beschouwen. lUi'cat was tijdens wereldoorlog gedwongen zich schuil te hou- i. Hij deed het in de betrekke- woeste streek rond Aubus- en daar leerde hij de zorgen de grote vakkennis van de ta- iwevers kennen. De tapijtweverij I d toen reeds vele slechte jaren eend want de belangstelling er- >r was vrijwel nihil. De ateliers de gobelins te Parijs voerden wel officiële opdrachten uit, ch dat was meer werkverschaf- g en in stand houden van de ichting en van opleiding van dieden dan dat er werkelijk Hes'nef werd geschapen. Men werk er trouwens bijna nooit anders Q naar voorbeelden van de 18de uw en nog ouder. Lurgat heeft t enthousiasme de kunst van het ndtapijt nieuw leven helpen in- izen. De eerlijkheid gebiedt te kennen dat de tapijtweefkunst na oorlog ook wel heeft geprofiteerd n het zogeheten „economische rader". Er kwamen opdrachten II n staat en particulieren, die het :h toen konden permitteren. Die k zo ruim waren behuisd dat zij openbare en particulieren ge- uwen over de wanden beschikten like het wandtapijt nu eenmaal )dig heeft om te kunnen worden (gehangen. Hoe het ook zij: er ram, eerst in Frankrijk en daar- elders, een wedergeboorte van wandtapijt. j Muralnomad r-T at is het? Muurschildering V in textiel? Het. lükt me een te aanvaarden omschrijving een kort artikel, opgenomen in bijzonder goed verzorgde catalo gs van deze Biennale, zegt Le Cor- „Wij zijn tegenwoordig no- laden Wij veranderen van wo- ing naar gelang ons gezin zich itbreidt of wij een werkkring vin- in een andere stad Wij unnen onze muren niet laten be- hilderen maar die muur van ®1, gevormd door het wandtapijt, unnen wij afnemen, oprollen en de arm nemen Vandaar at ik mijn wandtapijten „Mural- lomad" noem". Volgt een typische Le Corbusier- erhandeline over de befaamde „Mo dulor"en over 't feit dat de wand tapijten ook akoestische voordelen bieden, vandaar dat Le Corbusier in zijn Paleis van Justitie van Chan digargh 650 vierkante meter ervan heeft doen aanbrengen. Natuurlijk naar eigen ontwerp. Wie de tentoonstelling te Lausan ne beziet, komt spoedig tot de con clusie dat bijna 60 wandtapijten wat te veel van het goede vormen. Dat duidt reeds op een tekort koming want een tentoonstelling van bijv. drie keer 60 schilderijen kan boeiend zijn wanneer de schil ders een bepaald niveau hebben be reikt. Daarbij kan dan weer als „verontschuldiging" gelden dat men als regel geen expositie ziet, van welke de werken gemiddelde afme tingen van drie bij vier, vier bij zes meter of daaromtrent hebben. Ter vergelijking: Géricault's „Vlot van de Medusa" meet circa vijf bij zeven meter, Rembrandt's „Nacht wacht' 'drie en een half bij viel en een half, Picasso's .Guernica" drie en een half bij acht. Stelt u zich een tentoonstelling van bij na 60 van zulke doeken voor en dan nog alle uit vrijwel dezelfde tijd daterend! Twee richtingen Naar de compositie kan men twee richtingen in deze Bien nale onderscheiden: de non- frguratieven en de volgelingen van de nieuwe traditie van Lurgat. De ze Franse meester is overigens zelf weer een voortzetter van de stijl der oude voorgangers, zoals de ma kers van de serie van de openba ringen uit Angers of van de dame 'met de eenhoorn uit het Cluny- museum te Parijs. Men moet daar enboven aan de bezoeker, die thans de wandtapijten van de Biennale bekijkt, niet vragen of ieder land wel zo vertegenwoordigd is als het behoorde. Toevallig weet hij dat de Nederlander Henk de Vos voor de hal van een Nederlandse lucht vaartmaatschappij op het vliegveld Idlewild een gobelin heeft ontwor pen. dat tot het schoonste moet be horen wat de Nederlandse kunst van deze dagen heeft voortgebracht. Dat vindt men niet op de tentoon stelling. Frankrijk laat bij nieuw werk ook een gobelin van René Perrot zien, dat in 1955 is vervaardigd