FIDEL CASTROL romantisch rebel nu communist door „omstandigheden ZOEKLICHT WASHINGTON ZWART OP WIT Bij Chroesjtsjow kreeg hij steun tegen zijn (talrijke) vijanden Advise and consentknappe film over Amerikaanse Senaat LEIDSCH DAGBLAD WOORD VAN BEZINNING DE VREDE ALS BELOFTE EN ALS VRAAG Zaterdag, 30 juni 1962 Pagina 1 „cl maximo lider" slok qjt blauwe kroes etroejt de microfoon bet Yankee - fmpcfïalrsme door en VböT do Vernederden Faff a o Mtreftcv ücC vaJEBlaKd of do dood Het verbond van kleine boeren, dat in Havanna bijeen is om de derde verjaardag van Castro's landhervorming te vieren, heeft het fijne trekje begrepen en gnuift. Dan zet het zich weer tot luisteren naar wat Fidel te vertellen heeft over de dingen die het nog niet be grepen heeft. Vandaag gaat het over „het bondgenootschap tussen arbeiders en kleine boeren", één van de grondstellingen van het communisme. De neo-communist Castro, die zich pas vórig jaar als marxist-leninist openbaarde, heeft daar een eenvoudige uitleg voor: „Het is een natuurlijk bondgenoot schap. De kleine boeren produce ren het voedsel dat 'de arbeiders nodig hebben. De arbeiders produ ceren de gereedschappen die de boeren nodig hebben". Dat Lenin het niet zo bedoeld heeft, zal Castro een zorg zijn. Hij moet iets verklaren aan boeren, die zoals alle boeren ter wereld een haast fysieke achterdocht tegen het communisme voelen. Maar de Cubaanse boeren hebben ook een haast fysieke aanhankelijkheid aan Fidel. Dus knikken zij begrij pend en klappen. Maar het gaat traag en Westelijke diplomaten me nen al op te merken dat Fidels notering dalende is. Fidel kent zijn volkje echter beter. Hij weet ook dat zijn stem niet meer toereikend is voor de speeches van zeven uur lang, die in het Westen zo „gek" werden gevonden. Na anderhalf uur laten zijn stembanden het te genwoordig afweten. Dus deelt hij zijn rede economisch in: driekwart revolutionaire instructie, een kwart inspiratie. Hartstoch tel ijk Als de ideologie geen geestdrift wekt, doet de patriotische zweep slag het tenslotte wel. In tien, twin tig uitgeschreeuwde zinnen wordt zonder de kennen. catechismus geheel te (Van onze reisredacteur, W. L. Brugsma) (ui) HAVANNA. Als de zware, gebaarde man in het olijfgroene uniform naar het spreekge stoelte loopt, gaat er een rilling van verrukking door de zaal. De aankondiger zegt: ..Compane- ros, tot U spreekt ,,El maximo lider de la revolucion, commandante doctor Fidel Castro Ruz". ,,E1 maximo lider" (de voornaamste leider) neemt een slok water uit een blauwe kroes en streelt met vinger en duim zijn voornaamste wapen, microfoon. Zoals alle meester-redenaars begint hij op een zachte, ontspannen, vertrou welijke toon: ..Companeros, in de oude tijd toen de grootgrondbezitters soms wel tienduizend hectaren bezaten Iemand uit de zaal roept: ,,Nee Fidel, wel twaalfduizend." Fidel glimlacht: ..Laten we het verschil delenelfduizend hectaren. Wat kan het ons schelen, die tijd behoort voorgoed tot het verleden". het Yankee-imperlalisme het po dium opgesleurd en afgestraft. Daar is het beeld van de kwade, machtige vijand, de Amerikaanse Goliath en zijn Cubaanse hand langers, de „Gusanos" (wormen) en huurlingen. Daarna komt. luid toe gejuicht, de Cubaanse David op: het kleine eiland met zijn zes mil joen mensen dat nu „een regering voor en door de vernederden" heeft. Dan rijst de machtige taak op: de bevrijding van Latijns- Amerlka, de verheffing van twee honderd miljoen vertrapten. En tenslotte is er de troost: „Wij zijn niet alleen. Achter ons staat het machtige