LEGER KLAAGT OVER
HOUDING „THUISFRON'
Een dag bij zomaar een opleiding van zomaar eeit onderdeel
Het waaromligt in dienst
niet altijd voor het grijpen...
vj
jericht 1 maart 1860
Zaterdag 2 juni 1962
Vijfde blad no. 30668
werden slechts massale acties on
dernomen. Iedereen moest precies
In de lijn blijven, rijden en han
delen, zoals hem dat nauwkeurig
was ingepompt. Deed hij dat niet,
dan was de formatie verbroken.
Tegenwoordig handelt de militair
meer op eigen initiatief. Hij moet
zelfstandiger zijn. Hij moet soms
voor zichzelf beslissingen kunnen
nemen.
Discipline
Maar toch: nog steeds is strakke
discipline het kenmerk van de
militaire samenleving. En onvoor
waardelijke gehoorzaamheid is het
hart van elke discipline. „Zelfs in
schijnbaar nietige zaken", zoals
het in de Krijgstucht staat.
Een sprekend voorbeeld.
Een huzaar, die zich staat aan
te kleden, krijgt ineens toegebe
ten: „Haal jij eens twee flesjes
voor mü".
„Maar ritmeester, ik moet
mUn broek nog aantrekken".
„Hoe lang heb Je nodig?"
„Tien minuten, ritmeester".
„Je krijgt er vyf".
Binnen vijf minuten stonden de
flesjes op tafel!
We zouden er zo heel wat meer
kunnen noemen. Het wemelt van
dergelijke voorvalletjes in de mi
litaire dienst. Omdat uiterlijke
discipline innerlijke kweekt, zegt
men.
Daarom moeten de „wolletjes"
op de kribben uniform gevouwen
z{jn.
Daarom moet de militair in de
puntjes gekleed zijn als hij de ka
zerne verlaat.
Daarom moet zijn koper gepoetst
zijn.
Daarom moet hij hollen, als de
luitenant iets nodig heeft of de
ritmeester met zijn vingers knipt.
W aarom
En de militair neemt het. Niet
omdat hij slaafs is. Ook niet om
dat hij bang is voor de strenge
bepalingen van de krijgstucht.
Echt niet alleen, omdat het moet.
Maar ook, omdat hij het waar
om heeft leren begrijpen. Hij weet
het meestal niet als hij komt. Zo
als hij zoveel niet weet en begrijpt.
Veelal heeft hij niet eens benul
van de vrijheid, welke de grond
slag vormt van 'n democratie. Heel
vaak heeft hij niet de minste no
tie van ons staatsbestel. Hoe kan
hij dan iets weten en begrijpen
van de starre structuur en het
wezen van de militaire hierachie?
Dat leert hij pas in de voorlich
ting, die hem op brede basis wordt
gegeven. Die mag hij niet passief
ondergaan, hij moet bij» tijd en
wijle vragen stellen.
„De gekste vragen komen soms
los", vertelt ritmeester Storimans.
„Over alles en nog wat. Maar je
merkt daarbij wel. dat ze langza
merhand gaan begrijpen, waarom
ze hier zijn en waarom ze hier
zó zijn.
Maar ze eisen wel strikte recht
vaardigheid. De Nederlandse mili
tair is een goed militair. Je kan
hem alles laten doen en hij wil
de grootste teleurstellingen slik
ken. als hij maar weet, dat hij
rechtvaardig behandeld wordt. Hij
moet voelen, dat je achter hem
staat. Daarom ook besteed ik zo
veel tijd aan personeelszaken. Hun
moeilijkheden zijn de onze. Ge
loof mij, het is een boeiend vak".
Maar tóch ook moeilijk. Zoiets komt
wel even tot uiting als de jongens
„op rapport" komen. Dan mogen
zij hun schriftelijk Ingediende
verzoeken mondeling toelichten.
Er kunnen allerlei omstandighe
den zijn, waardoor de aanwezig
heid thuis dringend gewenst Is.
Waar even mogelijk wordt zo'n
verzoek toegestaan.
Maar zijn die omstandigheden
altijd zo dringend?
En in hoeverre botst een wel
willende beschikking met de be
langen van de dienst, die toch ook
zwaar kunnen tellen?
Van de commanderend officier
vraagt het een voortdurend wikken
en wegen. Hij moet naar beste
vermogen beslissen.
Van de stram afmarcherende
militairen wordt echter verwacht,
dat hij „begrip" kan opbrengen als
die beslissing in zijn nadeel is uit
gevallen.