en bij de Belgische inzending is er een van René Guiette, dat uit 1954 da teert. Wanneer men dus blijkbaar heeft kunnen kiezen uit de produk- tie van een jaar of tien, rijst de vraag of andere kunstenaars en andere werken niet eveneens ver tegenwoordigd hadden moeten zijn. Hoogtepunt Het is wellicht beter tenslot te is dit een eerste aanloop zich te houden aan het geen er wel is. In het algemeen komen de landen goed voor de dag, is het niet niet hun gehele inzen ding, dan toch altijd wel met één of twee nummers ervan. Frankrijk blijft vooraangaan met Lurgat („de dichtkunst", een tapijt van vier en een half bij tien meter) aan het hoofd en met grote talenten naast hem. Zo bijv. Georges Adam, graficus en ontwerper van toneeldecors en -kostuums, die sedert 1947 ook .car tons" voor Aubusscn heeft gemaakt. Het zijn een soort gravures-in-wol geworden maar in een volkomen aanpassing aan de techniek en de mogelijkheden. Zijn „Galaxie", bij na vierkant, vier bij vier meter is naar onze mening het hoogtepunt van deze tweejaarlijkse. Toch zijn er nog andere Fransen, van wie het werk de moeite waard is. Maurice André o.a. met zijn „Fee- rie mecanique" of Yves Millecamps met „contrapunt", terwijl Mario Prassinos, die zoals vele Fransen zijn wieg buiten Frankrijk had (hij is Griek van oorsprong) met een non-figuratieve .Macbeth" mede tut de sterkste figuren behoort.) Nederland matig Nederland en België komen bei de niet „hemelstormend" voor de dag. Vaktechnisch zijn hun wand tapijten zeker goed en behoorlijk, maar dat is, op een enkele uit zondering na, dan ook alles. Die uitzondering: één van de drie ta pijten .welke Nederland zond met name het grote welhaast drama tische wandkleed van Jan Bons voor een Rotterdams bankgebouw. De twee andere Nederlandse in zendingen, een werk van Gisèle d'Ailly-van der Gracht en één van Marie van Oerle-van Gorp, lonen nauwelijks de moeite. Het tapijt van „Gisèle" (zo signeert zij) is er één, waarvan men zich afvraagt wie dan eigenlijk verantwoordelijk is voor het kiezen van zo'n Neder landse inzending. Wanneer men met zulke zwakke dingen naar Lausan ne komt, zou men er toch beter aan doen thuis te blijvenDe Belgen hechten blijkbaar ook voor het wandtapijt aan de traditie. Het is tenminste curieus dat de werk stukken van hen, die zich daar van ook qua figuratie aanhangers tonen, eigenlijk het meest bevredi gen. Mijn voorkeur gaat uit naar de „Wasvrouwen" van het samen werkend paar Dubrunfaut-Somvil- le omdat hun tapijt enerzijds vol beweging is en het anderzijds zo duidelijk op die hechte traditie stoelt. Andere inzenders: Anne Bonnet, Joese Crunelle, Mary Dam- biemont, René Guiette, Michel Ho- lyman en Jean Ransy. Men kan eruit zien dat de in stanties, die in België verantwoor delijk zijn voor de Belgische in zending, tenminste aan alle facet ten recht hebben doen wedervaren. Geen verrassingen Verrassingen zijn er overigens niet veel op deze Biennale en die omstandigheid doet voor over twee jaar de verwachtin gen ook al niet te hoog gespan- bruikt. Zwitserland komt niet slecht voor de dag, en een land als Tsje- cho-Slowakije evenmin. Duitsland heeft blijkbaar veel van Frankrijk willen leren. De Engelsman Hans Tisdal, die overigens van Duitse afkomst is de enige inzender van zijn nieuwe vaderland heeft met de „gevleugelde leeuw" een ge lukkige combinatie van geijkt beeld (de leeuw in kwestie) en abstractie bereikt. In Polen zoekt men naar het nieuwe en eigene. De tapijt- weefkunst schijnt daar een spe cifiek vrouwelijk werk en de enige man tussen alle vrouwelijke parti cipanten is eigenlijk de zwakste figuur. „De bomen", het tapijt van Anna Sledziewska, is van een on gezochte^) monumentaliteit. Het blijkt trouwens genoegzaam uit de Poolse wandtapijten dat men in Polen met overtuiging