OP ZOEK NAAR STILTE
Kom er
ACHT-er
„Afwikkeling''1 uiterst
moeilijke partijfase
Magnifiek wapen in
liet spel: GAPEN
Wie is er nu gelukkiger?...
KIJKJES IN DE NATUUR
door Sjouke van der Zee
Onze schaakrubriek
Kom er ACHT-er
I
i
il
1
V
i
iiii
m
ff
HU
f/
i
11
I
i A
5
a i a
-A
i
1
1
1
1
ff
a
A
i
A
1
Jgp
B
1
4
1
1
A
4 1
a
I
A
Zaterdag 21 april 1962
Pagina 4
ONLANGS op een morgen ben ik zomaar eens wat aan 't zwerven
gegaan, zonder vast plan, gedreven door een opwelling. Dat kwam,
doordat ik een boek had gelezen, waarvan het eerste hoofdstuk bg
mij zo direct en dadelijk in de roos had geschoten, dat ik onmiddellijk,
stante pede, het bewüs wilde hebben, dat de schrgver het btf 't juiste eind
heeft in dat eerste hoofdstuk, waarin hjj het over stilte heeft. „Wat de
stilte ons te zeggen heeft", ze begint dat boek, geschreven door Bert Gart-
hoff, verschenen bij uitg. Ploegsma, getiteld „Zomaar wat zwerven".
Niet, dat ik een boek of iemand of wat dan ook nodig heb om me te
bewegen, erop uit te trekken en dat zeker niet op een voorjaarsdag. Maar
als een goeie kennis tegen je zegt: „Ik ga morgenochtend vroeg er op uit,
er zijn kieviten en ik weet waar korhoenders zijn", dan zeg je „Ja graag"
en je bent present. Nu, zo ongeveer zegt Garthoff het bok tegen zijn lezers
en wel op zo'n manier, dat ze hun jas aantrekken en hun spullen bij
elkaar pakken en naar buiten trekken, in de hoop, dat ztf die bewuste
stilte ook kunnen horen en ook kunnen zien hoe schoon lelijk weer wel
kan zijn".
glimmende bromfiets. Hëé, dacht ik,
„wel een vervelend geluid in de
stad, maar storen hier? Nee, dat
toch niet. Het werd opgevangen
tussen de bosjes, de struiken, het
stierf weg naar de straatweg.
Maar het hondje van het erf had
me gesignaleerd. Met gerichte oor
tjes wachtte het me op, kefte zich
hees en week met een grote boog
uit naar het weiland. Nog een hele
tijd vergezelde zijn schelden me,
totdat hij een buurhondje ontdek
te, waar hij met opgericht trillend
staartje zijn opwachting ging ma
ken
Zo ging het mij tenminste. Het
weer was niet lelijk, ook niet
nchoon, maar het was wel
koud, hoewel de kalénder de 21e
maart al was gepasseerd. Een heel
eind reed ik, zo ver mogelijk buiten
de stad, die, al was het zondag, me
toch nog te levendig en te lawaaiig
was.
En toen stond ik in de stilte, de
buitenstilte uit dat boek. Die stilte
met toch zoveel geluiden om je
heen, dat je er stil van wordt. Dit
klinkt paradoxaal en het is Gart
hoff, die wel meer van die para
doxen lanceert, maar een feit is
het, dat de stilte juist leeft bij de
gratie van de kleine geluiden om
ons heen.
Want tien ik m'n eerste land
weggetje inwandelde, was het er
werkelijk zo stil, dat ik een hele
boel fijne stemmen kon horen. Daar
was allereerst het dunne geprevel
van een roodborst, Ik zag hem zit
ten in een struik boven een warre-
lige hoop takken, die aan een wei-
landrand was neergelegd.
Want voorjaar betekent snoeisei-
zoen en dan liggen er overal van
die versgesneden takken opgesta
peld, fijne takken met zuiver ge
vormde knoppen.
Meteen werd ik mij bewust, dat
ik op ditzelfde plekje al eens
eerder had gestaan en dat, in
precies dezelfde struiken dezelfde
roodborst (of was 't er een uit zijn
nakroost?) een jaar geleden had
zitten zingen. Wat een trouw aan
een eenmaal gekomen territorium!
Want dat er ergens in die takken
een roodborstnest in aanbouw was,
waarboven dit mooi gekleurde man
netje zijn waarschuwingen zat te
verkopen aan indringers-soortgeno
ten, dat stond voor mij als een paal
boven water.
