Latijns-Amerika voor keus:
revolutie of hervormingen
Strijd gaat tussen Kennedy's
Alliantieen communisme
VERGETEN HALF - CONTINENT ONTWAAKT
r>r>
„Het is in Latijns-Amerika
één minuut voor twaalf"
WOORD VAN BEZINNING
VAN PINKSTEREN TOT PRESTIGE-KERK
Zaterdag 16 juni 1962
Pagina 1
(Van onze reisredacteur,
W. L. Brugsma)
WASHINGTON
In het Witte Huis zegt een
adviseur van Kennedy: „En
dan te bedenken dat onder
John Foster Dulles Joego-Sla-
vië alleen meer Amerikaanse
hulp kreeg dan heel Latijns-
Amerika bij elkaar".
MIAMI
In het zwembad van het hotel
zit een Amerikaanse makelaar
met zijn gezin in de zon. Hij
geeft in een week vakantie meer
uit dan de gemiddelde Zuidame
rikaan per jaar verdient. Dat
weet hij niet. Hij ontmoet de
revolutionaire realiteit voorlopig
alleen in de persoon van de ober
die hem zijn koffie reikt. De
man is een Cubaanse planter in
ballingschap. Eens verbouwde
hij suiker, nu doet hij die in an
dermans koffie, vragende: „Een
pf twee schepjes meneer?" De
floordamerikaanse meneer, die
tnoet vermageren, zegt: Eén is
genoeg
HAVANA
Wat Zuidamerikaanse niet-mene-
fen, die juist wat dikker willen
worden, er van denken staat met
grote letters op het vliegveld van
Havanna: „Cuba, het eerste vrije
gebied in Amerika" en „Viva la re-
volucion socialista" en „Proletarios
de todos los paises, unios". In het
hotel „Habana Libre" (dat „Ha
vana Hilton" heette tot aan een
revolutie die niet in de laatste
plaats tegen het suiker-imperialis-
me was gericht) zit een Braziliaan
se dame tussen Russische adviseurs,
Poolse ingenieurs en Tsjechische
agronomen. Men stelt mij voor:
mevrouw Juliao. Of ik de groeten
wil doen aan haar man.
In de onbeschaamd groene sui
kergordel van de Braziliaanse staat
Pernambuco spreekt de advocaat
Francisco Juliao tot een groep riet
snijders. Zij zijn analfabeet, ik ver
sta geen Portugees. Maar dat ver
hindert ons niet het woord „revolu-
ciao" te begrijpen. Achter dat
woord beiert een kerkklok. Er wordt
een kind begraven. In de suikerge-
bieden van noordoost-Brazilië ster
ven 46.3 procent van alle kinderen
binnen een jaar na hun geboorte.
Hun vaders, de rietsnijders, ver
dienen 240 cruzeiros per dag. In
eten vertaald betekent dat: twee ki
lo bonen. De kinderen die niet ster
ven, hebben soms ingevallen borst
kassen en opgezwollen buiken. De
plantage-eigenaars hebben daaren
tegen pistolen. Terug in Recife be
stel ik een koffie, doe er suiker in,
krijg de indruk dat de koffie daar
door niet zoeter maar bitterder
wordt. Sterker nog: zij smaakt naar
drek.
revolutionairen van links willen de
moerassige voedingsbodem voor de
revolutie niet door hervormingen
gesaneerd zien.
In het concert tegen de moderne
hervormers zullen zich ook Noord-
Amerikaanse stemmen doen horen:
sommige ondernemers die de voor
keur aan de snelle dollar geven.
Kennedy mag de staalindustrie een
onvergetelijke tik op de vingers
hebben gegeven, hij is nog niet zo
ver dat hij zakelijke belangen on
dergeschikt kan maken aan de na
tionale en die van de vrije wereld.
En als hij dat soms toch mocht
denken, ach, een. beurskrach is snel
gemaakt.
Als men de snelheid ziet waarmee
de revoluties in Latijns-Amerika
naderen en de traagheid waarmee
erop gereageerd wordt, dan houdt
men zün hart vast voor de Allianza
dan vreest men dat deze ontzaglijke
onderneming misschien te laat van
start is gegaan. Men zou haast
hoopgevender aspecten vergeten.
