BLANKEWEER
ZOEKLICHT
Nog even wachten!
toevlucht voor de
geestelijk gestoorde
LEIDSCH DAGBLAD
GEDOCUMENTEERD VERSLAG
GEEN GESTICHT - GROOT GEZIN
In drie jaar
70.000
Ook in Leiden
EEN
OP DE BOEKENMARKT
Vriendelijk liuis
bij Noordlaren
(Groningen)
Doorgaan
Geen out-casts
W'
WOORD VAN BEZINNING
(Van een onzer redacteuren)
VROEGER werden ze naar ,,het gesticht" gestuurd. De
geestelijk gehandicapte meisjes. Ze kregen daar een uni
form aan en leefden er volkomen afgesloten van de buiten
wereld. Een groot traliehek en een paar oppassers en ver
pleegsters droegen er zorg voor, dat ze in het gesticht bleven,
hun leven lang.
Hoe anders is dat tegenwoordig aan het worden. Neem nu
eens zo'n huis als „Blankeweer", een vriendelijk witgepleisterd
gebouw aan de weg van Groningen naar Noordlaren. Het
wordt omgeven door een stuk grond van twee hectare. Noord
laren ligt vijf minuten fietsen verderop. In niets onderscheidt
het huis zich van de andere huizen langs de weg. Voor de
ramen hangen heldere gordijntjes en er staan kleurige plantjes
in de vensterbanken.
Corrie van de buren komt er zo 's middags nog wel eens
even aan. Zij klopt dan op de deur en vraagt of juffrouw
Dicky thuis is. Dan loopt ze zonder aarzelen naar de ..Gro
ninger Werkkamer", waar de meisjes van .Blankeweer" met
behulp van vilt, papier, naald, schaar en lijm een poppenkast
of een heks maken.
Vreemd eigenlijk, dat ze het altijd zo maar over ,.de meis
jes van Blankeweer" hebben. En toch zijn dat dezelfde meisjes,
die vroeger naar „het gesticht" zouden worden gestuurd. Maar
wanneer Corrie van de buren op „Blankeweer" komt, dan is
er geen portier en er is geen hoofdverpleger, die haar tegen
houdt. Corrie kan zó doorlopen
Drie jaar geleden kwamen de
eerste meisjes op „Blankeweer". Het
huis was gekocht en opgeknapt door
de Stichting „Algemeen Welzijn-
fonds", die in Groningen zetelt. In
een tijd van nog geen vijf jaar,
heeft de stichting driekwart miljoen
gulden ingezameld voor de zorg en
nazorg van geestelijk en lichamelijk
gehandicapten. Dat is veel geld,
maar er is nog meer nodig, veel
meer. Want vooral de hulp aan de
geestelijk gestoorden is tot nog toe
zeer gebrekkig geweest.
De Nederlander staat in de gehele
wereld bekend om zijn offervaar
digheid. Met gulle hand geeft hij
waar geholpen moet worden. Hoeveel
geld is er niet bijeengebracht voor
de bestrijding van gevaarlijke volks
ziekten als kanker en tuberculose?
Maar waar blijft nu het geld, dat
gebruikt moet worden voor de hulp
aan de geestelijk gestoorden?
Toegegeven: zijn uiterlijk stoot
vaak eerder af dan dat het
medelijden opwekt. De gees
telijk gestoorde dreigt snel het
slachtoffer te worden van de weer
stand, die hij in zijn omgeving op
wekt, de weerstand tegen het onna
tuurlijke. Het kan ook een obsessie
voor zijn opvoeders worden. Men
gaat hem als een „outcast" be
schouwen. Geen wonder ook, dat
men hem vroeger naar het gesticht
stuurde. Maar daarmee was het pro
bleem geenszins opgelost.
Vandaag zijn er nog 250.000 gees
telijk gestoorden in Nederland, die
hulp moeten hebben. Een hulp, die
de meisjes van „Blankeweer" nu als
een zegen ondergaan.
Het Groninger initiatief werd
aanvankelijk in geheel Nederland
met grote argwaan ontvangen. Nu,
vijf jaar later, is die argwaan ver
dwenen en heeft plaats gemaakt
voor een bijna gevaarlijk enthou
siasme en optimisme: „Wat ze in
Groningen kunnen, dat kunnen wij
ook" werd het.
