ls het zomer is aan de Noord pool komt de d' Iberville" ZOEKLICHT r Poolpioniers zijn klein geruchtje voor geen vervaard De LEIDSCH H' II heli wordt terugtocht méér gewaardeerd dan heenreis OP DE BOEKENMARKT WOORD VAN BEZINNING DE WAARDE VAN DE ENKELING ;dag 7 april 1962 Pagina 1 antj 10U( Heel kort duurt de zomer in de poolstreken. En in die korte tijd moet er baan- en ijsbrekend werk worden ver richt om de afgelegen neder zettingen in het hoge noor den van het nodige te voor zien. krachten aan de bouw gegeven. De schroeven zijn bijzonder sterk. De machines werden speciaal voor het schip ontworpen en gemaakt. On geveer 25.000 km kan de „d'Iber- ville" afleggen zonder genoodzaakt te zyn om nieuwe brandstof in te nemen. Het schip is voorzien van een vliegdek voor de beide heli kopters, die aan boord zijn. Deze „kopter's" zijn de praktijk bewees het uit en te na belangrijk voor het. maken van luchtfoto's (van geringe hoogte), voor reddingswerk en, last but not least, als verken ners, wanneer de „dlberville" zich bevindt in nog niet in kaart ge brachte wateren. Dank zij een han ger (aan boord) en een reparatie werkplaats kan men de helikopters in prima conditie houden. Het be hoeft geen betoog, dat het- schip ook beschikt over radar en alle andere moderne navigatie-hulp- middelen en -instrumenten. Zowel ten dienste van de opva renden als, vooral, voor de mensen op de eenzame voorposten, is de „d'Iberville" medisch zeer goed toe gerust. Aan bocrd zijn een zieken zaaltje, een röntgen-kamer een operatiezaaltje en een welvoorziene apotheek. De tandarts beschikt over alle mogelijke moderne hulpmidde len en preparaten, zodat menige collega op de wal jaloers op hem is. Er is alles gedaan om de passa giers en de bemanning comfort, ontspanning en veiligheid te kun nen bieden. In dit opzicht is de „d'Iberville" welhaast een plezier vaartuig. Maar niettemin en dit mag niet worden vergeten zijn en blijven die „ijsbreektochten" rijk aan gevaren en avontuur, zo dat zij van de zeelieden het uiterste vergen wat kennis, vaardigheid, moed en doorzettingsvermogen be treft. Vreugde alom temidden van de onafzienbare ijsvelden. de, (Bijzondere medewerking) Eskimo's, die in het Hoge Noorden van Canada wonen, behoren tot (lleroudste bewoners van Noord-Amerika. De grote waarde en betekenis et hun vaderland begon men echter pas kort geleden, eigenlijk eerst na gN, ten volle te beseffen. Voordien had men in kleine kring het Hoge gs,rden reeds een grote toekomst voorspeld, doch pas na 1945 werd deze ^[■spelling algemeen als juist erkend. Dit had tot gevolg, dat het aantal ®dions en nederzettingen van de Canadese luchtmacht, de meteorolo- dienst en het binnenlandse bestuur na 1945 toenam in het Hoge Daar deze voorposten voor hun bestaan afhankelijk zijn van p^orrading van elders, werd het nodig om de (tot 1945 kleine) „pool ing" enigszins uit te breiden. De eerste aanwinst was een ijsbreker van ton, die men de „d'Iberville" doopte en die nog steeds dienst doet in Een modelsehip gen in de poolgebieden met de rest van Canada mogelijk te maken. In de winter en in de lente helpt de „d'Iberville" om de havens ter oost- poolzomer duurt maar heel kort. In die korte spanne tijds moeten alle posten en neder zettingen bezocht en bevoorraad worden door de schepen der pool- vloot. Waar zo'n schip komt, heerst opgetogen vreugde. De Eskimo's, de militairen, de bestuursambtenaren, de mannen der Bereden Politie, de handelaren en de wetenschappe lijke werkers verwelkomen als om strijd het schip. Immers, dit brengt hun nieuws, eten. drinken, rook waren, post, wapens, medicamen