WOLVEN: i Vriendschap-aan-top bevordert samenwerking I tussen aalmoezeniers en legerpredikanten I WAT IS DAARMEE AAN DE HAND? R.-k. geestelijke verzorging behandelt met de militairen geen ideologische problemen NIET BIJ KUCH ALLEEN-JvO Merkwaardige POSTZEGELS Deze postzegel bestempelde het lot van Korea GÉÉN KANNIBALEN, MAAT GEZELLIGE SPEELGENOTEN Kom er achtei Zaterdag 3 februari 1962 Pagina 4 Kijkje in de Natuur Gerichte acties In de jaren, dat ik regelmatig de dierentuin van „Artis" be zocht om er mijn schetsen van levende dieren te maken, heb ik menig uur doorgebracht voor de verblijven der wolven, een diersoort die me toentertijd erg boeide. Dat was in de dagen, dat het publiek nog niet in zulke drommen oprukte naar de Plantage Kerklaan, als tegenwoordig het geval is. Het kon me dan wel overkomen, dat ik zo tegen 5 uur op m'n eentje zat te werken in die grote tuin, alleen met de dieren, slechts van ze geschei den door een ijzeren raster: ge heimzinnig stille hyena's, die met typische schuifelgang langs het gaas wandelden, hoge jachtluipaar den, ranke katten met een mooi vlekkenpatroon en vreemd streng masker. Ook wolven, slanke geluid loze dieren met scherp luisterende puntoren en barnstenen ogen, die langs me keken. Steevast, ik kon er mijn horloge op gelijkzetten, begon er aan het eind van de middag van een nabu rig fabrieksterrein een sirene te loeien. Laag, als een boosaardig we zen dat z'n schuilhoek verlaat, kwam het geluid opzetten, dan schoot het omhoog, bleef op de top ellendig lang voortgieren, om dan scherp omlaag te duiken en nog een tijd lang na te grommen. Op het zelfde moment, dat die sirene zich aankondigde, stemde al wat wolf, hyena en jakhals was, van harte in met^Jat geluid en bleef het met een schrikbarende kakofonie van gillen, keffen, janken vergezel len tot de sirene zich weer in z'n hol had teruggetrokken. Dan ver stomde ook de begeleiding, het was uit als bij toverslag en ieder dier ging met een „ziezo, dat hebben we dan weer gehad", aan zijn bezig heden, het bekluiven van een bot, zich eens lekker schuren tegen een paaltje, een rondje draven, afgewis seld met stilstaan en staren. Nooit zal ik de indruk vergeten, die deze infernale samenzang de eerste keer op mij maakte, net zo min als de vreemde stilte, die er op volgde. In zo'n stilte was ik eens getuige van een dieren- uiting, die al even merkwaardig was. Een grote volwassen wolf sprong zonder aanloop IV2 meter hoog tegen een muur, wandelde even met vier poten vlakbij elkaar geplaatst over het verticale vlak en kwam met een veerkrachtige sprong op de grond terug. En telkens her haalde het dier, volkomen beheerst, zwijgend, die wonderlijke hoog sprong, wel tientallen malen ach tereen. Toen gooide hij zich lang uit op het zand, strekte de lange benen en de wijd uitstaande grove tenen, legde de kop op de poten, zuchtte diep en keek langs me heen. Hoe ik zo opeens aan dat oude herinneringsbeeld kom? Ik heb pas een boek gelezen, dat over wolven handelt. Wilde wolven, wel te verstaan, uit de toendra's van Alaska, en daarvan het noor delijkste gedeelte. Ik haast me te schrijven, dat dit geen roman betreft, geen Kazan en geen Thor de beer, geen slappe ver zinsels van schrijvers, die precies weten met hoeveel slagroom en kauwgom ze hun „natuurverhalen" moeten voorzetten aan hun lezers, om succes te hebben. En succes hadden ze! Als 12-jarigen hebben wij ze verslonden, die boeken, tot onze oren rood gloeiden en we wa ren oprecht gelukkig, toen de auteur weer een zoon van Kazan had laten geboren worden, die ons hart weer sneller kon doen klop pen. Het boek, dat ik u wil aanbeve len, „Wij huilden met de wol ven in