Leiden is een van de plaatsen,
waar men het besluit nam om
het succesrijke voorbeeld van
Groningen te volgen. Op 8 fe
bruari werd in een klein zaaltje
van café-rest. „Het Gulden
Vliesin Leiden de commissie
„Te Huis" geïnstalleerd. De doel
stelling van deze commissie laat
niets aan de verbeelding over:
Zij wil op de kortst mogelijke
termijn komen tot de stichting
van een huis, bestemd voor gees
telijk gehandicapten, die öf de
ouders verloren hebben öf voor
wier opvoeding de ouders niet
(meer) kunnen zorgen.
Wij zijn zelf eens in Groningen
gaan kijken en gaan praten met de
heer J. G. W. Schroder, de directeur
van de Stichting „Het Algemeen
Welzij nsfonds". De heer Schroder,
zelf vader van een gesetelijk gehan
dicapt kind, is voor Leiden geen on
bekende. Direct nadat de commis
sie „Te Huis" was geïnstalleerd,
hield hij een lezing over het werk,
dat hij samen met een tiental an
deren daar in Groningen verricht
en dat tot nu toe een enorm succes
is gebleken.
„Denk niet, dat je er bent met
een commissie in te stellen", zegt
hij, ,want wanneer je dit werk goed
wil doen. komt daar heel wat voor
kijken. Mijn directeurschap van deze
stichting is een „full-time job" ge
worden. En nog kom ik tijd te kort.
Het lidmaatschap van zo'n commis
sie houdt niet in, dat je een avond
in de week een vergadering bij
woont, maar je moet er dag-in, dag-
uit mee bezig zijn".
GRONINGER WERKKAMER
therapie
De heer Schroder is de directeur,
de diplomaat, en de handelsreiziger
van de stichting. Bovendien is hij
een man, die begaan is met het lot
van de duizenden onmondige gees
telijk gehandicapten. Deze eigen
schappen hebben voor hem de deu
ren geopend naar gemeentebesturen
ondernemingen en particulieren.
Maar het succes, dat in Gronin
gen geboekt werd, heeft hem voor
zichtig gemaakt. „Want", zegt hij,
„elk initiatief op dit gebied moet
slagen. Bij een mislukking zijn niet
de leden van de falende commissie
de dupe, maar zij, die de commissie
van plan was te helpen, de geeste-
De gezellige conversatie-
TV-toestel.
en studiezaal, compleet met
De „meisjes van Blankeweer''
hebben allen een eigen taak in
de huishouding. Hier zijn ze
aan het werk in de keuken.
Alexander Cohen. „In Op
stand." G. A. van Oorschot
msterdam (Stoa).
„Men kan in theorie tegenstander
van iets, maar in de praktijk eigen
lijk van niets voorstander zijn. De
medestanders bederven alles." Dit
aphorisme (J. C. Bloem. Aphoris-
men. Van der Peet Amsterdam
1952) zou het goede motto voor
Alexander Cohens memoires ge
weest zijn. Hij zelf drukt deze ge
dachte uitvoeriger uit: „Mij hebben
de vrijdenkers van de vrijdenkerij,
de democraten van de democratie,
de republikeinen van het republika-
nisme, de socialisten van het socia
lisme en de anarchisten van het
anarchisme genezen". In hoeverre
ook dit laatste, in de letterlijke be
tekenis van het woord, juist is, kan
ik niet nagaan, want op het mo
ment van zijn verbanning uit
Frankrijk het einde van dit
boek is de schrijver nog een vol
bloed anarchist. Gezien evenwel
een artikel van Menno ter Braak
uit 1937 over een boek van deze
auteur getiteld „Van Anarchist tot
Monarchist", moet dit „In Opstand"
nog een uitvoerig vervolg hebben.
Ik hoop van harte dat ook onder
ogen te krijgen in deze stoa-reeks,
want ik heb in geen tijden zulke
opwekkende, ik kan wel zeggen op
windende, bladzijden gelezen als in
deze jeugdherinnering.