ten en vele andere dingen, die later in het jaar, als de poolwinter en de poolnacht weer heersen, beslist on misbaar zijn. De dokters en de tandartsen kunnen zich wijden aan de zieke en pijnlijdende mensen. De gezonden praten veel met de bemanning. En de gelukkigsten? Dat zijn in de regel zij, voor wie de komst van de „d'Iberville" of een ander schip aflossing betekent. Dat zijn zij, wier „pooltijd" verstreken is en die met het schip terugvaren naar bewoonbaarder oorden. Het is niet zo, dat zij ontevreden zijn over het Hoge Noorden. O neen, zij heb ben het leven daar interessant en vaak zelfs boeiend gevonden, maar. Westerlingen zijn nu een maal geen Eskimo's, die wel écht thuis zijn in de poolgebieden. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii aarom koos men de naam „d'Iberville"? Omdat deze naam bij alle Canadezen de gttchte wekt aan avonturen, ont gingen en successen. Anders ge- De man, Pierre Le Moyne %ville, wiens naam de ijsbre- draagt, neemt een vooraan- plaats in Canada's helden- Zij in. Ja, hij was de eerste in aada geboren nationale held. Hij i. schouwde in 1661 het levens- sa in Montreal als (derde) zoon ril de Franse kolonist Charles Le Tie de Longueuil. Hij verrichtte dingen in de oeverlanden de Hudson's Baai. Hij trok en ontdekte de mond Mississippi. Hij bouwde een ter plaatse van het huidige c? Orleans. Hij werd later de h|te gouverneur-generaal van tasiana, toen dit land nog een rtise kolonie was. Kortom, zijn mm leeft voort in Canada als die een nationale held bij uitstek. Le Moyne d'Iberville was t1 pionier, een baanbreker in de '£e zin des woords. De ijsbreker „d'Iberville" is in zijn type een model schip. Hij is zeer dikke ijs lagen volkomen de baas. Hij biedt ruimte aan een bemanning van vijfenzeventig koppen en bovendien aan vijftig passagiers. In zijn rui men kan vierhonderd ton vracht worden geborgen. Des zomers doet het schip baan- en ijsbrekend werk om het contact tussen de afgelegen, geisoleerde posten en nederzettin- Met behulp van een geïm proviseerde pijpleiding wordt de olievoorraad aangevuld van het meteorologisch station te Eureka (noordwestelijk terri torium). kust van Canada open te houden, als zij door wind en ijsgang ver stopt dreigen te geraken. Dit is een taak, die voor de Canadese volks huishouding van zeer veel beteke nis is. De „d'Iberville", schreven wij, is een modelschip in zijn soort. De beste scheepsbouwers en andere deskundigen hebben hun beste - ET stond laatst zo in de krant: „Bij relletjes in de stad Algiers kwamen ze ventien moslims om het leven." Dat was geen opvallend nieuws. Iedere dag sneuvelen er daar immers tientallen mensen. We zijn aan zulke berichten gewend geraakt. We schenken er weinig aandacht meer aan. Maar deze keer was er toch iets. dat opviel. Het bericht ging namelijk als volgt verder: „Vergeleken met de bloedige botsingen van de vorige dagen hadden deze incidenten dus een nogal gunstige afloop." En na zo'n zin kijk je toch wel even, of je het goed gelezen hebt: een nogal gunstige af loopslechts zeventien mos lims gedood Is dat geen degradatie van de waarde van de enkeling? En als er in een stad, gedu rende een gehele maand, slechts enkele mensen bij verkeersonge lukken om het leven komen, is dat inderdaad gunstig. Tenmin. ste, het is een gunstig aantal. Maar het gaat niet over een laag aantal vernielde auto's, het gaat over mensen, die om gekomen zijn. En wat is de oorzaak van deze mentaliteit, die alleen let op het aantal en vergeet, dat het Harry Mulisch „Voer voor Psychologen" Harry Mulisch „De Zaak 40/61" Beide L.P.R. De