Frondizi mag van de wagen geval
len zijn, hervormers als Bétancourt
RevolutieOntwaaktverworpenen der aarde
Cubaanse arbeiders zingen het lied dat nergens ter wereld zo
vaak wordt gehoord als in Havanna: de ..Internationale Castro
heeft geen miljoenen-leger om zijn revolutie te exploiteren. Maar
Radio-Havanna vraagt dagelijks een ander legioen om op te
staan: de miljoenen hongerigen. werklozen, landlozen, en ge'èx-
ploiteerden op het Latijns-Amerikaanse continent.
Zola
Men hoeft geen politiek ziener te
zijn om op te merken dat er uit
eindelijk veel meer rietsnijders met
kapmessen zijn dan planters met
pistolen. En wat voor de suikerlan-
den in Pernambuco geldt, gaat op
voor het hele half-continent. Tussen
Patagonië en de Rio Grande buk
ken nog veel dagloners, mijn
werkers, landloze boeren, het stede
lijk sub-proletariaat, de hongerigen,
ongeletterden en vernederden voor
de oligarchieën, de grootgrondbe
zitters, de mijneigenaren, de geves
tigde belangen, de „honderd fami
lies", voor een archaisch kapitalis
me van een barbaarsheid en een
ondoelmatigheid, die Europa alleen
nog uit de boeken van Zola en
Dickens kent. Het is een klassieke
pre-revolutionaire situatie.
Wat er In Latijns-Amerika ook
onzeker mag zijn, een ding staat
vast: zo gaat het niet veel langer.
Er komt verandering, het alterna
tief is slechts goedschiks of kwaad
schiks. Hoe het kwaadschiks kan
heeft Castro bewezen: door revolu
tie.
Die revolutie was niet de roman
tische zege van de baardige guer
rilla's uit de Sierre Maestre. De
man die uit de berken kwam, was
een utopist. Pas sinds hij zich de
marxistische-leninistische discipline
heeft aangemeten, is de Cubaanse
revolutie werkelijk begonnen, de
vernietiging van de bestaande
structuur eerst, de bouw van een
nieuwe, andere maatschappij ver
volgens.
Adembenemend
Of goedschikse veranderingen
nog mogelijk zijn, is de vraag, maar
aan een stoutmoedige poging man
keert het met: Kennedy's „Allianza
para el progresso", het inter-Ame-
rikaanse Verbond voor de vooruit
gang. Het is een in opzet en om
vang zo adembenemend project, dat
het plan Marshall er eenvoudig bij
in het niet verzinkt. De V.S. en 20
Latijns-Amerikaanse landen heb
ben zich aaneengesloten om een so
ciale revolutie teweeg ts brengen in
Latijns-Amerika door een pro
ces van hervormingen en economi
sche ontwikkeling.
In de komende twintig jaar
zal er 360 miljard gulden aan uit
gegeven worden, 75 miljard komen
uit de VS De alliantie heeft zich
verplicht tot: economische groei
met tenminste 2.5 procent per
hoofd van de bevolking, gelijkma
tiger verdeling van de nationale
rijkdom, agrarische hervorming,
belastinghervorming, wegvagen van
het analfabetisme, verlenging van
de gemiddelde levensduur met vyf
jaar.
Men hoeft niet tot diegenen te
behoren die voor iedere oplossing
een probleem hebben, om te verble
ken bij de gedachte dat het plan
in zijn reusachtigheid alleen nog
overtroffen zal worden door de ob
stakels waarop het zal stuiten. Een
voorbeeld: om hulp van de VS te
blijven krijgen moeten de Latijns-
Amerikaanse landen de hervormin
gen doorvoeren waartoe zij zich in
eerste aanleg verplicht hebben. Het
is een uitstekende gedachte, want
men slaat twee vliegen in een klap:
economische ontwikkeling en demo
cratisering.