Alaska", (uitg. Ploegs- ma) is geschreven door Lois Cris- ler, die met haar echtgenoot liefst 18 maanden aan één stuk heeft doorgebracht in dat gevaarlijke en mensvijandige arctische gebied, waar zij een aantal films maakten (de prachtige Disney films!) en een hoeveelheid belangwekkende waar nemingen deden, op het gebied van de wilde dieren, waarvan zal blij ken, dat ze voor de biologische we tenschap van grote betekenis zullen zijn. (Van onze speciale verslaggever) Bij de protestanten hadden ze gezegd: ,,De aalmoezeniers blijven veel te lang op dezelf de post. Dan vervallen ze natuurlijk in een routine-con trole op de naleving van de kerkelijke plichten". De ondanks zijn 67 jaren nog jeugdige hoofdlegeraal moezenier, mgr. H. J. J. van Straelen, werpt lachend tegen: ,,En ik vind die legerpredikan ten van dominee De Kluis soms veel te jong. Bovendien kunnen ze zich met zo'n éénjarig dienstverband niet inwerken en de commandanten vinden die vele wisselingen ook niet plezierig". Toen de eerste minister van De fensie na de bevrjjding, prof. dr. J. E. de Quay, mgr. Van Straelen vroeg of die zjjn taak wilde her vatten, zei deze het ronduit, dat hü dat alleen deed als er in het vervolg zoveel aalmoezeniers en dus ook legerpredikanten konden ko men als nodig zouden zijn om de geestelijke verzorging in een per soonlijk contact met de militair tot haar recht te laten komen. Die toen door de regering aanvaarde gedachte is door alle volgende mi nisters steeds loyaal uitgevoerd. Een aatmoezenier bereidt de rekruten vast geestelijk op de militaire dienst voor. Wat het probleem van het „blij ven hangen' betreft, merkte hij op dat de leeftijdsgrens, die toch al wordt ingekort tot 60 jaar, in de praktijk veel lager ligt, omdat vele en meer een dispuut, terwijl maan delijks een kerkelijke oefening, ge volgd door een heilige communie en ontbijt, wordt gehouden. Van de dagelijkse ochtendmis komt door Reizigers Oneindig beter in elk geval dan voor de oorlog, toen mgr. Van Strae len met drie andere aalmoezeniers met een koffertje in de hand de Nederlandse garnizoenen afreisde. Eén keer in de maand werd dan 500 tot 600 man tegelijk „voor de aalmoezenier" gecommandeerd, die hun toesprak, ze de volgende ech tend ter communie liet gaan en na een pakje stichtelijke lectuur te hebben achtergelaten weer verder trok naar het volgende garnizoen. De rooms-katholieke geestelijke verzorging werkt eveneens veel met speciale gerichte acties. Het in 40.000 exemplaren verspreide blad G-3 (Goede Geest Gemeenschap in leger en luchtmacht) trekt door zijn frisse aanpak en soms zelf gedurfde opvattingen sterk de aan dacht. Een deel van de oplaag is tegenwoordig voor België bestemd, waar erom gevraagd wei'd. Het blad „Salvo" van het Katholiek Thuis front munt eveneens uit door uit stekende typografie. In de kapellen der rooms- katholieke militaire tehuizen wordt maandelijks een mis op gedragen. Monseigneur Van Straelen is over het effect van al deze inspanningen tevreden. „Over het algemeen ko men onze jongens met een beter moreel en groter godsdienstig be wustzijn uit de dienst dan zjj erin gingen. Nee, ideologische problemen over de zin van de dienst of de hui dige bewapening, kennen wij niet. Die vragen zijn te groot dan dat een eenvoudige aalmoezenier daar antwoord op zou kunnen geven. Dat laten wij liever aan onze bisschop pen over". Dit boek heeft mij getroffen om zijn grote eenvoud en omdat het waar is van de eerste bladzij, waar twee mensen in een vliegtuigje bo ven de verlaten witte wereld naar een kampeerplekje zoeken, tot en met het laatste hoofdstuk, waar verteld wordt hoe zij met 5 wolven en een Eskimohond in de