Zou het altijd lukken? Wij wa
gen het te betwijfelen. Ondanks
alle voorlichting. Ook een militair
is niets menselijks vreemd. Het
zijn toch onze eigen zonen.
Als ook de burgerij dat nu maar
eens volledig kon - en wilde - be-
PUP»»
Tweede luitenant B. de Jong door een toelage in staat in zijn vrije tijd Duits te studeren)
I verklaart met veel enthousiasme aan de vol belangstelling luisterende jonge huzaren, hoe zij
i de radio in een tank moeten bedienen.
Minder spectaculair is het oefenen in de „droge" tankkoepel in een van de leslokalen.
Steeds maar weer herhalen van de handgrepen en bewegingen die moeten volgen op één van
de twaalf vuurbevelen, die ook in werkelijkheid kunnen klinken.
Tijdens de veldoefeningen zijn het pure infanteristen. Veel lopen, en weinig slapen. De kleine
shelter vormt de enige behuizing in het bivak. B\j het slapen bedekt slechts een dun zeiltje d
grond. Maar het eten smaakt er beslist niet minder om.
De kolossale Centurion-tanks boezemen de jongens geen ontzag meer in. Zij gaan er bijna
dagelijks mee om. Hier ziet men hen tijdens een schietoefening. Het is wel met kleine op
de loop gemonteerde geweertjes, maar daarvoor worden precies dezelfde handelingen ver
eist. als bii echte aranaten.
(Van een onzer redacteuren)
„Ze demonstreren in Amsterdam wèl tegen atoombommen.
Maar waarom ontketenen ze geen actie om de Nederlands?
tvolking ertoe te bewegen wat minder te reizen op vrijdag-
7ond? Dan zouden onze dienstplichtige jongens wat eerder naar
lis kunnen dan nu op zaterdagmorgen. En dat zit hen enorm
Dog", zei de ritmeester van de cavalerie.
Vorige week kwam er een huzaar verontwaardigd bij mij. Hij was
een trein opgestaan voor een dame. Maar ze weigerde bruusk de
ingeboden zitplaats. Ze zeidat ze niet wilde zittenwaar een militair
id gezetenvertélde de luitenant.
Tankherkenning is een
belangrijk vak. Het is
noodzakelijk, dat een
huzaar met één oogop
slag kan zien of hij met
een vijand of een eigen
tank te maken heeft.
Maar hoe noodzakelijk
ook, de lessen zijn niet
spectaculair.
Dat bracht een vin
dingrijke onder-officier
ertoe de onderdelen van
een tank te vergelijken
met de meer bekende
ledematen van Brigitte
Bardot. Het is de aan
dacht voor de vertelde
beslist ten goede ge
komen!
Maar tegenover de wel spec
taculaire facetten van deze oplei
ding staan ook de minder aange
name kanten.
Ritmeester L. P. J. Storimans,
die er het commando over voert,
vertelde ons, dat het wezen van
de militaire opleiding een gron
dige wijziging heeft ondergaan.
Zeker in zyn wapen. Vroeger, toen
de cavalerie nog te paard zat,
Twee verwijten. Twee hartekre-
jn. Uit veel meer, die wij hoorden,
len we „zomaar een dag, bij zo-
laar een opleiding van zomaar een
iderdeel" doorbrachten. Waarmee
ij beslist niets denigrerends be-
selen jegens onze cavaleristische
istheren.
Maar we hadden ook ergens an-
ers kunnen binnenstappen dan in
e Amersfoortse Prins Bernhard
iazerne, waar schutters en laders
oor onze tanks worden opgeleid,
ij vormen de helft van de tank-
emanning. Naast hen zitten er
ok nog een commandant en een
hauffeur in zo'n stalen monster,
en van de opvolgers van de edele
iervoeter, die vroeger de cavale-
ist diende.
WU stapten dus by de opleiding
an de schutters en laders binnen,
naar we nemen aan, dat we elders
in elke kazerne - gelijke geluiden
ladden kunnen opvangen.
Het Nederlandse leger is niet
nthousiast over het begrip van
let „thuisfront". Het kan niet be-
;rüpen, waarom er niet meer
rarmte en genegenheid kan wor-
len opgebracht voor de eigen zoon,
lie meer dan anderhalf jaar van
jen mooie tyd in hun leven moe-
en opofferen.