Hoe moet men de kwajongen uit
Leeuwarden een stad waar het
non-conformisme blijkbaar zijn
kans krijgt: zie ook Slauerhoff
betitelen als hij de pen in zijn
hand neemt om op te schrijven wat
hij in zijn leven gedaan, gedacht en
beleefd heeft? Een groot schrijver?
Ja, maar hij is meer. Een fantas
tisch verteller met een machtig ge
heugen en een scherp verstand?
Ook dat, maar wederom, hij is nog
meer. Misschien moet ik zeggen
„was", want als Alexander Cohen
nog leeft, moet hij nu 98 zijn, als ik
mij niet. vergis.
Wie aan de hand van dit zeld
zaam oorspronkelijke en even amu
sante boek nog zou twijfelen aan
de juistheid van bovenstaande kwa.
lificaties, kan het bewijs, althans
voor het heldere inzicht in situaties,
die toen nog in staat van geboorte
verkeerden, vinden in de gang van
zaken in deze tijd. Want met on
feilbare raakhe? I legt Cohen, toen
reeds, zijn roekeloze vinger op de
zwakke steeën van de democratie,
zoals hij het ook gedaan zou heb
ben op iedere andere vorm van
maatschappij. Hij is te nuchter om
hem een idealist te kunnen noe
men en toch komt dit woord
hoezeer zou hij het verfoeid heb
ben het dichtste bij een be
schrijving van zijn aard. Een idea
list met een paar stoere vuisten,
lichamelijk zowel als geestelijk, dat
moet hij geweest zijn. Idealist ook
in zijn afkeer van alles wat plat en
onbeschaafd van geest is, in zijn
verachting voor lafheid en egoisme.
Een idealist vervolgens zonder eni
ge zelfverheffing, intens bescheiden
in zijn hartstochtelijkheid, vurig
maar nogmaals in de eerste
plaats, nuchter. Alexander Cohen
heeft het woord „rancune" bepaald
niet uitgevonden. Het zal zelden
voorkomen, dat men een verslag
van een dergelijke keiharde, mee
dogenloze opvoeding als deze
Alexander van zijn strenge vader
ontving, beschreven vindt als een
reeks levendige anecdotes. Consta
terend, waarnemend en met een
waterhelder begrip, maar nooit met
een woord van verwijt aan het
adres van die vader. Hetzelfde ge-
beu*t wanneer hij vertelt van zijn
verblijf in Nederlands-Indië als sol
daat-schrijver, koloniaal dus, waar
hij met zijn vrijgevochten ziel van
de ene politiekamer in het andere
cachot rolt en tenslotte zijn be
staan doorbrengt als vestinggevan
gene met bij tijden de kogel aan
het been. Want waar de militaire
leiding zich in die jaren ook op
heeft kunnen laten voorstaan, be
paald niet op zachtmoedigheid.
Men vraagt zich af hoe anderen,
uit minder hard hout gesneden, dat
leven uitgehouden hebben. En we
derom, nooit een spoor van de zo
geliefde klaagtoon bij deze verha
len, aan de authenticiteit waarvan
men geen seconde twijfelt.
Als Cohen in Nederland is terug
gekeerd en journalist wordt, is het
de tijd van Domela Nieuwenhuis en
„Recht voor Allen", van de opkomst
van het socialisme. Zolang de stra
ten weerklinken van het „Nieuwen
huis moet zakjes plakken" en van
„Alle socialen in een harington",
wil Cohen zijn hart en zijn kracht
wel geven aan de partij. Maar een
ontmoeting met de reeds meer ge
vestigde Duitse „Genossen", die
„Das Kapital" uit hun hoofd ken
nen en over „waardetheorie" spre
ken, maken dat „wir" hem met hun
heerszuchtigheid grondig de keel
uit gaan hangen. Want zoals ik al
zei, Cohen is in wezen een idealist,
de man die altijd en overal staat
aan de zijde van de verdrukten,
lijk misdeelden. Laten ze maar naar
Groningen komen. Wij zullen hun
de nodige voorlichting geven. Wij
kunnen hun vertellen voor welke
moeilijkheden ze komen te staan en
waar ze rekening mee moeten hou
den".