Bezige By, Amsterdam 1961. Ik heb de indruk gekregen, dat weinig boeken zoveel beroering te weeg hebben gebracht als Mulisch' „Voer voor Psychologen",. Het boek heeft binnen het jaar twee, nu waarschijnlijk al drie, drukken ge kregen. En nu ligt naast dal „Voer", „De Zaak 40/61", de repor. tage over het proces Eichmann, van dezelfde schrijver. Het merkwaar dige is, dat deze beide boeken in zekere zin een afgerond aspect van Mulisch' schrijverschap vormen, want in beide werken toetst Mu lisch de voornaamste aspecten van het hedendaagse leven aan zijn eigen wezen. Waarom vele pennende Neder landers zich kwaad hebben ge maakt over „Voer voor Psycholo gen" is mij geen raadsel. Wie niet is ingesteld op een individu, in casu Mulisch, van een formaat, dat op het ogenblik bezig is uit te sterven, althans weinig meer voor te komen, kan dit boek niet 1 ezen zonder voortdurend vapeurs van veront waardiging te krijgen. Want waar, o waar moet men met zijn kleine principes van veiligstelling aan knopen bij dit onbarmhartig eer lijke zelfportret van een volwassen schrijver? Volwassen inderdaad; een begrip, dat met leeftijd weinig of niets te maken heeft. Dit dap- Eskimo's begroeten met blijd schap de komst van de d'Iber ville", welke een welkome af wisseling brengt in hun een tonig bestaan. zeventien gesneuvelden, dat is gunstig weinig! Onwillekeurig komt de vraag op: zou God ook op deze manier de wereld bekijken? Er zijn op het ogenblik drie miljard men sen. Dat moet voor God toch wel een grote verzameling van allemaal onbekende en dus on belangrijke wezens zijn. En wat heeft het dan nog voor zin om te bidden, als je toch een onbe kende in de massa bent? Wat heeft het nog voor zin godde lijke hulp te verwachten, als je toch een onbelangrijk wezen bent? De bijbel evenwel stelt met nadruk, dat er voor God geen onbekenden bestaan. God kent ieder mens persoonlijk en Hij heeft belangstelling voor ieder Wat wordt hier op een gemak kelijke manier over mensen, levens gesproken! De mentaliteit, die uit dit be richt spreekt, komt echter veel vaker voor. Nog iets uit die zelfde krant: „De achter ons liggende maand was, wat de verkeersveiligheid betreft, op vallend goed. Er kwamen slechts enkele ongelukken met dode- 'ijke gevolgen voor.". Hier is dus ^en soortgelijke gedachte: een ipvallend goede maand J echts enkele doden Natuurlijk is het verklaarbaar, !at men zo redeneert. Als er in Algiers gevochten vordt en er zijn duizenden men en bij betrokken, dan is een 'antal van zeventien gesneuvel den inderdaad weinig. Het is althans als aantal weinig. Maar mag men in aantallen denken, als het om mensenlevens gaat? om mensen gaat? Die oorzaak is de onbekend heid met het persoonlijke leven van de mensen. Van die gesneu velde Moslims in Algiers wisten we geen bijzonderheden. We wisten niet, hoe hun leven was, of ze gelukkig waren, of ze zor. gen hadden, of ze getrouwd waren, of ze kinderen hadden. Het waren voor ons onbekende wezens. En toen zij stierven, hoorden we niets over het ver driet van hun familie, we lazen ook niets over de eenzaamheid van hun nabestaanden. Al die persoonlijke feiten waardoor een mens werkelijk mens wordt, waren voor ons onbekend. Daarom waren die moslims 4 voor ons alleen maar onbelang- rijke wezens; ze hadden voor ons eigenlijk geen leven En dus konden we gemakkelijk over hen (n aantallen spreken: it, A afzonderlijk leven. In één van de psalmen komen deze woor den voor: „U doorgrondt mij en kent mij. U kent mijn zitten en mijn opstaan. U verstaat van verre mijn gedachten. U onder zoekt mijn gaan en mijn liggen. Met al