socialistische blok". Achter de hartstochtelijke toon zit een koude berekening: de natio nalistische vlag dekt een ideologi sche lading. Hoe knap het ge daan is. blijkt wanneer een golf van geestdrift de bedachtzaamheid der luisterende boeren wegspoelt. Zijn staan op. juichen, scanderen: „Fi del, Fidel". Op het podium staat de man, die Cuba althans zijn trots heeft teruggegeven en het lijkt als of hij verbijsterd is door zijn eigen missie als hij naar de juichende mensen kijkt. Met het restant van zijn kapotgeschreeuwde stem zegt hij kortaf: „Patria o muerte. Ven- ceremos", (het vaderland of de dood, wij zullen overwinnen). Dan draait hij zich om, gaat zitten en laat ons over aan de vraag: wie is deze man, door de een bewonderd als een Simon Bolivar, door de an der verguisd als een schizofreen of een communistisch agent. Een van zijn vroegere medewer kers schetste voor mij het volgende antwoord op die vraag: Fidel Cas tro is de zoon van een nogal tiran nieke vader, die een welgestelde planter was, en een moeder die „aan de andere kant van de plan tage" woonde. Pas toen zijn wettige echtgenote stierf, trouwde de vader met Fidels moeder. Omdat de zon- deti der vaderen op de hoofden der kinderen neerdalen, werden Fidel en zijn broer Raoul, noch door de Cubaanse suiker-society, noch door de Amerikanen van de United Fruit Company, die in de buurt haar plantages had. sociaal geac cepteerd. De gerechtvaardigde bit terheid daarover maakte van Fidel een lastige, onaangepaste, rebelse jongen. Had hij in Nederland ge woond, hij zou vermoedelijk slechts een wat overmatig café-bezoeker zijn geworden. Maar hjj woonde in Cuba. Uitgezogen In het Cuba van voor de revolutie werden de „Guajiros", de landloze boeren, uitgezogen door de groot grondbezitters. Het land zelf ver keerde in een permanente staat van vernederende semi-koloniale afhan- EEN OP DE BOEKENMARKT Guiseppe Tomasi di Lam- pedusa. „De Senator en de Sirene". Van Loghum Sla terus. Arnhem 1962. De nagelaten roman van deze zelfde Italiaanse schrijver, ge naamd „II Gattopardo" (De Tijger- kat) is bij het verschijnen in 1960 een van die onmiddellijke grote successen geweest die, hoewel stel lig niet onverklaarbaar, toch ver wonderlijk zijn. Het boek ln kwestie toch is noch populair in de ver keerde zin van het woord noch ac tueel. Want „De Tijgerkat" bevat de geschiedenis van een landedel man op Sicilië, die geleefd heeft in de tweede helft van de negentiende eeuw, in de tijd van Garibaldi en de eenwording van het Italiaanse koninkrijk onder Victor Emanuel. Interessant genoeg inderdaad, doch stellig niet een onderwerp waar iedereen op aanvliegt. Men zou de roman een familieroman kunnen noemen, indiep men dan zorgt geen associaties te krijgen met de gang bare huishoudroman, want het ge zin en de omgeving van de mach tige en eigengereide Don Fabrizio, prins van Salina de grootvader van de schrijver behoren tot een uitgestorven categorie van het men selijke ras. Ook de stijl, soms iro nisch op het cynische af, is niet voor iedereen toegankelijk ofschoon deze ironie voldoende afgewisseld wordt door een zeer mannelijke tederheid. Om bovengenoemde re denen lijkt my het succes van dit voortreffelijke werk dan ook een wonder. Een verschijnsel, dat eveneens gepaard gaat met een dergelijk suc ces, is dat de uitgever zijn uiterste best doet zulk een unicum te laten volgen door een ander werk van dezelfde auteur, ook al zou dit werk vergeleken met het eerste, van min der gehalte zijn. Zo'n tweede boek glijdt dan mee in het kielzog van de