Maar nu de praktijk: in vele
Zuidamerikaanse landen bestaan
de regeringen uit de heersende
klassen zelf. Men zegt dus tegen de
grootgrondbezitter: verdeel uw
grond, tegen de belasting-ontdui
kende miljonair: betaal de fiscus,
tegen de speculant: zet uw geld niet
op een geheime bankrekening in
Zwitserland maar ploeg het terug
in uw eigen economie. Men vraagt
in feite aan de oligarchie om zich
bereidwillig in het eigen vlees te
snijden op grond van het argument
dat anders revolutionairen haar
nog veel bereidwilliger de hals af
zullen snijden.
Machteloos
Het irriterende is dat Washing
ton geen macht heeft om die her
vormingen af te dwingen. Als het
werkelijk financiële hulp zou in
houden. dan heffen de heersende
klassen van Buenos Aires tot aan
Bogota een geschreeuw aan. waar
uit de traditionele kreet: „Yankee
inmenging in onze binnenlandse
aangelegenheden" tot in Moskou te
horen zal zijn. Tot in Moskou
Niet alleen de gevestigde belangen
wensen de parasitaire status quo
nog een eindweegs te rekken, ook de
„Het is in Latijns-Amerika een
minuut voor twaalf". Deze
woorden van Costa Rica's de
mocratische president José Fi-
gueres waren het sein voor een
nieuwe,- grote reportage van
onze reisredacteur, W. L. Brugs
ma. Hij startte uit Washington
voor een vijfweekse reis door
Cuba en Brazilië, twee sleutel-
gebieden in de strijd om het
half-continent dat nu twee
honderd miljoen inwoners telt
en er aan het eind van de eeuw
zeshonderd miljoen zal hebben.
President Kennedy heeft ge
zegd: „de koude oorlog kan in
Latijns-Amerika niet gewonnen
maar wel verloren worden". De
beslissende vraag is of de on
ontkoombare sociale revolutie
een gewelddadige zal worden, op
het patroon van de klassestrijd,
naar het model van Fidel Cas
tro, of dat zij langs de geleide
lijker weg van versnelde hervor
mingen zal verlopen. Die laatste
zijn het doel van de „Allianza
para el progresso", het inter -
Amerikaanse „Bondgenootschap
voor de vooruitgang".
Over de „Allianza" werd onze
reisredacteur in Washington
voorgelicht door president Ken
nedy's persoonlijk adviseur Ar
thur D. Schlesinger.
In Cuba zag hij de concurren
tie aan het werk: Fidel Castro's
neo-communisme. Hij had er
een urenlang gesprek met Bias
Roca, de leider van Cuba's com
munistische partij.
In Brazilië reisde hij door het
noordoosten, de „vijfhoek" van
de droogte waarin 23 miljoen
mensen in een staat van per
manente semi-hongersnood le
ven. De Allianza beschouwt de
ontwikkeling van dit gebied als
haar dringendste opgave. Caè-
tro's Braziliaanse aanhanger,
Francisco Juliao, probeert de
landloze boeren en in halve sla
vernij levende arbeiders op de
suikerplantages te mobiliseren
voor een directe revolutie. In
deze eerste ronde van de strijd
tussen hervormingen en revolu
tie gaat het om Brazilië zelf, dat
de helft van Zuid-Amerika be
slaat.
Onze reisredacteur heeft deze
reportage waarvan wij van
daag het eerste artikel publice
ren omschreven als de moei
lijkste, boeiendste en onthul-
lendste die hij heeft gemaakt in
de acht jaar waarin hij voor
onze bladen om de wereld reist.
OP DE BOEKENMARKT
in Venezuela. Figueres in Costa Ri
ca zitten nog in het zadel, de Bra
ziliaanse democratie functioneert
nog.
Men mag aan de Latijns-Ameri
kaanse democratieën geen Neder
landse maatstaven aanleggen. In
landen waar de klasse-conflicten zo
fundamenteel zijn dat zij niet door
compromissen kunnen worden be
slecht, is een werkelijke parlemen
taire democratie onmogelijk. In
zulke landen is zelfs een schijn-de-
mocratie, een democratische facade
al beter dan niets.