Offer
Want iedere jongen moet bij het
lantrekken van 's Konings wapen-
ok een offer brengen, al is dit
literaard voor de een zwaarder
lan voor de ander. Toch merkt
nen dat nauwelijks, wanneer men
le jongens van naby gadeslaat. Ze
schikken zich met eigenlijk ver
assende blijmoedigheid in het on
vermijdelijke. Vanzelfsprekend kan
een enkele wanklank niet uitblij
ven. Maar het is een uitzondering.
De geest is goed, dat staat voor
ons vast.
!We hebben het gezien by het
Streng gereglementeerde „Indiaan
tje spelen", dat de voortgezette
Infanterie-opleiding heet. De pe
lotons lopen elkaar als het ware te
verdringen op 't relatief kleine stuk
grond, dat daartoe ter beschikking
'staat. Maar nog altyd groot ge
noeg om de jongens dagenlang in
het veld te houden. Met weinig
slaap op de harde, koude grond in
kleine ongemakkeiyke shelters.
Vele kilometers worden er gelopen,
overdag en 's nachts. Maar ze
geven het niet goed op. Ondanks
vermoeidheid en blaren zetten ze
door. Omdat deze oefeningen ap
pelleren op het padvindersachtige,
dat toch in iedere rechtgeaarde
vendien: „Het eten is goed, myn-
Nederlandse jongen schuilt. En bo-
heer. En zaterdag gaan we weer
naar huis!".
We zagen het ook by de radio-
lessen. waar ze dan nog wel wat
onwennig, maar toch geïnteres
seerd zaten te kyken naar de in
gewikkelde en kostbare appara-
turen, die ze voor zich hadden
staan. Het was weer eens wat an-
En welke jongeman zou het
niet leuk vinden om op of in een
30 tons Cent.uriontank te jakke
ren over de betonbanen van het
prachtige park, dat buiten Amers
foort speciaal voor dit doel werd
aangelegd? Of te schieten met zo'n
tank?
Nu is er voor dat schieten (in
een enorme zandkuilop de loop
van het kanon een klein geweer
tje gemonteerd, dat wel precies
dezelfde handelingen vereist, maar
alleen een heel wat minder spec
taculair effect sorteert dan het
schieten met echte granaten. Dat
spaart kosten. Een tankgranaat
kost nog altyd 300 tot 400 gulden.
En een man moet zo'n duizend
keer schieten voor hy kan zeggen,
dat hy zyn taak naar behoren
kan vervullen. Bij een tankge
vecht is het immers „hy of ju".
Daarom moet een schot raak zyn.
Er wordt gestreefd naar een tref
fer binnen tien seconden, nadat
de vyand onderkend is. Dat kan.
Maar alleen als iedereen blinde
lings reageert op een van de
twaalf vuurbevelen, die er be
staan.
Daarom ook kan men niet vol
staan met alleen de steeds her
haalde oefeningen in de „droge"
tankkoepel in een van de gebou
wen. Zelfs het schieten met het
gemonteerde geweertje kan niet
voldoende zijn. Iedere man schiet
in zyn opleiding dan ook zo'n
honderd echte granaten af. Per
jaar worden er ongeveer 350 man
opgeleid.
Een kostbare geschiedenis? In
derdaad. Maar wat zouden onze
tanks, die per stuk toch een kwart
miljoen gulden hebben gekost,
waard zyn, wanneer ze niet met
geoefende manschappen bemand
kunnen worden?
Het schilderwerk links
laat zien, hoe de cava
lerie meer dan een eeuw
is geweest. In vaak
schilderachtige unifor
men hoog te paard ge
zeten. Huzaren, dragon
ders kurassiers. Hun tij
den zijn echter voorbij,
naam „huzaren" mag
gebleven zijn, hun trou
we dieren hebben plaats
moeten maken voor
middelen van onze tijd.
Reeds voor de tweede
wereldoorlog kende ons
leger eskadrons pant
serwagens en enkele
tanks. De radicale wij
ziging, die dus toen
reeds ivas ingezet, werd
na de oorlog voltooid.
Nu ziet de cavalerie er
uit als hieronder. Be
slist veel minder ro
mantisch, al was de ro
mantiek van vroeger
ook vaak maar schijn.
ders. En dan, iedereen kan toch
begrijpen, dat elk lid van een
tankbemanning de radio moet
kunnen bedienen. Daar is men
immers op aangewezen.
En het schünt al moeiiyk ge
noeg te zyn om dat met de huidi
ge diensttyd vol te houden!