En dan vertelt de heer Schroder
hoe men in Groningen het plan
heeft opgevat van „Het Algemeen
Welzijnsfonds" een landelijke stich
ting te maken, die haar hoofdbu
reau in Amsterdam zal krijgen. De
bundeling van krachten zal een uit
breiding van de activiteiten tot ge
volg hebben. Bovendien wordt de
kans van slagen veel groter.
„Eén zo'n huis is namelijk niet
genoeg. Wanneer je ermee begint,
moet je weten, dat je er mee door
moet blijven gaan. Wij, in Gronin
gen hebben nu drie huizen. Binnen
kort nemen we het vierde in ge
bruik. Maar we kijken al weer veel
verder vooruit. We proberen er per
jaar drie nieuwe huizen bij te kij-
gen. Zo blijf je aan de gang. Het is
een kettingreactie en je kunt er
niet meer mees stoppen
We kwamen bij „Blankeweer"
juist op het moment, dat „Corrie
van de buren" er naar binnen
stapte. Twintig geestelijk gehandi
capte meisjes wonen er samen en
voelen zich thuis. Zij vormen een
groot gezin. Vandaar ook, dat ze op
„Blankeweer" geen bezoekuren ken
nen.
Waarom zou men Noordlaren en
niet Groningen gekozen hebben als
woonplaats voor deze meisjes, vroe
gen wij ons af. Daar in Groningen
is immers alles bij de hand: een
ziekenhuis, winkels en gezelligheid.
Maar in Groningen is ook de
mensenmaatschappij, die steeds
weer met de geestelijk misdeelden
in botsing komt. En in de buurt
van Noordlaren zijn de meisjes ge
ïntegreerd in het dorpsleven. Zij
worden geaccepteerd door de bevol
king. De landelijke rust van de om
geving van „Blankeweer" is een van
de beste medicamenten voor deze
meisjes, evenals het normale ge
zinsleven, dat zij leiden.
De sfeer, waarin de meisjes
leven, wordt zo belangrijk ge
acht, dat al het andere ervoor
heeft moeten wijken. Zo is het
gebruik van lysol te enenmale
verboden. Het is het personeel
niet toegestaan witte schorten te
dragen. De meisjes mogen niet
het idee hebben in een inrich
ting te wonen.
De leiding in het huis is zo onop
vallend mogelijk gehouden. De
meisjes houden hun eigen (gezel
lige) slaapkamers schoon. Zij doen
zelf de v/as en zorgen zelf voor het
eten. Op die manier krijg je steeds
weer het idee in een normaal zij
het wat groot huisgezin te ver
toeven.
Wanneer het werk gedaan is,
kunnen de meisjes terecht in de
„Groninger Werkkamer". Die „Gro
ninger Werkkamer" is begonnen als
een noodoplossing voor meisjes, die
met hun werk klaar waren en zich
dreigden te gaan vervelen. Maar
langzamerhand is de kamer een be
langrijk bestanddeel geworden van
de „therapie" „een verschrikke
lijk woord", vindt de heer Schroder
die op „Blankeweer" wordt toe
gepast. Daar worden ze in de ge
legenheid gesteld zich te uiten in
het maken van tekeningen en aller
lei kunstnijverheidsartikelen. Blan-
keweerder wandkleden, poppen en
pakpapier wordt verkocht op ba
zaars en zelfs in de winkels van
Groningen kan men deze artikelen
tegenkomen.
Ook Is avonds wordt er hard ge
werkt op „Blankeweer" om de ont
wikkeling van de meisjes op peil te
houden. Ze volgen spraaklessen en
doen enthousiast mee met het zang
koortje.
Zo is daar een intieme gemeen
schap ontstaan van meisjes, die uit
het grauwe leven van de „outcast"
gehaald zijn. Ze voelen zich geluk
kig, omdat ze op „Blankeweer" de
warmte en de genegenheid vinden,
die ze in onze maatschappij moes
ten ontberen.