Smalle IV
:eg
Op het Latijns-Amerikaanse
half-continent zijn de Franse, de
industriële en de oktober-revolutie
tegelijkertijd aan de beurt. Met de
bijbenorende contra-revolutionaire
krachten, de heersende klassen, een
groot deel van de kerk, een nog
groter deel van de legers. Als een
van die krachten het wint in
Cuba de revolutie, in Argentinië de
contra-revolutie dan kan zo'n
land voorlopig afgeschreven wor
den. Houden zij elkaar in balans,
zoals in Brazilië, dan blijft er op de
rug van kracht en tegenkracht een
smal pad over, soms haast
het scherp van een scheermes,
waarover de hervormers voetje voor
voetje voorwaarts kunnen gaan, de
sociale en economische basis kun
nen leggen voor een nieuwe politie
ke structuur. Daarin ligt de enige
kans voor de Allianza. In Washing
ton brandende lichten in de kanto
ren van de Allianza langer dan die
in het Pentagon.
Als men Kennedy's medewerkers
vraagt of de Allianza zal slagen,
dan is er het overtuigend wanho
pige antwoord: „Er is maar een re
den waarom zy zal slagen: zij moet
slagen". Het is waar: ah de Allian
za faalt, dan staan er in Latijns-
Amerika een serie woedeuitbarstin
gen voor de deur, die, net als de
Cubaanse, tenslotte maar een kant
uit zullen kunnen: die \an Marx en
Lenin. Een communistische triomf
waaraan het Rode Leger nu eens
geen deel zou hebben gehad.
J. W. Holsbergen. „Een koppel
spreeuwen". De Bezige By
Amsterdam 1961. LRP.
Jan Willem Holsbergen is iemand
met velerlei ambachten volgens de
korte levensbeschrijving op de ach
terzijde van zijn boek. Wat betreft
het schrijversberoep en daar
hebben wij hier toch maar mee te
maken! hij is begonnen met zelf
geïllustreerde kinderverhalen in de
NRC te publiceren. Het titelverhaal
uit deze bundel heeft in het literai
re maandblad „Podium" gestaan.
In 1958 is er een roman van hem
verschenen genaamd „De Hand
schoenen van het Verraad", waar
bij de kritiek is gekomen tot verge
lijkingen met Elsschot, Nescio en
Van Schendel. Voorwaar geen ge
ringe namen in verband met een
debuut. Hoe het evenwel mogelijk
is dat iemands werk verwantschap
zou kunnen vertonen met drie zo
volkomen verschillende auteurs, zal
voor mij een raadsel blijven. Doch
wij kunnen dit Holsbergen niet
verwijten. Hij noemt zich „hard
nekkig een dilettant" vermeldt de
zelfde bron, zodat men kan aanne
men, dat hij een bescheiden per
soon is.
De verhalen in de bundel „Een
koppel spreeuwen" samengebracht,
zijn van zeer verschillend gehalte.
Een persoonlijke visie kan deze
schrijver stellig niet ontzegd wor
den. Ook schrijft hij een eigen, wat
kortademige stijl. Maar deze ver
halen hebben iets tweeslachtigs. De
meeste vinden hun grondslag in de
realiteit van het menselijk bestaan,
maar zij maken de indruk alsof de
schrijver het noodzakelijk heeft ge
vonden er vooral een dosis moder
ne absurditeit aan toe te voegen.
Zo bijvoorbeeld het eerste verhaal
..De Meubelmakers gaan niet naar
de Dierentuin". Het is een tragisch
beeld van een begrafenis in het
laatste oorlogsjaar en als zodanig
geslaagd. Wat evenwel die titel, die
nog enige malen aan het slot her
haald wordt, met het geheel te ma
ken heeft, vermag ik niet te bevroe
den en ik voel er ook niet voor een
gezicht te trekken alsof ik dat wel
doe. De kosmische werking van de
woorden „meubelmakers' 'en „die
rentuin" ontgaat mij. Met dit pro
bleem zit ik in vele van Holsbergens
verhalen: het oplossen van raad
sels, die bedoeld zijn niet opgelost
te worden aangezien enige essen
tialia zijn weggelaten, lukt mij
nooit.