mijn wegen bent u be- Wie deze uitspraak eerlijk na kan zeggen, behoedt zich zelf voor een pessimistische massa - mentaliteit. Want de gelovige weet, dat God voor hem per soonlijk aandacht heeft en dat zijn leven voor God de hoogste waarde heeft. Daarom heeft het zin om te bidden, want God luistert naar de enkeling. Daarom heeft het zin om te vertrouwen op Gods hulp, want God vindt de af zonderlijke mens belangrijk. A. J. Lamping, Hervormd jeugdpredikant te Leiden. pere doordenken van de fenome nologie van het eigen schrijver schap brengt geen geringe schok ken te weeg bij wie dit leest. Het hangt nu maar van het wezen van de lezer 6f of hU geschokt wordt op de goede of op de verkeerde manier. Wie geschokt wordt op de verkeerde wijze, wie afwijzend staat tegenover dit zeldzame, zal Mulisch mogelijk zelfoverschatting en schaamteloosheid voor de voeten gooien. Wie evenwel op de juiste manier door dit werk geschokt wordt, zal zien dat de schrijver eigenlijk het tegendeel van deze zaken is. Want Mulisch overschat zichzelf helemaal niet. Hij toetst zichzelf. Hij schat zichzelf op de Juiste waarde; het „over" slijpt hij met grote duidelijkheid weg. En schaamteloos hij heeft geen en kele reden om zich te schamen over zijn eigen zuiverende denken, dat voor hem zo duidelijk een noodzaak ls. Mulisch maakt, kort gezegd, de balans op van zichzelf als schrijver om te komen tot de slotsom: „Ik tel niet mee, ik sta buiten spel Van belang is alleen wat ik schrijf". De conclusie is goed op zichzelf; maar het interessantste is de weg waarlangs de schrijver tot deze conclusie komt. Want het is de weg van de opperste eerlijkheid, zonder een spoor van litteraire aanstelle rij of zorg om de indruk, die hij maakt. Niet omdat Mulisch de grote denker van deze eeuw zou zijn ik geloof dat er niets is waar hij minder naar streeft en wat hij overweegt, is werkelijk niet al tijd nieuw. Dat weet hijzelf ook. Doch het ls uniek, omdat het zijn eigen, zuiver afgetekende weg is. Daarom vind ik dit „Voer voor Psychologen" het interessantste boek, dat er na de tweede wereld oorlog in proza verschenen is. Het heeft allure, karakter en kracht. Ik verwonder mij alleen over Mulisch' geëmotioneerdheid ten opzichte van de arme psychologen; dat is beneden zijn peil. Een reportage is Mulisch' be schouwing over de zaak Eichmann slechts in de zin die Mulisch zelf aan dit woord verkiest te geven; verslag van de eigen werkelijkheid. Wie dus op zoek is naar een haar fijn relaas over de gebeurtenissen om Eichmann heen, zowel histo risch als tijdens het proces, komt niet aan zijn trekken. Toch staat er méér in over deze massamoorde naar en zijn dynamo, over deze „alles verwoestende boekhoud machine" zoals hij de, in zinnen van 250 woorden sprekende Eich mann typeert, dan een leger hoofd schuddende gewone verslaggevers bij elkaar zou kunnen brengen. Want Mulisch is, zoals altijd en overal wanneer hij schrijft, partij. Partij als mens of moet ik zeggen als schrijver? wel te ver staan, niet als politicus, moralist of wat ook. Met zijn ongelooflijke ab- sorbtievermogen iets waar ik nog op vergat te wijzen bij het eerst genoemde werk weet hij even onverwachte als rake verbanden te leggen en hij komt ogenschijnlijk spelenderwijs tot uitspraken en conclusies van een schrikwekkende helderheid en juistheid. En niet alleen over het nazisme en zijn gevolgen. Ook over de hedendaagse menselijke situatie; men leze het hoofdstuk getiteld: „Over gezond- verstand, christenen en Thomas Mann. (Pagina 169). Clara Egglnk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1962 | | pagina 17