KERSTMAN
VOLVER
KERSTNUMMER
LEIDSCH DAGBLAD
PAGINA 1
DOOR VINCENT STARRETT
1 IMMIE LAVENDER woelde met de vingers door z'n dikke, zwarte
haardos, die een opvallend blonde lok vertoonde, waardoor hij enigszins
op een diplomaat leek, en keek voor de zoveelste keer goedkeurend de
tafel rond. Het was een bijzonder respectabel gezelschap, zo moest hij wél
toegeven, maar één van de aanwezigen op dit gezellig-ouderwetse kerst
feest moest tenzij zijn informaties onjuist waren een oplichter zijn.
In géén geval natuurlijk de oude Buckminster, die dit feestje had
georganiseerd. De oude heer moest de zeventig al gepasseerd zijn, een
waardige makelaar, die zich al enkele jaren geleden uit zijn zaken had
teruggetrokken. Natuurlijk óók niet Bill Durward, Buckminsters schoon
zoon, die hem voor dit avondje had uitgenodigd, evenmin als Estelle
Durward, wier bezorgdheid voor haar kostelijke parels de reden vormde,
dat haar echtgenoot Lavender had uitgenodigd.
Mevrouw Durward had zichzélf wijs gemaakt dat de mysterieuse schurk,
die het jaar daarvoor een overval had gepleegd tijdens het kerstfeestje
van Janice Grayville, ook dit jaar zou toeslaan. Zij geloofde nu eenmaal
heilig in zulk een samenloop van omstandigheden.
Tot op zekere hoogte geloofde Jimmie Lavender dit ook. Hij deed dan
ook een schietgebedje dat Gilruth, zijn sympathieke assistent, goed met
het personeel zou kunnen opschieten.
Het vrolyke feestje in het bui
tenhuis van Eolton Buck
minster, dat gelegen was aan
de dicht-begroeide oevers van het
Lake Forest, naderde tegen het
middernachtelijk uur 't hoogtepunt.
Buiten heerste de koude, winderi
ge december-avond. Neen, 'zou
géén witte Kerst worden.
„De politie vond Martin in de
struiken" nog altijd verkleed
als Santa Claus.
De oude Buckminster was intus
sen gaan speechen. en ieder
een", zo besloot nij, even een blik
op z'n horloge werpend, „zal zijn
of haar kous aan de schoorsteen
mantel zien hangen". Stralend als
een joviale Engélse landjonker keek
hij de tafel rond.
,,'tZou me niets verbazen, indien
t kerstmannetje voor ons allen een
aardig presentje had gebracht".
„Soms weer 'toude liedje?", vroeg
Ann Jucklin lachend. „Verleden
jaar hing ik ook m'n kous op en
wat denken jullie dat ik kreeg?
Een dozijn kousen-"
„Nu, dat was dan toch niet zo
gek", zei Tom Lowden, met ty-
pisch-mannelijke bewondering naar
Ann kijkend, „gezien de prijs van
kousen toentertijd. Maar had je
dan niet laten doorschemeren wat
je graag had willen hebben?"
„Ik heb héus wel laten blijken
dat ik graag een eigen auto wil
de hebben, maar niemand is er op
ingegaan. M'n vader meent dat
twee auto's per gezin voldoende is.
Ik kreeg natuurlijk nog wel een
hoop andere dingen, zakdoekjes,
parfum, boeken, platen en zulk
soort zaken, maar niets opwindends
of fascinerends".
„Geen goudstukken?" vroeg Jim
mie Lavender ondeugend, „Zoals U
weet, is 't daarmee begonnen. Er
was een rijke, oude man, Nicolaas
genaamd, die ze later heilig heb
ben verklaard, die 't prettig vond
volkomen anoniem goede daden te
verrichten. Op een goede avond
kwam hij in een zonderling, oud
huis. dat bewoond werd door drie
behoeftige oude vrijsters. Hij wilde
helpen, maar tegelijkertijd onbe
kend blijven, en gooide dus een
handvol gouden .numstukken door
de schoorsteen naar binnen. Nu
hingen toevallig de kousen van die
oude vrijsters aan Je schoorsteen.