Werkelijk volledig is het verhaal
„Ma Cabane au Canada". De sym
boliek van dit verhaal laat niet de
minste twijfel. Het laatste „Bacchus
bekeerd" heeft niets geheimzinnigs;
is een amusante griezelanecdote.
Willem Brakman. „De weg
naar Huis". Querido. Amster
dam 1962.
Aan de verhalen van Willem
Brakman men herinnere zich
zijn romans „Een Winterreis" en
„Die ene Mens" is niets onbe
grijpelijks: het zijn de jeugdherin
neringen van een modern mens, dat
weet waar hem de kneep zit als een
wezen ongelukkig is. Want ongeluk
kig is de sensitieve jongen die, zo
als het vele gevoelige kinderen ver
gaat, een hondeleven heeft op de
gemiddelde lagere school in de der
tiger jaren. Het is het kind dat
eenzaam is temidden van de fami
lie en bang is voor zijn medemens,
omdat hij altijd verkeerd reageert.
Het is de jongen met de schuldge-'
voelens van zijn eerste erotische er
varingen, zijn vrees voor ontdek
king en zijn verwarring om de da
den van de volwassenen. En ten
slotte worden wij geconfronteerd
met de jonge dokter Wunnemeiden,
die werkt in het sanatorium voor
geesteszieken, vergeefs verliefd is op
de verpleegster Tineke, geen oplos
sing vindt in een gesprek met zijn
oudere collega-psychiater en einde
lijk niet de onthullende droom
waarin hij zijn vader gaat begra
ven.
Volgens deze gegevens is hier een
zeer menselijk geval beschreven,
een geval zoals er vele zijn. Het is
de jongen, die zich niet kan aan
passen en alleen warmte en be
scherming vindt bij de vaderfiguur.
Doch hij moet zich van deze vader
losmaken om zichzelf te kunnen
worden. Nogmaals een modern pro
bleem. Het uitzonderlijke en daar
om boeiende in Brakmans werk is
dat hij zijn figuur op zijn reële
plaats in de samenleving zet. Hij
laat zijn sujetten dingen zeggen, die
dienen als demonstratie van hun
wezen of opmerkingen maken, waar
een denkproces aan ten grondslag
heeft gelegen. Brakman vult zijn
boek niet op met kwasi-diepzinnige
tafrelen en meer van dergelijke
modeartikelen. Zijn mens is een
authentiek mens en daarom is zijn
werk zo de moeite van het lezen
waard.
CLARA EGGINK
HervormingenDeze boeren hebben al weken bijna
niet meer gegeten. Op hun kleine lapjes grond om Sertania in het
dorre noordoosten van Brazilië was een jaar geen regen gevallen.
Nu kunnen zij een half jaar aan de wegen gaan werken in het
onafzienbare „nordeste" waar Brazilianen en Amerikanen aan
een grootscheeps ontwikkelingsprogram zijn begonnen. Maar
ontwikkeling vraagt tijd cn geduld. En tijd en geduld worden
schaars in Latijns-Amerika.
De Amerikaanse schrijver
Vance Packard, die be
kend werd door zijn boek
je „De verborgen verleiders",
heeft het menselijk gedrag weer
van een andere zijde onder de
loep genomen in een geschrift
dat zich bezig houdt met het
menselijk zoeken naar stand en
prestige. In „De Status-zoekers"
laat de schrijver ons een beeld
zien van de moderne mens, die
op velerlei wijze probeert zijn
stand op te houden en op te
voeren. Allerlei aspecten van ons
menselijk gedrag worden door
Vance Packard op scherpzinnige
wijze doorgelicht. Ook het ker
kelijk leven in Amerika blijft
niet buiten schot in het boek
over de status-zoekers. De
schrijver gaf zijn sociologisch-
psychologisehe doorlichting van
het Amerikaanse kerkelijke le
ven tot titel „De lange weg van
breekt iets door van een ver
antwoordelijkheidsbesef voor wie
niet tot de eigen groep behoren.