bewonderde voorganger. Dit nu is hier min of meer het geval. De vier verhalen van „De Senator en de Sirene hebben zon der twijfel hun mérites, maar ik ge loof toch dat dit, eveneens uit de nalatenschap van de schrijver af komstige proza het daglicht nooit weergezien zou hebben als „De Tij gerkat" het niet vol gratie vooruit- gedanst was. Het zijn zeker voor treffelijk geschreven kerte verha- kelijkheid zowel economisch als politiek van de Verenigde Staten. Onder die omstandigheden kende Cuba slechts twee soorten regerin gen: corrupte schijndemocratieën of onbeschaamde dictaturen, zoals die van de sergeant Fulgencio Ba tista, marionet van de suiker-oli- garschie, Amerikaanse belangen en ook nog een paar Amerikaanse gangster-syndicaten, die Havanna's bordelen en casino's in handen hadden. Dat was de pre-revolutionaire si tuatie in Cuba. Een pre-revolutio naire situatie is niets anders dan een plas benzine die op een vonk ligt te wachten. En wie zal de vonk anders zijn dan het onaangepaste, uitgestoten lid van de overheersen de klasse? Fidel Castro identifi ceerde zijn eigen bitterheid met de nood van de landloze boeren, drie miljoen ondervoeden, die maar vier maanden per jaar werk vonden op de suikerplantages. Zij hadden de zelfde vijanden: de suikerplanters, de dictatoriale autoriteit, de Noord amerikanen. Zo werd Castro revolutionair. Maar waarom werd hy commu nist, waarom zei hij eind vorig jaar: „Ik ben marxist-leninist en zal het myn hele leven blijven"? Er zijn mensen, die geloven dat hy het altijd is geweest en dat hy een duivels slim spel heeft gespeeld. Dat is hoogst onwaarschijnlijk. An deren menen dat hy geen echte communist is. Men kan inderdaad twisten over de vraag of men com munist kan zijn met een zo ge brekkige kennis van het marxisme- leninisme als Castro heeft. Maar dat is een vraag voor het Kremlin, zoals het een vraag is voor het Va- ticaan, of men katholiek kan zijn Communist Tegenover ons, niet-communis- ten, is Castro in ieder geval een communist: hij wil het zijn, hij moet het zijn. Castro's transformatie van ro mantisch tot wetenschappelijk re volutionair berust minder op on waarachtigheid dan op onvermij delijkheid. Toen hij uit de Sierra Maestra kwam, wist hy wat hij wilde, maar niet hoe. Hy zei tegen Sartre: „Menselijke nood schept het recht tot ontvangen" en begon met potverteren. Dat waren de leuke da gen, waarin Europa's linkse intel lectuelen in Fidel een nieuwe held dachten gevonden te hebben. Maar Castro kwam tot de pijnlijke er varing dat men met romantiek geen land kan besturen en ook een con tra-revolutionairen op een afstand kan houden. De rebel zonder ideologie vond in het leninisme-marxismc antwoord op de vragen die hem bestormden. Zyn achterdocht en haat tegen de Verenigde Staten deden hem gelo ven dat de Noordamerikanen nooit straffeloos aan hun belangen zou den laten raken en hy moest aan die belangen raken. In Afrika en Azië had hy socialistisch neutralist kunnen worden, onder de rook van Florida meende hy het niet zonder machtige buitenlandse steun te kunnen stellen en die kon alleen het Sowjet-blok hem verschaffen. Zo heeft iedere actie van Castro, en iedere Amerikaanse reactie daarop, de Cubaanse revolutie met een haast griezelige onvermijdelijk heid in een proces van zelf-radica- lisatie gebracht. Ik zal op Castro's positie in de communistische we reld later nog uitgebreid ingaan. Zijn neo-communisme verdient de aandachtige analyse van het Wes ten om te voorkomen dat andere revoluties in Latijns-Amerika in hetzelfde spoor