Achter een glooiend esland, don
kerbruin opengeploegd, naast een
heerlijk groen weiland, lagen een
paar boerderijen.
Het was er op z'n zondags. Het
wagenpark stond „kant" onder de
doorrit, het gereedschap rustte. De
boerin gluurde door de ruitjes naar
de vreemde snuiter, die op dit on
gewone uur deze ongewone paden
zocht. Ik kon aan haar zien, dat
ze me door het volgende raam zou
nakijken, als ik gepasseerd was.
Een boerenzoon op z'n zondags,
knorde het erf af op een glans-
ladder wedstrijd
cv
Dr. Tarrasch heeft eens ge-
xegd, dat er niets moeilijker is
dan een gewonnen schaak
partij ook inderdaad te winnen.
Met deze uitspraak begint
de inleiding tot het zo juist ver- 1
schenen tiende deeltje van de
serie in „Het Middenspel"
door dr. M. Euwe en H.
Kramer.
In dit deeltje wordt „de afwikke
ling" besproken. „De vraag waar
het bij de afwikkeling om gaat is:
Wanneer is ruil van stukken of van
één bepaald stuk relatief het gun
stigst? In een viertal hoofdstukken
wordt met talrijk© voorbeelden uit
de praktijk dit zo belangrijke on
derwerp uitvoerig en instructief be
handeld. Het behoeft geen betoog
hoe waardevol de bestudering van
deze fase van de schaakpartij voor
de meer geoefende speler is. Met
veel doorzettingsvermogen, inspan
ning en tijd kan een ijverige
schaakstudent het een heel eind
brengen in de kennis van de ope
ningen, Maar dan komt het op
eigen kracht, aan. En dan is inzicht
en routine van het grootste belang.
LOMBARDY-FISCHER
Een van de 58 voorbeelden tilt het
boven genoemde boekje laten we
hieronder volgen:
Het is een geslaagde afwikkelings.
combinatie uit de partij Lombardy-
Fischer. New York 1961.
1. geweerbeugel links ontbreekt
2. wapen op vlag
3. duim rechterhand vrouw
4. één punt meer aan het hek
5. rok vrouw ls korter
6. uitroepteken minder
7. broekbaan militair rechts
8. sluiting schoudertas rechts
W'-
m
n
Deze stelling ontstond na de zet
ten: 1. e4 c5; 2. Pf3, d6; 3. d4. cxd4;
4 Pxd4. Pf6; 5 f3, Pc6; 6. c4. e6; 7.
Pc3 Le78 Le3 0—0; 9. Pdc2. d5;
10 cxd5 exd5; il. Pxd5, Pxd5; 12.
Dxd5 Dc7; 13. Db5, Ld7; 14. Tel.
14Pc6b415. Pc2xb4. De
wi'tspeler (Lombardy) neemt de
handschoen op. Ten onrechte zoals
uit het, vervolg blijkt. 15. Dc7x
clt; 16 Le3xcl. Ld7xb5; 17. Pb4—
d5. Op deze wending had de wit-
speler zijn hoop gevestigd toen hij
zich op de afwikkeling inliet.
17Le7h4tDe eigenlijke
pointe van zwarts 14e zet. 18. g2g3.
Lb5xf 119. Thlxfl, Lh4d3. De
combinatie is geëindigd. Zwart heeft,
de kwaliteit buit gemaakt Hoewel
de tegenstander op enige compen
satie kan bogen pion en over
wicht aan terrein is dit op den
duur toch onvoldoende. We geven
het. slot van de partij in verkorte
notatie- 20. Ld2 Tac8; 21. Lc3 f5!;
22. e5 Tc5; 23. Pb4, La5; 24. a3,
Lxb4; 25 axb4. Tdö; 26. Kf2 Kf7
27. h4 Ke6; 28 Ke3. Tfc3; 29. Tgl,
Tc4; 30 Tel Txc3*; 31. bxc3. Txe5t
32. Kd2. Txel33. Kxel (Deze af
wikkeling leidt to>t een voor zwart
gewonnen pionneneindspel 33
Kd5; 34. Kd2 Kc4- 35 h5. b6; 36.
Kc2 g5: 37. h6. f4; 38 g4a5; 39.
bxa5. bxaö: 40 Kb2, a4; 41. Ka3,
Kxc3 en wit gaf op.
a b
c d e f
g
h
Wit &a-n zet. geef mat in drie zetten!