En daarom alleen al is het initia
tief van de commissie Te Huis toe
te juichen. Het is te hopen, dat dit
initiatief uitgroeit tot een succes,
dat zich met dat van Groningen
kan meten
maar die verdrukten afwijst van
het ogenblik af, dat zij zelf aan het
verdrukken slaan. En daar is, tus
sen twee haakjes, maar een halve
eeuw voor nodig geweest.
Wie deze bladzijden en ook die
over Cohens tijd in Frankrijk; zijn
ontmoetingen met Briand, zijn cor
respondentschap tijdens de eerste
wereldoorlog bij de Telegraaf, zijn
kostelijk relaas over de anarchisti
sche weekbladen, zijn verblijf in de
politieke gevangenis Sainte Pélagie,
de bomaanslagen, zijn commentaar
op Marx en zijn aanhangers leest
tegen de achtergrond van deze tijd,
krijgt een wel persoonlijk getint,
maar daarom in wezen niet minder
juist overzicht van de loop der ge
beurtenissen en moet eigenlijk tot
de conclusie komen, dat er niet veel
veranderd is. Toch wel. Ik ben bang
dat het ras van de Alexander Co-
hens uitgestorven is bij gebrek aan
karakter.
CLARA EGGINK
kijken mistroostig uit 't
raam en zien dat er nog fantes
weinig schot in de zaak zit. aan.
De lente zal wel komen hoe
wel ze al ruim drie weken achter is
bij vorig jaar maar we lopen
en met de handschoenen
We kampen met een lichte ga-iep,
we houden de kachels aan: kortom,
het is al bijna april en we hebben
Lukas. Zo heet de derde
Evangelieschrijver, die wij
aan de hand van zijn boek
en enkele gegevens omtrent zijn
persoon, willen schetsen.
Ja, schetsen. Dit is juist wel
een woord, dat op Lukas van
toepassing is. Hij tc-kent name
lijk met grote nauwkeurigheid
de omstandigheden, de omge
ving, ook de historische achter
grond van Jezus' prediking en
werk. Dit maakt zijn boek tot
een verslag, waarin niet slechts
een opsomming van feiten wordt
gegeven, maar waarin allerlei
persoonlijke trekjes voorkomen.
Aan deze gave om het verleden
zo uit te beelden, dat de lezers
de gebeurtenissen, tot in details,
voor zich zien,heeft Lukas
waarschijnlijk te danken, dat
Theophilus, aan wie hij zijn
boek opdraagt, zeker aanvaard
baar zal zijn geweest. Hier en
daar geeft Lukas ook blijk de li
teraire stijl van zijn tijd te be
heersen. Anderzijds is hij juist
de evangelieschrijver, die zich
streng aan zijn gegevens houdt.
Deskundigen kunnen ons aan
tonen, dat de joods-Palestijnse
achtergrond van het materiaal,
dat Lukas waarschijnlijk zelf in
Palestina heeft verzameld, dui
delijk door zijn Griekse tekst
heenschemert.
Zo zou nog veel genoemd kun
nen worden: de bekendheid
van Lukas met de grote wereld,
getuigt: Jezus geneest, licha
melijk; maar daartoe blijft Zijn
macht niet beperkt. Hij ziet de
gehele mens. Denk aan de ge
lijkenis van de verloren zoon,
van de barmhartige Samaritaan.
Deze verhalen vinden wij uit
sluitend bij Lukas!
Wat dit betreft is de bijbel,
met name ons Lukasevangelie,
om zo te zeggen een modern
boek. Onze medische en sociale
hulp beperkt zich immers ook
niet meer alleen tot materiële
hulp, voedsel of medicamenten.
De medemens dient als mens
geholpen te worden. Dat vraagt
van allen, die deze taak op zich
nemen veel tijd, veel geduld,
veel energie, ook veel geloof; ge
loof in de mens en tevens, zo is
mijn persoonlijke ervaring: ge
loof in. Jezus, de grote Helper.
hij in later eeuwen als kunst
schilder is voorgesteld.
Er is nog een ander kenmerk
van Lukas, dat hier niet verzwe
gen mag worden.
Hij is namelijk, vergeleken bij
Mattheus en Markus, een
schrijver met veel ontwikkeling.