En wat denkt U Jat er gebeurde?
Die goudstukken 'delen precies in
de kousen! Natuurlijk ging dit
nieuwtje als een lopend vuur
tje rond en de mensen dachten
dat 't een wonder was. Sedertdien
hebben de mensen met Kerstmis al
tijd hun kousen aan de schoor
steenmantel gehangen".
„Gelooft U dat verhaaltje zélf,
mijnheer Lavender?" vroeg Janice
Grayville ondeugend.
Men kreeg altijd de indruk dat
ze een claus uit één van haar stuk
ken zei.
„En moeten de gelukkigen altyd
oude vrijsters zijn?"
„Nee, misschien niet. Maar oor
spronkelijk was die oude heilige de
beschermheilige van c'e jonge, on
getrouwde vrouwen".
„Wat gebeurde er met die drie
arme vrouwtjes?", vroeg Ann Juck
lin.
„Ik geloof dat ze alle drie prompt
een man kregen met al dat goud".
„Heeft U dat verhaaltje nu wer
kelijk niet zelf verzonnen, mijnheer
Lavender?"
„Ik mag 't misschien een beetje
hebben veranderd", gaf Lavender
toe, „maar 't komt er toch op neer
dat dit de eigenlijke ltgende is van
de oude heer, die wij Sint Nico
laas noemen".
„Of 't kerstmannetje", zei de ac
trice, en zich tot haar gastheer
wendend: „Toen Esteile me verteld
had. dat er vanavond een kerst
mannetje zou komen, ben ik ze
nuwachtig geworden, mijnheer
Buckminster. Is dat eigenlijk wel
verstandig na wat er verleden jaar
met Kerstmis is gebeurd? Ik had
er misschien beter aan gedaan mijn
ringen thuis te laten".
Buckminster begon hartelijk te
lachen.
„Onzin..", begon hij, maar Jim
mie Lavender viel hem in de re
de.
„Wat is er verleden jaar eigen
lijk gebeurd, juffrouw Grayville?
Ik zou dat graag eens willen horen,
't Gebeurde toch bij U thuis?"
„Dat mag U mij v/cl vragen zei
Roger Callman met een zure glim
lach. „Ik was daar toen ook. Lucy
verloor een armband, die een paar
duizend dollar waard was".
De vingers van z'n vrouw dwaal
den even af in de richting van haar
pols, waar een kennelijke bijzonder
kostbare armband, die de gestolene
had vervangen, glansde en schitter
de.
„Juffrouw Grayville was de grote
verliezer", zei ze met een zekere
zelfvoldoening.
,,'tWas allemaal erg fantastisch",
zei Janice Grayville en ze maakte
één van die dramatische gebaren,
die haar beroemd hadden gemaakt.
„Ik vond 't niet zo erg dat hij 't geld
uit 't muursafeje haalde, maar ik
vond 't ellendig m'n juwelen te moe
ten missen, al waren ze dan ook
verzekerd. Een deel had ik van m'n
moeder geërfd, de andere had
ik van m'n man gekregen. Ja,
't was een hele consternatie. De po
litie kon niets doen. Ze deed in ieder
geval niets".
„Die kerel kwam als kerstman
netje vermomd binnen en trok
toen plotseling een revolver", zei
Tom Lowden. „Ik was er ook bij".
„En ik", zei Ann. „tWas afschu
welijk. Hij nam m'n smaragden en
hanger mee, mijn dure smaragd".
,,'tWas mijn fout, geloof ik", zei
Janice. „Maar ik heb nu eenmaal
altijd van kinderspelletjes gehou
den. 'tWas erg eenvoudig. Het plan
was dat Martin, ïnyn chauffeur,
verkleed als kerstmannetje binnen
zou komen met een zak cadeautjes
voor m'n g ast-en. Inplaats van
Martin is toen iemand anders als
kerstmannetje binnengekomen. Hy
trok meteen een revolver. Zo is 't
gegaan".
„En wat is er met Martin ge
beurd?" vroeg Lavender.