van onvermijdelijk heid raken. (Van onze correspondent in Washington) Drie jaar geleden verscheen Allen Drury's lijvige roman ..Advise and consent", een ge fingeerd verhaal over conflicten in de Ameri kaanse regering, vooral in de Senaat. De roman is wijdlopig en de politieke schurken zijn wel erg talrijk, maar de schrijver kent blijkbaar het milieu van de Senaat en het Witte Huis door en door. Vandaar dat het boek ondanks de melodramatische vertekening 1 toch een sfeer van authenticiteit bezit. Reeds bij het verschij nen van de roman gevoelden sommige critici zich verplicht erop te wijzen, dat dit niet een zuiver portret is van het leven in Washington en toen er uit de roman een toneelstuk was ge maakt, hoorde men die betuigingen opnieuw. Thans is eindelijk ook de film gereed van ..Advise and consent". De meningen erover lopen zeer uiteen. Sommigen prijzen de film uitbundig, anderen zyn nog veel meer geschokt dan door de roman. En dat is te begrijpen: hier ziet men Washington in prachtig zwart op wit voor zich. Dat schept een sfeer van echtheid en in die sfeer speelt zich een politieke strijd af, zo fel, dat elk schunnig middel ge oorloofd schynt. De criticus van de New York Times toonde zich door deze tafe relen zo geschokt, dat hij geen woord over had voor de filmische kwaliteiten van dit werk. Otto Preminger, de regisseur van deze film, is erin geslaagd uit Drury's boek een snel voortschrij dend. hard en fel drama te ma ken, als kunstwerk veel sterker dan Drury's overvolle, ondiepe roman. Al dit geintrigeer speelt zich af in het authentieke decor van Wash ington D.C. De sfeer is zo echt gehouden, dat men de senatoren uit deze film bijvoorbeeld laat interviewen door bekende Amerikaanse verslagge vers, die hun kleine rol heel na tuurlijk weten te spelen. Topacteurs Voor de hoofdrollen heeft men uitstekende filmspelers gekozen: Walter Pidgeon treedt op als de vakkundige soepel-gewiekste meer- len, soms amusant, soms roerend, zoals het titelverhaal. „De opkomst van een pachter" is een psycholo gisch goed verantwoorde schets van een boer, die grootgrondbezitter is geworden, gezien door de ogen van de berooide adel. „De Vreugde en de Wet" is een Russich aandoende historie en „Plaatsen uit mijn pril le jeugd" staat te dicht bij „De Tij gerkat" om op zichzelf getoetst te kunnen worden als men „De Ty- gerkat" eenmaal gelezen heeft. Mo gelijk om het boek wat omvang te geven wordt het geheel besloten met een aanbeveling van en een beschouwing over de vier verhalen door Giorgio Bassani. Daat dit boek zo klein is, is er reden om aan te nemen dat de literaire nalaten schap van Lampedusa nu geheel is uitgegeven. Dat is we) te hopen, want dat nadruppelen heeft weinig zin aangezien het altyd beter is „to leave well alone". Philip Toynbee. „Under dogs". De Bezige By, Am sterdam 1962. Deze verzameling levensverhalen van mensen, die zich mislukt voelen op sexueel en sociaal terrein vormt een hoogst merkwaardig geheel. Philip Toynbee niet te verwar ren met Arnold heeft een aan tal menselijke documenten bijeen gebracht, die bekentenissen zyn van „underdogs"; in het Nederlands „verdrukten". De woorden „under dog" en „verdrukte" hebben in de laatste halve eeuw dezelfde ver schuiving ondergaan van het socia le vlak naar het psychologische. De schrijvers van deze bekente nissen zyn niet anders dan Engelse staatsburgers. Zij hebben met de letterkunde niets van doen. Dat deze korte levensbeschrijving desal niettemin zo uitstekend geschreven en beelden van taal zijn, doet den ken aan de uitspraak, dat