Lukas moet ook van geboorte
een voorname Griek zijn ge
weest. Elders in de bijbel wordt
hij geneesheer genoemd. Men
heeft zelfs wel uit bepaalde
woorden, die in Lukas' geschrif
ten want ook het boek Han
delingen der Apostelen is van
hem afkomstig een speciaal
medisch taaleigen willen aflei
den. Maar dit is ongegrond ge
bleken. Belangrijker is dat Lukas
als Griek, op zijn wijze, een
Evangeliebeschrijving heeft ge
geven, die voor zijn vriend
buiten Palestina; het is bijvoor
beeld kenmerkend, dat juist hij
Jezus' geboorte plaatst tegen de
achtergrond van Keizer Augus
tus en diens wereldomvattende
macht. Lukas beweegt zich ge
makkelijk in kringen van hoog-
geplaatsten; toch heeft hij zich
gevoegd tussen de christenen
van Palestina, Klein-Azië en
Griekenland, mensen van zeer
eenvoudige afkomst meestal.
In ieder geval: Lukas de
meest ontwikkelde van de vier
Evangelischrijvers, toont in
zijn boek hoe grote verering hij
heeft voor Jezus de wereldhei
land. Met hoeveel nauwkeurig
heid heeft hij geschreven over
Jezus' aandacht voor mensen
aan de rand van de samenle
ving: Maria Magdalena, Me
laatsen, blinden. Lukas, de arts,
Nog één trekje uit het zorg
vuldig geschreven verslag van
Lukas: niet alleen het wereld
wijde, alle mensen omvattende
doel van Jezus' komst, maar
ook het persoonlijke, zeer inner
lijke kenmerk van Zijn werk,
namelijk de zekerheid en de
blijdschap van de zonderver-
geving. heeft deze christen ge
worden Griek, met grote scherp
zinnigheid en eerlijkheid, voor
al echter met veel ijver en liefde
voor Jezus en de mensen, voor
u en mij, geschetst in zijn zo
uitstekend gedocumenteerd ver
slag.
Dr. P. L. Schoonheim
Predikant Bijzonder kerkewerk
Hervormde Gemeente Leiden
Hoge Rijndijk 14 a.
Foto Will Eiselin, Rijswijk.
het koesterende voorjaarszonnetje
nog altijd op de bon staan.
Het is moeilijk om bij zulk guur
en kil weer de opgewektheid
te bewaren.
Iedere dag begint met nieuwe
hoop.
En iedere nieuwe dag wordt zij
de bodem ingeslagen.
Al klinkt er af en toe een lente-
kreet, de vogels houden zich in het
algemeen nog stil. En al krioelt
het onder de grond van nieuwe
levenslust van groei naar boven
is niet veel te merken.
Het blijft een kale sombere boel
in de natuur, zelfs de meest door
gewinterde voorjaarsenthousiast
voelt zich diep teleurgesteld
Troost U, het evenwicht in de
natuur wordt altijd weer her
steld.
Wat mensen nu aan warmte te
kort komen, zullen zij straks in
dubbele mate (en waarde) terug
ontvangen.
U moet alleen een beetje geduld
hebben, dat is alles!
Niet zuchten en niet schelden:
de zon gaat éénmaal heus weer
schijnen.
Wie weet of U deze zomer niet ligt
te puffen onder haar verzengende
stralen en blij zult- zijn als een
verkoelend windje om het gloeien
de hoofd strijkt
Blijf dus nog maar even gelaten
kijken uit Uw raam. geniet
van Uw huisbrand in welke
vorm ook! en verzoen U met Uw
armzalig lot.
Ook in de huiskamer kan het be
haaglijk warm zijn en als U de an
deren daarbuiten dan in de kou
ziet rijden, bent U dubbel tevreden
en waardeert het, dat Uw „Hollands
binnenhuisje" U omsluit. Totdat,
plotseling en op het ogenblik, dat
U er het minst op bedacht bent,
de lente in volle omvang openbarst,
de vogels tsjilpen en de gewas
sen hoorbaar groeien gaan.
Op dat moment is nooit vergeefs
gewacht!
FANTASIO.
Zaterdag 24 maart 1962 Pagina 1