„De politie vond hem ergens in de
bosjes. Hy had z'n Kerstmanne
tjes-pak nog aan. Kenneiyk had
hy een slag op z'n hoofd gekregen
toen hy van zyn kamer boven de
garage naar 'thuis liep. Die andere
man heeft toen zyn plaats inge
nomen.
Lavender greep een pistache,
trok 'm open, las de gebruike-
lyke wens en legde de papier
tjes ergens neer.
„U sprak daarnet over een safe",
zei hy.
„Hy scheen precies te weten,
waar de safe in de muur zat", zei
Janice. „Ik maakte 'tding op zyn
verzoek voor hem epen. Ik had
geen andere keus
„Droeg die man eer. masker?"
„Ja, hy had een zwarte doek tot
vlak onder z'n :>gen voor z'n ge
zicht gebonden. Eerst dacht ik dat
Martin een grap wilde uithalen,
maar ik begreep al gauw dat
't Martin helemaal niet was".
„Hoe trad hy op, juffrouw Gray
ville? Was 'truwe kerel"
„O, nee, hy was beschaafd ge
noeg, beleefd zelfs hy had scher
pe trekken, zcu. geloof ik, een ro-
manschryver zeggen.
„Nu, ik moet zeggen dat hy nog
al gevoelloos was", zei Roger Call
man, een walnoot tussen z'n kiezen
krakend.
„Wie waren er verder nog meer?"
„Praktisch wy allemaal", zei Ja
nice. „Bill en Estelle, Roger en
Lucy. Ann en Tom. Mynheer Buck
minster is er ook een tydje ge
weest, maar hy ging vroeg naar
huis voordat de overval gebeurde".
„En niet te vergeten Ted Fra-
ser", merkte de gastheer op. „Dat
is myn secretaris, mynheer Laven
der". Hy is vanavond naar een an
der feestje".
Jimmie Lavender liet z'n ogen
over t gezelschap gaan.
„Had Martin aan iemand ver
teld, dat hy voor Kerstmannetje
zou spelen?"
„Dat kan natuurlijk bést, maar
hy zegt van niet. ledereen kan
natuurlyk gehoord hebben, dat ik
een kerstfeestje zou geven en dat
t Kerstmannetje zou komen,
t Stond trouwens in de krant".
Een forse gebouwde oude man,
gestoken in een butlers uniform,
en een aantrekkelyk meisje, in
simpel zwart met een klein, wit
schortje, kwamen binnen en keken
vragend naar Bolton Buckminster.
„Heeft u gebeld, mynheer?",
vroeg de butler.
„Nee, we zijn nog niet zo ver,
Jeffrey", antwoordde zyn werkge
ver. „Ik zal wel per ongeluk op de
bel getrapt hebben, 't Spyt me. Is
't met de kousen al in orde?".
„Ja, mynheer. Ik heb er zelf
voor gezorgd".
De butler en het meisje verlieten
de kamer weer. Ze keken nogal
verbaasd, maar Bill Durward grin
nikte inwendig. Zyn voet had het
belknop je beroerd. De loop der ge
beurtenissen was hem nogal gaan
vervelen. Zyn vrouw keek hem be
schuldigend aan.
„Een nieuw meisje, mynheer
Buckminster?", vroeg Tom Lowden.
„Waar is Francine gebleven?"
„Die heeft twee weken geleden
haar ontslag genomen om te gaan
trouwen. Ik wist wel dat ik haar
niet voor altyd zou kunnen hou
den. Ze zag er veel te aardig uit".
„Nu, dat nieuwe meisje is ook
niet bepaald een doorn in je oog",
zei Bill Durward lachend.
„Ze ziet er uit als een avontu
rierster", zei Estella Durward koel
tjes.
Ja, dat klopte wel, dacht Laven
der geamuseerd. Ze zag er inder
daad als een avonturierster uit. Ze
was in zeker opzicht dan ook een
avonturierster. Ze heette Delia Col
lier en ze werkte voor James E.
Lavender.
Ann Jucklin stelde op dat mo
ment een pyniyke vraag.
„Waar kan ik meer over u ge
hoord hebben, mynheer Lavender?
Ik ben er byna zeker van dat
ik Uw naam wel eens in de krant
ben tegengekomen. Bent u soms
een schilder, een schryver of iets
dergelyks?"