in bijna iedere Engelsman wel een schrijver verscholen zit. De biechten van deze ongelukkige mensen zijn interes sant, eerlijk en aangrijpend. In zyn voorwoord spreekt de ver zamelaar over het oordeel, dat de lezer eventueel zal vellen over deze mensen. Terecht wyst hij op het aandeel, dat wij als medemensen door onze houding hebben aan hun lot. CLARA EGGINK. derheidsleider van de Senaat. Char les Laughton geeft een uitsteken de creatie van een oerconservatie ve senator uit het zuiden. Burgess Meredith geeft een prachtige uit beelding van een wrakkig en ze nuwziek ex-communist, die vroe gere partijgenoten aanbrengt, en Franchot Tone treedt op als een doodzieke, doch schipperend-le venswijze president van de Vere nigde Staten. Een waarlijk groot boek verliest meestal aan waarde bij verfilming, maar een roman als „Advise and consent", waar wieden en snoeien alleen maar goed aan kan doen, gaat er op vooruit. De regisseur en de scenario schrijver (Wendell Mayes) hebben er stevig het mes ingezet. De in ternationale spanning en de race tussen Amerikanen en Russen naar de maan zyn er bijvoorbeeld ge heel uit weggewerkt. Wat overge bleven is. geeft zeker geen vleiend beeld van de sfeer in Washington's hoogste kringen. Men kan nog zo vaak schrijven en zeggen, dat de condensatie tot een karikatuur heeft geleid, maar daarmee neemt men het feit niet weg. dat arge- lozen een vertekend beeld kunnen krijgen van een milieu, dat vooral op het filmdoek zo on loochenbaar echt lijkt, De mooie plaat van Picasso, uitbeelding var. de heer schappij van de Vrede, siert de frontpagina van de dis sertatie van mijn gereformeerde collega dr. G. Th. Rothuizen, die jongstleden vrijdag van de Vrije Universiteit te Amsterdam pro moveerde op een studie over het burgerlijk gebruik van de wet. Tot de vreugden van het predi kant-zijn in deze tijd behoort dat bijvoorbeeld gereformeerde en doopsgezinde collega's over de kerkelijke scheidsmuren heen van eikaars pennevi uchten ken nisnemen. Mijn vreugde over het mooie boek van collega Rothui zen werd nog vergroot door die mooie plaat tegenover de titel. Niet alleen omdat ik een wat kinderlijk plezier heb in een boek met een plaatje, maar om dat bij déze studie over dit ern stige onderwerp docr de schrij ver deze plaat was gevonden. Deze plaat, die Picasso's vertol- PICASSO, DE VREDE (1952) heeft mij vele jaren dwars geze ten, omdat inderdaad in de ker ken wél gepredikt werd over de belofte van de Vrede Gods. die Hij eenmaal voor de zijnen heeft weggelegd, maar de vraag van de vrede op aarde in ver band met het „burgerlijk ge bruik van de wet" niet aan de orde werd gesteld. In onze tijd kunnen we ont dekken. dat overal in de ver schillende kerken niet alleen meer over de belofte wordt ge sproken, maar dat allen begin nen te beseffen, dat wij niet kunnen zwijgen over de vragen, er politiek in onze dagen aan de hand is. De vragen over de vre de worden talrijk en moeilijk. Zij zullen ook niet alle op de zelfde manier opgelost worden. Mijn vreugde over de studie van collega Rothuizen is wat getem perd als ik meen te ontdekken, dat hij in prakticis toch aan het militaire apparaat een ande re betekenis zou willen toeken nen dan ik. Er is echter al heel wat ge wonnen, als wij met elkaar over de vragen willen gaan naden ken. En dan niet alleen de dominees, maar ook de krante lezers, de leraren, de huisvrou wen. Als het fatalisme, waar mee we alles over ons willen laten komen, doorbroken gaat worden. Vooral als we bij het maar verder- en maar doorvra gen elkaar niet