CVI
Ziezo, en nu zou ik toch de stilte
krijgen en de rust, die volgens
schrijver Garthoff overal in
ons volle Nederland nog wel te krij
gen is.
Ik stond bij een beekje, dat dun
netjes en glashelder tussen hoge
groenbemoste en bealgde oevers
voortgleed. Het water praatte heel
zacht, het pruttelde wat tegen de
stokjes en steentjes, waar hét om
heen moest, maar waar het een
sprongetje moest maken, was wer
kelijk iets als het geruis van een
watervalletje. Boven mijn hoofd
sjieperde een mees en er was aller
lei licht gerucht van snelbewegen
de vlerkjes.
Echt een beek voor een ijsvogel,
dacht ik. want die vliegende blauw
groene pijl met z'n snavel als een
priem, had ik in deze contreien
wel eens gezien. Maar nee, ijsvogels
zag ik niet. Wel wat anders.
Er staken drie reeën mijn land
weg over. Ze waren nog in grauw
bruin winterkleed, ze bemerkten me
niet en wandelden op hun dooie ge
mak naar een aangrenzend wei
land. Dat kon, omdat ik zo on
menselijk stil stond en de hele om
geving op dat ogenblik speciaal voor
mij de adem inhiejd. Dat deed ik
zelf ook, zodat ik het suizen in m'n
oren kon horen.
Wat zijn ze mooi, reeën, als ze
in volledige rust en vol vertrouwen
in een weiland hun ontbijt bij el
kaar grazen. Vertrouwen? Maar
waarom heffen ze dan bij toerbeurt
hun kop, om met natte neus en
grote oren de atmosfeer te peilen?
Heerlijk werk, om van boom tot
boom naderbij te sluipen en
je doel al dichter te naderen.
Maar dan komt er altijd wel dat
onverwachte krakje van dat ver
wenste takje. Nou, daar gingen ze
dan in volle galop, de benen ge
strekt, en ritmisch dansend de wit
te vlekken aan weerskanten van
waar een staart behoorde te zitten
Een ekster vond het te stil en
moest de geslaagde ontvluchting
toch bepaald eventjes bekrachtigen
met een harde kraakschreeuw.
Daar schoot hij zelf ook al naar
boven, naar de dichte kruinen van
een paar rijzige dennebomen. Zijn
maat, gestoord bij bodemonderzoek
in een mesthoop, stond plotseling
verstard, bereid tot een even snelle
aftocht. Mooie vogels, die zwartwitte
schelmen van 't weiland en het bos.
Ze staan terecht slecht aangeschre
ven bij zowat iedereen, maar ik zie
ze graag met hun blauwgroenglan-
zende veren en hun onverdroten
activiteit.
Dat van die stilte en zo, lezer,
liefhebber van vroeg opstaan
en zwerven, dat wist U na
tuurlijk wel. Maar als U dat nu
weer eens leest, en bekijkt door an
dermans bril, vooral een met zulke
prima glazen als Garthoff gebruikt,
dan is het werkelijk, of U een be
kende vertrouwde wereld met geheel
nieuwe ogen bekijkt. Ik vind ten
minste in zijn nieuwe boek zoveel
raakpunten met m'n eigen erva
ringen, dat ik al lezende, steeds
weer getroffen word. En steeds ge
boeid. Zo'n beschrijving b.v. van
een trein, die ergens bij een sta
tionnetje stilhoudt, wat is zo'n
beeld ons vertrouwd. Terwijl je 't
leest, steek je je hoofd buiten het
raampje en snuif je de geur op van
de witbloeiende spoordijk, hoor je
de vogelstemmen, de kwieterende
zwaluwtjes op een lijn, de spreeu
wen, die pendelen van een dak
naar een weiland.
En of U leest over het kleine
Stadje Thorn of over kermis in
Bronkhorst, over het Friese wad of
over een bloeiende bongerd (want
Garthoff voert ons het hele land
door), in alle beschrijvingen treft
U een rake typering en een scherp
scheiden van vervelende hoofdza
ken en gezellige bijzaken, alles ge
daan in de gezellige verteltrant, die
ons zo bekend is uit de zondagoch
tendpraatjes. Want Bert Garthoff
schrijft zoals hij spreekt, met
woordspelingen en gegoochel met
zinnen en uitdrukkingen, en
met een voortreffelijk gebruik van
de Nederlandse taal.
Een echt gezellig boek. Maar ook
een heel goed boek. En wie er goed
in leest, die hoort de gezellige mu
ziekjes van „Weer of geen weer"
en de Muziek (met een heel grote
letter!) er doorheen klinken.