civilisatie terugkeren. tloor Sjonke van tier Zee llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll^ Als deze vrouw beschrijft, hoe zij moederziel alleen in die ontzettende eenzaamheid, in haar tent op haar man moet wachten, die met z'n filmtoestel mijlen ver achter de rendieren aan is en zij in haar slaapzak ligt te luisteren naar de schaarse geluiden uit de oneindige stilte, dan proef je uit elk woord, dat hier niet wordt gefantaseerd aan een schrijftafel, maar dat iemand een periode uit haar eigen leven beschrijft, zonder franje, zon der mooimakerij. Het is eenvoudig niet te geloven, niet te begrijpen, wat deze mensen, moedig, opgewekt, optimistisch, vin dingrijk, weten te bereiken en sa men doorleven. Het waren natuurlijk al doorge winterde kampeerders en gehar de woudlopers, die in verschillende streken van hun enorme vader land (de VS) met alle denkbare moeilijkheden hadden kennisge maakt, maar bij 45 graden onder ren), de grizzli beren, de wezels, vossen, veelvraten (een grote mar tersoort) muizen, konijnen, het veel vogels, zoals ganzen, eendei, leeuweriken, sneeuwhoenders e; nog is de rij niet uitgeput. En da de wolven, waar het boek on draait. Wat weten wij van wolven? Men heeft ons, toen we jong waren, geleerd, dat wolven verscheurende dieren zijn zie dt „gruwelverhalen" Roodkapje en d wolf en de zeven geitjes. En we la zen, dat ze in bloeddorstige hordei achter je slee aanhollen. Maar dai moest je er telkens een neerknal len, die dan werd opgevreten doe zijn makkers, die kannibalen! Et zo kregen wij met onze trillend paarden telkens een voorsprong, t(j wij in de verte de lichtjes van he nabije dorpje zagen, waar alle hor den aan hun kettingen rukten. Is het niet zo? dat was vroega toch onze dierkundeles op de lagerj school. Wat hebben we heerlijk zit ten rillen, vooral als op een donken middag de regen tegen de schoolrs men zwiepte. Maar bekijkt u de foto's nu een van dit boek en leest u een; hoe deze bloeddorstelinge: „spelen met hun verzorgers en f niet zijn weg te slaan. Wolven blij ken geen kannibalen te zijn, ze js gen alléén, als ze honger hebben e- dan steevast op dieren, die gewon; verminkt of ziek zijn en die doe Moeder Natuur zelf uit hun groep; verband worden gelicht. De wolve zijn in die poolwereld een selectii middel, waardoor alleen de kracb tige dieren overblijven en al wi zwak is, uit de weg wordt geruimi nul hadden ze nog nooit hun potje moeten koken en hun kacheltje brandend houden. Kampeerders onder mijn lezers! Zie dit boek in handsn te krij gen en verbaas u over wat mogelijk is tijdens een arctische storm, die een paar dagen aan houdt. En natuurvrienden onder u en vooral de dierenliefhebbers, haal uw hart op aan de ontmoetingen met dieren, die wij niet kennen en onder omstandigheden, waarvan wij nooit hadden gedroomd. Lois Crisler zegt ergens: „Het Is een zeldzaam voorrecht, door wilde dieren zonder vrees te worden aan vaard". Deze zin is kenmerkend voor het hele boek, hieruit voel je meteen, hoe deze mensen staan tegenover de natuur, tegenover de vele soorten dieren, die de toendra en de bergen van het poolland be volken. De kariboes (wilde rendie- Ondanks de vreugden, die de: twee mensen beleven aaj hun dieren (zij brengen eer; twee, later vijf wolvenjongen grooj is er toch een ondertoon van wei moed in dit boek. Ook in dit mee afgelegen gebied is immers de me; en zijn civilisatie doorgedronge; Hij heeft de Eskimo zijn moderl schietwapens leren hanteren f hem het zinloos doden op grol schaal bijgebracht. Terecht vreze deze dierenvrienden, dat de mei in zijn hebzucht en zijn kortzicl tigheid het evenwicht en de ha; monie in Alaska zal verstoren, als