willen loslaten, maar met elkaar bezig blijven over deze dingen, die voor een christen toch zeker een gebod king is van wat in Micha 4 3 staat geschreven over het vrede rijk, „waar zij zullen zitten een ieder onder zyn wijnstok en on der zijn vijgeboom, zonder dat iemand hen opschrikt". Die plaat staat daar maar niet als een aardige verfraaiing van de meestal wat. dorre lectuur van een dissertatie, maar zij is ver weven met het onderwerp van de studie: de plaat spreekt van de belofte van de viede in een tyd, waarin de vraag van de vrede op aarde ons allen hoog zit. Al voor de laatste wereldoor log schreef de Zwitserse profes sor Emil Brunner „De volke ren beginnen blijkbaar vóór hun theologen! te bemerken dat de oorlog een middel is ge worden dat niet meer geschikt is om aan haar doel het her stellen van het evenwicht te beantwoorden". Dat zinnetje die met de handhaving van de vrede op aarde gegeven zyn. Het is goed. dat daarbij de belofte van God niet vergeten wordt. Die Vrede ,die nog een andere vrede is dan wij mensen met al onze instituten en met al ons politiek overleg zouden kunnen mogelijk maken. Zoals het geloof gaat vóór de werken, zo staat de be lofte boven ons vragen naar on ze aardse oplossingen. Dat be hoedt ons voor hoogmoed en vals idealisme. Maar het is van groot belang, dat de vragen steeds dringender gesteld worden. Dat de kinderen op de catechisaties vragen: hoe zit dat met Uw spreken over Gods belofte en de nuchtere op merking in het catechisatie boekje. dat in Nederland tien duizenden joden werden uitge moord. Dat wij gesprekskringen krijgen, waarin wij proberen ons een beeld te vormen van wat van het hoogste levensbelang genoemd mogen worden. Het zal ons dan wel eens pijn doen te ervaren, dat de ander als het gesprek verder gaal, er ineens weer anders over blijkt te den ken. Als we maar blijven vragen, bovenal aan God. maar ook aan elkaar, en niet bang zijn voor de vragen, die bijvoorbeeld onze kinderen ons zullen stellen. De wijsgeer Heidegger heeft eens gezegd dat het vragen de vroom heid van het weten is. Dat geldt in hoge mate voor de vragen die verband houden met ons spreken over vrede. God geve dat in de ernst van ons vragen onze vroomheid (dat is ook onze moed) zichtbaar worde. En dat wij kracht putten uit de belofte, die Hij voor alle geslachten ge geven geeft. Dr. S. L. Verheus. doopsgezind predikant te Leiden. OTTO PREMINGER Echt En des te echter, omdat wie Washington kent natuurlijk toe zal geven, dat het politieke ge- intirigeer in de realiteit weliswaar veel meer verdund voorkomt, dan in deze film, maar daarnaast toch moet erkennen, dat politieke te genstanders, als het erop of eron der gaat. veelal niet aarzelen het mes te steken in de spleet die zy gewaar worden in het zo schijn heilig glanzende pantser van hun tegenstanders. Een levenswijs mens zal een me demens moreel niet afschryven, omdat hij in zijn jonge jaren ho- moseksutle neigingen heeft gehad of korte tijd heeft deelgenomen aan communistische activiteit, maar indien politieke strevers der gelijke zwakke plekken ontdekken in het verleden van hun rivalen, dan is die kans te schoon om niet te worden uitgebuit. Dat heeft men in Washington van tyd tot tijd kunnen waarnemen. Of de film in het buitenland succes zal hebben staat te bezien Het tempo is heel snel. de politieke procedure zal niet altijd duidelijk zyn voor ni t-ingewyden en de „zonden" die aan het licht komen, wegen in Amerika zwaarder dan elders.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1962 | | pagina 13