„Ik geloof dat hy detective is",
zei Tom Lowden, „of misschien ad
vocaat".
„Nee, eigenlyk niet", zei Laven
der. „Ik behoor niet tot zyn klasse.
Onze geheimpjes blijven vanavond
overigens hoop ik goed bewaard.
Zelfs een detective wil wel eens een
vrye kerstavond hebben".
Ach, ontdekt u eens wat, mijn
heer Lavender", smeekte Ann.
„Over u, juffrouw Jucklin? Wel,
U woont bij uw ouders en u hebt
een hond, die u Prins noemt, en
een kat, Sir Edward genaamd. U
vertelt vaak over ze als u de kinde
ren naar bed brengt. U houdt van
twee klontjes suiker in uw koffie,
maar u probeert aan één klontje
te wennen omdat u wilt vermage
ren. 't Viel me namelijk op, dat u
een tweede klontje wilde nemen en
toen uw hand schielijk terugtrok.
Frans spreekt u uitstekend. Ik weet
dat omdat ik u enkele uren gele
den vloeiend Frans hoorde praten
door de telefoon. Niets geheimzin
nigs dus van myn kant en ook
niets opzienbarend. Ik heb een
scherp gehoor, ik kyk goed uit m'n
ogen en ik heb een goed geheugen".
Ann begon te lachen.
„Wat weet u nog meer?"
„U stelt erg veel belang in 't
kleine, rode visje, dat mynheer Low
den op zyn linker pols getatueerd
heeft".
Ann begon fel te blozen, terwyl
de anderen haar verlegenheid ken-
neiyk vermakelyk vonden.
„Is 't inderdaad een vis?" vroeg
ze schuchter. „Ik kon 't niet zo
goed zien, maar ik wilde er liever
niet om vragen".
Tom Lowden trok de manchet
van zyn overhemd omhoog.
„Dat heb ik in Honolulu laten
doen toen ik daar als marinier was"
zei hy. ,,'t Is een soort mascotte.
De man die 't gemaakt heeft, zei
me dat 't me geluk zou brengen.
Nu, dat heeft 't ook. Ik ben hiér
vanavond".
„Was u verleden jaar maar by
ons geweest, mynheer Lavender",
zei Janice Grayville. „Ik vond dat
de politie nogal dom deed".
„De politie is heus niet altyd zo
onhandig als ze misschien ïykt",
zei Lavender, zyn collega's verde
digend. „Waarschyniyk werken ze
nog steeds aan uw geval".
beleefd, keek 't gezelschap eens
rond en glimlachte opgewekt naar
Ann.
„Stoor ik soms?" vroeg hy opge
wekt. ,,'t Was moeilyk voor me om
er tussenuit te breken. Een kop kof
fie zou ik intussen wel lusten als er
tenminste nog is".
„Gezellig je te zien, Fraser", zei
Buckminster. „Myn secretaris, Ted
Fraser. mynheer Lavender. Ga zit
ten, Ted. We spraken juist over de
ellendige geschiedenis van verleden
jaar by Janice. De dames worden
een beetje nerveus nu 't tegen
twaalf uur loopt".
„Ik moest daar ook juist aan den
ken", antwoordde zyn secretaris,
„maar nu mijnheer Lavender hier
is, zijn we goed beschermd. Ik her
inner me nog Uw optreden in de
Astor Street-affaire. Prettig U eens
te ontmoeten, mynheer Lavender".
„Voor zover ik begrepen heb, was
U verleden jaar op dat kerstfeestje,
mynheer Fraser", zei Lavender.
„Heeft u er enig idee van hoe 't
gebeurde? Ik vraag me namelijk af
hoe de dader ontsnapt is".
„Ik zou zo zeggen, dat er een
auto op hem wachtte", antwoordde
de secretaris prompt. „Zelf was ik
er niet by. Mynheer Buckminster
en ik gingen nogal vroeg weg. Hy
was nogal vermoeid en ik had nog
wat werk te doen".
Vincent Starrett is in To
ronto geboren en heeft in
New York, St. Louis, Reno,
Londen, Parijs, Rome en
Peking gewoond. Thans
woont hij in Chicago.