zoekt naar een vernieuwing van een kunst, die daar bezig is de folklore te ontgroeien. Tóch winst! Enfin, het is een verdrietig werk voor de criticus zo cijfers uit delend te moeten rondgaan. En ook wel een nutteloos werk. Be langrijk is dat men dus voortaan in Lausanne zich op de hoogte zal kunnen houden van hetgeen er wordt gepresteerd op het gebied van de tapijtweefkunst In de we reld. Zo men er tenminste op zal JEAN RANSAY: Fragment van ..De vier jaar-getijden", 330 bij 740 cm. ge weven door Braquenié teMechelen. nen zijn. Wat Portugal b.v. heeft gezonden, nu ja, het is, zoals men pleegt te zeggen, op één uitzon dering na niet om over naar huis te schrijven, zo geijkt en onbelang rijk is het. Die uitzondering is een tapijt van de 32-jarige Rogerio Ri- beiro, „Limite da era atomica", uitgesproken een werk van onze nogal rumoerige tijd. Iets te thea traal mischien van compositie, maar boeiend in de kleur en in de wij ze, waarop de techniek werd ge- kunnen rekenen dat de van heinde en verre gezonden wandtapijten re presentatief zijn voor de landen, die zij vertegenwoordigen. Deze eer ste poging tot een overzicht mag dan niet al te te sterke indrukken achterlaten, de positieve winst is dat men zich er rekenschap van kan geven dat de kunst van het wandtapijt, hoe dan ook, lééft. Zeg gen we gerust: dat zij toch wel haar best doet springlevend te zijn. Weeg deze woorden: „Het ver raad van de aarde" alstublieft niet op een goudschaaltje. Tel kens vielen ze me in, als ik dacht aan de aardbevingen in Perzië. Ik heb ook overwogen er maar helemaal niet over te schrijven. Er is over rampen als deze al zo vaak gepiekerd. En wie komt er uit Toch vulde dit nieuws helaas een groot deel van de frontpagina's. Is hier met een Wijde boog omheenlopen niet ongeveer hetzelfde als toe geven, dat zelfs het Evangelie ons hier niets meer te zeggen heeft? We kunnen het ook blijkbaar niet laten steeds opnieuw over en liefhebben, eten en slapen, haten en wonden. Op deze bo dem vertrouwen we. Zeker hier in Holland. Je zou kunnen gaan denken, dat aardbevingen in ons goed georganiseerde landje niet passen. Zulke zaken passen be ter in het rommelige Midden- Oosten. De verbijsterende tafe relen doen mij het woord „ver raad" in de mond nemen. Deze wreedheid van de na tuur is een bitter raadsel. Voor gen en diep ontroerd". Dit is Jezus' hartstochtelijk „neen" te gen alles wat deze aarde niet goed doet zijn. Hij staat dus aan onze kant; niet aan de kant van wat ons leven bedreigt. En Hij is niet machteloos, want Hij is door de dood heengegaan. Htj is opge staan en leeft. Zijn aardbevingen toch wel een teken, dat we ten diepste niet op de aarde kunnen bou wen? Dat deze „oude" wereld voorbijgaat? Een negatief te ken, dat het koninkrijk van God zich baanbreekt? Wijzen ze ons heen naar Jezus als het enige fundament, dat ons altijd deze raadsels te denken. „Wen ding", het voortreffelijke maandblad voor evangelie en cultuur, wijdde het juli-augus- tus-nummer geheel aan „Het bittere raadsel van de goede schepping". In de vakantie genieten we van de schoonheid van de schep ping. De natuur heeft echter ook iets dreigends. Een onweer dat ons in onze slaap stoort, heeft daar al iets van. Maar wat is dit een bagatel vergele ken met een aardbeving. De aarde is de grond van ons bestaan in de meest letterlijke zin. Dank zy deze bodem onder onze voeten kunnen we werken velen één van de aanleidingen om het bestaan van God te ont kennen. Ik las in een artikel, dat aardbevingen te maken hebben met Gods toom. Maar, zeker dan wat een vragen! Als ik mij indenk hoe Jezus Christus daar staan zou tussen de puinhopen van leem, dan kan ik mij Hem niet anders voorstellen dan verbijsterd en verbolgen. Jezus' familie heeft eens van Hem gezegd: „Hij is niet bij zijn