De schrijver beziet het mense
lijk verschijnsel van het zoeken
van de eigen kring met een ze
kere nuchterheid, maar stelt
aan het slot van zijn hoofdstuk
toch de wel zeer scherpe vraag:
„Moet men zijn geloof belijden
in een gemeenschap, die toch
eigenlijk de spot drijft met één
van de centrale waarden van
het christelijk geloof: de men
selijke broederschap"?
Het is een heilzaam verschijn
sel wanneer sociologen en psy
chologen hun verhelderend licht
op de verschillende terreinen
van de menselijke samenleving
willen laten schijnen. Het is
goed dat daarbij voor het gees-
ties, die op touw gezet worden
zullen wij ons moeten afvragen:
geschieden zij om ons eigen
geestelijke leven weer een zeke
re status in de wereld te geven
of getuigen zij van de bereid
heid tot dienstvaardigheid in
Naam van Hem, die zonder
staat Zijn weg over deze aarde
ging. Als wij hierover gaan na
denken, brengt de door Vance
Packard aan de orde gestelde
vraag ons tot een dieper bezin
nen op de waarden waaruit wij
zelf ons leven opbouwen. Is ook
onze levensweg in zekere zin
niet dikwijls een weg van Pink
steren tot prestige-leven? Dan
gevoelen wij dat de kritiek op de
kerkelijke levensvormen paral
lel loopt aan een kritisch bezien
van onze eigen opvattingen. Wij
hebben pas samen Pinksteren
gevierd, maar het is niet denk
beeldig dat wij bij scherpe zelf-
Pinksteren naar de Episcopaal
se kerk". De laatstgenoemde
kerk is volgens de schrijver een
kerk, die wel duidelijk samen
hang vertoont met een zeer uit
gesproken klasse-bewustzijn
van de leden. Maar wat daar
heel nadrukkelijk aan het licht
komt, ontbreekt ook elders niet
altijd. En zo vraagt de schrijver
zich af hoe het toch wel moge
lijk is geweest dat de gemeen
schap, die geboren werd uit het
bezielende Pinksterfeest bij haar
gang door de geschiedenis zo
veel merktekenen aan zich kon
krijgen van het status-zoeken.
Zeker, er is in Amerika een
bloeiend kerkelijk leven, maar
goeddeels neemt men aan de di
verse activiteiten deel vanuit het
besef, dat men zo iets doet wat
past bij fatsoenlijke en respec
tabele lieden. Ook in het ker
kelijk leven komt men zelden
buiten het eigen kringetje en
telijke en kerkelijke leven geen
uitzondering wordt gemaakt:
heilige huisjes, die niet werke
lijk heilig zijn kunnen beter
opgeruimd worden. Mensen, wie
het kerkelijke leven ter harte
gaat moeten niet te benauwd
zijn. dat openhartige kritiek te
veel zal schaden. Natuurlijk zul
len er mensen zijn, die ook in
het geschrift van Vance Pac
kard een wapen zullen vinden
om de kerk te helpen afbreken.
Het komt ons echter voor dat
verheldering van de situatie
mits positief gericht alleen
maar heilzaam kan zijn voor de
toekomst.
Christelijke kerken niet al
leen in Amerika zullen zich
moeten bezinnen op die slot
vraag over de verhouding van
de feitelijke gemeenschapsvor
men in eigen kring èn de predi
king der naastenliefde. Bij al
lerlei nieuwe activiteiten en ac-
analyse ontdekken dat wij al
weer druk bezig zyn met het
handhaven van ons prestige: in
eigen kring, op de verschillende
terreinen van het leven. Ja, het
geeft ons veel te denken dat
thema van Pinksteren tot
prestige-kerk". vooral als wy in
onze overdenking Hem ontmoe
ten die sprak: „Dan zal de Ko
ning tot hen, die aan zijn rech
terhand zyn zeggen: „Want ik
heb honger geleden en gij hebt
Mij te eten gegeven. Ik heb
dorst geleden en gü hebt Mij
te drinken gegeven. Ik ben
naakt geweest en gij hebt mij
gekleed
Dr. S. L. Verheus,
doopsgezind predikant te
Leiden.
Foto: Meester van Alkmaar,
De zeven werken van Barmhar
tigheid (1504» Het spijzigen van
de hongerigen.