Hij heeft rond dertig
boeken geschreven, waar
onder zeven detectives.
Tot zijn meest populaire
vertellingen behoren zijn
kerstverhalen. Dit verhaal,
evenals de verleden jaar
gepubliceerde vertelling,
werd speciaal voor ons ge
schreven.
Jeffrey kan hier ieder ogenblik
minster.
zijn", zei de oude heer Buck-
Bill Durward, die t allemaal
nogal dwaas begon te vinden,
gaf 't antwoord. „Mynheer
Lavender is detective, een particu
liere detectieve. Ze zeggen dat hy
byzonder goed is. Hy is hier van
avond als onze gast. Ik heb vroe
ger nog met hem gestudeerd".
„Werkelyk?", riep Ann verrukt.
„Bent u een soort Sherlock Holmes,
mynheer Lavender?"
De oude heer Buckminster sloeg
weer eens een blik op zYi hor
loge.
„Nu, dit keer zullen er geen moei-
lykheden zyn, Janice", zei hy, „Jef-
free speelt voor Kerstmannetje. Hy
is byzonder betrouwbaar".
„Hoe komt hy binnen, heer Buck
minster?", vroeg Lavender, „Toch
niet via de keuken?"
„Nee, en ook niet via de schoor
steen. Hy gaat, verkleed en wel,
aan de achterkant 't huis uit,
loopt om naar de zy-ingang en belt
daar. Dat is het afgesproken teken.
Ik doe hem dan open en breng hem
naar de zitkamer, waar hy een
speech zal houden die ik geschreven
heb. D^ cadeautjes, die hij uitdeelt,
zyn slechts symbolisch. De échte ca
deautjes zitten in de kousen, die al
aan de schoorsteenmantel hangen".
„Nu, dat klinkt veilig genoeg",
zei Lavender. „Ik voel er niets
voor vanavond beroofd te worden.
Ik heb tenminste iets by me, dat
ik niet graag zou kwyt raken voor
dat ik 't aan iemand heb gegeven".
Hy zocht met z'n ogen Ann, die
echter haar nagels 't bestuderen
was.
„En myn parels!" riep Estella.
Lucy Callman keek naar haar
kostbare armband, maar zei niets.
De voordeur ging open en werd
toen weer zachtjes gesloten. In de
hall klonk en voetstappen. Ieder
een sprong zenuwachtig op, behalve
Lavender en Bolton Buckminster.
Er heerste een pijnlyke en nerveuse
stilte. Toen kwam een jongeman,
gekleed in avondkostuum binnen.
Hy groette mynheer Buckminster
De oude heer Bunckminster sloot
met een klap z'n horloge.
„Jeffrey kan nu ieder ogen
blik komen", zei hy. „Zullen we
maar vast naar de zitkamer gaan?"
Het gehele gezelschap stond op
en begaf zich naar de ruime zitka-
ker, waar een fraaie kerstboom
stond te glinsteren. Een vrolyk vuur
brandde in de open haard, terwyl
aan de schoorsteenmantel uitnodi
gend acht kousen hingen.
„Wat gezellig", zei Janice Gray
ville. „Ik hou toch zó van kinder
spelletjes! En jy Estelle?"
„Waar is de mistletoe?" vroeg
Tom Lowden, de indruk wekkend
dat hy over Ann Jucklin heen rond
keek, op zoek naar 't takje groen.
„Twaalf uur!", zei Buckminster,
z'n horloge wederom luid dichtklap
pend. „Gelukkig Kerstfeest alle
maal! Zullen we nu eens in onze
kouzen kyken?"
Aan de kousen waren keurige
kaartjes bevestigd en gedurende
enige ogenblikken deed iedereen
alsof ze nog kinderen waren.
Lucy Callman was de eerste die
een schreeuw gaf.
„Myn armband! De armband, die
gestolen werd!"
„En myn parels!", riep Estelle.
„Ik heb ze terug!"
Ann Jucklin opende een klein
doosje, en vouwde een vloeipapier
open.
„Myn hanger, myn smaragden
hanger", zei ze met benepen stem.