Critici, die 4 maal 13 open kaarten in de krant zien, plegen
vaak formidabele spelers te zijn. Zien zij, dat ruitenheer bij west
zat, dan kunnen zij U haarfijn voorrekenen dat zuid had moeten
snijden maar ziet die kaart bij oost, dan tonen zij U even
zuiver aan dat zuid op een dwangpositie had moeten spelen. Ik
vind het altijd jammer, dat ik deze borreltafel-experts nooit in
de meesterklasse ontmoet het zou zo'n plezier zijn (ook voor
het bestuur en de keuzecommissie van de NBB) eindelijk weer
eens volmaakt bridge in die afdeling te zien.
de kansen dat men met elf troe
ven samen moet „slaan" of „snij
den", zijn vrijwel gelijk.
Ruitenheer
Als u denkt, dat Frits Goudsmit
de westplaats bezette en met een
geniale coup de ruitenheer ving,
hebt u het mis; FWG zat namelijk
zuid! En als zuid had hij de Ru. 2
sec zodat bij noord de Ru. Heer
sec zat; wat FWG natuurlijk op
dat moment niet zeker wist, maar
wel (door het biedverloop) ver
moedde. Vooral ook, omdat west
akelig lang ging denken of hij zou
snijden, dan wel het aas zou spelen.
Nu heeft (wijlen) Ely Culbertson
eens een verhaal geschreven, waar-
Kunt U de acht afwijkingen in de beide bovenstaande tekening! i
-inden? De juiste oplossing vindt U elders op deze pagina J
Bridgevraag dezer week:
(Zuid) Sch. H V B 9 6. Ha. A
9 8 3, Ru. B 7 3, KI. 6.
Oost gever, niemand kwets
baar parenwedstrijd. Oost
opent met 1 klaveren wat
moet zuid doen?? Antwoord
elders op deze pagina.
Zwart aan zet geeft mat in drie
zetten!
Oplossingen van de opgaven 97
t. m 106 uiterlijk 28 april aan W. H.
van der Nat. Acacialaan 25. Leider
dorp.
Nieuwe uitgaven:
Bij Van Goor Zonen. 's-Graven-
hage verschenen: „Schaken op
Reis" door Euwe en Mühring
een alleraardigst boekje, met veel
leerzaams!
„Praktische Schaaklessen" deel 3
door Den Hertog-Euwe. het „klas
sieke" leerboek, In een prachtige
uitgave!
„Middenspel" deel 10 De af
wikkeling. zoals boven beschreven;
Theorie der schaakopeningen,
deeltje 2 (gesloten spelen) zesde
druk en deeltje 11 (open spelen II)
vyfde herziene druk. aangepast aan
de nieuwste theoretische gegevens.
Gewone bridgespelers, zoals bij
voorbeeld mr. F. W. Goudsmit,
moeten het in wedstrijden helaas
met dichte kaarten en dus met
minder briljante middelen doen.
Het is voor de prille jeugd mis
schien goed hier even te memore
ren. dat Frits Goudsmit Ernst
Goudsmit wellicht het meest ver
maarde bridgepaar is, dat Neder
land ooit heeft gehad. Niet alleen
door hun voortreffelijke spel, doch
ook om de bijzonder plezierige
sfeer die zij tijdens en na afloop
van een wedstrijd wisten te schep,
pen. Wat een verlies het is, dat zij
nog maar zelden een wedstrijd
spelen, wil ik voor u en in het bij
zonder voor de genoemde critici
eens demonstreren met een „on
sterfelijke" partij die Frits Goud
smit in 1947 in Stockholm ten beste
gaf. Ziehier de situatie in troef:
West: N Oost:
Ru. A V 10 W O rUi b 8 6 4 3
9 7 5 Z
West speelde 7 ruiten de bij
kleuren waren volmaakt in orde.
doch in troef was de situatie on
zeker. Oost speelde Ru. Boer voor
bij zuid kwam de Ru. 2. Wat
moest west doen?
Borreltafelexperts kunnen u mis.
schien voorrekenen, dat zuid maar
één ruiten heeft of misschien
wel twee. Voor de gewone speler
is het minder gemakkelijk want
in de zuidspeler in een soortgelijke
situatie zo nerveus werd, dat hij be
gon te gapen! Geniale Ely be_
schreef toen (in zijn eigen artikel)
dat hij uit dat gapen de plaats van
ruitenheer had afgeleid daarom
had gesneden, en daarmede een
verse tak aan zijn lauweren had
toegevoegd.