hij het reeds overal op aarc heeft gedaan. Zo is dit 1 oek, waari mensen de taal der wolven lere „huilen", ook een pleidooi, en ee waarschuwing ten behoeve van In nageslacht, dat onherroepelijk c rekening zal krijgen gepresenteer, als de uitroeiing van onze wilö dieren op aarde een voldongen fe zal zijn geworden. Het verschil in de werving van aalmoezeniers en dominees staat overigens de goede samenwerking tussen de rooms-katholieke en protestantse geestelijke verzorging in het leger niet in de weg. Ds. De Kluis en mgr. Van Straelen geheim kamerheer en huisprelaat van de Paus zijn in de loop der jarendat ze samen de geestelijke verzorging der militairen hebben opgebouwd dikke vrienden gewor den, zo goed zelfs, dat ze er hard over denken aan het eind van dit jaar met het oog op hun leeftijd gezamenlijk de dienst te verlaten. „Die goede samenwerking met de protestanten eis ik ook van mijn aalmoezeniers. Ze moeten goed met de dominees kunnen omgaan. In de praktijk lukt dat ook, zo zelfs, dat ze niet alleen de uren geestelijke verzorging in overleg met elkaar vaststellen, maar el kaar ook wel eens vervangen als dat nodig is." Door de geheel andere structuur van de Rooms Katholieke Kerk ver schilt de werving van die der pro testanten, waar de dominees zich vrijwillig beschikbaar stellen. Wan neer mgr. Van Straelen vacatures heeft, gaat hij eens praten met de bisschoppen of met de provinciaal van een kloosterorde of die niet een kapelaan of een pater voor het werk in het leger willen vrij maken. Mgr. Van Straelen hanteert bij zo'n gesprek nog wel eens het argument der getalsverhouding tus sen de door de bisschoppen en or des geleverde krachten. Hij moet dan wel oppassen, dat zijn kerkelijke gesprekspartner niet te verstaan geeft, dat hij heel wat meer vacatures moet aanvullen dan de hoofd-legeraalmoezenier. Die dan moet toegeven dat hij met 81 aal moezeniers bij de Landmacht (4 buiten Nederland en 16 bij de luchtmacht (2 buiten Nederland) nog niet zo slecht bediend is. Doorstroming Terugkomende op de werving en opleiding der aalmoezeniers vertelt mgr. Van Straelen, dat na de cursus in militair verband een eerste se lectie volgt en dat de overgebleve nen na een paar weken actieve dienst getest worden voor hun de finitieve opneming ln het korps. aalmoezeniers op hun 50ste een pastoraat kunnen krijgen. Bovendien gaan er veel paters naar de missie. Het toezicht van de vijf standaalmoezeniers zorgt er bovendien wel voor,dat het met het gevaar van de routine wel los loopt. De standaalmoezeniers werken één dag per maand met de aalmoe zeniers mee en geven daarbij hun ogen en oren goed de kost. De stafaalmoezenier vergadert met ze en leest hun maandrapporten. De hoofdaalmoezenier vergadert op zijn beurt weer geregeld met de stafaalmoezeniers. Verder komen al le aalmoezeniers één keer per jaar samen, om de andere keer voor een geestelijke retraite en voor een stu dieconferentie. Het uurtje geestelijke verzorging wordt ook bij de katholieken meer de eisen van de dienst niet veel te recht. Het conferentie-oord „Waalheu- vel' heeft door zijn efficiënte con centratie om de' Nijmeegse Univer siteit met zijn vele medelevende en meedenkende hoogleraren een zekere vermaardheid gekregen. Ds. Bos, die in het protestantse zuster- instituut juist gehandicapt wordt door decentralisatie, benijdt zijn collega, aalmoezenier Groenendijk wel eens om die gunstige ligging. „Waalheuvel" ontving het laatste jaar tienduizend militairen en moest er achtduizend afwijzen. Evenals 't humanistische „Coornherthuis' laat men de keuze van de ontwerpen voor een goed deel aan de deel nemers zelf over. En als vaste stel regel