zinnen". Het leed heeft Jezus blijkbaar zo aange grepen, dat men dacht dat Hy er gek van werd. Aan het graf van Zyn gestorven vriend La zarus werd de Heiland „verbol- houdt? Dit waren enkele gedachten, die spontaan bij me opkwamen. Bezint U er zich ook eens op. Ik hoor ook van Uw kant graag iets. Volgende week een meer doordachte bezinning. Best mo gelijk, dat dan correcties moeten worden aangebracht. Als ik nog even aan het weten en niet-weten van vorige week terugdenk, in Romeinen 8 22 lezen we: „Want wij weten dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht in ba rensnood is". H. Bouter, Herv. predikant te Leiden. EEN iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii OP DE BOEKENMARKT Nick Funke-Bordewijk. „Vlucht". Nijgh en Van Ditmar. 's-Gravenhage z.j. Deze tweede roman van Nick Funke-Bordewijk heeft een goed eerste hoofdstuk en een interessan te compositie, maar daarmee houdt mijn bewondering dan ook op. Het gedeelte, dat het eigenlijke verhaal inhoudt, is zwak en de karakters komen niet buiten het gebruikelijke zwart-wit patroon. Evenals in haar eerste werk „Millicent", ontmoet men enige duivelse vrouwen, die evenwel het spookachtige missen, dat het meisje Millicent nog iets boeiends gaf. De drie vrouwen, die de beide hoofdfiguren begeleiden, te weten de moeder en de zuster van Ellis Furnham, McAllister de hoofdpersoon, zyn gewone feeksen van de dagelijkse soort. Evenwei zonder enige goede kanten. Van daar dat ik spreek van een zwart wit patroon. Hetzelfde geldt voor de vrouw, die naast de mannelijke hoofdfi guur, Leslie, staat; deze Beryl is een beestmens en als zodanig nog ongeloofwaardig. Er is trouwens meer ongeloofwaardigs in deze ro man. Men kan niet geloven, dat de gevoelige, maar ook niet van ego isme vrij te pleiten Leslie verliefd wordt op deze Beryl en nog minder dat Beryls man toelaat, dat zij haar kind mishandelt op de meest schaamteloze manier. Aan Leslies verliefdheid zal de Borneose tro penavond wel schuldig zijn. Tropen en erotiek men kent het recept. Het centrale punt van de geschie denis is een „brief encounter" tus- ten de overgevoelige en niet ge lukkig getrouwde Ellis en deze Les lie, dat met een ysbaarlijk drama eindigt. J. H. Wallis. „Ontmoeting in de Avond". Vertaling: W. van Hoeve, 's-Gravenhage, 1962. „Ontmoeting in de Avond", van oorsprong „The woman in the Window" geheten, is een boeiend moordverhaal. Een detective in de strikte zin van het woord is het niet. Ik kan niet uitleggen waarom niet. want dan zou ik veel van de spanning wegnemen door iets te verraden van de gang van zaken. Het verhaal speelt in New York en men ontdekt er tot zijn schrik in wat er gebeuren kan met een brave huisvader want dat is professor Richard Wanley zonder enige twij fel als zijn vrouw alleen met vakantie is gegaan. Hoewel ik er van overtuigd ben, dat men talloze mannen alleen thuis kan laten zonder dat hun levenspatroon zich drastisch wijzigt, heeft „Ontmoe ting in de Avond" er mij toch wel van overtuigd, dat de mogelijkheid van de ontsporing niet denkbeeldig is. Dit moordverhaal staat psycho logisch ongetwijfeld sterker dan 't merendeel van dergelijke verhalen. Daardoor heeft de figuur van Wan ly ook meer relief gekregen dan men doorgaans vindt. Al met al de moeite van het lezen best waard. D. H. Couvee en Anje H. Bos wijk. „Vrouwen Vooruit!" Ooie vaar. Bakker/Daamen, Den Haag. 1962. Dit „Vrouwen Vooruit", onder titel „De Weg naar Gelijke Rech ten", geeft een bondig overzicht van de geschiedenis van de vrou wenemancipatie. Als motto heeft het de befaamde woorden uit een rib gemaakt en toch wat te zeggen? ....Nooit!" Dit citaat is echter duidelijk bedoeld als een ..te wapen" en een waarschuwing, want het „vrouwen let op uw zaak" klinkt in het geheel door. Het is een