„Wat is dit voor een mysterie?"
Janice Grayville zei niets. Ze had
alleen een verbaasde kreet gegeven
In haar kous had ze nog niet ge
keken. Toen verscheen de glimlach,
die haar beroemd had gemaakt, op
haar gezicht.
„Wat vreemd allemaal", riep ze.
Janice was nog nauweiyks uitge
sproken, of de bel van de zyingang
begon te luiden. De deur van de
kamer werd ronder veel omhaal ge
opend en een forse man, gestoken
in het traditionele kostuum van het
kerutmannetje, btcrad met snelle
pas de kamer. Z'n ogen glansden
vanachter de spleetjes in een zwart
masker. Ieders aandacht werd ge
trokken door de revolver in zyn
rechter hand.
„Als iedereen kalm bly'ft", zei de
vreemdeling met een rauwe stem,
„zal niemand iets gebeuren. Ja, dit
is een overval. Gaat U zitten alstu
blieft. U ook, mynheer Lavender.
Ik zou 't jammer vinden de be
roemde mynheer Lavender te moe
ten neerschieten".
Toen iedereen verbluft een stoel
opzocht, trok het kerstman
netje 't masker van z'n ge
zicht.
Janice Grayville slaakte een kreet
van verbazing.
„Nee, dat kan niet", mompelde
ze daarna zachtjes.
Jimmie Lavender keek haar on
derzoekend aan.
„Weer de verkeerde kerstman,
Juffrouw Grayville?", vroeg hij
vriendelyk. En tot de schurk zei
hy: „Keurig gedaan, Gilly. Je hebt
me byna de doodstuipen bezorgd".
De actrice beefde van angst en
woede.
„Martin"! riep ze. „Wat heb Je
met Martin gedaan?"
„Hy is drie uur geleden gear
resteerd", zei Jimmie Lavender, „en
hy heeft met betrekking tot U een
bekentenis afgelegd. We moesten er
allemaal zeker van zyn, zodat myn
heer Buckminster en ik het plan
netje hebben uitgevoerd dat U en
Martin hadden bedacht. U verraad
de U zelf keurig toen U zag dat
myn assistent Martin niet was".
„Wat zyn jullie toch allemaal
slim", snauwde de actrice. „En wat
willen jullie doen, nu jullie je koste-
lyke juwelen weer terug hebben? Ik
zal natuurlyk alles ontkennen".
„Uw man heeft al een bekentenis
afgelegd", herinnerde Lavender
haar. „Ja, hy is Uw man en niet
Uw chauffeur. Maar waarom heeft
U 't eigenlyk gedaan, juffrouw
Grayville?"
„Dat gaat U, eerbjk gezegd, niets
aan", zei ze vinnig. „Misschien had
ik ze wel op een goede dag ver
kocht. 't Kan ook zyn dat ik even
veel van juwelen hield als jullie. De
myne waren maar namaak. Ach,
ik weet 't eigenlyk niet. Ik zal 't
m'n psychiater eens vragen".
Timmie Lavender keek naar Bol-
I ton Buckminster.
J „Wat stelt U voor te doen,
mynheer Buckminster?", vroeg hij.
„Niets voor wat betreft Janice
Grayville. Zoals ze zelf heeft gezegd,
hebben we allemaal onze kostbaar
heden terug. En wat haar man be
treft, nou, die zal wel hardhandig
door de politie onder handen wor
den genomen".
Lavender begreep al wat waar
schyniyk zou gebeuren. Martin zou
zyn bekentenis herroepen en zonder
een aangifte van Buckminster zou
de hele zaak in 't vergeetboekje
raken. Maar dat was zyn zaak ten
slotte niet
Toen Janice Grayville, vergezeld
van Gilruth, die nog steeds zyn
kerstmannetjes-kledy aan had,
vertrokken was, kwam men weer
enigszins tot rust.
„Ik heb byzonder genoten van
deze kerstavond by U en Uw gas
ten, mijnheer Buckminster", zei
Jimmie Lavender, zyn glas heffend,
„maar als Gilruth terugkeert, zal
ik moeten opstappen.
Nog een prettig kerstfeest ver
der!"