Wie weet, dacht Frits Goudsmit,
heeft mijn Zweedse tegenstander
(west) dat verhaal van Ely Cul
bertson óók gelezen. Als dat wèl of
niet zo is het kan in elk geval
geen kwaad eens psycholo
gisch te gapen! Aldus geschiedde,
de Zweedse westspeler sneed inder.
daad en Ernst Goudsmit (noord)
maakte met ruitenheer sec een ein
de aan het ambitieuze grootslem-
bod van de tegenpartij.
Het is nóóit duidelijk geworden,
of de Zweed het Culbertsonverhaal
gelezen had onze spelers heb
ben er toentertijd, voorzichtigheids
halve, niet naar geïnformeerd.
Maar welk verrukkelijk bridge-
moment, dat zelfs door geen enkele
criticus meer ontluisterd kan wor
den!
H. W. Filarski.
Antwoord op brigdevraag
dezer week:
Als u de wenkbrauwen hebt
opgetrokken en gezegd hebt
„is dat nu een probleem?"
dan mag ik u toch verklap
pen, dat de keuze tussen „1
schoppen" en „doublet" niet
zo eenvoudig is. Onder Ita
liaanse invloed zijn vele ex
perts teruggekomen van het
doubleren de praktijk
heeft geleerd, dat het als re
gel beter gaat als men ge
woon 1 schoppen volgt. Als
er al 4 harten in zit,
noord zoveel moeten hebben,
dat hij dat óók na 1 schop
pen wel duidelijk kan maken.
Gangbaar is de opvatting,
dat een vrij matig spel met
één goede kleur, gedemon
streerd moet worden door die
te bieden. Is het spel nog
sterker (b.v. KI. Aas sec),
dan komt het doublet weer
eerder in aanmerking dan
het volgbod.
t j IT jonge jaren herinner ik
IJ ine levendig, hoe op eerste
paasmorgen de sensatie
voor 't kind ten top gevoerd ivas.
Dan werden de eieren, die we
eerst gekleurd hadden, in de
tuin verborgen.
Wat ging dat geheimzinnig
Want eigenlijk was 't het werk
van de paashaas.
Degekste plaatsen werden uit
gezocht.
Ze waren zö ingenieus verzon
nen, [Jat de verborgen verlei
ders" soms totaal onvindbaar
bleven.
Zelfs zij, die de eieren verstopt
hadden, wisten in enkele geval
len niet meer waar ze gebleven
waren.
Zonde van de eieren
j\t u is 't misschien anders.
J Een groot deel van de men
sen hééft immers geen tuin
meer en ik geloof, dat de paas
haas wel driebbel oppast, voor
dat hij zich in de huizen waagt.
Bovendien liggen de winkel
étalages zö volgestampt met de
meest luxueuze paasobjecten
van suiker en chocola, dat de
kinderen voor een gewoon, eigen
gekleurd natuur-eitje vermoede
lijk hun neus zullen ophalen.
En tóch was die paasmadltijd
van weleer met voor ieder een ei
of drie of tot je niet meer
kón! een driedubbele verras
sing.
Jiy E voelden ons als échte
ff avonturiers, keken vol span
ning onder elke boom en
struik.
O! er waren ontelbare schuil
plaatsen. tot zelfs in het donkere
fietsenhok toe. Er was opwinding
genoeg rond alle eieren, die als
rode. blauwe, groene of gele bal
len telkens opgevist werden uit
de vreemdste hoeken.
(Foto Will Eiselinl j
Tot een hoge berg lagen z\ j
tenslotte opgestapeld in de groti
servieskom, die dan straks ah
sierlijk „middenstuk" op dl
vrolijke feesttafel zou prijken.
Van onze lange zoektocht
hadden we honger gekregen en
we wisten bij voorbaat, dat ei
straks geen ei zou overblijven.
Al vonden we 't tegelijkertijd e
jammer, dat al die prachtig ge- it
kleurde pronkstukken in de ma-1
gen der „vraatzuchtigen" zouden
verdwijnen
rIE is er nu gelukkiger?
Wij indertijd met onzezèlp
gekleurde en zélf gevonden
eieren of dit vriendelijk maar
wat zoetsappig kijkende jon
getje. dat zijn reeks weelderige
feestartikelen zö maar voor zich
ziet uitgespreid?
FANTASIO