geldt, dat geen vraag onbeant woord mag worden gelaten. III Japans vroegere imperialistische ambities gaan terug tot het jaar 1880. Korea was het eerste doel en deze ogenschijnlijk onschuldige post zegel effende de weg voor een be zetting, die zestig jaar zou duren. Tachtig jaar geleden was Korea een onafhankelijk land, zij het ook onder nominale Chinese soeverei niteit. In die tijd echter begonnen de Japanners een steeds groeiende invloed op de Koreaanse koning en zijn regeling uit te oefenen. In 1884 kreeg Korea zijn eerste post dienst. In de hoofdstad Seoel, bouwden de Japanners een post kantoor en in Tokio werd een serie van vijf postzegels gedrukt. In de cember van dat jaar hielden de Japanners in het nieuwe gebouw een groot banket ter gelegenheid van de opening van de postdienst, hoewel pas twee van de vijf zegels van de serie; die met een waarde van 5 en 10 mon, in Seoel waren gearriveerd. Diit Japanse feest in hun postkantoor deed de woede der Koreaanse nationalisten overlopen; zij overvielen het nieuwe gebouw, symbool van de gehate Japanse in vloed, wierpen de pakken postzegels op straat en staken het postkan toor in brand. Drie dagen lang was Seoel in handen van een moord lustige menigte. Dit was echter juist de gelegenheid, waarop de Ja panners hadden gewacht. Onder voorwendsel de orde te zullen her stellen, stuurden zij troepen naar het land en bezetten het. Het was het einde van de Koreaanse onaf hankelijkheid tot 1945. 1. brievenbus. 2. slot zit op andere plaats. 3. één trilling meer van de bel. 4. strikdasje. 5. linkerrol langer. 6. pakket rechtboven zit hoger. 7. extra tas rechts onder. 8. rechter broekspijp. Merkwaardig is, dat de postzegel van het communistische Noord Korea vrijwel alle gom aan de ach terzijde missen. Zelfs de uitdagend postzegel van 1884 was complee met gom! OGEN kijken U aan. Wiens ogen? Ik moet eerlijk beken nen, dat ik er even geen raad mee wist. Tot opeens een lichtje ging branden en ik 't zè,g. Ziet U ook, wat er met deze maskers aan de hand is? NU is 't een feit, dat heel veel mensen een mas ker dragen: ze doen zich anders voor dan ze zijn en daardoor komen veel mis verstanden in de wereld. Indien ze hun „ware" ge zicht toonden, zou 't er op dit ondermaanse misschien vro lijker, misschien droeviger uitzien. In ieder geval: we zouden dan eventueel beter weten, waar we aan toe zijn. NU, met deze meisjes, is alles nog veel ingewik kelder geworden. Die vreemde ogen, dat pluk je haar, die witte wangen Hoe zit dat eigenlijk? Zoals U 't zich zo menig maal kunt afvragen:- wat is aan haar nu „echt" en wat „onecht"? Komen zij op U af of gaan ze weg? Het mysterieuze van dit merkwaardige geval grijpt om zich heen, als U niet goed toekijkt. WAARSCHIJNLIJK hebt U wèl indringend ge keken en bent U er nu eindelijk „achter"! Het is de allerlaatste kin derlijke mode uit Amerika, waar grote mensen iets kin derachtigs en kleine mensen iets vroegrijps hebben. Hóe je 't ook bekijkt: 't is bij alle verwarringtoch wel> een grappig gezicht deze twee meisjes op de rug te zien, al hebben ze U even voor de mal gehouden! Een nieuwe mode, mis schien ook aan te bevelen voor ouderen. Wat zou U ervan denken als bijv. Chroesjtsjow, Ken nedy, De Gaulle of Adenauer, Luns of Soekarno zo'n grapje uithaalden? Ze zouden misschien ein delijk eens hartelijk om el kaar lachen. Met een maskerachtige Tsjoe En-lai lustig op de achtergrond FANTASIO Overigens verkeert Korea, ver- deeld als het is, nog altijd in een ongelukkige situatie. Natuurlijk zijr er nu twee soorten postzegels, dit van Noord- en die van Zuid-Korea

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1962 | | pagina 18