kostelijk boek geworden met als illustratie-materiaal bij de tekst soms hoogst amusante oude adver tenties, affiches, karikaturen en foto's. Onder de laatste een ontroe rende foto van Henriëtte Roland HolstVan der Schalk sprekende op een vergadering voor het vrou wenkiesrecht. De keuze van de ar tikelen is zodanig dat de lezer een uitstekend inzicht krijgt van da gang van zaken en geboeid lezen kan. De samenstellers hebben een weg gevonden om via hun histo rische keuze toch hun eigen me ning niet onder stoelen of banken te steken. Zy hebben spot en ernst zo kunstig verdeeld, dat het resul taat toch positief is en dat is knap werk. Het spreekt vanzelf dat er veel aandacht is besteed aan de vrouw in de tweede wereldoorlog en aan de toestand van heden. „Vrouwen Vooruit" is een boek, dat eigenlijk aan iedefre Nederlander en vooral aan iedere Nederlandse vrouw in handen gegeven moest worden, want wij zijn maar al te zeer geneigd om de met zoveel moeite bereikte vrouwenemancipa tie te beschouwen als iets dat be reikt en dus afgedaan is. Speciaal de vrouwen dutten weer opgewekt in bij huishouderij en TV en de ge middelde man vindt dat natuurlijk best. CLARA EGGINK Veiligste gebouw in New York Begin deze maand heeft een klein leger PTT-beambten een nieuwe wolkenkrabber in Manhattan be trokken die de Newyorkers maan denlang heeft verbysterd. Het grafsteen-achtige gebouw steekt recht de lucht in en telt wel 35 verdiepingen, maar geen enkel raam. Het is één massa beton, be dekt met geglazuurd graniet. De meest gehoorde verklaring om trent het vreemde gebouw is: „Zij hebben geen ramen nodig, er komen geen mensen, alleen maar automa tische telefoon-installaties voor inter lokale verbindingen". Maar dit is niet helemaal juist er komen in totaal 3.000 mensen werken. Maar het is wel waar, dat vele etages ingenomen zullen wor den door de automatische appara tuur en dat er op het dak een bos van antennes zal worden geplaatst voor een microgolf-zender Het gebouw is raamloos om het zowel tegen de bomexplosies als radio actieve neerslag te beschermen, aldus de verklaring van de maatschappij. Het zal ongetwijfeld het veiligste ge bouw in New York zijn ingeval van een aanval, een nucleaire dan wel anderszins. De betonnen muren zyn 30 cm dik en versterkt met staal. Het gebouw heeft zijn eigen nood voorziening van water, brandstof en elektriciteit en een opslagplaats voor voedsel alsmede ziekenhuis-facilitei ten. Kortom, het is ontworpen om na een aanval vooropgesteld dat het de eerste slag overleeft twee weken lang zonder hulp van buitenaf te dienen als verbindingscentrum. Afgezien van veiligheidsoverwe gingen zijn er andere rdenen ge weest om het gebouw geen ramen te geven. In de eerste plaats wordt stof geweerd, de grote vijand van automatische apparaten. Op de twee de plaats zijn de kosten van ver warming en luchtkoeling de helft minder dan in een gebouw mèt ra men en hoeft er praktisch niets uit gegeven te worden aan schoonma ken (geen glazenwassers) van het gebouw. De eerste kosten van het gebouw, zelfs ondanks de zware bomvrije constructie, waren niet groter dan die van een gewone wolkenkrabber van een veel lichtere constructie maar met ramen, aldus de telefoonmaatschap pij- Hoewel dit gebouw de eerste raamloze wolkenkrabber is, is het niet het eerste raamloze gebouw. Tij dens de tweede wereldoorlog werden in Oak Ridge, in Tennesse, de eer ste atoomenergiefabrieken gebouwd, zonder ramen. Vele industrieën hebben reeds een verdieping hoge gebouwen laten op trekken, waarvan een deel geheel zonder ramen is. In dat deel zijn de automatische apparaturen onder gebracht, in de afdeling waar de mensen werken zyn glazen muren aangebracht. 8 september 1962 Pagina 1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1962 | | pagina 15